Voorproefje uit de Menukaart Toekomstscenario: ‘Daar waar een wil tot regie is, is een weg’

Afgelopen maand lanceerden we onze Menukaart voor ons aanbod op het Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming. Binnen de thema’s die op onze menukaart staan, bestaan er weer vele verschillende soorten vraagstukken – maar dus ook veel soorten oplossingen! Zo schreven wij eerder dit artikel over hoe je als gemeente intensieve casusregie implementeert bij de aanpak van complexe casuïstiek. Wij zien in het implementeren van intensieve casusregie zeker een boel vraagstukken waar goed over moet worden nagedacht; tegelijkertijd zien we ook een heleboel oplossingen, waar naartoe kan worden gewerkt zodra gemeenten vanuit overtuiging voor deze aanpak durven te kiezen: daar waar een wil tot regie is, is er een weg!

Lees hier het artikel over onze visie over het thema ‘regie’.

Benieuwd naar hoe wij onze kennis en visie voor jouw gemeente of organisatie kunnen inzetten? Neem dan contact op met Katrien!

Menukaart Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming is beschikbaar!

Er is op dit moment veel te doen rondom het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming. Maar hoe het zich op landelijk en regionaal niveau ook precies zal gaan ontwikkelen: voor gemeenten zal het de komende jaren veel blijven vragen. Het staat buiten kijf dat zij zelf een grotere rol krijgen in het organiseren én bieden van passende hulp aan hun inwoners op het gebied van huiselijk geweld, kindermishandeling en ontwikkelingsbedreiging van minderjarigen. Dit brengt allerlei vraagstukken met zich mee voor uitvoerende professionals, beleidsmakers en bestuurders. Onze menukaart biedt regio’s en gemeenten een actueel overzicht van ons uitgebreide ondersteuningsaanbod rondom deze vraagstukken!

Zo biedt onze menukaart concreet aanbod over thema’s als:

  • Hoe je als bestuurder knopen kunt doorhakken om het Toekomstscenario dichter bij te brengen;
  • Hoe je als gemeente grip krijgt op waar je lokale team staat en wat er nog moet gebeuren;
  • Hoe je omgaat met morele dilemma’s rondom de keuzes die nodig zijn.

Je vindt onze menukaart hier!

Meer weten over het aanbod op onze menukaart?

Neem dan contact op met Katrien de Vaan, Stefanie de Cuba of Niek van Ansem.

 

 

 

Jasmijn Groen MSc

Als beleidsonderzoeker bij Regioplan ben ik werkzaam binnen het team Zorg en Veiligheid, wat goed aansluit bij mijn criminologische achtergrond. Ik hou me bezig met uiteenlopende projecten binnen dit onderwerp, maar ik vind het ook erg leuk om mijn horizon te verbreden en werk te verrichten binnen andere sociaal-maatschappelijke thema’s. Door mijn ervaring met kwantitatief en kwalitatief onderzoek te combineren streef ik ernaar om tot heldere analyses en concrete aanbevelingen te komen, en zo bij te dragen aan beleid dat werkt in de praktijk.

Samenwerken aan de aanpak van stalking: Vakmiddag, training en webinar

In opdracht voor het Expertisecentrum huiselijk geweld en kindermishandeling hebben wij de afgelopen maanden samengewerkt om kennis te verspreiden over de aanpak van stalking. We hebben een training, webinar en een sessie op de vakmiddag over de aanpak van stalking mogen geven aan een breed scala aan professionals in de regio Hart van Brabant.

In alle gesprekken die wij hebben herhalen we elke keer dat de aanpak van stalking een gemeenschappelijk opdracht is waarbij snel, sensitief en adequaat handelen van veel verschillende partijen nodig is. Goede samenwerking is dus essentieel!

Onze collega Romy van den Dungen en Philomenia Arissen werden geïnterviewd door het Expertisecentrum huiselijk geweld en kindermishandeling over het belang van het delen van kennis en de behoeftes van slachtoffers en plegers. In dit interview gaven zij de volgende belangrijke acties aan:

  • Zorg voor voldoende kennis over stalking;
  • Stel per organisatie een vast contactpersoon aan voor slachtoffer/pleger;
  • Maak afspraken over behoud van overzicht en procesbewaking;
  • Herken stalking vroegtijdig.

