Werkveld: Onderwijs
Behoefteonderzoek master digitale didactiek en digitale veiligheid
In het programma Digitaal Bekwaam MBO wordt multidisciplinair samengewerkt om de ICT-bekwaamheid van lesgevend personeel naar een hoger niveau te tillen. Het programma bestaat uit een zestal speerpunten. Een daarvan is het ontwikkelen van een master gericht op digitale didactiek en veilig digitaal onderwijs. In dit kader is Regioplan gevraagd om te onderzoeken of een master datgene is wat docenten nodig hebben om aan hun professionele groei en ontwikkeling op het gebied van digitale bekwaamheid te werken.
De doelstelling van het onderzoek was tweeledig:
- het identificeren van specifieke professionaliseringsbehoeften van docenten in het mbo op het gebied van digitale bekwaamheid
- het formuleren van een advies voor MBO Digitaal dat antwoord geeft op de vraag of de vorm van een master digitale didactiek en digitaal veilig onderwijs het aanleren van digitale bekwaamheid zal stimuleren
Het onderzoek laat zien dat er een duidelijke behoefte is aan verdere ontwikkeling bij docenten, maar hoe precies, dat varieert. Enerzijds is er een groep docenten die (net niet) basisvaardig is, wel baat heeft bij verdere professionalisering op dit gebied, maar niet de interesse heeft en de tijd ervaart om hiermee aan de slag te gaan. Anderzijds is er ook een groep “koplopers” die zich graag in een voortrekkersrol ziet, en zich verder wil ontwikkelen. Hun leervragen bevinden zich op het gebied van de inhoud. Zij zoeken naar inspiratie, willen op de hoogte blijven van (nieuwe) trends als Virtual Reality of AI en hebben behoefte aan theoretische onderbouwing voor de activiteiten die zij momenteel al uitvoeren. Verder ligt er een grote ontwikkelvraag op het gebied van veranderkunde, innovatie en implementatie. Het is de vraag of een nieuwe master digitale didactiek het juiste instrument is om in de leerbehoefte te voorzien. Zo zijn er twijfels bij het onderscheiden van digitale didactiek ten opzichte van didactiek en ondervangt de MLI grotendeels de ontwikkelvraag met betrekking tot veranderkunde.
Aan de hand van de opgehaalde informatie uit vragenlijsten en focusgroepen, formuleerden wij enkele aanbevelingen voor het programma Digitaal Bekwaam:
- Samenwerking met lerarenopleidingen: Versterk de integratie van digitale vaardigheden in het curriculum van eerste- en tweedegraads lerarenopleidingen en PDG-trajecten, zodat toekomstige docenten vanaf het begin digitaal vaardiger zijn.
- Bijscholing voor huidige docenten: Onderzoek de mogelijkheden voor bijscholing van huidige docenten, waarbij de Monitor leren en lesgeven met ICT als basis kan dienen.
- Laagdrempelige professionalisering: Stimuleer informele en inspirerende activiteiten die bijdragen aan de professionele ontwikkeling van docenten.
- Module voor specialisatie: Verken de mogelijkheid om een losse of aanvullende module te ontwikkelen voor docenten die zich willen specialiseren in digitale didactiek en digitaal veilig onderwijs.
Op basis van deze aanbevelingen werkt MBO Digitaal aan verschillende scenario’s om de professionaliseringsbehoefte beter te adresseren.
Rapport Mediaopvoeding is openbaar!
Media maken onlosmakelijk deel uit van de samenleving en het gezinsleven. Kinderen komen al op jonge leeftijd in aanraking met diverse media. Maar hoe gaan opvoeders daarmee om? Wat hebben zij nodig om hun kinderen bewust en selectief met media te leren omgaan? En welke rol kan de bibliotheek daarin spelen? In opdracht van de KB, nationale bibliotheek voerde Regioplan een onderzoek uit naar de ervaringen, behoeften, zorgen en vragen van opvoeders van kinderen van 0-12 jaar rond mediaopvoeding en de ondersteuning die de bibliotheek hierbij kan geven.
Wat blijkt uit het onderzoek?
- Opvoeders zijn bewust bezig met afspraken rond schermtijd en online gedrag, maar maken zich zorgen over o.a. sociale druk, social media en online pesten, de fysieke en mentale ontwikkeling en de balans tussen bescherming bieden en vrijheid geven aan hun kind.
