Actualisering handreiking schoolaanslagen

Wat kan je als directie of medewerker van een onderwijsinstelling doen ter preventie van een schoolaanslag? Deze vraag staat centraal in de handreiking die Regioplan, samen met onderzoekers van Windesheim Hogeschool en Vrije Universiteit Amsterdam ontwikkelden in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Daarvoor actualiseerden we de handreiking die wij eerder maakten in 2011.

In vergelijking met de oorspronkelijke versie, is de geactualiseerde versie van de handreiking praktijkgerichter, meer gefocust, bondiger geschreven en is er meer aandacht voor sociale media. Ook maakten we gebruik van actuele bronnen. In de geactualiseerde versie hebben we bovendien handzame zakkaarten toegevoegd die directieleden en medewerkers kunnen gebruiken om in een oogopslag te zien wat zij kunnen doen ter preventie van schoolaanslagen.

Actieonderzoek Effectieve inzet (strafrechtelijk kader) van de MAS

Leerlingen die verzuimen van school worden door diverse partijen zo goed mogelijk begeleid om weer terug te keren naar een passend onderwijsprogramma. Voor die begeleiding is de Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS) in het leven geroepen. Binnen deze aanpak werken diverse partijen samen om de leerling zo goed mogelijk te helpen. Denk hierbij aan partijen zoals leerplichtambtenaren, scholen, jeugd(gezondheids)zorg, Bureau Halt, het Openbaar Ministerie (OM), de politie, de Raad van de Kinderbescherming (RvdK) en jeugdbescherming.
Structureel schoolverzuim kan een indicator zijn voor de ontwikkeling van risicovol gedrag richting criminaliteit. In die gevallen is het relevant om te weten hoe het strafrechtelijk kader van de MAS effectief kan worden ingezet ter preventie van het risicovolle gedrag en de aanpak van schoolverzuim. Daarbinnen is het samenspel tussen de ketenpartners van groot belang, maar bijvoorbeeld ook inzicht in elkaars expertise en in welke situaties een proces verbaal op een effectieve manier kan worden ingezet.

In opdracht van de Gemeente Amsterdam voeren we een actieonderzoek uit waarin de diverse belanghebbende partners samen op een lerende en onderzoekende manier aan de slag gaan. Samen identificeren ze kansen en behoeften om de MAS effectiever in te zetten voor de genoemde doelgroep. Voorbeelden van zulke kansen zijn het vroegtijdiger betrekken van de Raad van de Kinderbescherming of jeugdbescherming, het gecombineerd inzetten van zorg- en strafrechtelijke interventies, of het voeren van preventieve gesprekken op scholen door diverse ketenpartners. Deze kansen vertalen ze vervolgens naar acties die ze onderwerpen aan reflectie en evaluatie. Gedurende dit proces doen ze waardevolle inzichten en lessen op, die uiteindelijk eraan bijdragen dat de partners betere hulp kunnen bieden aan leerlingen die structureel school verzuimen.

Wil je meer weten over het onderzoek? Neem gerust contact op met actieonderzoeker Stefanie de Cuba.

De overstap van vso naar mbo: hoe kan de overstap worden versoepeld?

Hoe kunnen we de overstap van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) zo soepel mogelijk laten verlopen? Om die vraag draait het onderzoek dat we recent uitvoerden in opdracht van Ingrado en dat vrijdag 8 september werd gepresenteerd in Amsterdam. “Er worden wel degelijk ook successen geboekt.”

De overgang van het vso naar het mbo verloopt lang niet altijd even soepel voor de ruim zesduizend jongeren die deze overstap jaarlijks maken. In vergelijking met studenten uit het regulier voortgezet onderwijs verlaten doorgestroomde vso-studenten de opleiding vaker voortijdig zonder diploma. Verdiepend inzicht in waar deze specifieke groep leerlingen tegenaan loopt, ontbrak tot nu toe echter nog.

Oorzaken van uitval

In 2021 dienden Kamerleden Peter Kwint (SP) en Lisa Westerveld (GroenLinks) een motie in waarin ze de regering verzochten om te inventariseren wat er nodig is om een passend aanbod te creëren voor studenten met extra ondersteuningsbehoefte – zodanig dat zij wél in staat zijn een mbo-diploma te behalen.

