Nationaal onderzoek moslimdiscriminatie

09-01-2024

Bestaand onderzoek laat zien dat discriminatie van moslims niet alleen veel voorkomt, maar ook dat het een hardnekkig probleem is dat over de jaren nauwelijks is verminderd. Tegelijkertijd biedt bestaand onderzoek naar (moslim)discriminatie nog weinig zicht op de specifieke context waarin discriminatie plaatsvindt. In opdracht van het ministerie van SZW gaan wij daarom komend jaar – samen met European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (ERCOMER, Universiteit Utrecht) – onderzoeken in welke contexten en situaties moslims discriminatie ervaren, om te kunnen bepalen of er aanvullende (beleids)interventies nodig zijn (en welke) om deze vorm van discriminatie tegen te gaan.

Verschillende domeinen en vormen

Het in kaart brengen van moslimdiscriminatie is complex. Discriminatie vindt vaak plaats in meerdere domeinen, zoals in het onderwijs, huisvesting, werkgelegenheid en gezondheidszorg. De toegang tot kansen in het ene domein (bijvoorbeeld huisvesting) is daarbij vaak afhankelijk van middelen in een ander domein (bijvoorbeeld werkgelegenheid). Vaak is hierbij sprake van een optelsom die zich in de loop van de tijd verder ontwikkelt.

Verder kan er sprake zijn van opzettelijke, openlijke vormen van discriminatie, maar ook van subtielere, minder zichtbare vormen. Deze subtiele vormen blijven nog vaak onderbelicht in bestaand onderzoek. Moslims zijn bovendien vaak kwetsbaar voor andere vormen van achterstelling, zoals gender-gerelateerde vormen van discriminatie. Zo kunnen moslimvrouwen te maken hebben met het vooroordeel dat zij onderdrukt zouden worden. Ook kunnen zij vanwege het dragen van een hoofddoek worden afgewezen voor sommige soorten werk. Een intersectionele blik op ervaringen van moslimdiscriminatie is daarom nodig. Verder ervaren moslims discriminatie niet alleen direct, op basis van persoonlijke ervaringen, maar ook indirect doordat ze zien dat mensen in hun sociale netwerk worden gediscrimineerd.

Door discriminatie te zien als een cumulatief proces (als een optelsom) dat zich in de loop van de tijd ontvouwt, dat plaatsvindt in verschillende domeinen en verschillende vormen kan aannemen, en dat bovendien vanuit verschillende perspectieven (direct/indirect) kan worden ervaren, kunnen wij met dit onderzoek een beter beeld krijgen van de reikwijdte en oorzaken van moslimdiscriminatie. Daarmee ontstaat ook meer zicht op de mogelijke handelingsperspectieven om discriminatie tegen te gaan.

Interventies ontwikkelen met (ervarings)deskundigen

Om met dit onderzoek tot effectieve (aanvullende) interventies te komen, is het belangrijk dat de interventies die we ontwikkelen gebaseerd zijn op diepgaande inzichten in ervaringen, gronden en contexten van moslimdiscriminatie. Bovendien is het van belang dat er voldoende draagvlak is voor de interventies onder de personen en organisaties die met de inzichten aan de slag moeten gaan. Ten slotte is het belangrijk dat de interventies een stevige wetenschappelijke onderbouwing hebben en dat ze aansluiten bij bestaand beleid.

Design thinking

Om dit te kunnen doen, gaan we in het onderzoek aan de slag volgens de design thinking-methode. In deze methode staat steeds het perspectief centraal van moslims die discriminatie ervaren. Deze methode begint met het verkrijgen van een diep inzicht in het vraagstuk vanuit de ervaringen van moslims die te maken hebben (gehad) met discriminatie. Vervolgens creëren we interventies, samen met verschillende betrokkenen, maatschappelijke organisaties en experts. Ten slotte werken we deze interventies verder uit met de organisaties en personen die aan de slag moeten gaan met het tegengaan van moslimdiscriminatie.