In de training die Romy en Philomenia geven staat de vraag ‘Wat kan je morgen anders doen?’ centraal. Want deze kleine stappen maken vaak al een grote impact! Heb je interesse in de training voor jouw organisatie? Neem dan contact op met Romy via romy.van.den.dungen@regioplan.nl

Benieuwd naar het gehele interview? Lees hier het complete interview.

Kijk hier het webinar terug, of meld je aan voor de training in de regio Hart van Brabant!

 

Inventarisatie capaciteit zorg en welzijn Caribisch Nederland

Op dit moment is er een tekort aan zorgprofessionals in Caribisch Nederland. In combinatie met de toenemende vergrijzing en de verwachte toename van de zorgvraag, zal ertoe leiden dat het tekort wellicht zal toenemen en vraagt om maatregelen die het (toekomstige) tekort aan zorgpersoneel kunnen oplossen. Regioplan gaat hiervoor, in opdracht van het ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport – directie Zorg en Jeugd Caribisch Nederland, onderzoek doen naar de huidige capaciteit en eventuele capaciteitstekorten van zorg- en welzijnsinstellingen op de BES-eilanden.

 

Onderzoeksactiviteiten

Het doel van het onderzoek is om op te halen wat de huidige personele capaciteit is van de zorg- en welzijnsinstellingen, de in- door- en uitstroom in de zorg en welzijnsfuncties inzichtelijk te maken. Op basis van die gegevens maken we vervolgens een inschatting van welke capaciteit nodig is voor een passend en dekkend aanbod van zorg en welzijn in 2035 op de BES-eilanden.

Voor het onderzoek voeren we allereerst een documentanalyse uit (gericht op het in beeld brengen van de huidige capaciteit in zorg en welzijn, evenals de relevantie demografische, sociale en medische ontwikkelingen op de BES-eilanden en het huidige en toekomstige beleid inzake zorg en welzijn op de eilanden) en voeren we verdiepende gesprekken met professionals in zorg en welzijn. Vervolgens vragen we zorgorganisaties om via een digitale enquête hun huidige capaciteit te rapporteren en een inschatting te maken van de huidige en toekomstige tekorten.

De resultaten van het onderzoek zullen we verwerken in een rapportage die we presenteren en bespreken met een delegatie van (zorg)organisaties van de drie eilanden.

Daar waar er een wil tot regie is, is er een weg!

Landelijke hervormingen zoals beoogd met het Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming
en de Hervormingsagenda Jeugd gaan de komende jaren veel vragen van gemeenten.
Gemeenten krijgen een grotere rol in het organiseren én bieden van passende hulp aan hun
inwoners, waaronder jeugdigen en gezinnen. Concreet houdt dit in dat de lokale teams van
gemeenten meer verantwoordelijkheden krijgen, en zowel basale hulpvragen als hulpvragen die
meer specialisme vereisen moeten kunnen oppakken. Complexe casuïstiek is een voorbeeld van casuïstiek die meer specialisme vereist. Regie op complexe casuïstiek helpt om effectieve hulpverlening van de grond te krijgen: dat is een belangrijk inzicht uit onze onderzoeken en uit de Online Kenniskamer die wij organiseerden voor gemeenten, waarover we dit artikel schreven! 

 

Belang van regie op complexe casuïstiek

Bij complexe casuïstiek spelen er bij inwoners tegelijkertijd problemen op meerdere leefgebieden, zoals financiële problemen, opvoedproblematiek en psychische problematiek. Deze problemen houden doorgaans verband met elkaar. De hulpverlening is dan gebaat bij een integrale aanpak vanuit een systeemgerichte blik, die is gebaseerd op een diepgaande analyse van de problematiek. Wat we in de praktijk echter veel in complexe casussen zien gebeuren, is dat deze wijze van hulpverlening niet goed tot stand komt. Er zijn dan meerdere hulpverlenende partijen aangehaakt die allemaal actief zijn op hun eigen stukje expertise, zonder dat er (voldoende) verbinding tussen hulpverleningstrajecten wordt gelegd. Dat maakt de hulpverlening ineffectief en leidt tot veel frustraties bij zowel cliënten als hulpverleners.

