Handreiking aanpak stalking is nu online beschikbaar

De aanpak van stalking is een gemeenschappelijke opdracht die vraagt om snel, sensitief en adequaat handelen van veel verschillende partijen. Goede samenwerking is dus essentieel! Met de Handreiking aanpak stalking wordt een eerste stap gezet om te komen tot een effectievere aanpak van stalking.

In opdracht van het ministerie van VWS en in nauwe samenwerking met de VNG, het ministerie van J&V en Valente, heeft Regioplan samen met ervaringsdeskundige Philomenia Arissen en vertegenwoordigers van alle betrokken netwerkpartners (o.a. vrouwenopvang, gemeenten, VT, politie, OM) een handreiking voor de aanpak van stalking ontwikkeld.

Belangrijke randvoorwaarden die in de handreiking beschreven worden zijn onder meer:

  • Vaste contactpersonen per organisatie;
  • Adequate proces- en casusregie;
  • Goede onderlinge informatiedeling.

Op 4 april is de handreiking gepresenteerd tijdens een online webinar, waar aanwezigen vanuit een breed scala aan netwerkpartners met elkaar spraken over de eerste stappen die zij in hun regio kunnen zetten voor versterking van de aanpak.

Meer weten?

Lees hier de handreiking. Of neem contact op met Katrien de Vaan of Romy van den Dungen.

“Als beleidsonderzoeker hoor je enorm veel verschillende verhalen”

Als beleidsonderzoeker bij Regioplan heeft Marjon Tijl een andere rol dan in haar jaren als beleidsadviseur bij de gemeente. Een rol die tot nu toe goed bevalt, vertelt ze. “Als beleidsonderzoeker merk je pas echt hoeveel verschillende perspectieven er bestaan.”

Maatschappelijke betrokkenheid en iets willen doen voor de kwetsbaren in de samenleving: het loopt als een rode draad door de loopbaan van Marjon Tijl. Na haar opleiding hbo-v werkte ze kortstondig als verpleegkundige, maar al snel besloot ze het over een andere boeg te gooien en sociologie te gaan studeren.

Vrouwenorganisaties

Via een stage kwam ze terecht bij een landelijke koepel van vrouwenorganisaties, vertelt ze. “Daar hielden we ons vooral bezig met de thema’s arbeid en zorg. Zo was de economische zelfstandigheid van vrouwen een belangrijk onderwerp. Vanuit de koepel ondersteunden we de aangesloten vrouwenorganisaties en voerden we bijvoorbeeld ook lobby in Den Haag. Dat was enorm leuk om te doen, maar op een gegeven moment vroeg ik me wel af hoe het zou zijn om een keer aan de andere kant van de tafel te zitten. Hoe zou ik als beleidsmaker het verschil kunnen maken?”

Hectische omgeving

Vanuit die nieuwsgierigheid belandde Marjon uiteindelijk als beleidsadviseur bij de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Haarlem. Bij die gemeente zou ze uiteindelijk 21 jaar lang op verschillende afdelingen werken. “De laatste jaren bij de gemeente heb ik me met name beziggehouden met zorg en welzijn en met de gemeentelijke ondersteuning op dit vlak. Erg interessant, al begon ik op een gegeven moment wel het zelf doen van onderzoek te missen.”

Het werken bij een gemeente is enorm interessant, benadrukt Marjon. “Maar: het is ook een heel dynamische omgeving, waarbinnen maatschappelijke en politieke ontwikkelingen voortdurend zorgen voor een bepaalde hectiek. Dat maakt het soms lastig om eens écht goed stil te staan bij bepaalde ontwikkelingen. Wat is er nou eigenlijk precies aan de hand? En werkt wat we bedenken ook echt? Die reflectie, die ruimte om wat meer de diepte in te gaan: die begon ik steeds meer te missen.”

Betere fundering

Via haar netwerk kwam Marjon op het spoor van beleidsonderzoek en belandde ze afgelopen november bij Regioplan. Als onderzoeker binnen ons team Zorg & Veiligheid is ze onder meer betrokken bij een onderzoek voor de gemeente Voorschoten naar de vraag hoe de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van welzijn is georganiseerd. Qua thematiek ligt het werk als beleidsonderzoeker bij Regioplan dicht bij haar eerdere werk als beleidsadviseur, beaamt ze. “Maar het is erg leuk om nu wederom een keer vanuit een andere rol betrokken te zijn. Door te onderzoeken, reflecteren en onderbouwen dragen we bij aan een betere fundering van wat er in de praktijk gebeurt.”

