Werkveld: Zorg
drs. Marjon Tijl
“Beleidsmakers, ga nou eens écht kijken in de samenleving”
Waarom werkt bepaald beleid – bijvoorbeeld op het gebied van armoede – wél, en ander beleid juist weer helemaal níet? Het is een vraag die Coco Bastiaansen (die deze zomer begon als onderzoeker in ons team Zorg & Veiligheid) al tijden bezighoudt.
Tijdens haar studie Sociaalpedagogische Hulpverlening raakte Coco Bastiaansen gefascineerd door de kloof die er soms gaapt tussen de wereld van beleid aan de ene, en de praktijk van alledag aan de andere kant. “Na een stage bij de gemeente Rotterdam ben ik in die stad aan de slag gegaan als maatschappelijk werker. In die rol kwam ik over de vloer bij gezinnen in achterstandswijken die kampten met schulden. Daar zag ik met eigen ogen hoe groot de invloed van beleid vaak is. Beleid kan een oplossing bieden voor de problemen van mensen, maar het kan ook echt de plank misslaan.”
Geen goed beeld
“Een voorbeeld? In veel gemeenten kunnen mensen met een laag inkomen vaak gratis of met korting allerlei leuke dingen kunnen doen. Maar de brief waarmee mensen daarvan op de hoogte worden gesteld, is vaak enorm ingewikkeld – met als gevolg dat een groot deel van de doelgroep zo’n pas nooit aanvraagt.”
Beleidsmedewerkers en maatschappelijk werkers hebben vaak simpelweg geen goed beeld van de belevingswereld van hun doelgroep, merkte Coco. “Als jij zelf niet arm bent, is het gewoon enorm lastig om te snappen hoe het is voor mensen om in armoede te leven. Beleidsmakers zou ik dus vooral willen aanraden om erop uit te gaan en nou eens écht te gaan kijken in de samenleving en te praten met de mensen waarvoor het beleid gemaakt wordt.”
Generatiearmoede
Coco raakte door haar werk steeds meer gefascineerd door de vraag waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen in een samenleving en welke factoren daarbij meespelen. “Daarom ben ik nog verder gaan studeren, om te beginnen in Tilburg waar ik een premaster Sociologie heb gedaan. Daarna heb ik een jaar de master Social Research gedaan in Trento in Italië, en in Tilburg nog de master Sociologie. In dezelfde stad heb ik vervolgens nog een tijdje gewerkt als junior onderzoeker bij Tranzo – een wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn – en bij de afdeling cognitieve neuropsychologie van de universiteit.”
Vooral in die laatste functie kwamen Coco’s eerdere ervaringen vanuit haar studie Sociaalpedagogische Hulpverlening en in de Rotterdamse praktijk goed van pas, vertelt ze. “Een onderzoek waar ik me vooral mee bezig heb gehouden ging over de aanpak van generatiearmoede. Wat voor invloed heeft armoede op de werking van de hersenen? En hoe kunnen het gemeentelijk beleid en de manier van hulpverlening hierop aangepast worden zodat het bijdraagt aan het welzijn van de mensen? Enorm interessant.”
Korte vs. lange termijn
Het is al uit meerdere onderzoeken gebleken dat de hersenen anders werken wanneer mensen schaarste, zoals armoede, ervaren, vertelt Coco. “Mensen die in armoede leven, zijn vooral gericht op de korte termijn en zijn daardoor ook minder goed in staat om op de lange termijn te denken. Bij beleidsmakers ontbreekt dit soort kennis vaak, waardoor er een mismatch ontstaat tussen het beleid aan de ene, en de belevingswereld van de doelgroep aan de andere kant.”
Twee brillen
Coco werkte nog een tijdje bij de gemeente Den Haag en bij een beleidsonderzoeksbureau in Breda, om uiteindelijk terecht te komen bij Regioplan als medior onderzoeker in het team Zorg & Veiligheid. “Beleidsonderzoek vind ik razend interessant. Op dit moment houd ik me binnen ons team bezig met een onderzoek naar de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Een onderwerp dat nieuw voor me is, maar dat ik wel enorm interessant vind. Leuk om me daar in te verdiepen.”
Als beleidsonderzoeker komt Coco’s praktijkervaring sowieso goed van pas, denkt ze. “Uiteindelijk gaat het er simpelweg om dat beleid datgene doet waarvoor het bedoeld is. Dat klinkt heel eenvoudig, maar ik heb met eigen ogen gezien hoe lastig dat kan zijn. Daardoor kan ik goed door twee brillen naar beleid kijken, en die ervaring breng ik graag mee naar Regioplan.”