- Ze zoeken betrouwbare en eenduidige informatie bijvoorbeeld over veelgebruikte apps en eenduidige richtlijnen of regels voor mediagebruik.
- Er is behoefte aan een open gesprek tussen opvoeders en tussen opvoeders en kinderen.
- Opvoeders willen graag meer leuke en educatieve activiteiten, onder andere voor kinderen boven de 6 en tieners.
Wat kan de bibliotheek betekenen?
Het rapport laat zien dat de bibliotheek een centrale rol kan vervullen, bijvoorbeeld door:
- het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten en spreekuren;
- het faciliteren van gesprekken tussen opvoeders;
- het aanbieden van activiteiten voor kinderen en tieners rond mediawijsheid;
- het aanbieden van begeleiding bij het gebruik van media in de bibliotheek zelf;
- het ontwikkelen van een visie en beleid op mediagebruik binnen de bibliotheek zelf;
- het koppelen van (voor)lezen en media.
Daarnaast wordt gepleit voor een laagdrempelige, realistische en oordeelvrije aanpak, met oog voor jonge kinderen, vaders, laagtaalvaardige opvoeders en verschillende opvoedstijlen.
Benieuwd naar alle bevindingen en aanbevelingen? Lees dan hier het rapport of de samenvatting!
Onderzoek Mediaopvoeding
Media maken onlosmakelijk deel uit van de samenleving en het gezinsleven. Kinderen komen al op jonge leeftijd in aanraking met diverse media. Maar hoe gaan opvoeders daarmee om? Wat hebben zij nodig om hun kinderen bewust en selectief met media te leren omgaan? En welke rol kan de bibliotheek daarin spelen? In opdracht van de KB, nationale bibliotheek voerde Regioplan een onderzoek uit naar de ervaringen, behoeften, zorgen en vragen van opvoeders van kinderen van 0-12 jaar rond mediaopvoeding en de ondersteuning die de bibliotheek hierbij kan geven.
Wat blijkt uit het onderzoek?
- Opvoeders zijn bewust bezig met afspraken rond schermtijd en online gedrag, maar maken zich zorgen over o.a. sociale druk, social media en online pesten, de fysieke en mentale ontwikkeling en de balans tussen bescherming bieden en vrijheid geven aan hun kind.
- Ze zoeken betrouwbare en eenduidige informatie bijvoorbeeld over veelgebruikte apps en eenduidige richtlijnen of regels voor mediagebruik.
- Er is behoefte aan een open gesprek tussen opvoeders en tussen opvoeders en kinderen.
- Opvoeders willen graag meer leuke en educatieve activiteiten, onder andere voor kinderen boven de 6 en tieners.
Wat kan de bibliotheek betekenen?
Het rapport laat zien dat de bibliotheek een centrale rol kan vervullen, bijvoorbeeld door:
- het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten en spreekuren;
- het faciliteren van gesprekken tussen opvoeders;
- het aanbieden van activiteiten voor kinderen en tieners rond mediawijsheid;
- het aanbieden van begeleiding bij het gebruik van media in de bibliotheek zelf;
- het ontwikkelen van een visie en beleid op mediagebruik binnen de bibliotheek zelf;
- het koppelen van (voor)lezen en media.
Daarnaast wordt gepleit voor een laagdrempelige, realistische en oordeelvrije aanpak, met oog voor jonge kinderen, vaders, laagtaalvaardige opvoeders en verschillende opvoedstijlen.
Benieuwd naar alle bevindingen en aanbevelingen? Lees dan hier het rapport of de samenvatting!
Vragen over dit onderzoek? Neem contact op met Annemieke of Stefanie!
Dutch Sopemi Report: Rapportage 2024 beschikbaar
Van 2023-2026 brengt Regioplan in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid jaarlijks een rapport uit met de meest recente migratiecijfers en recente ontwikkelingen in migratie- en integratiebeleid. Het nieuwste rapport is nu beschikbaar.
De nationale SOPEMI-rapporten zijn belangrijke input voor het werk van de OESO op het gebied van internationale migratie. De rapporten worden gebruikt ter voorbereiding van de jaarlijkse OESO International Migration Outlook en als referentiedocumenten over ontwikkelingen in het immigratie- en integratiebeleid, informatie over lopende beleidsdebatten en nieuwe kwesties en om trends en patronen in migratie- en integratiestatistieken te identificeren.
