Kernwoord: Re-integratie
Een speerpunt in het socialezekerheidsbeleid is volumereductie door re-integratie. In de WWB, de WW, de WIA en in toenemende mate in de Wajong neemt re-integratie een centrale rol in. Regioplan voert al jaren veel onderzoek uit over re-integratie. We bekijken hoe effectief de re-integratie is en wat de organisatorische aspecten van re-integratie zijn. Ook de mening van de klant over de re-integratie is regelmatig onderwerp van onderzoek.
Vooronderzoek Kennisplaats Werk en Inkomen
Hoe kan een nieuwe kennisplaats bijdragen aan de vertaling van onderzoek naar de praktijk? Voor ZonMw gingen we met deze vraag aan de slag.
Een van de sleutels tot het verbeteren van de effectiviteit van ondersteuning op het gebied van werk en inkomen ligt besloten in het handelen van professionals. Re-integratieconsultenten, arbeidsdeskundigen, jobcoaches, werkbegeleiders, schuldhulpverleners en al die andere professionals zijn degenen die via de interactie met hun cliënten een duwtje in de goede richting kunnen geven.
Om deze professionals te helpen maatwerk te leveren, is er de laatste jaren meer aandacht gekomen voor evidence-based practice (EBP); het afwegen van kennis uit onderzoek, inzichten gebaseerd op de eigen ervaring en behoeften van de klant om tot effectieve beslissingen te komen. Het versterken van evidence based werken is één van de pijlers in het nieuwe ZonMw-programma Vakkundig aan het Werk 2. In dit programma is daarom ruimte gereserveerd voor de ontwikkeling van een plek waar kennis uit onderzoek naar de praktijk wordt vertaald. Deze plek heeft de werktitel ‘Kennisplaats’.
Ter voorbereiding op de mogelijke ontwikkeling van deze kennisplaats vroeg ZonMw aan Regioplan om een vooronderzoek uit te voeren. Dit vooronderzoek was bedoeld om bij landelijke organisaties behoeften, wensen en ideeën te inventariseren, om behoeften bij professionals, leidinggevenden en beleidsmakers af te tasten en om bestaande initiatieven op een rijtje te zetten. De resultaten van het vooronderzoek zijn niet openbaar.
Aanpak jeugdwerkloosheid voor kwetsbare schoolverlaters
Om kwetsbare schoolverlaters een duwtje in de rug te geven richting werk, worden zij extra ondersteund door hun scholen en gemeenten. Wij onderzoeken hoe deze ondersteuning in de praktijk vorm krijgt en welke lessen we hieruit kunnen trekken.
Kwetsbare schoolverlaters aan het werk
Jongeren worden in coronatijden hard geraakt door het plotselinge verlies in werkgelegenheid in bepaalde sectoren. Als onderdeel van het sociaal pakket heeft het kabinet specifieke middelen vrijgemaakt om schoolverlaters met een grotere kans op werkloosheid naar werk of (vervolg)onderwijs te begeleiden. Deze middelen gaan naar scholen (voortgezet speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en mbo’s) en gemeenten (afdeling W&I en RMC). Aan hen de taak om samen te werken om kwetsbare schoolverlaters te ondersteunen. Hiertoe ontplooien zijn activiteiten in drie fases: tijdens school, van school en nazorg.
De praktijk in kaart brengen
Het ministerie van SZW wil via een praktijkgericht onderzoek graag inzicht in de ervaringen met de maatregelen van de aanpak jeugdwerkloosheid in de praktijk. Hoe werken de betrokkenen professionals vanuit de scholen en gemeenten op uitvoeringsniveau samen om de jongeren te helpen in de overgang van school naar werk? En welke interventies zetten zij hierbij in, en wat zijn daarmee hun ervaringen? De uitkomsten van het onderzoek worden gebruikt voor toekomstige beleidsontwikkeling en voor de verantwoording richting de Tweede Kamer.
Tussentijdse inzichten
Ons onderzoek bestaat uit een verkenningsfase en een verdiepingsfase. Begin 2022 hebben we de verkenningsfase uitgevoerd, bestaande uit een literatuurstudie naar praktijkvoorbeelden en interviews met regionale coördinatoren jeugdwerkloosheid. De inzichten hieruit zijn geland in een tussenrapportage.