Onderzoek naar uitvoering van verslavingszorg in Enschede
Voor de rekenkamer van de gemeente Enschede voerden wij een onderzoek uit naar de uitvoering van de verslavingszorg in Enschede en regiogemeenten. Doel van het onderzoek was om inzichtelijker te maken uit welke activiteiten die verslavingszorg precies bestaat en wat de ingezette (financiële) middelen en behaalde doelen per activiteit zijn.In de regio Enschede gaat er relatief veel geld van de gemeentelijke begroting naar verslavingszorg, terwijl het tegelijkertijd niet strikt is afgebakend welke activiteiten allemaal onder verslavingszorg vallen. Voor dit onderzoek hebben we samengewerkt met onderzoeksbureau Cebeon.
Inhoud van het onderzoek
Het onderzoek omvat verscheidene facetten van de zorgactiviteiten van Tactus, de hoofdaanbieder van verslavingszorg in de regio Enschede, zoals preventie, bemoeizorg, dagopvang, beschermd wonen en ambulante zorg. Om scherp te krijgen hoe deze activiteiten precies behoren bij te dragen aan het tegengaan van verslavingsproblematiek, hebben we gesproken met beleidsmakers, personeel en cliënten van Tactus en diverse ketenpartners. Tegelijkertijd is er door Cebeon een financiële analyse uitgevoerd van de uitgaven van de gemeente Enschede aan de verschillende activiteiten, waarbij ook de verantwoordingsinformatie van Tactus is meegenomen. Daarbij is een vergelijking gemaakt met drie andere gemeenten, om de uitkomsten in een breder perspectief te plaatsen.
Conclusies en aanbevelingen
Hoewel uit het onderzoek bleek dat Tactus ruimschoots voldoet aan de randvoorwaarden voor effectief verslavingsbeleid, kunnen op basis van het onderzoek geen harde uitspraken gedaan worden over effectiviteit en efficiëntie van de verslavingszorg. De verantwoordingsinformatie van Tactus bevat namelijk weinig gegevens over de (lange termijn-) resultaten van de diverse trajecten. Deels komt dit doordat resultaten soms moeilijk meetbaar te maken zijn, zoals bij verslavingspreventie. Een andere oorzaak is echter dat de gemeente Enschede geen heldere indicatoren hanteert voor een effectmeting, zoals cijfers over terugval van (ex-) cliënten, waarover Tactus vervolgens zou kunnen verantwoorden. Een belangrijke aanbeveling uit het onderzoek was daarom om dergelijke indicatoren in de toekomst concreter te maken, zodat de gemeente meer inzicht heeft en beter bij kan sturen in de uitgaven en opbrengsten van de verslavingszorg.
Meer weten over dit onderzoek?
Download hieronder het eindrapport of neem contact op met Niek of Frank.
Nieuw project: implementatie verplichte Beschermingscode HGKM op de BES-eilanden
In opdracht van de Directie Zorg en Jeugd Caribisch Nederland van het Ministerie van VWS gaat Regioplan de openbare lichamen op de drie BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) ondersteunen bij het implementeren van de verplichte Beschermingscode Huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). Professionals bij organisaties in de sectoren zorg, welzijn, justitie en onderwijs worden door te werken met deze code beter in staat gesteld om huiselijk geweld en kindermishandeling te voorkomen, tijdig te signaleren en (mogelijke) slachtoffers beter te beschermen.
De Beschermingscode HGKM is de BES-variant van de Meldcode HGKM, zoals die geldt voor professionals in bovengenoemde sectoren in Nederland. In 2019, 2020 en 2021 hebben wij in Nederland bijgedragen aan de implementatie van de verbeterde Meldcode door in het hele land trainingen te organiseren voor professionals in de meldcodeplichtige beroepsgroepen.
Beoogde resultaten
Die ervaring nemen we mee naar de BES-eilanden, waar we tot eind december 2024 gaan toewerken naar de volgende beoogde resultaten:
• alle Beschermingscode-plichtige organisaties op de drie BES-eilanden en professionals zijn bekend met de Beschermingscode;
• alle Beschermingscode-plichtige organisaties op de drie BES-eilanden zijn in staat om deze code structureel toe te voegen aan hun kernactiviteiten en vervolgens hun medewerkers te faciliteren en te ondersteunen om conform de Beschermcode te handelen als de situatie daar om vraagt;
• de medewerkers van de Beschermingscode-plichtige organisaties (zo’n 2.000 professionals) zijn in staat om in de praktijk te handelen conform de Beschermingscode en kunnen leren van hun ervaringen om het handelen conform de Beschermingscode waar nodig te verbeteren;
• de inwoners van de drie BES-eilanden die gebruikmaken van de diensten van de Beschermingscode-plichtige organisaties hebben kennis kunnen nemen van de Beschermingscode, begrijpen deze code, zien de meerwaarde ervan in, en accepteren dat de code in de praktijk wordt toegepast als dat nodig is.