Een aantal bevindingen uit deze rapportage:
- Op 1 januari 2024 woonden er 5 miljoen mensen met een migratieachtergrond in Nederland;
- Tussen 2022 en 2023 daalde het aantal immigranten van 403.000 naar 336.000;
- Tussen 2022 en 2023 steeg het aantal emigranten van 179.000 naar 198.000;
- Begin 2023 werkten 730.000 mensen uit de EU en het Verenigd Koninkrijk in Nederland;
- Tussen 2022 en 2023 steeg het aantal asielaanvragen in Nederland van 48.000 naar 50.000;
- In 2023 werden 14.000 eerste asielaanvragen ingewilligd;
- In 2023 studeerden 128.000 buitenlandse studenten aan het Nederlandse hoger onderwijs.
Meer weten? Neem dan contact op met Arend Odé.
Dutch Sopemi Report. Migration Statistics and Migration Policies in the Netherlands
Van 2023-2026 brengt Regioplan in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid jaarlijks een nationaal rapport uit met de meest recente migratiecijfers en recente ontwikkelingen in migratie- en integratiebeleid.
Het nieuwste rapport staat nu op onze website.
De nationale SOPEMI-rapporten zijn belangrijke input voor het werk van de OESO op het gebied van internationale migratie. De rapporten worden gebruikt ter voorbereiding van de jaarlijkse OESO International Migration Outlook en als referentiedocumenten over ontwikkelingen in het immigratie- en integratiebeleid, informatie over lopende beleidsdebatten en nieuwe kwesties en om trends en patronen in migratie- en integratiestatistieken te identificeren.
Een aantal bevindingen uit deze rapportage:
- Op 1 januari 2024 woonden er 5 miljoen mensen met een migratieachtergrond in Nederland;
- Tussen 2022 en 2023 daalde het aantal immigranten van 403.000 naar 336.000;
- Tussen 2022 en 2023 steeg het aantal emigranten van 179.000 naar 198.000;
- Begin 2023 werkten 730.000 mensen uit de EU en het Verenigd Koninkrijk in Nederland;
- Tussen 2022 en 2023 steeg het aantal asielaanvragen in Nederland van 48.000 naar 50.000;
- In 2023 werden 14.000 eerste asielaanvragen ingewilligd;
- In 2023 studeerden 128.000 buitenlandse studenten aan het Nederlandse hoger onderwijs.
Meer weten?
Neem dan contact op met Arend.
Publicatie rapport: Actieonderzoek naar effectieve inzet van (het strafrechtelijk kader) van de Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS)
Structureel schoolverzuim kan een indicatie zijn van de ontwikkeling van risicovol gedrag bij jongeren, onder andere richting criminaliteit. In een recent afgerond actieonderzoek onderzochten ketenpartners in Amsterdam wat er voor nodig is deze jongeren beter te helpen. Het rapport is nu openbaar!
Hoe kunnen we jongeren die structureel schoolverzuimen beter helpen ter voorkoming van risicovol gedrag richting criminaliteit? En hoe kan het strafrechtelijk kader van de Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS) hier aan bijdragen? Dat is de centrale vraag in het actieonderzoek dat wij uitvoerden in opdracht van de gemeente Amsterdam.
Binnen de MAS werken scholen, leerplicht, jeugd(gezondheids)zorg, Halt, de politie, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en jeugdbescherming samen aan het begeleiden van jongeren terug naar een passend onderwijsprogramma. Het onderzoek richtte zich op de mogelijkheden om binnen deze aanpak ook strafrechtelijke instrumenten, zoals het proces-verbaal (pv), effectief in te zetten, en wat dit vraagt van het onderlinge samelspel tussen de ketenpartners.
Samen met een werkgroep van ketenpartners vertaalden we kansen en behoeften naar acties om uit te proberen. Denk aan het vroegtijdiger betrekken van de RvdK of jeugdbescherming, het combineren van zorg en strafrechtelijke interventies, of het voeren van preventieve gesprekken op scholen. Door reflectie en evaluatie van de acties, ontstond een meer gedeeld begrip van de knelpunten en verbetermogelijkheden.
Het actieonderzoek leverde waardevolle lessen op over de nodige samenwerking, afstemming en het delen van expertise. Zo bleek onder andere dat structurele contactmomenten, wederzijds begrip en een gedeelde visie tussen ketenpartners essentieel zijn om jongeren effectief te ondersteunen.