Deze tussenrapportage laat zien dat de aanpak van jeugdwerkloosheid in de arbeidsmarktregio’s golfbewegingen kent, afhankelijk van wanneer hier rijksfinanciering voor beschikbaar is. Dit is onwenselijk voor het behoud van de regionale samenwerking en coördinatie van de aanpak. Verder zien we dat veel interventies erop gericht zijn om jongeren een doorgaande begeleiding te bieden tijdens de transitie van school naar werk, door de begeleiding vanuit de gemeente te vervroegen of juist vanuit de school door te laten lopen.
Dit is in lijn met aanbevelingen uit het IBO jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt, dat in 2019 verscheen. Wel signaleren veel regiocoördinatoren dat er nog te veel in ‘hokjes’ wordt gedacht, omdat bepaalde vormen van ondersteuning bijvoorbeeld alleen beschikbaar zijn voor jongeren zonder startkwalificatie of op Mbo Entree niveau. Ook jongeren die buiten deze ‘hokjes’ vallen, kunnen kwetsbaar zijn en aanvullende ondersteuning behoeven.
Vervolg: Verdieping in de praktijk
In de tweede helft van 2022 vindt de verdiepingsfase van het onderzoek plaats, waarin we een aantal casestudies uitvoeren in arbeidsmarktregio’s. Daarbij gaan we met de verschillende professionals uit de praktijk in gesprek over hun aanpak en samenwerking. Ook voeren we interviews met de jongeren zelf en gaan we activiteiten observeren. Naast een eindrapport ontwikkelen we een actiegericht product voor professionals, mede geholpen door een praktijkpanel met daarin diverse veldpartijen.
Bijverdienregeling in de onderstand op Caribisch Nederland
Mensen die op de BES-eilanden een onderstandsuitkering ontvangen, mogen daarnaast een betaalde baan hebben. Maken zij hier gebruik van en wat zijn de effecten van deze bijverdienregeling?
Bijverdienen in de onderstand
Inwoners van Caribisch Nederland (de BES-eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba) die niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien, kunnen een beroep doen op onderstand. Deze vangnetvoorziening lijkt op de bijstand in Europees Nederland. Onderstandsgerechtigden zijn vrij om naast hun uitkering bij te verdienen, zo lang de onderstand en bijverdiensten samen niet meer bedragen dan het minimumloon. Zij hebben hiermee meer ruimte om bij te verdienen dan bijstandsgerechtigden in Europees Nederland. Hier worden bijverdiensten maximaal zes maanden toegestaan en zijn deze beperkt tot 25% van het verdiende inkomen (met een maximum van €209 per maand).
De bijverdienregeling onder de loep
Om ervoor te zorgen dat mensen met een uitkering kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud, zal de onderstand op termijn naar het ijkpunt voor het sociaal minimum moeten toegroeien. Hierbij moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid van bijverdienen tot aan het wettelijk minimumloon en de prikkel om te werken. Het ministerie van SZW wil daarom graag meer zicht krijgen op het functioneren en de effecten van de bijverdienregeling vanuit verschillende invalshoeken (onder andere burger, uitvoering en openbaar lichaam). Draagt de bijverdienregeling bij aan het activerende beleidsdoel van de onderstand; loont het genoeg om te gaan werken? En zijn er alternatieve inrichtingen voor de bijverdienregeling denkbaar die hier nog sterker aan bijdragen?
Ons onderzoek
We voeren het onderzoek uit in samenwerking met lokale partner IndigoBlue Consult. In de eerste fase van het onderzoek doen we literatuuronderzoek naar de mogelijke inrichting van bijverdienregelingen en spreken we met uitvoerders; aan welke ‘knoppen’ kan er gedraaid worden? Ook interviewt IndigoBlue Consult onderstandsgerechtigden op de BES-eilanden over hun ervaringen met de bijverdienregeling. Na een tussenanalyse gaan we in de tweede fase in gesprek met verschillende lokale stakeholders over de opgedane handelingsperspectieven, en de mate waarin deze wenselijk en haalbaar zijn.