Ingrado (branchevereniging voor leerplicht en rmc) pakte deze handschoen op en vroeg Regioplan om de oorzaken van voortijdig schoolverlaten van voormalige vso-leerlingen in het mbo in kaart te brengen.

Combinatie

Het onderzoek maakt onder meer duidelijk dat het vaak gaat om een combinatie van de volgende aspecten:

  • Beschikt de vso-leerling over de vaardigheden om een mbo-opleiding succesvol af te kunnen ronden?
  • Is de vso-leerling voldoende voorbereid op wat hem of haar te wachten staat in het mbo?
  • Krijgt de vso-leerling een kans in het mbo?
  • Beschikt het mbo over voldoende informatie over de nieuwe student?
  • Zijn er voldoende mogelijkheden om de voormalige vso-leerling te ondersteunen in het mbo?

Wat kunnen we doen?

Tijdens ons onderzoek zagen we verschillende initiatieven die erop gericht zijn om vso-leerlingen te helpen bij de overstap. Zo zijn er bijvoorbeeld verschillende initiatieven om deze groep leerlingen zo goed mogelijk te begeleiden bij de keuze voor een vervolgopleiding, zodat de leerlingen beter weten wat er van hen wordt verwacht in het mbo.

Ook troffen we verschillende vormen van coaching aan voor en tijdens de mbo-opleiding. Verschillende vso-scholen bieden – in samenwerking met het mbo – een mbo-opleiding aan in de beschermde omgeving van de vso-school voor leerlingen waarvoor de overstap naar het mbo (nog) te ambitieus is.

Presentatie

Op vrijdag 8 september presenteerde Regioplan-onderzoeker Jacob van der Wel het eindrapport tijdens een bijeenkomst op het ROC Amsterdam. Daarna volgde nog een paneldiscussie met onder meer de Kamerleden Kwint en Westerveld, drie ervaringsdeskundige studenten, en vertegenwoordigers van het mbo en het vso.

Het is belangrijk om de vso-leerlingen niet op voorhand af te schrijven, benadrukt Jacob. “Het klopt dat studenten met een vso-achtergrond vaker uitvallen en ook minder vaak een diploma halen. Tegelijkertijd laten de cijfers zien dat de meerderheid van de voormalige vso-leerlingen op mbo-niveau 3 en 4 uiteindelijk wél gewoon een diploma haalt. Hoewel de overstap van vso naar mbo veel vraagt van de studenten en de opleidingen, worden er dus wel degelijk ook successen geboekt. Laten we dat vooral als uitgangspunt nemen.”

Volgens Ingrado-bestuurder Corien van Starkenburg laat het rapport al met al zien dat er nog genoeg werk aan de winkel is. “De stip op de horizon is om alle studenten met een vso-achtergrond optimaal te begeleiden zodat zij een mbo-diploma kunnen behalen. Op deze manier bouwen we samen aan inclusief onderwijs.”

Voortijdig schoolverlaters aan het werk

In het schooljaar 2022-2023 hebben ruim 30.000 jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie verlaten. De bulk van de uitval zit in het mbo. Een deel van de mbo-studenten is zonder diploma aan het werk gegaan. We noemen dit ook wel ‘groenpluk’. Hoe en wanneer deze uitvallers aan het werk zijn gekomen en of het vinden van een baan voor deze jongeren ook de reden was om met de opleiding te stoppen weten we echter niet. In opdracht van Ingrado gaan we in gesprek met jongeren om antwoord te krijgen op deze vragen.

Oriëntatietrajecten in het mbo

Niet alle mbo-studenten slagen er in om in één keer de opleiding te kiezen die het best bij hun past. Omdat een verkeerde studiekeuze een van de oorzaken is van uitval van studenten is het belangrijk dat aankomende studenten een bewuste en weloverwogen keuze maken voor het vervolg van hun loopbaan. Verschillende mbo-instellingen in de regio Utrecht bieden al oriëntatietrajecten aan. Voor MBO Samen zoeken we uit wat de werkende principes van deze programma’s zijn en of er behoefte is aan samenwerkingen op de terrein.