Interesse? Download hier dan het rapport!
Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de gemeente Amsterdam en in samenwerking met ketenpartners in het onderwijs, de zorg en het strafrecht.
Actieonderzoek effectieve inzet van het strafrechtelijk kader van de MAS
Binnen de MAS werken verschillende ketenpartners samen om schoolverzuimende jongeren terug te begeleiden naar passend onderwijs. In dit actieonderzoek is onderzocht hoe het strafrechtelijk kader binnen die aanpak effectiever ingezet kan worden.
Schoolverzuim kan een indicatie zijn van onderliggende problematiek en mogelijk risicovol gedrag bij jongeren. In Amsterdam zochten ketenpartners binnen de MAS naar manieren om hun samenwerking te verbeteren en het strafrechtelijk kader effectiever toe te passen, zonder het zorgkader uit het oog te verliezen. In een lerend en reflectief proces werkten we met vertegenwoordigers van scholen, leerplicht, OM, politie, Halt, de Raad voor de Kinderbescherming, jeugdbescherming en jeugd(gezondheids)zorg. Door middel van drie intensieve werksessies zijn kansen en behoeften vertaald naar acties die direct in de praktijk zijn getest. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat het vroegtijdig betrekken van ketenpartners zoals de RvdK en jeugdbescherming van meerwaarde is, dat zorg en strafrecht beter gecombineerd kunnen worden ingezet, en dat een duidelijke visie van leerplichtambtenaren op het gebruik van pv’s bijdraagt aan effectiviteit en samenwerking.
Jongeren die stoppen met school en gaan werken willen vaak nog leren
Vsv-cijfers wijzen uit dat de afgelopen jaren zo’n veertig procent van de jongeren die zijn uitgevallen in het mbo een jaar na uitval aan het werk is. In opdracht van Ingrado onderzocht Regioplan in hoeverre hierbij sprake was van ‘groenpluk’. Groenpluk suggereert dat bedrijven actief personeel werven onder jongeren die nog in opleiding zijn, bijvoorbeeld op hun stageplek. Voor het onderzoek spraken we met jongeren over hun beweegredenen om te stoppen met de opleiding en te gaan werken, aangevuld met een literatuuronderzoek en een analyse op CBS-microdata.
Het onderzoek trok veel belangstelling. Zo besteedden zowel Trouw (Een groot aantal jongeren verlaat school, maar niet vanwege personeelstekorten, 25 maart 2025) als de Volkskrant (Mbo’ers die opleiding inruilen voor werk zijn kwetsbaar: ‘Ik verdiende veel minder dan collega’s’, vrijdag 28 maart 2025) er aandacht aan. Eind maart presenteerden we de resultaten van ons onderzoek in Nijmegen voor een publiek van geïnteresseerden uit gemeenten en onderwijs. Naast de presentatie van de onderzoeksresultaten vertoonde Ingrado een documentaire die zij over het onderwerp liet maken.
22.000 mbo-studenten zijn gestopt met hun opleiding voordat ze een diploma hebben gehaald
De aandacht voor het onderwerp is niet verrassend. Eind maart 2025 werd bekendgemaakt dat er in het schooljaar 2023-2024 22.000 mbo-studenten zijn gestopt met hun opleiding voordat zij een startkwalificatie (een diploma op minimaal mbo-2-niveau) hebben gehaald (bron: Dashboard VSV). Hoewel dit cijfer duidelijk lager ligt dan in de vorige schooljaren is dit nog steeds hoog. Ondanks de inspanningen om uitval terug te dringen, blijven de aantallen omvangrijk.
Uitval is zorgelijk, onder meer omdat jongeren zonder startkwalificatie kwetsbaarder zijn op de arbeidsmarkt:
- Ze zijn vaker werkloos dan uitstroom met startkwalificatie
- Ze beschikken vaker over een flexibel contract dan uitstroom met startkwalificatie
- Ze werken vaker in kleinere aanstellingen dan uitstroom met startkwalificatie
Deze verschillen op de arbeidsmarkt zijn bovendien hardnekkig: tien jaar na uitstroom zien we nog steeds verschillen tussen uitstroom mét en uitstroom zonder startkwalificatie (bron: CBS, 2020).