Lelylijn

Een ander onderzoek waar Marjon bij betrokken is richt zich op de maatschappelijke impact die de mogelijke aanleg van de zogenoemde Lelylijn – een snelle treinverbinding tussen Lelystad en Groningen – zou hebben op de Noordoostpolder. “De gemeente Emmeloord wil graag weten wat de aanleg van deze spoorverbinding zou betekenen voor Emmeloord zelf en voor de omliggende dorpen. Ook weer een erg interessant onderzoek! De Noordoostpolder – die in de jaren veertig werd drooggelegd – kent natuurlijk een geheel eigen ontstaansgeschiedenis; het is van oudsher een ondernemende en pionierende regio, en dat maakt deze streek wel echt anders dan veel andere plekken in Nederland. Erg interessant om daar dieper in te duiken.”

Verschillende perspectieven

Als beleidsonderzoeker merkt Marjon hoeveel verschillende perspectieven er bestaan en hoe dat het beeld van de werkelijkheid van betrokkenen bepaalt. “Als beleidsmaker ben je je misschien toch wat minder bewust van de positie van waaruit mensen bepaalde dingen doen en betrokken zijn bij een onderwerp. Als beleidsonderzoeker hoor je vaak juist enorm veel verschillende verhalen, vanuit verschillende rollen. Het is dan de kunst om goed recht te doen aan al die verschillende perspectieven. En dat dan zó, dat het iets oplevert waar de opdrachtgever ook wat mee kan – óók als de uitkomst indruist tegen wat die verwacht.”

Platte organisatie

Al met al een andere dynamiek dan het werken als beleidsmaker bij een gemeente, benadrukt Marjon. Een ander verschil is de omvang van de organisatie, vertelt ze. “Het is erg leuk om eens in een kleine organisatie met ongeveer veertig bevlogen collega’s te werken, in plaats van in een gemeentelijke organisatie met zo’n 1.200 mensen. Regioplan is een enorm platte organisatie; dat de vier directeuren zelf nauw betrokken zijn bij het dagelijkse onderzoekswerk, spreekt wat dat betreft boekdelen.”

Bijen houden

Marjons maatschappelijke betrokkenheid komt ook terug in een van haar hobby’s: het houden van bijen. “Bijen zijn enorm belangrijk voor de biodiversiteit en voor onze voedselvoorziening, maar de bijenstand kachelt al jaren achteruit. Als hobby-imker houd ik een paar bijenvolken. Dat is niet alleen nuttig, het is ook gewoon enorm leuk om te doen. Waar die fascinatie voor bijen vandaan komt? Mijn vader, opa en tante waren alle drie hobby-imker, dus het zit vast in de genen. Als ik nu zelf met mijn bijen bezig ben en die typische geur van honing ruik, ben ik weer even terug in het oude schuurtje van mijn opa. Heerlijk!”

16 mei: Online Kenniskamer ‘Effectief regie voeren op complexe casuïstiek’!

Complexe casuïstiek vraagt om een intensieve vorm van regie. Die helpt om beter aan te sluiten bij het perspectief van cliënten en vanuit dat perspectief te komen tot passende en daadwerkelijk integrale hulp. Bovendien kan intensieve regie bijdragen aan meer motivatie voor hulp en een blijvende afstemming tussen verschillende trajecten in een casus.

In onze projecten zien we praktijkvoorbeelden van gemeenten waarin regie effectief wordt ingezet, en waar gezinnen daarmee op een duurzame manier worden geholpen. We zien echter ook gemeenten die nog worstelen met het vormgeven van regie op complexe casuïstiek, en waar vragen leven over hoe je regie zo vormgeeft, dat je de volledige potentie ervan benut.