“Ik houd ervan om in nieuwe materie te duiken”

Leren en ontwikkelen: het loopt als een rode raad door de (studie)loopbaan van Mathilde Vandersteen. In haar nieuwe rol als beleidsonderzoeker bij Regioplan vallen er tegelijkertijd ook genoeg nieuwe werelden te ontdekken. “Iedereen hier heeft de drive om in een nieuw onderwerp te duiken en het helemaal te ontleden.”

Toen Mathilde Vandersteen nog op het vwo zat en naar een voorlichtingsbijeenkomst over de studie Onderwijswetenschappen ging, wist ze meteen: dít is wat ik wil gaan doen. “Onderwijswetenschappen is een brede studie waarbinnen meerdere aspecten samenkomen – van psychologie tot bestuurskunde en organisatiekunde –, maar dan wel met één focuspunt: leren en ontwikkelen. Bovendien is onderwijs bij uitstek een maatschappelijke relevant thema, en daar wilde ik graag aan bijdragen; niet per se door zelf voor de klas te gaan staan, maar door het onderwijs te bestuderen.”

Leren en ontwikkelen

Na het behalen van haar bachelor Onderwijswetenschappen aan de Universiteit Utrecht (waar ze ook nog onder andere de minors Sociolinguïstiek en Bestuur & Beleid volgde), vervolgde Mathilde haar studieloopbaan in Maastricht met de master Learning and Development in Organizations. “Die master focust zich niet zozeer op onderwijs, maar meer op de HR-kant van leren en ontwikkelen. Na het behalen van mijn master werkte ik vervolgens een tijdje als HR-consultant. Dat was leuk om te doen, al miste ik na een tijdje het me écht verdiepen en vastbijten in een bepaald onderwerp.”

“Toen heb ik een paar maanden bijgehouden wat ik wél en minder leuk vond aan mijn werk. Zo kwam ik tot de conclusie dat een rol als onderzoeker wellicht beter bij me zou passen.” Lachend: “Het feit dat ik heel analytisch te werk ging bij het nadenken over een nieuwe baan, gaf eigenlijk al aan in welke richting ik het zou moeten zoeken.”

Open sollicitatie

Uiteindelijk kwam Mathilde via een open sollicitatie bij Regioplan terecht. Haar nieuwe rol als beleidsonderzoeker binnen ons team Werk, Participatie & Sociale Zekerheid bevalt tot nu toe erg goed, vertelt ze. “Deze eerste maanden werk ik onder meer mee aan een onderzoek dat inhoudelijk raakt aan mijn eerste liefde, onderwijs. In deze studie onderzoeken we de behoefte van mbo-docenten om eventueel een master in digitale vaardigheden te volgen. Het is leuk om bij zo’n onderwerp in gesprek te gaan met mensen met een vergelijkbare studieachtergrond als de mijne.”

“Maar het is ook enorm leuk om met andere onderwerpen in aanraking te komen. Zo ben ik ook bezig met een onderzoek naar de wettelijke mogelijkheden om te voorkomen dat huishoudens met kinderen worden afgesloten van water en energie, wat weer een heel ander onderwerp is. Andere onderzoeken richten zich op de toelating van organisaties die arbeidsmigranten tewerkstellen in Nederland of over het functioneren van Europese ondernemingsraden.”

Nieuwe materie

Enorm divers en uiteenlopend, beaamt Mathilde. “Ik houd ervan om in nieuwe materie te duiken. Bij sommige onderzoeken komt ook een politieke component kijken; niet zozeer in ons eigen werk, maar wel in de onderwerpen die we onderzoeken en de context daaromheen. Dat maakt het erg interessant. En verder is het ook gewoon een fijne werkplek; iedereen hier heeft de drive om in een nieuw onderwerp te duiken en het helemaal te ontleden. Wat dat betreft zit ik hier goed op mijn plek.”

Ansichtkaarten

Naast haar werk als beleidsonderzoeker blijft er gelukkig ook nog voldoende vrije tijd over voor Mathildes hobby’s: yoga en het bezoeken van ballet- en operavoorstellingen. En verder mag ook haar fascinatie voor ansichtkaarten niet onvermeld blijven, vertelt ze. “In Maastricht zit een heel knus, klein winkeltje waar ze alleen maar ansichtkaarten verlopen en waar ze echt een heel mooie collectie hebben. Als ik weer eens in Maastricht ben, ga ik daar altijd even langs.”