Willen, kunnen en doen van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering
Mensen die ziek zijn en gedeeltelijk niet kunnen werken, kunnen recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering van UWV. UWV begeleidt uitkeringsgerechtigden bij hun re-integratie. Regioplan voert samen met Centerdata en de TU Delft een participatief actieonderzoek uit om te ontdekken hoe mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering nog beter geholpen kunnen worden. In het actieonderzoek creëren we nieuwe, gedragswetenschappelijke kennis over het willen, kunnen en doen van mensen met een uitkering. Samen met hen en met professionals ontwikkelen we vervolgens handelingsperspectieven om ondersteuning te verbeteren. Resultaten van het onderzoek worden in de tweede helft van 2022 openbaar gemaakt. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van UWV.
Evaluatie van de Leerwerkloketten
In alle arbeidsmarktregio’s zijn leerwerkloketten actief die helpen en ondersteunen bij vragen op het gebied van leren en werken. Samen met CINOP-ECBO onderzochten we de meerwaarde van de leerwerkloketten en verbetermogelijkheden voor de toekomst.
Al ruim tien jaar spelen de Leerwerkloketten in de arbeidsmarktregio’s een verbindende rol op het terrein van leren en werken. Ze geven laagdrempelig informatie en advies over leer-en ontwikkelvragen aan werkzoekenden, werknemers, studenten/scholieren en werkgevers. Elk loket is een samenwerking tussen ROC, gemeente en UWV. Zij ontvangen hiervoor een structurele financiering van het ministerie van SZW, en vullen dit aan met cofinanciering.
Onze evaluatie
Na twee eerdere evaluaties in 2011 en 2015 voerden we in samenwerking met CINOP-ECBO in 2021 een nieuwe evaluatie uit. Deze omvatte onder andere een reeks casestudies bij leerwerkloketten, een gespreksronde langs landelijke stakeholders en bevraging van het landelijke team. Het evaluatieonderzoek is bedoeld om een beeld te krijgen van het huidige beleid: in welke mate voldoet het beleid en welke verbeteringen zijn eventueel wenselijk? In het rapport, dat in mei 2022 verscheen, tekenen we de onderstaande lessen op.
Meerdere functies van de loketten
Ons onderzoek laat zien dat de leerwerkloketten meerdere functies vervullen in de arbeidsmarktregio’s. Zo dragen ze als makelaar bij aan de aansluiting tussen de onderwijs en arbeidsmarkt, en vervullen ze een netwerkfunctie door partijen op regionaal niveau bij elkaar te brengen. Wel zien we dat de capaciteit van de leerwerkloketten beperkt is in verhouding tot hun opgave. Dit zien we met name terug in de loketfunctie richting de burger. De meeste burgers kennen de leerwerkloketten niet en in absolute zin wordt er een beperkt aantal burgers bereikt. Maar als de loketten bekender zouden worden, dan zouden zij de toestroom waarschijnlijk niet aankunnen.
De Leerwerkloketten Plus
Binnen de pilot ‘leerwerkloketten plus’ hebben drie leerwerkloketten tijdelijk extra budget ontvangen van het ministerie, om te bezien of zij hiermee meer en betere ondersteuning konden bieden. Deze loketten zijn hierdoor in staat geweest om de dienstverlening te intensiveren en professionaliseren, toegankelijker en zichtbaarder te worden en de samenwerking in de regio te verstevigen. Wel geldt ook voor de plusloketten dat zij keuzes moeten maken in wat zij wel en niet oppakken.
Ondersteuning vanuit het landelijk team leerwerkloketten
De leerwerkloketten worden ondersteund door een landelijk team leerwerkloketten. Dit team draagt onder andere bij aan het ontwikkelen van een uniforme ‘merkuitstraling’ van de leerwerkloketten en de professionalisering en onderlinge kennisuitwisseling. De loketten zouden graag op nog meer vlakken ondersteund worden door het landelijk team, maar dit is niet altijd mogelijk vanwege beperkte capaciteit aldaar.
Aansturing op landelijk niveau
Een goed functioneren van het ‘stelsel’ van de leerwerkloketten op regionaal niveau vergt ook op landelijk niveau een goed samenspel van de betrokken actoren. We zien echter dat vooral UWV op landelijk niveau nauw betrokken is, terwijl de VNG, Divosa en de MBO Raad op landelijk niveau niet of nauwelijks betrokken zijn. Daarom adviseren we dat er een landelijke stuurgroep komt waarin alle betrokkenen meepraten over strategische keuzes. Ook is van belang dat de leerwerkloketten een duidelijke plek krijgen in initiatieven op gebied van een Leven Lang Ontwikkelen (LLO), zoals NL Leert Door en het STAP-budget. Dit is van belang om versnippering te voorkomen en te zorgen dat de leerwerkloketten hun relevantie in de arbeidsmarktregio’s behouden.