Daarom organiseren wij op donderdag 16 mei van 10:00 tot 11:30 een online Regioplan Kenniskamer voor gemeenten die zich bezighouden met regie op complexe casuïstiek, of hier (verder) mee aan de slag willen. In deze kenniskamer nemen wij aanwezigen mee in de ‘good practices’ van het implementeren van regie. We gaan daarbij in op vragen en overwegingen die essentieel zijn voor gemeenten om met regie aan de slag te gaan, waaronder:

  • Wat maakt regie effectief?                                                                                                                Wat weten we over de werkende mechanismen, die maken dat regie effectief kan zijn?
  • Wat voor regie en door wie?
    Wat zijn de belangrijkste onderdelen van regie , hoe houden die verband met elkaar, en hoe verdeel je die taken over je mensen?
  • Op welke typen casuïstiek is een intensieve vorm van regie van meerwaarde?
  • Wat is ‘intensieve’ regie eigenlijk?
  • En wanneer zet je die in? Goede regie vraagt veel tijd, en flexibiliteit om die tijd effectief in te zetten. Om dit te doen in een context waarin tijd en mensen schaars zijn, moet je als gemeente keuzes maken. Maar op basis waarvan maak je die keuzes? Op welke typen casuïstiek is regie van meerwaarde en wát houdt die meerwaarde dan precies in?
  • Hoe zorg je dat de regisseurs hun positie effectief kunnen pakken?
    Een professional kan geen regie voeren als de omgeving niet meewerkt. Dat geldt voor zowel de gezinnen en de externe ketenpartners in het zorg- en veiligheidsdomein als interne afdelingen binnen de gemeente. Hoe creëer je een context waarin regie goed gedijt?

Deze vragen komen aan bod in deze Online Kenniskamer, maar daarnaast is deze bijeenkomst bedoeld om ook kennis en ervaringen uit te wisselen, zodat je als gemeenten met en van elkaar leert en wordt uitgedaagd om de volgende stappen te zetten met regie!

De online kenniskamer zal plaatsvinden op donderdag 16 mei van 10:00 tot 11:30 en vindt plaats via Microsoft Teams. De bijeenkomst wordt geleid door Katrien de Vaan en Niek van Ansem.

Interesse? Meld je dan nu aan door te mailen naar niek.van.ansem@regioplan.nl. Je ontvangt van ons dan een Teams-link!

Lancering Handreiking aanpak stalking: webinar op 4 april

De aanpak van stalking vraagt om snel, sensitief en adequaat handelen van veel verschillende partijen. Goede samenwerking is dus essentieel! Die samenwerking tot stand brengen is niet eenvoudig. In opdracht van het ministerie van VWS en in nauwe samenwerking met de VNG, het ministerie van J&V en Valente, heeft Regioplan samen met ervaringsdeskundige Philomenia Arissen en vertegenwoordigers van alle betrokken netwerkpartners (o.a. vrouwenopvang, gemeenten, VT, politie, OM) een handreiking voor de aanpak van stalking ontwikkeld.

Webinar: samen aan de slag

Ben jij benieuwd hoe je deze handreiking het beste kunt inzetten in jouw regio? Neem dan deel aan het webinar ‘Samenwerken met de handreiking aanpak stalking’ op 4 april tussen 10:00 en 12:00 uur.

Tijdens deze sessie lanceren we de handreiking voor de aanpak van stalking. Je gaat in kleinere groepen aan de slag om te komen tot actie in je eigen regio. We gebruiken de bijeenkomst ook om ervaringen en ideeën tussen regio’s uit te wisselen.

Na het webinar ben jij dus volledig op de hoogte van de handreiking en heb je met netwerkpartners uit jouw regio (of binnen jouw organisatie) besproken hoe jullie met de handreiking aan de slag kunnen en welke acties jullie nu al kunnen ondernemen. Het zal dus een interactieve en vooral leerzame sessie worden!

Meld je aan!

Geïnteresseerd om met collega’s uit jouw regio deel te nemen? Meld je dan aan via katrien.de.vaan@regioplan.nl, dan zorgen wij ervoor dat jullie de link naar het webinar krijgen.

NSOC: samenwerkingsverband tegen ondermijnende criminaliteit met twee jaar verlengd

De Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC) is een belangrijk initiatief in de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Voor het ministerie van Justitie en Veiligheid evalueerden we de manier waarop uitvoering is gegeven aan het Actieplan NSOC, de opbrengsten die daaruit zijn voortgekomen, en welke potentiële meerwaarde deze multidisciplinaire samenwerking heeft voor de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.

De NSOC is een samenwerkingsverband van de Belastingdienst, de Douane, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD), de Nationale Politie (NP), de Koninklijke Marechaussee (KMar) (en andere operationele onderdelen van het ministerie van Defensie) en het Openbaar Ministerie (OM). NSOC opereert op basis van het Actieplan NSOC.