Mathilde Vandersteen MSc

Maatschappelijke thema’s die op welke wijze dan ook gelieerd zijn aan leren, werk en arbeidsmarkt: daar word ik blij van! Ik buig me graag over complexe onderwerpen die een combinatie van analytisch onderzoek en praktische inzichten vereisen. Ik ga hierbij kritisch te werk, met een goede dosis georganiseerde creativiteit. Het liefst combineer ik kwantitatieve en kwalitatieve methodieken om zo alle aspecten van een onderwerp voldoende uit te kunnen lichten in zowel de breedte als de diepte.

Ik vind het belangrijk dat resultaten van onderzoek kunnen helpen om zaken te verbeteren. Wat kun je in de praktijk met de inzichten die op papier staan? Mijn doel is om die verbinding telkens mogelijk te maken.

“De uitdagingen voor het onderwijs worden steeds groter”

Een gezonde arbeidsmarkt, in het onderwijs en daarbuiten: daar leveren Jos Lubberman (directeur Onderwijs en Arbeidsmarkt) en zijn team graag een bijdrage aan. Ondertussen wordt het onderzoekswerk steeds efficiënter dankzij ontwikkelingen op het gebied van big data en AI. “Steeds vaker zetten we innovatieve datatechnieken in om patronen bloot te leggen.”

Na het afronden van de studie Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente werkte Jos bij diverse onderzoeksbureaus als onderzoeker. Onderwijs en arbeidsmarkt lopen als een rode draad door zijn loopbaan, vertelt hij. “De uitdagingen voor het onderwijs worden steeds groter, met name op het gebied van personeelstekorten. Hoe kom je tot een goede match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt? Hoe kun je werk maken van duurzame inzetbaarheid, zodat mensen langer met plezier aan het werk blijven? En hoe kun je het onderwijs anders organiseren, zodanig dat je – ook in tijden van oplopende lerarentekorten – continuïteit kunt blijven bieden zónder concessies te doen aan de kwaliteit? Het zijn vragen die me altijd hebben gefascineerd en die relevanter zijn dan ooit.”

Governance en medezeggenschap

Daarnaast spelen er binnen het onderwijs – afgezien van de krappe arbeidsmarkt – op dit moment nog meer interessante vraagstukken, vervolgt Jos. “De methodische aanpak van schoolverzuim bijvoorbeeld, en vraagstukken op het gebied van governance. Rondom dat laatste thema hebben we dit voorjaar, samen met het CAOP en Leeuwendaal, een zogenoemd ‘breed gesprek’ georganiseerd, over governance en (mede)zeggenschap in het onderwijs. Daarbij zijn we in gesprek gegaan met álle spelers binnen het onderwijs – van onderwijspersoneel, ouders en leerlingen tot schoolleiders, (g)mr-leden, bestuurders en toezichthouders – om na te gaan hoe tot een blijvende adequate rolverdeling te komen tussen de verschillende actoren in de school.”

Gezonde arbeidsmarkt

In 2016 kwam Jos als senior onderzoeker naar Regioplan. Inhoudelijk was er meteen een klik, blikt hij terug. “Net als bij vorige werkgevers kwam ik hier terecht in een omgeving waarin er van alles speelde rondom thema’s als onderwijs en arbeidsmarkt. Bovendien zijn de thema’s die in het onderwijs spelen – bijvoorbeeld rondom anders organiseren en duurzame inzetbaarheid – ook relevant voor sectoren als de zorg en de techniek. Dat maakt het enorm interessant om je met dit soort onderwerpen bezig te houden. Sowieso leveren we vanuit Regioplan graag een bijdrage aan een gezonde arbeidsmarkt.”

Inhoudelijk betrokken

Bij het aantreden van de nieuwe, vierkoppige directie, begin vorig jaar, was het niet voor niets een bewuste keuze om als directeur inhoudelijk betrokken te blijven bij projecten, vertelt Jos. “Natuurlijk komen er zodra je directeur wordt ook de nodige andere taken op je af. Op facilitair vlak bijvoorbeeld. En uiteraard hebben we als bureau ook zelf te maken met de krappe arbeidsmarkt. Maar we wilden alle vier ook inhoudelijk betrokken blijven. Binnen mijn eigen vakgebied speelt er op dit moment zó veel dat ik graag – vanuit een onafhankelijke positie – mijn bijdrage wil blijven leveren aan een oplossing voor urgente maatschappelijke vraagstukken.”