Meer weten?
Voor meer informatie over dit project kun je contact opnemen met Frank Kriek of Romy van den Dungen.
Opbrengsten van de Expertpool Ouderenmishandeling
Vandaag (15 juni) is de Internationale Dag tegen Ouderenmishandeling. Wereldwijd wordt er vandaag aandacht gevraagd voor geweld tegen ouderen, zoals lichamelijk geweld, emotionele mishandeling of financieel misbruik. Het effectief tegengaan van ouderenmishandeling is een vraagstuk waar veel Nederlandse gemeenten nog mee worstelen. Regioplan beheert en coördineert daarom sinds begin vorig jaar een Expertpool Ouderenmishandeling, die gemeenten kan ondersteunen bij vraagstukken rondom het ontwikkelen van een eigen lokale aanpak op dit thema.
Bijeenkomst Expertpool Ouderenmishandeling
Op maandag 12 juni organiseerde Regioplan een bijeenkomst die in het teken stond van de resultaten die het afgelopen anderhalf jaar met ondersteuning van de Expertpool zijn bereikt. Naast de 24 gemeenten die gebruik hebben gemaakt van de Expertpool waren daarbij ook afgevaardigden vanuit andere gemeenten welkom. In vier presentaties kwamen experts en gemeenten aan het woord om toe te lichten wat ze de afgelopen maanden samen hebben bereikt.
Samen bouwen aan een visie op een lokale aanpak van ouderenmishandeling
Bij het tot stand brengen van een gedegen gemeentelijke aanpak van ouderenmishandeling is het allereerst belangrijk om als gemeente draagvlak te creëren bij de organisaties waar je mee samenwerkt, zoals thuiszorgorganisaties en Veilig Thuis. De ervaring leert daarbij dat het kan helpen om met een beperkt aantal gemotiveerde partners te beginnen aan de hand van een specifiek thema, en vervolgens daarop verder te bouwen aan een meer alomvattende aanpak van ouderenmishandeling. Zo kwam in de presentaties een gemeente aan het woord die gestart was met het ontwikkelen van een aanpak aan de hand van het thema ‘ontspoorde mantelzorg’, en hield een andere gemeente zich bezig met het opzetten van een Lokale Alliantie tegen financieel misbruik. Daardoor ging bij deze gemeenten het thema van ouderenmishandeling voor de betrokken partners meer leven, wat weer een goede basis schept voor verdere samenwerking.
Bewustwordingscampagnes en deskundigheidsbevordering
Dat het draagvlak voor een lokale aanpak van ouderenmishandeling geen vanzelfsprekendheid is, komt onder andere doordat ouderenmishandeling lang niet altijd een zichtbaar fenomeen is. Het gaat veelal nog om ‘verborgen leed’. Dit was ook het uitgangspunt van een bewustwordingscampagne die is ontwikkeld door een van de aanwezige G4-gemeenten. Deze campagne had als doel om professionals én burgers bewuster te maken van de vele verschillende vormen van ouderenmishandeling en hoe die zich kunnen openbaren. Het herkennen van de signalen van ouderenmishandeling stond ook centraal in de training die in een van de presenterende gemeenten aan zorgprofessionals werd aangeboden. Om zorgen over (mogelijke) ouderenmishandeling scherper te krijgen en daar goed naar te kunnen handelen, is het in alle gevallen belangrijk hierover al bij de eerste signalen in gesprek te gaan – zowel als slachtoffer, professional en als bezorgde burger.
Reacties van gemeenten
Ook gemeenten die zelf nog niet bezig zijn met een lokale aanpak ouderenmishandeling gaven na de bijeenkomst aan veel inspiratie uit de presentaties te halen. Zo waren verschillende gemeenten geïnteresseerd in de mogelijkheid om zelf een bewustwordingscampagne op te zetten. Daarnaast stimuleerden de voorbeelden in de presentaties gemeenten om het tegengaan van ouderenmishandeling effectiever op de agenda te zetten.
Verder lezen over ouderenmishandeling?
Neem dan eens een kijkje in:
• het lokaal plan van aanpak Roosendaal.
• de risicoprofielen voor slachtoffers van ouderenmishandeling.
• het Actieplan Ontspoorde Mantelzorg.
• het onderzoek Lokale Allianties.
