Werkveld: Arbeid en sociale zekerheid
Voorschotten voor bijstandsaanvragers: tussen wet en praktijk
Gemeenten hebben maximaal acht weken de tijd om een aanvraag voor een bijstandsuitkering te beoordelen. Om die periode financieel te overbruggen, hebben bijstandsaanvragers recht op een voorschot op hun uitkering. Uit een recent onderzoek van Regioplan voor de rekenkamercommissie van de gemeente Enschede komt naar voren dat dit niet altijd goed verloopt. Dat geldt niet alleen binnen deze gemeente, maar ook daarbuiten. Onlangs publiceerde Regioplan hierover een artikel in tijdschrift Sociaal Bestek.
Onderzoek naar een ijkpunt voor het sociaal minimum in Caribisch Nederland
Het sociaal minimum is het bedrag dat minimaal nodig is om van te leven. Caribisch Nederland, de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, kent geen vastgesteld ijkpunt hiervoor. Wij hebben onderzocht hoe hoog de levenskosten zijn en hoeveel huishoudens een hoog genoeg inkomen hebben. Op basis van deze vaststelling kan de overheid een sociaal minimum bepalen.
Mandje met noodzakelijke uitgaven
De kosten van levensonderhoud zijn in kaart gebracht aan de hand van een ‘mandje’ met noodzakelijke en onvermijdbare uitgaven. De uitgaven in dit mandje bestaan uit vaste lasten (o.a. huur, elektriciteit), uitgaven waarvoor maandelijks geld moet worden gespaard/gereserveerd (o.a. kleding, huishoudelijke apparaten), huishoudelijke uitgaven (o.a. boodschappen) en uitgaven aan sociale participatie. Luxe-uitgaven (denk aan sieraden, designerkleding, sigaretten, alcoholische drank, enz.) zijn niet in het mandje opgenomen.
Budgetten voor levensonderhoud
Per eiland is voor verschillende typen huishoudens (o.a. alleenstaande, paar/gehuwd, paar met kinderen) een inschatting gemaakt van het budget dat maandelijks gemiddeld nodig is. Omdat de daadwerkelijke uitgaven van huishoudens sterk uiteenlopen hebben we een bandbreedte vastgesteld. De ondergrens van deze bandbreedte kwam uit op 75 procent van de gemiddelde kosten.
Inkomen vier op de tien huishoudens ontoereikend voor levensonderhoud
Uit het onderzoek blijkt dat 40 procent van de huishoudens een (bij het CBS geregistreerd) inkomen heeft dat lager is dan voor de gemiddelde kosten van levensonderhoud nodig is. Ongeveer een op de drie huishoudens heeft een besteedbaar inkomen dat zelfs op of onder de ondergrens ligt (75 procent van de gemiddelde kosten). Niet bij het CBS geregistreerde inkomens, bijvoorbeeld verkregen in het informele circuit, zijn in deze cijfers niet meegenomen.
Strategieën om rond te komen
In de praktijk weten arme huishoudens vaak manieren te vinden om toch de eindjes aan elkaar te knopen. Volgens experts verdienen mensen met een laag inkomen regelmatig bij. Naast hun primaire baan hebben ze een (al dan niet informele) ‘side job’, bijvoorbeeld in de avonduren of in het weekend. Daarnaast wordt er bespaard op (noodzakelijke) uitgaven. Vaak benoemde besparingsstrategieën zijn: bij elkaar inwonen om woonlasten te besparen, het uitstellen van of niet betalen van rekeningen, het aangaan van schulden, onderhouden worden door derden (o.a. familie/vrienden), het aanschaffen van producten van onvoldoende kwaliteit en het aanhouden van een eenzijdig voedingspatroon.
Vervolgtraject
Deze conclusies zijn gebaseerd op veldwerk (o.a. enquêtes onder inwoners, expertinterviews/bijeenkomsten en observaties) en inkomensgegevens van het CBS. De onderzoeksresultaten kunnen dienen als ijkpunt voor een sociaal minimum per eiland. De uiteindelijke vaststelling van het sociaal minimum en het bijbehorende vervolgtraject vallen buiten de scope van dit onderzoek en zijn een politieke overweging. Lees ook de kabinetsreactie op het onderzoek, waarin een vervolgtraject is opgenomen.
Meer weten?
Lees het rapport, de samenvatting of bekijk de infographic:
ESPN FLASH REPORT: Social protection for the self-employed through “bread funds”
As national experts in the European Social Policy Network (ESPN), Regioplan has published a short report on the rise of ‘bread funds’. This report was published on the website of the European Commission.