Datagedreven onderzoek

Als directeur heeft Jos ook Regioplans datateam onder zijn hoede, vertelt hij. “Anders organiseren in het onderwijs draait ook om de vraag hoe je het werk zo efficiënt mogelijk kunt inrichten, zonder in te boeten aan kwaliteit. Precies zo proberen we ook in ons eigen werk voortdurend te zoeken naar manieren om ons werk zo efficiënt mogelijk aan te vliegen. De technologie helpt daarbij een handje. Zo zijn er steeds meer mogelijkheden om grote hoeveelheden data te analyseren. Steeds vaker zetten we innovatieve datatechnieken als textmining, webscraping en dashboarding in om patronen bloot te leggen en zo te komen tot nog betere, relevantere resultaten voor onze opdrachtgevers.”

ChatGPT

Ook de ontwikkelingen rondom artificial intelligence (AI) volgt Regioplan op de voet, vervolgt Jos. “Neem een tool als ChatGPT. De mogelijkheden van dit soort toepassingen zal alleen maar groeien. Het is enorm interessant om te onderzoeken hoe een toepassing als ChatGPT ons in de toekomst zou kunnen helpen bij het versneld uitvoeren van bijvoorbeeld deskresearch; als je AI kunt inzetten om grote hoeveelheden informatie te analyseren en samen te vatten, scheelt dat onder de streep enorm veel tijd. Tegelijkertijd blijft de rol van de individuele onderzoeker uiteraard belangrijk; je hebt in de loop der jaren vaak zoveel specialistische kennis vergaard, dat je dat niet zomaar uit een AI-tool kunt halen. Juist in de combinatie schuilen op termijn denk ik veel mogelijkheden.”

Kennismakelaar

Een laatste interessante ontwikkeling is Regioplans groeiende rol als kennismakelaar, vertelt Jos. “Als je het hebt over kennis die in de hoofden van individuele onderzoekers zit, mag niet onvermeld blijven dat we onze expertise steeds vaker actief delen met de buitenwereld; tijdens workshops en trainingen bijvoorbeeld. Ook zijn we sinds kort betrokken bij de Kennisrotonde, een initiatief van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) waarbij zogenoemde Kennismakelaars vragen van professionals uit de onderwijspraktijk beantwoorden op basis van wetenschappelijk gefundeerde inzichten over wat wel en wat níet werkt. Onze eerste adviezen – over zij-instroom en over de ‘sense-of-belonging’ van wo-studenten – zijn inmiddels gepubliceerd. Erg leuk om ook op deze manier – buiten het reguliere onderzoeks- en advieswerk voor opdrachtgevers – een bijdrage te leveren aan een sterk onderwijsveld.”

Op het kruispunt van knelpunten: ervaringen van mensen met een beperking die mede vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) achterstelling en uitsluiting kunnen ervaren

Wij hebben een onderzoek uitgevoerd naar de positie van mensen met een beperking die ook vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) belemmeringen problematiek ervaren bij hun maatschappelijke participatie.

In opdracht van het College voor de Rechten van de Mens heeft Regioplan een onderzoek uitgevoerd naar de positie van mensen met een beperking die mede vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) belemmeringen ervaren bij hun maatschappelijke participatie. Het doel was om te verkennen op welke gebieden er meer aandacht nodig is voor hun specifieke problematiek, zodat hun rechten gewaarborgd kunnen worden. Om inzichten te verzamelen hebben wij zowel met de doelgroep van het onderzoek gesproken, als met (belangen)organisaties die zich inzetten voor de groep.

Opbrengsten interviews

In de interviews stond centraal welke knelpunten deze groep mensen met een beperking ondervinden. Hierbij lag de focus op de domeinen participatie, zorg (en wonen), onderwijs, en arbeid en bestaansminimum. Ook de mate van vertegenwoordiging door organisaties en in wet- en regelgeving is belicht. We hebben de respondenten ook gevraagd naar oplossingsrichtingen.

