Evaluatie van de pilot ‘Samenwerking in de eerstelijn van de rechtsbijstandsverlening’

Een betere dienstverlening aan rechtzoekenden, die sneller een oplossing voor hun probleem wordt aangeboden. Dat is de opbrengst uit de pilot ‘Samenwerken in de eerstelijn’ waarin het Juridisch Loket, sociaal raadslieden en sociaal advocaten op lokaal niveau nauwer hebben samengewerkt, vaker overlegd en gezamenlijke piketdiensten hebben gedraaid. Wij evalueerden deze pilot.

De pilot ‘Samenwerken in de eerstelijn’
De pilot is uitgevoerd op initiatief van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) samen met de Raad voor Rechtsbijstand (RvR), het Juridisch Loket (hJL), Sociaal Werk Nederland (SWN) en de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) en is gefinancierd door het ministerie van Justitie en Veiligheid. In de pilot is voor een periode van negen maanden geëxperimenteerd met piketdiensten, signaleringsoverleggen en het ontwikkelen van best practices. De pilot is gelijktijdig gehouden op vijf locaties door Nederland, in een mix van dicht- en dunbevolkte gebieden.

In de pilot konden medewerkers van de eerstelijn via een piketdienst zaken overleggen met sociaal advocaten. Omgekeerd hadden de sociaal advocaten een aanspreekpunt bij de eerstelijnsmedewerkers. Door dit frequente contact werd het door hulpverleners makkelijker gevonden om problemen in samenhang aan te pakken. Daarnaast werd er op elke locatie regelmatig een signaleringsoverleg gehouden. In dit overleg konden medewerkers van het Juridisch Loket en sociaal raadslieden overleggen met sociaal advocaten over veelvoorkomende kwesties. Ook stelde dit overleg deelnemers in staat om opgehaalde ideeën te bespreken die zich lenen voor het ontwikkelen van best practices.

Beleidstheorie
De geleerde lessen zijn door de opdrachtgevers verder uitgewerkt tot voorstellen, die na de zomer van 2021 worden gepresenteerd aan de minister voor Rechtsbescherming en aan de Tweede Kamer. In het onderzoek is de relatie tussen pilotdoel en -middelen beschreven in een zogenaamde beleidstheorie, die de veronderstelde werking van de pilot beschrijft. Deze bestaat uit drie elementen:

  • De pilots leiden tot intensivering en structurering van de samenwerking tussen partijen (piketdienst, signaleringsoverleg en best practices). Partijen leren elkaar beter kennen en kunnen elkaar gemakkelijker vinden.
  • Deze verbeterde samenwerking leidt ertoe dat rechtzoekenden sneller een passende hulpaanbod wordt gedaan (betere diagnose en verwijzing).
  • Dankzij het verbeterde hulpaanbod vinden rechtzoekenden sneller een passende oplossing.

De kern van het onderzoek bestond uit het toetsen van deze beleidstheorie. Daarvoor is het samenwerkingsproces geëvalueerd en is een pilotregistratie ingericht om bij te houden welke aantallen zaken in de piketdienst aan de orde zijn geweest en wat daarvan de belangrijkste kenmerken zijn. De procesevaluatie bestond voornamelijk uit twee series van interviews met de coördinatoren van de lokale pilots. Het pilotregistratiesysteem is ingericht met behulp van onze DRS-software. Hierin hebben medewerkers van het Juridisch loket, sociaal raadslieden en sociaal advocaten gegevens over cases vastgelegd. Met behulp van deze gegevens zijn kwantitatieve analyses gemakt. Het systeem kent ook een dashboardfunctie, dat real time een grafisch beeld schetst van de aantallen pilotzaken en de kenmerken ervan. Het instrument biedt daarmee de mogelijkheid om tijdens de uitvoering van de pilot lessen te trekken en bij te sturen.

Meer informatie?
In Sociaal Bestek verscheen een artikel over dit project van de hand van onder meer Bob van Waveren en Annemieke Mack.

Meer informatie over het onderzoek is verder te vinden op de website van de Raad van Rechtsbijstand. Of neem contact op met Bob van Waveren.