Geen aanwijzingen voor ‘groenpluk’
Geen van de jongeren noemde werk als directe reden om de opleiding voortijdig te beëindigen. Ook verdere analyses wijzen er niet op dat groenpluk op grote schaal plaatsvindt. De gesprekken wijzen uit dat de oorzaak voor uitval bij vrijwel alle jongeren ligt in een combinatie van schoolgerelateerde en persoonlijke factoren. Met name een verkeerde opleidingskeuze en het zich niet thuis voelen in de schoolbanken springen eruit. Daarbij kunnen problemen thuis of in de eigen omgeving en/of psychische problemen een rol hebben gespeeld. Nadat ze stopten met hun opleiding vonden de meeste jongeren redelijk makkelijk een baan, bijvoorbeeld in de horeca of detailhandel.
Terug naar school ondanks drempels
Hoewel jongeren de waarde van een diploma vaak wel erkennen, ervaren ze obstakels die hen tegenhouden om terug te gaan naar school. Soms hebben ze ook negatieve ervaringen en kunnen het zich maar moeilijk voorstellen om terug te gaan naar school. Ondanks dergelijke bedenkingen blijkt uit de analyse op CBS-microdata dat iets meer dan een derde van deze specifieke groep schoolverlaters binnen vier jaar weer een opleiding is gaan volgen.
Welke lessen kunnen we trekken uit de redenen die jongeren noemen om te stoppen?
Veel jongeren hebben moeite met het kiezen van een passende opleiding. Ze moeten al op relatief jonge leeftijd bepalen welke richting ze op willen en er zijn momenten dat ze twijfelen of ze de juiste keuze hebben gemaakt. Het is geen schande als het een keer misgaat. Wel is het belangrijk dat jongeren de kans krijgen om iets anders te proberen als de opleiding niet is wat ze ervan verwachtten. Flexibele instroommomenten in het mbo zouden dit makkelijker kunnen maken. Dat studenten soms een verkeerde studiekeuze maken, onderschrijft ook het belang van ondersteuning bij de keuze van een opleiding, voordat ze daadwerkelijk aan een opleiding beginnen.
Een deel van de jongeren voelt zich niet thuis in het onderwijs. Ze ervaren school als een keurslijf of leren liever vanuit de praktijk. De overstap vaneen bol-opleiding naar een bbl-opleiding of andere vormen van (meer) praktijkgericht leren kan een uitweg voor deze jongeren zijn. Ook als ze zonder startkwalificatie aan het werk zijn, zou meer aandacht kunnen worden besteed aan kwalificatie en het verbeteren van de loopbaankansen van jongeren zonder startkwalificatie.
Hoewel het lastig is om vast te stellen wat nu precies bepalend is bij schooluitval, zijn er vaak al eerder signalen die erop kunnen wijzen dat een student niet op zijn of haar plek zit. In de praktijk worden studenten die hun opleiding niet willen afronden, maar niet goed weten wat ze wel willen, weleens te makkelijk losgelaten door de school. Dat een deel van de vsv’ers na verloop van tijd terugkeert naar school, wijst erop dat ze gemotiveerd kunnen zijn om een diploma te halen. Naast individuele ondersteuning kunnen deze jongeren baat hebben bij uitstroom- of oriëntatietrajecten.
Voor studenten die nog niet zo goed weten wat ze willen of die met school in conflict zijn gekomen of problemen in andere leefdomeinen ervaren, zijn er vaak verschillende opties voor een passende vervolgstap. De student kan hiervoor een beroep doen op de school of de gemeente om te verkennen welke mogelijkheden er zijn. De Wet Van school naar duurzaam werk biedt de gemeente kansen om jongeren met verschillende ondersteuningsvragen (school- of werkgerelateerd) te helpen. In de praktijk moet dat vaak nog wel zijn beslag krijgen.
Meer weten?
Bekijk hier de infographic en lees hier het volledige rapport.
Wil je de documentaire bekijken? Die kun je hier aanvragen.
Jongeren die stoppen met school en gaan werken willen vaak nog leren
Vsv-cijfers wijzen uit dat de afgelopen jaren zo’n veertig procent van de jongeren die zijn uitgevallen in het mbo een jaar na uitval aan het werk is. In opdracht van Ingrado onderzocht Regioplan in hoeverre hierbij sprake was van ‘groenpluk’. Groenpluk suggereert dat bedrijven actief personeel werven onder jongeren die nog in opleiding zijn, bijvoorbeeld op hun stageplek. Voor het onderzoek spraken we met jongeren over hun beweegredenen om te stoppen met de opleiding en te gaan werken, aangevuld met een literatuuronderzoek en een analyse op CBS-microdata.