The self-employed in the Netherlands are not covered by traditional social security schemes, and the majority of them are not insured for the risk of sickness. A ‘bread fund’ is a voluntary collective of 20 to 50 selfemployed who support each other financially in case of sickness for up to two years. A bread fund functions similarly to an insurance, but is owned by its participants rather than an insurance company.
Financiële drempels op weg naar meer participatie
Regioplan deed voor Ieder(in) onderzoek naar de financiële drempels die jongeren met een beperking tegenkomen als zij (meer) gaan werken of zelfstandiger gaan wonen. Vooral jongeren met een beperking die onder de Participatiewet vallen komen drempels tegen: werk loont nauwelijks en wanneer zij gaan samenwonen, wordt de uitkering volledig verrekend met het inkomen van de partner.
Stoppen met sekswerk: belemmerende factoren voor een duurzame uitstap
In 2008 stelde het ministerie van Justitie de Regeling Uitstapprogramma’s Prostituees (RUPS) op. Deze regeling spoorde gemeenten en maatschappelijke instellingen aan om ondersteuningsprogramma’s te ontwikkelen voor sekswerkers die willen uitstappen. Deze regeling stopte in 2011. De gemeente Amsterdam financierde voortzetting van de uitstapprogramma’s alvorens het ministerie in 2014 RUPS II in het leven riep. Teneinde de ondersteuningsprogramma’s in Amsterdam te verbeteren zijn in opdracht van de gemeente Amsterdam en HVO-Querido belemmeringen die sekswerkers kunnen tegen komen in kaart gebracht. Hiervoor spraken we onder meer met ongeveer twintig (ex)sekswerkers.
Meer informatie?
Neem contact op met Yannick.
Evaluatie actieplan perspectief voor vijftigplussers
Veel vijftigplussers hebben bij baanverlies moeite met het vinden van werk. In 2016 heeft het ministerie van SZW daarom het actieplan ‘Perspectief voor vijftigplussers’ gelanceerd. De kern van de aanpak is om vijftigplussers te ondersteunen bij het vinden van een nieuwe baan, werknemers wendbaarder te maken op de arbeidsmarkt en werkgevers minder terughoudend te laten zijn bij het aannemen van vijftigplussers. Hiertoe bestaat het actieplan uit verschillende onderdelen die zich deels richten op het ondersteunen van de doelgroep ouderen en deels op het stimuleren van werkgevers om ouderen aan te nemen.
Het ministerie van SZW heeft ons gevraagd het actieplan te evalueren. Deze evaluatie bestond onder andere uit vragenlijsten onder deelnemers, interviews met bedrijven, een analyse van UWV-data en casestudies bij werkgeversservicepunten. Op 8 juli 2019 is onze monitorrapportage aangeboden aan de Tweede Kamer over de implementatie en uitvoering van het actieplan. Op 29 september 2020 volgde de eindrapportage, waarin de doeltreffendheid van het actieplan in kaart is gebracht. Hieronder zijn de belangrijkste bevindingen weergeven per onderdeel van het actieplan:
- Ontwikkeladvies: oudere werkenden (en hun leidinggevenden) konden een traject volgen bij een loopbaanadviseur, om hun loopbaanbewustzijn en wendbaarheid te bevorderen. De deelnemers oordelen hier positief over, en we zien dat het traject bijdraagt aan hun houding, zelfkennis en zelfvertrouwen.
- Geïntensiveerde werkgeversdienstverlening: Werkgeversservicepunten hebben vanuit het Actieplan extra gelden ontvangen. De middelen hoeven niet specifiek aan 50-plussers besteed te worden. Daardoor is niet vast te stellen tot hoeveel extra plaatsingen van vijftigplussers de middelen hebben geleid.
- Financiële instrumenten: Het loonkostenvoordeel en de no-riskpolis beogen werkgevers te prikkelen om oudere werkzoekenden in dienst te nemen. Het gebruik van de no-riskpolis is beperkt. Het loonkostenvoordeel wordt vaker ingezet, maar werkgevers zien dit eerder als een ‘leuke bijkomstigheid’ dan dat het hun aannamebeslissing beïnvloedt.
- Intensieve dienstverlening WW: oudere WW’ers hebben dankzij het actieplan vaker intensieve persoonlijke ondersteuning ontvangen van UWV. De oudere WW’ers zijn hier positief over. De meerwaarde ligt vooral in het ontwikkelen van zoekvaardigheden en het oriënteren op kansrijk werk. Wel zou er meer aandacht mogen zijn voor de bemiddeling naar werk.