De evaluatie van het Actieplan NSOC geeft zowel inzicht in de huidige stand van zaken als in de potentie van het samenwerkingsverband. Daarbij heeft de evaluatie concrete leerpunten opgeleverd om de effectiviteit van NSOC verder te vergroten. Het gaat bijvoorbeeld over een werkbaar juridisch kader voor meer efficiënte en effectieve gegevensdeling binnen NSOC en verduidelijken van de positionering van NSOC ten opzichte van andere organisaties en samenwerkingsverbanden.

Mede op basis van deze evaluatie heeft de Minister van Justitie en Veiligheid besloten om het samenwerkingsverband NSOC met ten minste twee jaar voort te zetten.

Het onderzoeksrapport is inmiddels openbaar. Verder plaatste het Ministerie van Justitie en Veiligheid inmiddels een bericht over de evaluatie.

Meer weten?

Neem dan gerust contact op met Coco Bastiaansen!

Weet jij echt hoe gender leidt tot geweld in relaties?

Wat hebben intieme terreur, stalking en femicide met elkaar gemeen? Dat één van de oorzaken onder het geweld ligt in gender: in de verwachtingen die we als samenleving aan man- en vrouwzijn koppelen. Die verwachtingen leiden tot rollen en patronen, veelal onbewust, die een rol spelen in de totstandkoming en escalatie van geweld in (ex-)partnerrelaties.

Juist bij heftige vormen van dit geweld, zoals intieme terreur, stalking en femicide, is gender een belangrijke oorzaak voor de patronen die tot het geweld leiden.

Test je kennis!

Weet jij wat gender eigenlijk precies is? Hoe gender leidt tot (ex-)partnergeweld? En hoe je balanceert op het dunne koord tussen stereotypering en gendersensitiviteit? Kom erachter door onze korte training over gender en huiselijk geweld te volgen. De training is gebaseerd op onze handreiking Gendersensitief handelen bij huiselijk geweld, een hulpmiddel voor casuïstiekbespreking dat is getest in verschillende regio’s. In twee dagdelen laat trainer Marleen Derks je ontdekken hoe gender doorwerkt in relaties, hoe het kan leiden tot geweld, en hoe je daar in de praktijk mee om kunt gaan.

Test je organisatie!

De training leidt niet alleen tot begrip van gender en handelingsperspectief voor de uitvoering. Een belangrijke uitkomst is ook het reflecteren op de organisatie: hoe bieden beleid, werkprocessen en keuzes voor instrumentarium meer of minder ruimte voor het effectief meenemen van de rol van gender in de uitvoering? Wij begeleiden die reflectie graag en komen waar relevant samen tot verbetersuggesties.

Meer weten?

Neem dan contact op met Katrien de Vaan.

Nationale Drug Monitor (2023)

De Nationale Drug Monitor (NDM) geeft inzicht in de actuele kennis over drugscriminaliteit, middelengebruik en strafbaar gedrag en wetgeving en beleid daaromtrent. Al vier jaar levert Regioplan een bijdrage aan deze onderdelen van de NDM door diverse bronnen te verzamelen, deze te analyseren en daarover rapporteren. Zo ontstaat inzicht in de grote stroom aan informatie op dit thema.

Er wordt veel verschillende informatie verzameld over drugscriminaliteit, middelengebruik en daaraan gerelateerd strafbaar gedrag. Ook groeit de kennis over dit onderwerp door nieuw (wetenschappelijk) onderzoek. Beleidsmakers en andere professionals zijn gebaat bij een actueel overzicht van en inzicht in deze grote stroom aan informatie. Daarom updaten we tweemaal per jaar het overzicht van actuele informatie in de NDM. De meest actuele informatie is te vinden op de website.

Meerdere onderdelen

We leveren sinds 2020 een bijdrage aan de updates van onderdelen van de NDM. Het gaat om de onderdelen over drugscriminaliteit en aan middelengebruik gerelateerd strafbaar gedrag. Sinds 2023 zijn daar de onderdelen over wetgeving, beleid en preventie rondom drugs en criminialiteit bijgekomen. Daarnaast leveren we een bijdrage aan de producten voor de European Monitoring Centre for Drugs en Drug Addiction (EMCDDA).