Meer informatie?
Neem contact op met Yannick.
Evaluatie Werkfittrajecten
In een inspanning om het aantal bijstandsontvangers te verminderen lanceerde de gemeente Den Haag in 2019 het Werkoffensief +500. Het doel hiervan is om gedurende vier jaar (2019-2022) jaarlijks 500 bijstandsgerechtigden extra aan het werk te helpen. Als onderdeel van het Werkoffensief zet de gemeente (onder andere) Werkfittrajecten in. Tijdens deze trajecten werken mensen die langdurig in de bijstand zitten aan hun werknemersvaardigheden, zelfredzaamheid en motivatie evenals het hanteerbaar maken van eventuele multiproblematiek. Dit doen ze gedurende drie maanden bij een zogenaamd ‘Werkfitbedrijf’, veelal sociale ondernemingen en stichtingen. Het doel is dat deelnemers na het Werkfittraject door kunnen stromen naar een volgend reïntegratietraject (zoals een STiP-traject, dat we eerder evalueerden) of indien mogelijk naar regulier werk.
In opdracht van de gemeente Den Haag evalueerden we de effectiviteit van de werkfittrajecten. Dit diende als input voor verdere besluitvorming over de continuering, vormgeving en borging van Werkfit. Ons onderzoek omvat gesprekken met uitvoerders, deelnemers en Werkfitbedrijven. Het eindrapport is niet openbaar.
Meer weten? Neem contact op met Yannick.
Evaluatie STiP regeling gemeente Den Haag
De gemeente Den Haag biedt inwoners met een grote afstand tot de arbeidsmarkt de kans om aan de slag te gaan in een gesubsidieerde STiP-baan (Sociaal Traject in Perspectief). Wij onderzochten in hoeverre de STiP-regeling eraan bijdraagt dat deelnemers zich kunnen ontwikkelen en op termijn duurzaam kunnen uitstromen naar regulier werk.
STiP staat voor ‘Sociaal Traject in Perspectief’, en geeft deelnemers de kans om aan de slag te gaan in een gesubsidieerde, additionele baan bij een reguliere werkgever. STiP-deelnemers hebben een arbeidsovereenkomst en ontvangen een salaris. Tijdens de STiP-baan kunnen de deelnemers zich verder ontwikkelen en later mogelijk uitstromen naar een reguliere baan, zo is de gedachte. Deelnemers worden tijdens het traject begeleid en geschoold door medewerkers van het Werkgeversservicepunt, zodat ze hun arbeidsmarktkansen kunnen verbeteren.
Inmiddels wordt de STiP-regeling ruim drie jaar uitgevoerd, en heeft de gemeente Den Haag ons gevraagd om deze te evalueren. Hiervoor spreken we met zowel deelnemers, werkgevers als met uitvoerders. Wie zijn er met de regeling bereikt, en wat heeft hun STiP-baan voor hen betekend? Hoe verloopt het uitvoeringsproces en wat kan hierin mogelijk verbeterd worden? Daarnaast hebben we op basis van CBS-data de uitkomsten van de STiP-trajecten in kaart gebracht: in hoeverre stromen deelnemers na deelname aan hun STiP-baan door naar regulier werk?
De resultaten laten zien dat ruim de helft (55%) van de deelnemers van wie de STiP-baan is beëindigd, er slaagt om binnen zes maanden een reguliere baan te vinden. Van degenen die hierin slagen, is 30 procent regulier in dienst genomen door dezelfde werkgever. STiP leidt voor veel deelnemers niet alleen tot een reguliere baan, maar draagt ook positief bij aan het zelfvertrouwen en de maatschappelijke participatie van de kandidaat. Ook werkgevers geven aan dat de subsidiëring essentieel is om deze doelgroep in dienst te nemen.
Ons rapport bevat ook een aantal adviezen voor de gemeente Den Haag, zoals: verminder kwaliteitsverschillen door in te zetten op professionalisering en vakmanschap, wees realistisch over het scholingsaanbod en heb eerder en structureler aandacht voor doorbemiddeling naar regulier werk. De komende periode zal de gemeente deze adviezen implementeren in de regeling en de dienstverlening.