Complexe casuïstiek vraagt om een stevige vorm van regie door capabele regisseurs die
weliswaar zelf slechts beperkt hulp bieden, maar die wel over hulpverleningsvaardigheden
moeten beschikken om te komen tot een effectieve aanpak. Het is aan gemeenten om deze
vorm van regie in te richten, vanuit de wettelijke verantwoordelijkheden die zij hebben op het
gebied van zorg en ondersteuning. Het inrichten van stevige regie op complexe casuïstiek kan
onderdeel zijn van een algehele herziening van het lokaal veld. Dat is iets waar actuele
ontwikkelingen momenteel om vragen, ontwikkelingen die door de VNG zijn vervat in het
Richtinggevend Kader Toegang, lokale teams en integrale dienstverlening.

Stevige regie betekent dat er iemand is – de regisseur – die vanuit een diepgaande analyse het
voortouw neemt om te komen tot integrale en systeemgerichte hulp en de verbindingen legt die
nodig zijn om tot duurzame oplossingen te komen. Stevige regie houdt in dat een regisseur het
centrale aanspreekpunt wordt voor álle betrokkenen in een casus – cliënt(en) en hulpverleners –
en de hulp coördineert vanuit een alomvattende probleemanalyse, die sámen met cliënten tot
stand is gekomen. Hulpverlening vindt dan in samenhang plaats, zorgt ervoor dat problemen in
de kern worden aangepakt en dat iedereen daar zijn verantwoordelijkheid in neemt.

 

Lessen uit de Online Regioplan Kenniskamer over ‘Regie op complexe casuïstiek’

In verschillende van onze onderzoeken brachten wij de werkzame elementen van regie in kaart.
Om deze kennis te delen, organiseerden we in mei 2024 een Online Kenniskamer voor
gemeenten, waarin we het met hen hadden over de mogelijkheden, succesverhalen én
knelpunten rondom regie op complexe casuïstiek. Want hoewel regie een effectief middel kan
zijn om in dit soort casuïstiek verder te komen, is het effectief inrichten ervan makkelijker gezegd
dan gedaan. Dit effectief inrichten vraagt namelijk allereerst een zeker geloof in het effect dat
met regie kan worden bereikt. Te vaak horen we echter in onze onderzoeken terug dat ‘de
mogelijkheden in het vrijwillig kader nu eenmaal beperkt zijn’. Dergelijke opvattingen zorgen
ervoor dat regie geen echte kans krijgt. Om die kansen te creëren is het cruciaal dat gemeenten zelf de regie nemen over de implementatie van regie op complexe casuïstiek. Wil je meer weten over lessen uit ons onderzoek over hoe je als gemeente regie effectief kunt implementeren? Lees dan ons artikel over de opbrengsten uit de Online Kenniskamer!

Meer weten over ons onderzoek op dit thema? Neem dan contact op met Katrien de Vaan!

Gendersensitief werken bij de aanpak van geweld: een bundeling van kennis en praktische tools

Op 5 september 2024 publiceerde het College voor de Rechten van de Mens (CRM), in samenwerking met Avans, een bundeling van kennis en praktische tools op het gebied van gendersensitief werken bij de aanpak van geweld in de privésfeer.

Een effectieve aanpak van geweld in de privésfeer vereist aandacht voor gender: aandacht voor de rollen en verwachtingen die we in de maatschappij verbinden aan het biologische, binaire man/vrouw-onderscheid. Avans en het CRM brachten de vele verschillende publicaties hierover samen in een handzaam overzicht dat een must is voor iedereen die zich met deze thematiek bezig houdt! Tot dit overzicht behoren ook diverse van onze eigen onderzoeken en handreikingen!

“Als beleidsonderzoeker hoor je enorm veel verschillende verhalen”

Als beleidsonderzoeker bij Regioplan heeft Marjon Tijl een andere rol dan in haar jaren als beleidsadviseur bij de gemeente. Een rol die tot nu toe goed bevalt, vertelt ze. “Als beleidsonderzoeker merk je pas echt hoeveel verschillende perspectieven er bestaan.”