De belangrijkste ontwikkelingen van afgelopen jaar zijn weergegeven in een factsheet.

Doorlopend onderzoek

Voor de updates van de onderdelen van de NDM verrichten we doorlopend onderzoek. Daarvoor verzamelen, analyseren en rapporteren we informatie uit verschillende bestaande registraties en bronnen. Denk bijvoorbeeld aan registraties van de politie, reclassering, Dienst Justitiële Inlichtingen (DJI) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Ook organiseren we duidingssessies met experts uit de strafrechtketen en wetenschap. Zo verrijken we de cijfers met ervaringen en expertise uit de praktijk en wetenschap.

Het onderzoek voor de Nationale Drug Monitor voeren we uit in opdracht van Wetenschappelijke Onderzoek- en Datacentrum (WODC). Het Trimbos-Instituut produceert de NDM als geheel.

 

Update criminaliteitsonderdelen Nationale Drug Monitor (NDM)

De Nationale Drug Monitor (NDM) geeft jaarlijks inzicht in de actuele trends en cijfers rondom drugscriminaliteit, middelengebruik en daaraan gerelateerd strafbaar gedrag. Vandaag is weer een update van deze onderdelen – met bijbehorende factsheet – verschenen.

De factsheet van de Nationale Drug Monitor (NDM) geeft in één oogopslag inzicht in de actuele cijfers en ontwikkelingen op het gebied van drugscriminaliteit, strafbaar gedrag dat aan middelengebruik is gerelateerd, en de wetgeving en het beleid op dit gebied.

Actuele ontwikkelingen

De factsheet besteedt aandacht aan drie actuele ontwikkelingen:
– de afname in geregistreerde softdrugsproblematiek;
– minder strafrechtelijke afdoeningen van Opiumwetzaken;
– CBR-maatregelen voor alcohol in het verkeer zijn bijna op het niveau van voor de coronapandemie.

Het onderzoek voor de Nationale Drug Monitor voeren we twee keer per jaar uit in opdracht van Wetenschappelijke Onderzoek- en Datacentrum (WODC). Het Trimbos-Instituut produceert de NDM als geheel.

Wil je meer informatie?

Lees dan de factsheet (met daarin meer informatie over de belangrijkste ontwikkelingen) en/of de notitie met opbrengsten van de groepsgesprekken.

Evaluatie Wet clausulering recht op contact/omgang na partnerdoding

Doel van de Wet clausulering recht op contact/omgang na partnerdoding is om meer duidelijkheid te brengen in het proces dat moet leiden tot een besluit over contact/omgang na partnerdoding. In opdracht van het WODC voerden wij een evaluatie van deze wet uit.

Geweldsdelicten waarbij sprake is van (vermoedelijke) partnerdoding en waarbij minderjarige kinderen achterblijven, hebben altijd grote impact op de nabestaanden. Het achterblijven van minderjarige kinderen betekent dat er urgente vraagstukken ontstaan. Hierbij is het toelaten van contact tussen de verdachte ouder en het minderjarige kind een van de meest prangende kwesties. Doel van de Wet clausulering recht op contact/omgang na partnerdoding is om te garanderen dat de besluitvorming hierover op een zorgvuldige manier plaatsvindt. Ook probeert de wet te waarborgen dat kinderen in de besluitvorming in dit proces voldoende worden gehoord en dat hun stem voldoende wordt meegewogen.

Uit het onderzoek blijkt dat professionals regelmatig meer ruimte nemen in de uitvoering van de wet dan deze strikt gezien voorschrijft. Zo leidt het onderzoek dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) moet uitvoeren, niet altijd tot een duidelijk afgebakend advies over contact/omgang. Adviezen van de RvdK en besluiten van kinderrechters worden regelmatig opener gelaten, om zodoende ruimte te bieden voor maatwerk in deze complexe casuïstiek. Doorgaans worden de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) daarbij door de RvdK het meest geschikt geacht om zelf afwegingen te maken over contact/omgang, aangezien GI’s vrijwel altijd de voogdij over het kind krijgen in partnerdodingszaken.