Verspreidings- en Implementatie-impuls (VIMP) geleerde lessen over arbeidstoeleiding van statushouders
Sinds de grote instroom van asielzoekers in 2015 zijn door gemeenten en maatschappelijke organisaties aanpakken ontwikkeld om statushouders sneller en duurzamer te begeleiden richting de arbeidsmarkt. Acht van deze initiatieven zijn met subsidie vanuit het ZonMw-programma ‘Vakkundig aan het Werk’ door verschillende onderzoeksinstellingen onderzocht. Regioplan en het Verwey-Jonker Instituut bundelden deze kennis en destilleerden de belangrijkste inzichten over werkzame aanpakken.
De kennissynthese van werkzame elementen beoogt bij te dragen aan meer evidence based werken door gemeenten en andere organisaties die betrokken zijn bij de arbeidstoeleiding van statushouders. Naast de bundeling van de kennis uit de acht onderzoeken in een kennissynthese, ontwikkelden wij ook een handreiking voor de praktijk voor uitvoerend professionals en beleidsmakers om met elkaar het gesprek aan te gaan met behulp van gesprekskaarten over de inzichten uit de studies en de implicaties daarvan voor de inrichting van de begeleiding van statushouders in de praktijk.
Uit de studies zijn lessen te trekken over de algemene inrichting van de begeleiding zoals het belang van een integrale aanpak, waarbij aandacht is voor de verschillende kansen en belemmeringen die de statushouders op andere leefdomeinen ervaren; het benaderen van gezondheidsvraagstukken vanuit de invalshoek van positieve gezondheid; de rol en begeleidingsstijlen van de professional; en randvoorwaarden voor de inrichting van een effectieve begeleiding.
Naast algemene lessen over de begeleiding van statushouders naar werk zijn ook per fase in het toeleidingsproces – vanaf de intake tot nazorg na plaatsing bij een werkgever – de belangrijkste aandachtpunten en werkzame elementen gebundeld. In onderstaand figuur staan de belangrijkste inzichten waarover in de kennissynthese meer te lezen is, weergegeven.
Arbeidsparticipatie en technologie
Kunnen we bestaande technologieën op de werkvloer ook toepassen voor mensen met een arbeidsbeperking? Dat was twee jaar geleden de vraag van de Coalitie voor Technologie en Inclusie. UWV en het ministerie van SZW organiseerden vervolgens een challenge om partijen uit te dagen om verschillende bestaande vormen van technologie te testen op de werkvloer. Werkgevers, werknemers, technologieontwikkelaars en arbeidsdeskundigen konden hiervoor samen een pilotvoorstel indienen. De zeven beste voorstellen kregen subsidie van UWV om hier gedurende een jaar mee aan te slag te gaan.
Wij onderzochten samen met het Athena Instituut en met subsidie van UWV de maatschappelijke impact van de pilots door de zeven pilots te monitoren en het leren tussen deze pilots te faciliteren.
Meer informatie?
Neem contact op met Yannick.
Evaluatie Nationale Werkbezoekdag 2018
Netwerken is een belangrijke strategie voor het zoeken en vinden van (ander) werk. Voor veel mensen is ‘netwerken’ echter niet vanzelfsprekend; zij zien op tegen netwerken, hebben negatieve associaties met netwerken of weten niet goed hoe ze dit moeten aanpakken.
De Nationale Werkbezoekdag is een van de initiatieven die werkzoekenden -met en zonder baan- hierbij tracht te helpen. Tijdens deze dag zetten organisaties hun deuren open voor werkzoekenden om eens een ‘kijkje in de keuken’ te komen nemen. Doel van deze dag is om werkzoekenden op een laagdrempelige en positieve manier contacten te laten leggen met professionals die werkzaam zijn in een organisatie of branche waar ze interesse in hebben en inzichten te bieden wat er bij een desbetreffende organisatie of instelling gebeurd. Daarnaast biedt deze dag organisaties een mogelijkheid om zich te profileren, nieuw talent te spotten en mensen te enthousiasmeren van een vak.
Maar wat vinden werkzoekenden en deelnemende organisaties van deze dag? Waarom doen ze mee en wat levert deelname hen op? Wij onderzochten het in opdracht van Stichting DeBroekriem.
Meer informatie?
Neem contact op met Miranda.