Maatschappelijke betrokkenheid en iets willen doen voor de kwetsbaren in de samenleving: het loopt als een rode draad door de loopbaan van Marjon Tijl. Na haar opleiding hbo-v werkte ze kortstondig als verpleegkundige, maar al snel besloot ze het over een andere boeg te gooien en sociologie te gaan studeren.

Vrouwenorganisaties

Via een stage kwam ze terecht bij een landelijke koepel van vrouwenorganisaties, vertelt ze. “Daar hielden we ons vooral bezig met de thema’s arbeid en zorg. Zo was de economische zelfstandigheid van vrouwen een belangrijk onderwerp. Vanuit de koepel ondersteunden we de aangesloten vrouwenorganisaties en voerden we bijvoorbeeld ook lobby in Den Haag. Dat was enorm leuk om te doen, maar op een gegeven moment vroeg ik me wel af hoe het zou zijn om een keer aan de andere kant van de tafel te zitten. Hoe zou ik als beleidsmaker het verschil kunnen maken?”

Hectische omgeving

Vanuit die nieuwsgierigheid belandde Marjon uiteindelijk als beleidsadviseur bij de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Haarlem. Bij die gemeente zou ze uiteindelijk 21 jaar lang op verschillende afdelingen werken. “De laatste jaren bij de gemeente heb ik me met name beziggehouden met zorg en welzijn en met de gemeentelijke ondersteuning op dit vlak. Erg interessant, al begon ik op een gegeven moment wel het zelf doen van onderzoek te missen.”

Het werken bij een gemeente is enorm interessant, benadrukt Marjon. “Maar: het is ook een heel dynamische omgeving, waarbinnen maatschappelijke en politieke ontwikkelingen voortdurend zorgen voor een bepaalde hectiek. Dat maakt het soms lastig om eens écht goed stil te staan bij bepaalde ontwikkelingen. Wat is er nou eigenlijk precies aan de hand? En werkt wat we bedenken ook echt? Die reflectie, die ruimte om wat meer de diepte in te gaan: die begon ik steeds meer te missen.”

Betere fundering

Via haar netwerk kwam Marjon op het spoor van beleidsonderzoek en belandde ze afgelopen november bij Regioplan. Als onderzoeker binnen ons team Zorg & Veiligheid is ze onder meer betrokken bij een onderzoek voor de gemeente Voorschoten naar de vraag hoe de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van welzijn is georganiseerd. Qua thematiek ligt het werk als beleidsonderzoeker bij Regioplan dicht bij haar eerdere werk als beleidsadviseur, beaamt ze. “Maar het is erg leuk om nu wederom een keer vanuit een andere rol betrokken te zijn. Door te onderzoeken, reflecteren en onderbouwen dragen we bij aan een betere fundering van wat er in de praktijk gebeurt.”

Lelylijn

Een ander onderzoek waar Marjon bij betrokken is richt zich op de maatschappelijke impact die de mogelijke aanleg van de zogenoemde Lelylijn – een snelle treinverbinding tussen Lelystad en Groningen – zou hebben op de Noordoostpolder. “De gemeente Emmeloord wil graag weten wat de aanleg van deze spoorverbinding zou betekenen voor Emmeloord zelf en voor de omliggende dorpen. Ook weer een erg interessant onderzoek! De Noordoostpolder – die in de jaren veertig werd drooggelegd – kent natuurlijk een geheel eigen ontstaansgeschiedenis; het is van oudsher een ondernemende en pionierende regio, en dat maakt deze streek wel echt anders dan veel andere plekken in Nederland. Erg interessant om daar dieper in te duiken.”