Bekijk ook het verslag van de slotconferentie Expertpool Ouderenmishandeling.
Doorleren LVB Pro/Vso
Hoe kunnen jongeren met een licht verstandelijke beperking, afkomstig uit het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, door blijven leren of zich blijven ontwikkelen? De directies Langdurige Zorg en Maatschappelijke Ondersteuning van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hebben ons gevraagd een onderzoek uit te voeren dat meer inzicht geeft in de mogelijkheden die jongeren met een LVB hebben om door te leren en/of zich te blijven ontwikkelen.
Doelstelling en deelvragen
In de afgelopen paar jaar komt uit diverse onderzoeken naar voren dat mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) (nog) niet altijd voldoende mogelijkheden hebben om zich door te ontwikkelen in onderwijs, dagbesteding of werk. Het doel van dit onderzoek is om knelpunten en werkzame elementen in de (door)ontwikkeling van jongeren met een LVB bloot te leggen en aan de hand daarvan verbeterpunten te bieden voor toekomstig beleid. In het onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal:
Hoe kunnen jongeren met een licht verstandelijke beperking, afkomstig uit het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, door blijven leren of zich blijven ontwikkelen?
Om dit verder te specificeren, zijn de volgende deelvragen geformuleerd:
- Wat zijn de ervaren knelpunten door mensen met een licht verstandelijke beperking (afkomstig van praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs), de uitstroompartij en de ontvangende partij om door te kunnen leren vanaf dagbesteding, (beschut) werk of onderwijs?
- Wat zijn randvoorwaarden, werkzame elementen of succesfactoren, zodat mensen met een licht verstandelijke beperking die dat willen kunnen doorleren vanuit dagbesteding, (beschut) werk of onderwijs?
- Welke goede voorbeelden zijn er en wat kunnen we daarvan leren?
Aanpak
Bestaande kennis in beeld brengen
Om een goed beeld te krijgen van de ontwikkelroutes van jongeren met een LVB hebben we bestaande bronnen geraadpleegd. Het gaat hierbij om kennis over de belangrijkste knelpunten en werkzame elementen om te komen tot ontwikkeling in de vervolgroutes. Aanvullend bestudeerden we ook de beschikbare cijfers over de doelgroep en bronnen die vanuit de begeleidingscommissie van dit onderzoek met ons zijn gedeeld.
Drie voorbeeldregio’s selecteren en werkwijze in kaart brengen
We hebben ervoor gekozen om drie voorbeeldregio’s te selecteren en deze verder te verdiepen. De regio’s zijn geselecteerd op basis van de voorzieningen en/of activiteiten die worden georganiseerd rondom de ondersteuning bij het doorleren en -ontwikkelen van jongeren met een LVB. De volgende regio’s zijn geselecteerd:
- Zaandam, waar een integrale aanpak rondom jongeren is. Alle budgetten worden gebundeld, zodat er geen jongeren ‘tussen wal en schip vallen’.
- Arnhem, waar een nauwe samenwerking is tussen de pro, vso en de gemeente.
- Nijmegen, waar een heel nauw netwerk is met werkgevers in de regio. Hierdoor zijn ze goed in staat om jongeren op een passende plek te krijgen voor (beschut) werk of arbeidsgerichte dagbesteding.
Verdiepende gesprekken met jongeren en professionals
In de verdiepingsfase hebben we ons gericht op het uitwerken van de loopbanen van jongeren met een LVB zowel in de geselecteerde voorbeeldregio’s als daarbuiten. We hebben verdiepende gesprekken gevoerd met de jongeren en de betrokken professionals rondom de jongeren om inzicht te krijgen in hun persoonlijke knelpunten en successen.
Reflectiesessie
We hebben de verdiepingsfase afgesloten met een reflectiesessie met de begeleidingscommissie ter toetsing en reflectie op de belangrijkste knelpunten, werkzame elementen en benodigde randvoorwaarden in de diverse ontwikkelroutes voor personen met een LVB.
Bevindingen
Lees het onderzoeksrapport en de factsheet voor een overzicht van de belangrijkste bevindingen die naar voren zijn gekomen uit het onderzoek. Meer weten? Neem contact op met Suna Duysak.
Onderzoek: hoeveel tandartsen en mondhygiënisten zijn er in de toekomst nodig?
De komende vijf tot twintig jaar stroomt een aanzienlijk deel van de huidige generatie tandartsen en mondhygiënisten uit. Ook verwachten zowel tandartsen als mondhygiënisten over vijf jaar ongeveer twee uur per week minder te werken. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit een onderzoek dat we recent uitvoerden in opdracht van het Capaciteitsorgaan, dat de toekomstig benodigde capaciteit aan zorgprofessionals in kaart brengt.