Het onderzoek trok veel belangstelling. Zo besteedden zowel Trouw (Een groot aantal jongeren verlaat school, maar niet vanwege personeelstekorten, 25 maart 2025) als de Volkskrant (Mbo’ers die opleiding inruilen voor werk zijn kwetsbaar: ‘Ik verdiende veel minder dan collega’s’, vrijdag 28 maart 2025) er aandacht aan. Eind maart presenteerden we de resultaten van ons onderzoek in Nijmegen voor een publiek van geïnteresseerden uit gemeenten en onderwijs. Naast de presentatie van de onderzoeksresultaten vertoonde Ingrado een documentaire die zij over het onderwerp liet maken.
22.000 mbo-studenten zijn gestopt met hun opleiding voordat ze een diploma hebben gehaald
De aandacht voor het onderwerp is niet verrassend. Eind maart 2025 werd bekendgemaakt dat er in het schooljaar 2023-2024 22.000 mbo-studenten zijn gestopt met hun opleiding voordat zij een startkwalificatie (een diploma op minimaal mbo-2-niveau) hebben gehaald (bron: Dashboard VSV). Hoewel dit cijfer duidelijk lager ligt dan in de vorige schooljaren is dit nog steeds hoog. Ondanks de inspanningen om uitval terug te dringen, blijven de aantallen omvangrijk.
Uitval is zorgelijk, onder meer omdat jongeren zonder startkwalificatie kwetsbaarder zijn op de arbeidsmarkt:
- Ze zijn vaker werkloos dan uitstroom met startkwalificatie
- Ze beschikken vaker over een flexibel contract dan uitstroom met startkwalificatie
- Ze werken vaker in kleinere aanstellingen dan uitstroom met startkwalificatie
Deze verschillen op de arbeidsmarkt zijn bovendien hardnekkig: tien jaar na uitstroom zien we nog steeds verschillen tussen uitstroom mét en uitstroom zonder startkwalificatie (bron: CBS, 2020).
Geen aanwijzingen voor ‘groenpluk’
Geen van de jongeren noemde werk als directe reden om de opleiding voortijdig te beëindigen. Ook verdere analyses wijzen er niet op dat groenpluk op grote schaal plaatsvindt. De gesprekken wijzen uit dat de oorzaak voor uitval bij vrijwel alle jongeren ligt in een combinatie van schoolgerelateerde en persoonlijke factoren. Met name een verkeerde opleidingskeuze en het zich niet thuis voelen in de schoolbanken springen eruit. Daarbij kunnen problemen thuis of in de eigen omgeving en/of psychische problemen een rol hebben gespeeld. Nadat ze stopten met hun opleiding vonden de meeste jongeren redelijk makkelijk een baan, bijvoorbeeld in de horeca of detailhandel.
Terug naar school ondanks drempels
Hoewel jongeren de waarde van een diploma vaak wel erkennen, ervaren ze obstakels die hen tegenhouden om terug te gaan naar school. Soms hebben ze ook negatieve ervaringen en kunnen het zich maar moeilijk voorstellen om terug te gaan naar school. Ondanks dergelijke bedenkingen blijkt uit de analyse op CBS-microdata dat iets meer dan een derde van deze specifieke groep schoolverlaters binnen vier jaar weer een opleiding is gaan volgen.
Welke lessen kunnen we trekken uit de redenen die jongeren noemen om te stoppen?
Veel jongeren hebben moeite met het kiezen van een passende opleiding. Ze moeten al op relatief jonge leeftijd bepalen welke richting ze op willen en er zijn momenten dat ze twijfelen of ze de juiste keuze hebben gemaakt. Het is geen schande als het een keer misgaat. Wel is het belangrijk dat jongeren de kans krijgen om iets anders te proberen als de opleiding niet is wat ze ervan verwachtten. Flexibele instroommomenten in het mbo zouden dit makkelijker kunnen maken. Dat studenten soms een verkeerde studiekeuze maken, onderschrijft ook het belang van ondersteuning bij de keuze van een opleiding, voordat ze daadwerkelijk aan een opleiding beginnen.