- Experimenten Meer Werk: Tussen 2017 en 2019 zijn acht experimenten gesubsidieerd, die gericht waren op innovatieve manieren om latent werk te vinden voor ouderen. Door de krappe arbeidsmarkt kwam de focus meer te liggen op vacaturevervulling dan op latent werk. De experimenten hebben leerproducten en een lessenbundel voortgebracht.
- Campagne en boegbeelden: In 2016 en 2017 liep de campagne ‘John de Wolf op onderzoek’, met als doel om vooroordelen over vijftigplussers te doorbreken. De campagne was in de praktijk meer gericht op vijftigplussers dan op werkgevers. Op de Facebookgroep van de campagne was veel interactie met oudere werkzoekenden. Werkgevers zijn gedurende de campagne niet noemenswaardig anders naar oudere werknemers gaan kijken.
Meer informatie
Voor meer informatie over dit onderzoek, of ander onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van ouderen, neem contact op met Yannick.
Aantrekkelijkheid van Nederland voor kennismigranten
De overheid streeft ernaar om Nederland zo aantrekkelijk mogelijk te maken als vestigingsland voor buitenlandse kennismigranten. Een helder en transparant toelatingsbeleid maakt Nederland voor hen aantrekkelijk. Maar hoe kijken kennismigranten tegen Nederland als vestigingsland aan? Waarom kiezen ze voor Nederland en hoe hebben ze het toelatingsbeleid en de dienstverlening van de IND ervaren? Wij onderzochten het in opdracht van het WODC.
Meer informatie?
Lees hieronder het rapport of neem contact op met Jeanine.
Onderzoek visies en ervaringen jonge flexwerkers
In opdracht van de FNV voerden we een onderzoek uit naar de wijze waarop flexibilisering door jonge mensen (tot 35 jaar) wordt beleefd in hun levensloop. Centraal staan de verschillende visies en ervaringen van mensen met tijdelijke contracten, oproepkrachten, uitzendwerkers, payrollers, etc. Zzp valt niet binnen de scope van het onderzoek.
Wanneer slaan de ervaren voordelen van flexibiliteit om in nadelen (of andersom)? En wanneer leiden negatieve ervaringen met tijdelijk werk tot een behoefte aan mobilisatie? Of past flexibel werken juist helemaal bij deze tijd? Om hier een (beter) antwoord op te krijgen, liet de FNV een kleine studie uitvoeren in twee sectoren van de economie: de creatieve sector en de sector transport en logistiek. Het rapport is niet openbaar.
Evaluatie subsidieregeling A+O fonds Rijk
In het Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds van het Rijk (A+O fonds Rijk) werken de vakbonden en de werkgever Rijk samen. Het fonds wordt grotendeels gefinancierd vanuit een op cao-afspraken gebaseerde subsidie, die wordt verstrekt voor het uitvoeren van activiteiten of het subsidiëren van projecten ten behoeve van het stimuleren van arbeidsmarkt-, werkgelegenheids- en opleidingsactiviteiten. De subsidierelatie dient ten minste eens in de vijf jaar geëvalueerd te worden op doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk (Awb art. 4:24). Op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningrijkrelaties (BZK) heeft Regioplan de doeltreffendheid en doelmatigheid van de subsidie over de periode 2011-2015 onderzocht.
Enquête geregistreerde verzekeringsartsen
Een tekort aan verzekeringsartsen heeft er de afgelopen jaren toe geleid dat onder meer werknemers met een tijdelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering niet tijdig kunnen worden herkeurd. Het Capaciteitsorgaan wilde een beter beeld van de huidige werkzaamheden en arbeidsduur (personeelscapaciteit) van geregistreerde verzekeringsartsen en de verwachte veranderingen hierin in de nabije toekomst. Daarom hebben wij een enquête onder geregistreerde verzekeringsartsen uitgezet.
De belangrijkste uitkomst van de enquête is dat de beroepsgroep sterk vergrijsd is, waardoor de personeelscapaciteit sterk daalt de komende jaren: de komende vijf jaar zal er behoefte zijn aan minimaal 485 nieuw opgeleide verzekeringsartsen om de met pensioen gaande artsen te vervangen.
Meer informatie?
U kunt contact opnemen met Hetty.
Het rapport ‘Enquête geregistreerde verzekeringsartsen’ kunt u vinden op de website van het Capaciteitsorgaan.