Verschillende perspectieven

Als beleidsonderzoeker merkt Marjon hoeveel verschillende perspectieven er bestaan en hoe dat het beeld van de werkelijkheid van betrokkenen bepaalt. “Als beleidsmaker ben je je misschien toch wat minder bewust van de positie van waaruit mensen bepaalde dingen doen en betrokken zijn bij een onderwerp. Als beleidsonderzoeker hoor je vaak juist enorm veel verschillende verhalen, vanuit verschillende rollen. Het is dan de kunst om goed recht te doen aan al die verschillende perspectieven. En dat dan zó, dat het iets oplevert waar de opdrachtgever ook wat mee kan – óók als de uitkomst indruist tegen wat die verwacht.”

Platte organisatie

Al met al een andere dynamiek dan het werken als beleidsmaker bij een gemeente, benadrukt Marjon. Een ander verschil is de omvang van de organisatie, vertelt ze. “Het is erg leuk om eens in een kleine organisatie met ongeveer veertig bevlogen collega’s te werken, in plaats van in een gemeentelijke organisatie met zo’n 1.200 mensen. Regioplan is een enorm platte organisatie; dat de vier directeuren zelf nauw betrokken zijn bij het dagelijkse onderzoekswerk, spreekt wat dat betreft boekdelen.”

Bijen houden

Marjons maatschappelijke betrokkenheid komt ook terug in een van haar hobby’s: het houden van bijen. “Bijen zijn enorm belangrijk voor de biodiversiteit en voor onze voedselvoorziening, maar de bijenstand kachelt al jaren achteruit. Als hobby-imker houd ik een paar bijenvolken. Dat is niet alleen nuttig, het is ook gewoon enorm leuk om te doen. Waar die fascinatie voor bijen vandaan komt? Mijn vader, opa en tante waren alle drie hobby-imker, dus het zit vast in de genen. Als ik nu zelf met mijn bijen bezig ben en die typische geur van honing ruik, ben ik weer even terug in het oude schuurtje van mijn opa. Heerlijk!”

Evaluatie Wet clausulering recht op contact/omgang na partnerdoding

Doel van de Wet clausulering recht op contact/omgang na partnerdoding is om meer duidelijkheid te brengen in het proces dat moet leiden tot een besluit over contact/omgang na partnerdoding. In opdracht van het WODC voerden wij een evaluatie van deze wet uit.

Geweldsdelicten waarbij sprake is van (vermoedelijke) partnerdoding en waarbij minderjarige kinderen achterblijven, hebben altijd grote impact op de nabestaanden. Het achterblijven van minderjarige kinderen betekent dat er urgente vraagstukken ontstaan. Hierbij is het toelaten van contact tussen de verdachte ouder en het minderjarige kind een van de meest prangende kwesties. Doel van de Wet clausulering recht op contact/omgang na partnerdoding is om te garanderen dat de besluitvorming hierover op een zorgvuldige manier plaatsvindt. Ook probeert de wet te waarborgen dat kinderen in de besluitvorming in dit proces voldoende worden gehoord en dat hun stem voldoende wordt meegewogen.

Uit het onderzoek blijkt dat professionals regelmatig meer ruimte nemen in de uitvoering van de wet dan deze strikt gezien voorschrijft. Zo leidt het onderzoek dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) moet uitvoeren, niet altijd tot een duidelijk afgebakend advies over contact/omgang. Adviezen van de RvdK en besluiten van kinderrechters worden regelmatig opener gelaten, om zodoende ruimte te bieden voor maatwerk in deze complexe casuïstiek. Doorgaans worden de Gecertificeerde Instellingen (GI’s) daarbij door de RvdK het meest geschikt geacht om zelf afwegingen te maken over contact/omgang, aangezien GI’s vrijwel altijd de voogdij over het kind krijgen in partnerdodingszaken.

Borging van expertise

Alhoewel ruimte voor maatwerk in dergelijke complexe casuïstiek belangrijk is, dient wel te worden bewaakt dat de juiste expertise geborgd is in de besluitvorming over wel of geen omgang. Een weloverwogen besluit over omgang vereist namelijk een veelzijdige blik, waarbij zowel aandacht is voor de negatieve als de positieve effecten van omgang op de ontwikkeling van het kind. Dit vereist specifieke expertise, bijvoorbeeld op terreinen zoals identiteitsvorming en loyaliteitsgevoelens van kinderen van wie ouders in detentie verblijven.