Klantwaarderingsonderzoek Raad van State 2017

Met de klantwaardering voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt het goed gesteld te zijn. Zowel professionals als justitiabelen tonen zich over het algemeen tevreden over de kwaliteit van de dienstverlening. Maar verbeterpunten zijn er zeker ook. Beide groepen respondenten zijn niet erg tevreden over belangrijke thema’s als doorlooptijden en ‘de mate waarin men heeft gekregen waarop men recht meent te hebben’. Daar liggen dus uitdagingen voor de komende periode.

Evaluatie Landelijke Commissie Geschillen WMS en Geschillencommissie Passend Onderwijs

Er is een Landelijke Commissie voor Geschillen bij de Wet medezeggenschap op scholen (LCG WMS) en een Geschillencommissie passend onderwijs (GPO). Die krijgen een jaarlijkse subsidie van het ministerie van OCW. OCW-subsidies worden elke vijf jaar geëvalueerd. Wij voerden het recente evaluatieonderzoek uit.

We verzamelden daarvoor informatie over de ontwikkeling van de werkzaamheden van de commissies. Bovendien hielden we interviews met geschilpartijen, belanghebbende organisaties en samenwerkingsverbanden passend onderwijs. De commissies vervullen een belangrijke functie en worden over het algemeen als deskundig en onafhankelijk gezien.

De keuze voor en de consequentie van het instellen van hoger beroep

De Raad voor de Rechtspraak heeft Regioplan gevraagd een onderzoek onder justitiabelen (en hun advocaat) te verrichten om inzicht te krijgen in de motieven om in hoger beroep te gaan en de waardering van deze procedure. Regioplan nam hiervoor interviews af met 150 justitiabelen bij het hof Amsterdam en 150 justitiabelen bij de rechtbank Amsterdam. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen. Naast het onderzoeksrapport is een artikel over dit onderzoek verschenen in Trema.

Naast het onderzoeksrapport is een artikel over dit onderzoek verschenen in Trema.

Doorwerking van de adviezen van de Geschillencommissie passend onderwijs

Bij de invoering van passend onderwijs heeft de overheid een tijdelijke, landelijke geschillencommissie ingesteld. Deze Geschillencommissie passend onderwijs (GPO) is belegd bij de Stichting Onderwijsgeschillen. Ouders kunnen hier terecht met een geschil over:

  • (weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben;
  • verwijdering van een leerling;
  • vast- en bijstelling van het ontwikkelingsperspectief voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.

In het voorjaar van 2016 waren er ruim 60 adviezen uitgebracht en wilde men meer zicht op de effecten hiervan. In opdracht van het Expertisecentrum van Stichting Onderwijsgeschillen hebben wij de tevredenheid over de procedure, de uitkomsten van de procedure en mogelijke verbeteringen onderzocht.

Evaluatie zaaksverdelingsreglement rechtbank Midden-Nederland

Bij de herziening van de gerechtelijke kaart is de Gooi en Vechtstreek overgegaan van het arrondissement Amsterdam naar het arrondissement Midden-Nederland. Daarbij is een nieuw zaaksverdelingsreglement vastgesteld, dat voor de zaken uit de Gooi en Vechtstreek een aantal specifieke bepalingen bevat.

Alles bijeen genomen blijken alle partijen de nieuwe zaaksverdeling redelijk positief te beoordelen. Wel zijn er kritische noten en verbetervoorstellen, maar die hebben vooral te maken met het reglement in het algemeen en gelden dus niet specifiek voor de zaken uit de Gooi en Vechtstreek.

Het bestuur van de rechtbank Midden-Nederland had de behoefte te weten hoe de nieuwe zaaksverdeling in de praktijk voldoet. Om dit te achterhalen, zijn de direct betrokken partijen – rechtzoekenden, rechters, advocaten en ketenpartners – bevraagd. Dat is gebeurd met behulp van schriftelijke (web-)enquêtes en telefonische interviews.