Uit de interviews zijn er een aantal belangrijke aandachtspunten naar voren gekomen:

• Aannames en vooroordelen over mensen met een beperking én over mensen met andere kenmerken waardoor zij tot een minderheidsgroep behoren, liggen ten grondslag aan veel van de ervaren knelpunten van de groep. De combinatie van deze vooroordelen – ‘dubbele aannames’ – zorgen voor uitdagingen in het alledaagse sociale contact, maar ook bij de duurzame toetreding tot de arbeidsmarkt, het onderwijs en de zorg. Een onderdeel hiervan is de taboesfeer die in sommige culturele minderheidsgemeenschappen hangt rond (psychische) beperkingen en hulpverlening. Deze taboes zijn veelal een gevolg van vooroordelen over het hebben van een beperking. Discriminatie en het gevoel er niet bij te horen en minder te kunnen dan iemand zonder beperking kunnen hierdoor geïnternaliseerd worden, met beperkte maatschappelijke participatie tot gevolg.

• Het gebrek aan kennis bij organisaties over de mensen over wie het onderzoek gaat en het hierbij aansluitende tekort aan gepaste ondersteuning van de groep, is een knelpunt dat in alle domeinen een rol speelt. Dit komt onder andere tot uiting in het gebrek aan kennis over culturele diversiteit in de zorg, het tekort aan taalscholen die ervaring hebben met lesgeven aan blinde mensen, de ontoegankelijkheid van instellingen zoals ziekenhuizen en scholen, en de beperkte mogelijkheden om met een beperking en onvoldoende Nederlandse taalbeheersing aan het werk te gaan.

• De fysieke ontoegankelijkheid van de openbare ruimte is ten slotte een veelgenoemd thema dat maatschappelijke participatie van de groep belemmert. Op het eerste gezicht lijkt dit niet specifiek voor de doelgroep van het onderzoek, maar is het een relevante uitdaging voor iedereen met een beperking. De gesprekken maken echter duidelijk dat het hebben van intersectionele kenmerken deze knelpunten versterkt en extra drempels bij maatschappelijke participatie opwerpt. Ook het niet voldoende spreken van de taal versterkt de fysieke ontoegankelijkheid van de openbare leefomgeving. Wanneer oplossingen voor fysieke ontoegankelijkheid moeilijk gevonden kunnen worden, door bijvoorbeeld taalverschillen of aannames van anderen, kan dit isolatie en terugtrekking uit de samenleving tot gevolg hebben.

In het licht van het naleven van het VN-verdrag handicap ligt er een belangrijke rol voor belangenorganisaties om zicht te hebben op de ervaringen van de doelgroep van het onderzoek. De gesprekken met organisaties maken duidelijk dat, hoewel zij veel van dezelfde signalen zien van de knelpunten van de groep, de vertegenwoordiging van de groep door organisaties vaak een uitdaging is. Organisaties hebben vaak geen specifieke aandacht voor de doelgroep, maar zien hen als deel van hun bredere achterban. Hierdoor, maar ook vanwege het door de doelgroep ervaren gebrek aan representatie en diversiteit binnen organisaties, worden organisaties moeilijk gevonden door de doelgroep en is de doelgroep ook moeilijk bereikbaar voor deze organisaties. Ook wat betreft wetgeving en beleid stellen de respondenten dat hun participatie beperkt is. Er wordt niet of nauwelijks naar de groep geluisterd en de representatie van de groep in de politiek is beperkt.

Aanbevelingen

Op basis van de genoemde intersectionele knelpunten van de groep en de aangedragen oplossingen door de respondenten, hebben we aanbevelingen geformuleerd. Deze aanbevelingen kunnen gebruikt worden door het College om de overheid aan te sporen om de rechten van de doelgroep zoals neergelegd in het VN-verdrag handicap beter te borgen. De aanbevelingen worden in het onderzoeksrapport uitgewerkt. Zie ook de aanbevelingen die het College doet op basis van ons onderzoek.

Meer weten?

Neem dan contact op met Annemieke of Job.