Borging van expertise

Alhoewel ruimte voor maatwerk in dergelijke complexe casuïstiek belangrijk is, dient wel te worden bewaakt dat de juiste expertise geborgd is in de besluitvorming over wel of geen omgang. Een weloverwogen besluit over omgang vereist namelijk een veelzijdige blik, waarbij zowel aandacht is voor de negatieve als de positieve effecten van omgang op de ontwikkeling van het kind. Dit vereist specifieke expertise, bijvoorbeeld op terreinen zoals identiteitsvorming en loyaliteitsgevoelens van kinderen van wie ouders in detentie verblijven.

Ook is er in de meeste gevallen van partnerdoding sprake van femicide, waarbij de mannelijke dader zijn vrouwelijke (voormalige) partner heeft gedood. Aan zulke misdrijven ligt doorgaans een andere dynamiek ten grondslag dan casussen waarin de vrouw haar mannelijke (voormalige) partner heeft gedood. Van professionals die afwegingen moeten maken in partnerdodingscasussen vergt dit specifieke kennis over de gewelds- en relatiepatronen die in zulke casuïstiek spelen en de wijze waarop deze patronen de ontwikkeling van het kind kunnen beïnvloeden.

Alhoewel dit onderzoek niet gaat over de mate waarin de betrokken professionals over deze expertise beschikken, roept het wel vragen op over of deze expertise voldoende is geborgd wanneer alle beslissingsruimte bij de GI’s wordt belegd. Deze vraag is des te meer van belang vanwege de personeelstekorten en het hoge personeelsverloop waar ook GI’s mee te kampen hebben.

Het niet benoemen van een bijzondere curator

Ook moet niet uit het oog worden verloren dat de stem van het kind goed moet worden meegewogen in het uiteindelijke besluit over omgang. Om dit te waarborgen heeft de wet nu voorzien in de verplichte benoeming van een bijzondere curator die als onafhankelijke partij het kind moet vertegenwoordigen. In de praktijk komt het echter voor dat er geen bijzondere curator wordt betrokken tijdens de gerechtelijke contact/omgangsprocedure. Door professionals die reeds betrokken zijn wordt soms weinig meerwaarde gezien in de benoeming van een bijzondere curator. Daarbij speelt mee dat het voor een kind belastend kan zijn als er te veel partijen betrokken zijn.

Conclusies

De complexiteit van partnerdodingscasussen maakt het wenselijk dat professionals enige bewegingsruimte hebben in het bepalen van wat het kind op een bepaald moment nodig heeft. Dat initiële adviezen van de RvdK inzake contact/omgang minder afgebakend zijn dan de wet voorschrijft, is vanuit dat oogpunt verdedigbaar, mits er naar manieren wordt gekeken om de rechtbank of de RvdK tot op zekere hoogte nog enige regie te laten behouden. Zo kunnen kinderrechters een zaak aanhouden, waardoor er op een later moment nog eens naar het contact/omgangsvraagstuk kan worden gekeken.

Daarnaast kan het ook te verdedigen zijn dat er geen bijzondere curator wordt benoemd, mits het kind dan wel door een andere partij wordt vertegenwoordigd. Wel is het van belang dat dan goed wordt gekeken hoe en door wie het kind dan wel wordt vertegenwoordigd, zodat de wensen van het kind voldoende worden meegewogen in de besluiten die over zijn of haar leven worden genomen.

Meer weten?

Download dan ons eindrapport of neem contact op met Katrien de Vaan of Niek van Ansem.

Evaluatie clausulering recht op omgang na partnerdoding

De Wet clausulering recht op contact/omgang na partnerdoding beoogt meer duidelijkheid te brengen in het proces dat moet leiden tot een besluit over contact/omgang na partnerdoding. In opdracht van het WODC voerden wij samen met onderzoekers van Avans Hogeschool een evaluatie van deze wet uit.

Geweldsdelicten waarbij sprake is van (vermoedelijke) partnerdoding en waarbij minderjarige kinderen achterblijven, hebben altijd grote impact op de nabestaanden. Het achterblijven van minderjarige kinderen betekent dat er urgente vraagstukken ontstaan. Hierbij is het toelaten van contact tussen de verdachte ouder en het minderjarige kind een van de meest prangende kwesties. De Wet clausulering recht op contact/omgang na partnerdoding beoogt te garanderen dat de besluitvorming hierover op een zorgvuldige manier plaatsvindt. Tevens probeert de wet te waarborgen dat kinderen in de besluitvorming in dit proces voldoende worden gehoord en dat hun stem voldoende wordt meegewogen.