Landelijk klantwaarderingsonderzoek Rechtspraak 2014

Zowel rechtzoekenden als professionals die beroepsmatig te maken hebben met de Rechtspraak (waaronder advocaten) zijn goed te spreken over het functioneren van de Rechtspraak. Dat blijkt uit het Klantwaarderingsonderzoek Rechtspraak (KWO) dat Regioplan in samenwerking met Ipsos in het najaar van 2014 heeft uitgevoerd in opdracht van de Rechtspraak.

Het onderzoek vond plaats bij alle rechtbanken, gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. In totaal zijn 3.474 rechtzoekenden face to face geïnterviewd en hebben 3.518 professionals de online vragenlijst ingevuld.

In vergelijking met 2011 is de tevredenheid onder rechtzoekenden gestegen. In 2011 was 81 procent van de rechtzoekenden (zeer) tevreden over de Rechtspraak, in 2014 was dit 84 procent. Onder de professionals is de tevredenheid iets gedaald: van 73 procent naar 70 procent. Zowel de rechtzoekenden als professionals zijn vooral tevreden over het functioneren van de rechters. Minder tevreden zijn ze over de doorlooptijden en de digitale voorzieningen van de Rechtspraak.

Op de website van de Raad voor de rechtspraak kunt u meer lezen over dit onderzoek en ook het volledige rapport downloaden.

Motieven voor en waardering van hoger beroep

Waarom gaan rechtzoekenden in hoger beroep, wat verwachten ze van de appelprocedure, welke ervaringen doen zij daar op en hoe waarderen zij deze procedure uiteindelijk?

De discussie over een effectieve en efficiënte inrichting van de rechtspraak richt zich onder meer op het hoger beroep. De vraag die daarbij rijst, is in hoeverre de procedure van hoger beroep beantwoordt aan haar doelstellingen. Empirische gegevens daarover zijn schaars. Dit onderzoek richt zich op de keuze van rechtzoekenden om wel of geen hoger beroep in te stellen en op hun waardering van de procedure van hoger beroep.

Het onderzoek toont dat bij bestuursrechtelijke en strafrechtelijke zaken rationele kosten-batenoverwegingen domineren bij het al dan niet instellen van hoger beroep. Simpel gezegd: men procedeert verder omwille van een gunstiger uitspraak. In civiele zaken is het beeld gevarieerder: naast kosten-batenoverwegingen spelen hier ook overwegingen ten aanzien van de ervaren rechtvaardigheid van de procedure en de uitkomst. De uitkomst van de procedure blijkt de be­langrijkste verklarende factor voor de waardering van de rechtszoekenden voor de hoger beroepsprocedure in de drie rechtsgebieden.

Meer informatie?
U vindt het rapport hier. Daarnaast is een artikel over het onderzoek verschenen in Trema, u vindt het artikel hieronder.

U kunt ook contact opnemen met Bob.

Beschermingsbewind; Kwantitatief onderzoek naar ontwikkelingen en kosten voor gemeenten

Het onderzoek biedt inzicht in de ontwikkelingen van het aantal opgelegde maatregelen beschermingsbewind in de periode 2010-2013 en de kosten die gemeenten maken voor vergoedingen. Ook gaat het rapport in op de kenmerken van de mensen met een beschermingsbewindvoerder in Nederland. Het onderzoek is uitgevoerd door Stimulansz. Regioplan heeft de verzameling van de landelijke gegevens en de dossierstudie bij de kantongerechten voor haar rekening genomen. U kunt het rapport hier vinden.

Eerste meting justitiële slachtofferondersteuning

Het ministerie van Veiligheid en Justitie hecht er waarde aan de ervaringen met justitiële slachtofferondersteuning vanuit het perspectief van slachtoffers periodiek te meten. De onderstaande rapporten zijn het resultaat van de eerste meting van de zogenaamde slachtoffermonitor.

In het eerste deel van de slachtoffermonitor wordt uitsluitend verslag gedaan van de ervaringen van slachtoffers met de justitiële slachtofferondersteuning die door de politie is verleend. Een tweede deel van de slachtoffermonitor is later beschikbaar gekomen en gaat in op de resultaten ten aanzien van slachtofferondersteuning verleend door het OM, rechtspraak en Slachtofferhulp Nederland.

In de overkoepelende factsheet zijn alle bevindingen uit de eerste meting van de slachtoffermonitor samengevat.