Een deel van de jongeren voelt zich niet thuis in het onderwijs. Ze ervaren school als een keurslijf of leren liever vanuit de praktijk. De overstap vaneen bol-opleiding naar een bbl-opleiding of andere vormen van (meer) praktijkgericht leren kan een uitweg voor deze jongeren zijn. Ook als ze zonder startkwalificatie aan het werk zijn, zou meer aandacht kunnen worden besteed aan kwalificatie en het verbeteren van de loopbaankansen van jongeren zonder startkwalificatie.
Hoewel het lastig is om vast te stellen wat nu precies bepalend is bij schooluitval, zijn er vaak al eerder signalen die erop kunnen wijzen dat een student niet op zijn of haar plek zit. In de praktijk worden studenten die hun opleiding niet willen afronden, maar niet goed weten wat ze wel willen, weleens te makkelijk losgelaten door de school. Dat een deel van de vsv’ers na verloop van tijd terugkeert naar school, wijst erop dat ze gemotiveerd kunnen zijn om een diploma te halen. Naast individuele ondersteuning kunnen deze jongeren baat hebben bij uitstroom- of oriëntatietrajecten.
Voor studenten die nog niet zo goed weten wat ze willen of die met school in conflict zijn gekomen of problemen in andere leefdomeinen ervaren, zijn er vaak verschillende opties voor een passende vervolgstap. De student kan hiervoor een beroep doen op de school of de gemeente om te verkennen welke mogelijkheden er zijn. De Wet Van school naar duurzaam werk biedt de gemeente kansen om jongeren met verschillende ondersteuningsvragen (school- of werkgerelateerd) te helpen. In de praktijk moet dat vaak nog wel zijn beslag krijgen.
Kansrijke maatregelen in de aanpak van personeelstekorten in onderwijs, zorg en kinderopvang voor de gemeente Haarlem
Nederland gaat momenteel gebukt onder grote krapte op de arbeidsmarkt. Ook in Haarlem doet zich dit tekort voelen. Voor de Rekenkamercommissie (2023) van de gemeente Haarlem voerden wij een verkennend onderzoek uit naar de aanpak van personeelstekorten in maatschappelijk essentiële sectoren.
Voor de Rekenkamercommissie (2023) van de gemeente Haarlem deden wij een verkennend onderzoek om voor de gemeenteraad inzichtelijk te maken welke mogelijkheden gemeenten – en vervolgens specifiek Haarlem – hebben om werkgevers te helpen bij het verkrijgen van personeel. De focus lag daarbij op de branches kinderopvang, onderwijs en gezondheidszorg; maatschappelijk essentiële branches.
Doel en aanpak
De vraag die de rekenkamercommissie stelde is of de gemeente op een of andere manier kan bijdragen aan de oplossing voor het tekort aan personeel. Wat mag een gemeente eigenlijk? Wat doet Haarlem al? Hoe doen andere gemeenten/regio’s dat, met welk effect? Antwoord op deze vragen maakt het voor de gemeenteraad mogelijk het onderwerp te agenderen, opties te benoemen en hiermee de werkgevers te steunen. Tegelijkertijd kan het hiermee ook haar eigen rol vervullen, te weten die van bestuur van een stad waar inwoners toegang behouden tot goed functionerende essentiële faciliteiten. Om tot een breed gedragen en bruikbare uitkomst voor de gemeente Haarlem te komen, is de volgende aanpak gevolgd:
- inventarisatie van bestaand beleid binnen de gemeente Haarlem (deskresearch en inventarisatiesessie met stakeholders);
- inventarisatie van mogelijkheden uit andere gemeenten (deskresearch en interviews met gemeenten); reflectie met stakeholders uit de gemeente Haarlem op het bestaande beleid en mogelijke kansrijke opties voor de gemeente (werksessie met stakeholders en interviews met werkgevers)
Doorkijk naar kansrijke mogelijkheden
De vraag naar personeel is door de gemeente niet heel eenvoudig te beïnvloeden, maar de matching tussen vraag en aanbod en het vergroten van het potentiële aanbod bieden daarbij mogelijk wel aanknopingspunten. Eén van de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek is dat de gemeente meer en vaker een faciliterende en ondersteunende rol kan spelen in maatregelen die werkgevers in onderwijs, kinderopvang en zorg (al) treffen om personeelstekorten aan te pakken. Regionaal gebeurt al veel, maar voor de regio en gemeente zijn er nog kansen op het terrein van:
- Het aanboren van andere doelgroepen om het potentieel arbeidsaanbod te vergroten: in de regio is de match tussen het huidig arbeidspotentieel dat in beeld is (m.n. mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt) uitgeput (voor onderwijs- en zorgbanen). Voor de regio is het potentieel kansrijk om doelgroepen waar een match mee wordt gezocht te verbreden naar (het groeiend aantal) anderstaligen (in de regio) en inwoners die zich willen omscholen. De gemeente kan hierin een meer faciliterende rol vervullen (zoals het bieden van taalondersteuning binnen de bestaande scholings-instroomtrajecten voor anderstaligen en het faciliteren van zichtbare wervingscampagnes voor onderwijs- en zorgbanen in regio Haarlem).