Uit het onderzoek blijkt dat professionals regelmatig meer ruimte nemen in de uitvoering van de wet dan deze strikt gezien voorschrijft. Zo leidt het onderzoek dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) moet uitvoeren, niet altijd tot een duidelijk afgebakend advies over contact/omgang. Adviezen van de RvdK en besluiten van kinderrechters worden regelmatig opener gelaten, om zodoende ruimte te bieden voor maatwerk in deze complexe casuïstiek. Doorgaans worden de Gecertificeerde instellingen (GI’s) daarbij door de RvdK het meest geschikt geacht om zelf afwegingen te maken over contact/omgang, aangezien GI’s vrijwel altijd de voogdij over het kind krijgen in partnerdodingszaken.

Borging van expertise

Alhoewel ruimte voor maatwerk in dergelijke complexe casuïstiek belangrijk is, dient wel te worden bewaakt dat de juiste expertise geborgd is in de besluitvorming over wel of geen omgang. Een weloverwogen besluit over omgang vereist namelijk een veelzijdige blik, waarbij zowel aandacht is voor de negatieve als de positieve effecten van omgang op de ontwikkeling van het kind. Dit vereist specifieke expertise, bijvoorbeeld op terreinen zoals identiteitsvorming en loyaliteitsgevoelens van kinderen wiens ouders in detentie verblijven.

Tevens is er in de meeste gevallen van partnerdoding sprake van femicide, waarbij de mannelijke dader zijn vrouwelijke (voormalige) partner heeft gedood. Aan dergelijke misdrijven ligt doorgaans een andere dynamiek ten grondslag dan casussen waarin de vrouw haar mannelijke (voormalige) partner heeft gedood. Van professionals die afwegingen moeten maken in partnerdodingscasussen vergt dit specifieke kennis over de gewelds- en relatiepatronen die in dergelijke casuïstiek spelen en de wijze waarop deze patronen de ontwikkeling van het kind kunnen beïnvloeden.

Alhoewel dit onderzoek niet gaat over de mate waarin de betrokken professionals over deze expertise beschikken, roept het wel vragen op over of deze expertise voldoende is geborgd, wanneer alle beslissingsruimte bij de GI’s wordt belegd. Deze vraag is des te meer van belang vanwege personeelstekorten en het hoge personeelsverloop, waar ook GI’s mee te kampen hebben.

 

Het niet benoemen van een bijzondere curator

Ook moet niet uit het oog worden verloren dat de stem van het kind goed moet worden meegewogen in het uiteindelijke besluit over omgang. Om dit te waarborgen heeft de wet nu voorzien in de verplichte benoeming van een bijzondere curator die als onafhankelijke partij het kind moet vertegenwoordigen. In de praktijk komt het echter voor dat er geen bijzondere curator wordt betrokken tijdens de gerechtelijke contact/omgangsprocedure. Door professionals die reeds betrokken zijn wordt soms weinig meerwaarde gezien in de benoeming van een bijzondere curator. Daarbij speelt mee dat het voor een kind belastend kan zijn als er te veel partijen betrokken zijn.

 

Conclusies

De complexiteit van partnerdodingscasussen maakt het wenselijk dat professionals enige bewegingsruimte hebben in het bepalen van wat het kind op een bepaald moment nodig heeft. Dat initiële adviezen van de RvdK inzake contact/omgang minder afgebakend zijn dan de wet voorschrijft, is vanuit dat oogpunt verdedigbaar, mits er naar manieren wordt gekeken om de rechtbank of de RvdK tot op zekere hoogte nog enige regie te laten behouden. Zo kunnen kinderrechters een zaak aanhouden, waardoor er op een later moment nog eens naar het contact/omgangsvraagstuk kan worden gekeken. Daarnaast kan het ook te verdedigen zijn dat er geen bijzondere curator wordt benoemd, mits het kind dan wel door een andere partij wordt vertegenwoordigd. Wel is het van belang dat dan goed wordt gekeken op welke wijze en door wie het kind dan wel wordt vertegenwoordigd, zodat de wensen van het kind voldoende worden meegewogen in de besluiten die over diens leven worden genomen.

Meer weten?

Download hieronder dan ons eindrapport of neem contact op met Katrien de Vaan of Niek van Ansem.