Rapport: naar een soepele overgang van vso naar mbo

Hoe kunnen we de overstap van het voortgezet speciaal onderwijs (vso) naar het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) zo soepel mogelijk laten verlopen? Om die vraag draait het onderzoek dat we recent uitvoerden in opdracht van Ingrado en dat vrijdag 8 september werd gepresenteerd in Amsterdam. “Er worden wel degelijk ook successen geboekt.”

De overgang van het vso naar het mbo verloopt lang niet altijd even soepel voor de ruim zesduizend jongeren die deze overstap jaarlijks maken. In vergelijking met studenten uit het regulier voortgezet onderwijs verlaten doorgestroomde vso-studenten de opleiding vaker voortijdig zonder diploma. Verdiepend inzicht in waar deze specifieke groep leerlingen tegenaan loopt, ontbrak tot nu toe echter nog.

Oorzaken van uitval

In 2021 dienden Kamerleden Peter Kwint (SP) en Lisa Westerveld (GroenLinks) een motie in waarin ze de regering verzochten om te inventariseren wat er nodig is om een passend aanbod te creëren voor studenten met extra ondersteuningsbehoefte – zodanig dat zij wél in staat zijn een mbo-diploma te behalen.

Ingrado (branchevereniging voor leerplicht en rmc) pakte deze handschoen op en vroeg Regioplan om de oorzaken van voortijdig schoolverlaten van voormalige vso-leerlingen in het mbo in kaart te brengen.

Combinatie

Het onderzoek maakt onder meer duidelijk dat het vaak gaat om een combinatie van de volgende aspecten:
• Beschikt de vso-leerling over de vaardigheden om een mbo-opleiding succesvol af te kunnen ronden?
• Is de vso-leerling voldoende voorbereid op wat hem of haar te wachten staat in het mbo?
• Krijgt de vso-leerling een kans in het mbo?
• Beschikt het mbo over voldoende informatie over de nieuwe student?
• Zijn er voldoende mogelijkheden om de voormalige vso-leerling te ondersteunen in het mbo?

Wat kunnen we doen?

Tijdens ons onderzoek zagen we verschillende initiatieven die erop gericht zijn om vso-leerlingen te helpen bij de overstap. Zo zijn er bijvoorbeeld verschillende initiatieven om deze groep leerlingen zo goed mogelijk te begeleiden bij de keuze voor een vervolgopleiding, zodat de leerlingen beter weten wat er van hen wordt verwacht in het mbo.

Ook troffen we verschillende vormen van coaching aan voor en tijdens de mbo-opleiding. Verschillende vso-scholen bieden – in samenwerking met het mbo – een mbo-opleiding aan in de beschermde omgeving van de vso-school voor leerlingen waarvoor de overstap naar het mbo (nog) te ambitieus is.

Presentatie

Op vrijdag 8 september presenteerde Regioplan-onderzoeker Jacob van der Wel het eindrapport tijdens een bijeenkomst op het ROC Amsterdam. Daarna volgde nog een paneldiscussie met onder meer de Kamerleden Kwint en Westerveld, drie ervaringsdeskundige studenten, en vertegenwoordigers van het mbo en het vso.

Het is belangrijk om de vso-leerlingen niet op voorhand af te schrijven, benadrukt Jacob. “Het klopt dat studenten met een vso-achtergrond vaker uitvallen en ook minder vaak een diploma halen. Tegelijkertijd laten de cijfers zien dat de meerderheid van de voormalige vso-leerlingen op mbo-niveau 3 en 4 uiteindelijk wél gewoon een diploma haalt. Hoewel de overstap van vso naar mbo veel vraagt van de studenten en de opleidingen, worden er dus wel degelijk ook successen geboekt. Laten we dat vooral als uitgangspunt nemen.”

Volgens Ingrado-bestuurder Corien van Starkenburg laat het rapport al met al zien dat er nog genoeg werk aan de winkel is. “De stip op de horizon is om alle studenten met een vso-achtergrond optimaal te begeleiden zodat zij een mbo-diploma kunnen behalen. Op deze manier bouwen we samen aan inclusief onderwijs.”

Meer weten?

In ons eindrapport doen we – op basis van de geconstateerde knelpunten – meerdere aanbevelingen om de overstap van vso naar mbo succesvoller te laten verlopen.