- Het structureel verankeren van goedlopende projecten: in de regio hebben de sectoren onderwijs, kinderopvang en zorg op project- en subsidiebasis al een aantal succesvolle zij-instroomtrajecten georganiseerd (zoals ‘dubbel diplomeren in het BSO’ en ‘anderstaligen in de zorg’). Er ligt een kans voor de gemeente om deze succesvolle trajecten structureel te verankeren in het beleid (onder meer door het beschikbaar stellen van structurele middelen en formatie).
- Wonen en parkeren in Haarlem toegankelijk(er) maken/houden: het is duidelijk dat het tekort aan (betaalbare huur- en koop)woningen in de gemeente een drempel is voor (startende) werknemers om voor Haarlemse onderwijs-, kinderopvang- en zorgwerkgevers te kiezen. De bestaande (pilot) voorrangsregeling voor (sociale) huurwoningen voor onderwijs- en zorgpersoneel is (nog) te beperkt en kan mogelijk uitgebreid worden. Ook kan de gemeente meer investeren in het faciliteren van alternatieve woonvormen waar wonen en werken in de sector worden gecombineerd. Invoering van betaald parkeren in Haarlem, wat de gemeente momenteel overweegt, zal het aantrekken (en behouden) van personeel voor de tekortsectoren nog ingewikkelder maken. Idealiter blijft dit uit of komt de gemeente werkgevers en werknemers tegemoet met alternatieve regelingen om de woon-werkpendel betaalbaar te houden (parkeervergunning, reiskostenvergoeding, betere ov-bereikbaarheid e.d.).
- Werken met een integraal afwegingskader voor beleidsmaatregelen: vanuit de verschillende portefeuilles van de gemeente kan beter afgewogen worden wat beleid en specifieke maatregelen beteken voor het (werken) in de maatschappelijk essentiële sectoren. Versterken specifieke maatregelen de problemen die nu in de sectoren worden ervaren of kunnen ze helpen om die te verlichten (bijvoorbeeld bij het bepalen van het parkeerbeleid, de inkoop van zorg, huisvesting van scholen e.d.)? Dit zou door middel van een (integraal) afwegingskader vorm kunnen krijgen.
- Het faciliteren van (meer) begeleiding/ondersteuning van kwetsbare doelgroepen naar de tekortsectoren: arbeidspotentieel dat vanuit een uitkeringssituatie de sector kan en wil instromen is terughoudend om de stap naar de sector te zetten. Dit heeft te maken met het verlies van inkomenszekerheid. Er ligt een kans voor de gemeente om deze groep meer ondersteuning te bieden in de vorm van maatschappelijke begeleiding (bv. administratieve ondersteuning m.b.t. wijzigingen in uitkeringen) en inkomensondersteuning (bv. tijdelijk behoud van uitkering, inzicht bieden in toekomstig inkomen e.d.).
- Meer en betere communicatie (over het beleid) richting werkgevers: de mate waarin de gemeente Haarlem werkgevers tijdig en transparant informeert over beleidsmaatregelen die (hun wervings- en personeelsbeleid en het werken in hun) sectoren beïnvloeden is nog niet op het gewenste niveau (bijvoorbeeld over de beschikbaarheid van voordeelregelingen voor werknemers, terugkoppeling van onderzoeksresultaten e.d.). Hier ligt een kans voor de gemeente om meer periodieke gesprekken tussen de gemeenteraad en werkgevers te faciliteren.
Meer weten? Lees het volledig rapport of neem contact op met de onderzoekers.