Ook is er in de meeste gevallen van partnerdoding sprake van femicide, waarbij de mannelijke dader zijn vrouwelijke (voormalige) partner heeft gedood. Aan zulke misdrijven ligt doorgaans een andere dynamiek ten grondslag dan casussen waarin de vrouw haar mannelijke (voormalige) partner heeft gedood. Van professionals die afwegingen moeten maken in partnerdodingscasussen vergt dit specifieke kennis over de gewelds- en relatiepatronen die in zulke casuïstiek spelen en de wijze waarop deze patronen de ontwikkeling van het kind kunnen beïnvloeden.

Alhoewel dit onderzoek niet gaat over de mate waarin de betrokken professionals over deze expertise beschikken, roept het wel vragen op over of deze expertise voldoende is geborgd wanneer alle beslissingsruimte bij de GI’s wordt belegd. Deze vraag is des te meer van belang vanwege de personeelstekorten en het hoge personeelsverloop waar ook GI’s mee te kampen hebben.

Het niet benoemen van een bijzondere curator

Ook moet niet uit het oog worden verloren dat de stem van het kind goed moet worden meegewogen in het uiteindelijke besluit over omgang. Om dit te waarborgen heeft de wet nu voorzien in de verplichte benoeming van een bijzondere curator die als onafhankelijke partij het kind moet vertegenwoordigen. In de praktijk komt het echter voor dat er geen bijzondere curator wordt betrokken tijdens de gerechtelijke contact/omgangsprocedure. Door professionals die reeds betrokken zijn wordt soms weinig meerwaarde gezien in de benoeming van een bijzondere curator. Daarbij speelt mee dat het voor een kind belastend kan zijn als er te veel partijen betrokken zijn.

Conclusies

De complexiteit van partnerdodingscasussen maakt het wenselijk dat professionals enige bewegingsruimte hebben in het bepalen van wat het kind op een bepaald moment nodig heeft. Dat initiële adviezen van de RvdK inzake contact/omgang minder afgebakend zijn dan de wet voorschrijft, is vanuit dat oogpunt verdedigbaar, mits er naar manieren wordt gekeken om de rechtbank of de RvdK tot op zekere hoogte nog enige regie te laten behouden. Zo kunnen kinderrechters een zaak aanhouden, waardoor er op een later moment nog eens naar het contact/omgangsvraagstuk kan worden gekeken.

Daarnaast kan het ook te verdedigen zijn dat er geen bijzondere curator wordt benoemd, mits het kind dan wel door een andere partij wordt vertegenwoordigd. Wel is het van belang dat dan goed wordt gekeken hoe en door wie het kind dan wel wordt vertegenwoordigd, zodat de wensen van het kind voldoende worden meegewogen in de besluiten die over zijn of haar leven worden genomen.

Meer weten?

Download dan ons eindrapport of neem contact op met Katrien de Vaan of Niek van Ansem.

Evaluatie clausulering recht op omgang na partnerdoding

De Wet clausulering recht op contact/omgang na partnerdoding beoogt meer duidelijkheid te brengen in het proces dat moet leiden tot een besluit over contact/omgang na partnerdoding. In opdracht van het WODC voerden wij samen met onderzoekers van Avans Hogeschool een evaluatie van deze wet uit.

Geweldsdelicten waarbij sprake is van (vermoedelijke) partnerdoding en waarbij minderjarige kinderen achterblijven, hebben altijd grote impact op de nabestaanden. Het achterblijven van minderjarige kinderen betekent dat er urgente vraagstukken ontstaan. Hierbij is het toelaten van contact tussen de verdachte ouder en het minderjarige kind een van de meest prangende kwesties. De Wet clausulering recht op contact/omgang na partnerdoding beoogt te garanderen dat de besluitvorming hierover op een zorgvuldige manier plaatsvindt. Tevens probeert de wet te waarborgen dat kinderen in de besluitvorming in dit proces voldoende worden gehoord en dat hun stem voldoende wordt meegewogen.

Uit het onderzoek blijkt dat professionals regelmatig meer ruimte nemen in de uitvoering van de wet dan deze strikt gezien voorschrijft. Zo leidt het onderzoek dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) moet uitvoeren, niet altijd tot een duidelijk afgebakend advies over contact/omgang. Adviezen van de RvdK en besluiten van kinderrechters worden regelmatig opener gelaten, om zodoende ruimte te bieden voor maatwerk in deze complexe casuïstiek. Doorgaans worden de Gecertificeerde instellingen (GI’s) daarbij door de RvdK het meest geschikt geacht om zelf afwegingen te maken over contact/omgang, aangezien GI’s vrijwel altijd de voogdij over het kind krijgen in partnerdodingszaken.

Borging van expertise

Alhoewel ruimte voor maatwerk in dergelijke complexe casuïstiek belangrijk is, dient wel te worden bewaakt dat de juiste expertise geborgd is in de besluitvorming over wel of geen omgang. Een weloverwogen besluit over omgang vereist namelijk een veelzijdige blik, waarbij zowel aandacht is voor de negatieve als de positieve effecten van omgang op de ontwikkeling van het kind. Dit vereist specifieke expertise, bijvoorbeeld op terreinen zoals identiteitsvorming en loyaliteitsgevoelens van kinderen wiens ouders in detentie verblijven.

Tevens is er in de meeste gevallen van partnerdoding sprake van femicide, waarbij de mannelijke dader zijn vrouwelijke (voormalige) partner heeft gedood. Aan dergelijke misdrijven ligt doorgaans een andere dynamiek ten grondslag dan casussen waarin de vrouw haar mannelijke (voormalige) partner heeft gedood. Van professionals die afwegingen moeten maken in partnerdodingscasussen vergt dit specifieke kennis over de gewelds- en relatiepatronen die in dergelijke casuïstiek spelen en de wijze waarop deze patronen de ontwikkeling van het kind kunnen beïnvloeden.

Alhoewel dit onderzoek niet gaat over de mate waarin de betrokken professionals over deze expertise beschikken, roept het wel vragen op over of deze expertise voldoende is geborgd, wanneer alle beslissingsruimte bij de GI’s wordt belegd. Deze vraag is des te meer van belang vanwege personeelstekorten en het hoge personeelsverloop, waar ook GI’s mee te kampen hebben.

 

Het niet benoemen van een bijzondere curator

Ook moet niet uit het oog worden verloren dat de stem van het kind goed moet worden meegewogen in het uiteindelijke besluit over omgang. Om dit te waarborgen heeft de wet nu voorzien in de verplichte benoeming van een bijzondere curator die als onafhankelijke partij het kind moet vertegenwoordigen. In de praktijk komt het echter voor dat er geen bijzondere curator wordt betrokken tijdens de gerechtelijke contact/omgangsprocedure. Door professionals die reeds betrokken zijn wordt soms weinig meerwaarde gezien in de benoeming van een bijzondere curator. Daarbij speelt mee dat het voor een kind belastend kan zijn als er te veel partijen betrokken zijn.

 

Conclusies

De complexiteit van partnerdodingscasussen maakt het wenselijk dat professionals enige bewegingsruimte hebben in het bepalen van wat het kind op een bepaald moment nodig heeft. Dat initiële adviezen van de RvdK inzake contact/omgang minder afgebakend zijn dan de wet voorschrijft, is vanuit dat oogpunt verdedigbaar, mits er naar manieren wordt gekeken om de rechtbank of de RvdK tot op zekere hoogte nog enige regie te laten behouden. Zo kunnen kinderrechters een zaak aanhouden, waardoor er op een later moment nog eens naar het contact/omgangsvraagstuk kan worden gekeken. Daarnaast kan het ook te verdedigen zijn dat er geen bijzondere curator wordt benoemd, mits het kind dan wel door een andere partij wordt vertegenwoordigd. Wel is het van belang dat dan goed wordt gekeken op welke wijze en door wie het kind dan wel wordt vertegenwoordigd, zodat de wensen van het kind voldoende worden meegewogen in de besluiten die over diens leven worden genomen.

Meer weten?

Download hieronder dan ons eindrapport of neem contact op met Katrien de Vaan of Niek van Ansem.