In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) werkte het Capaciteitsorgaan aan een raming voor de benodigde instroom in de opleidingen tot tandarts en mondhygiënist. Nu de vraag naar tandartsen en mondhygiënisten de komende jaren naar verwachting alleen maar verder zal toenemen (in lijn met de stijgende vraag naar andere zorgprofessionals), wilde het ministerie goed zicht hebben op het aantal mondzorgprofessionals dat nodig is om aan die groeiende vraag te kunnen voldoen.
Enquête
Voor een goede raming was onder meer inzicht nodig in het actuele zorgaanbod aan tandartsen en mondhygiënisten in Nederland. Om dit beter in kaart te brengen, namen we – in opdracht van het Capaciteitsorgaan – een enquête af onder deze twee beroepsgroepen. In deze enquête werd onder meer ingegaan op het aantal gewerkte uren, de verwachte arbeidstijdontwikkeling naar de toekomst, de uitstroomverwachting, het aandeel tijd voor patiëntenzorg, de aard van het werkverband, en de buitenlandse instroom. Daarnaast analyseerden we microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Belangrijkste conclusies
Uit deze inventarisatie blijkt onder meer het volgende.
• Over vijf jaar verwacht ongeveer 11 procent van de huidige mondhygiënisten uitgestroomd te zijn. Na tien jaar is dit 20 procent, na vijftien jaar 31 procent, en na twintig jaar 46 procent.
• Over vijf jaar verwacht ongeveer 26 procent van de huidige tandartsen uitgestroomd te zijn. Na tien jaar is dit 42 procent, na 15 jaar 52 procent, en na 20 jaar 63 procent.
• Dat de verwachte uitstroom onder tandartsen veel hoger ligt, kan komen doordat zij over het algemeen ouder zijn. Zo is 44 procent van de huidige tandartsen 50 jaar of ouder, tegenover 19 procent van de mondhygiënisten.
• Zowel tandartsen en mondhygiënisten verwachten over vijf jaar ongeveer twee uur per week minder te werken.
• Verder blijkt uit ons onderzoek dat ongeveer een op de vijf tandartsen zijn of haar opleiding in het buitenland heeft gevolgd. Dit komt neer op 2.300 tandartsen.
Toekomstige zorgvraag
Aan de hand van deze (en andere) onderzoeksresultaten kan het Capaciteitsorgaan beter inschatten hoeveel tandartsen en mondhygiënisten de komende jaren opgeleid moeten worden om aan de groeiende vraag te voldoen, vertelt onderzoeker Wiebe Korf. “Door gegevens van zorgprofessionals uit het verleden te combineren met hun verwachtingen voor de toekomst, zijn we tot een zo accuraat mogelijke inschatting gekomen van de verwachte uitstroom en het opleidingsrendement. Op deze manier hebben we niet alleen ingeschat hoeveel tandartsen en mondhygiënisten er werkzaam zullen zijn, maar ook hoe zij hun tijd zullen besteden. Dit heeft het voor het Capaciteitsorgaan mogelijk gemaakt om de opleidingscapaciteit zó in te schatten, dat er voldoende tandartsen en mondhygiënisten zullen zijn om te voldoen aan de toekomstige zorgvraag.”
Meer weten?
Lees dan ons eindrapport.
“Enorm leuk om samen te bouwen aan een nieuwe organisatie”
Zorg & Veiligheid: het is een werkveld waarin Katrien de Vaan zich al jaren als een vis in het water voelt. Inmiddels heeft ze ook haar eerste jaar als directielid erop zitten. “Ik haal nog altijd veel energie uit het zelf uitvoeren van projecten.”
Zorg & Veiligheid was niet de richting waarin Katriens loopbaan zich in eerste instantie ontwikkelde. Na haar studie Geschiedenis wilde ze graag de onderzoekswereld in, maar promotieplekken waren op dat moment schaars, blikt ze terug. “Zo kwam ik terecht bij de gemeente Haarlemmermeer, op de raadsgriffie. Daar raakte ik gefascineerd door het politiek-bestuurlijke krachtenveld binnen een gemeente. Maar: het onderzoek bleef trekken. Uiteindelijk kwam ik terecht bij een onderzoeksbureau dat mensen zocht speciaal voor rekenkameronderzoek: iets waar mijn ervaring op de griffie mij inmiddels de perfecte basis voor had gegeven.”
In 2009 maakte Katrien de overstap naar Regioplan, als onderzoeker binnen het toenmalige cluster Criminaliteit & Veiligheid. In de loop der jaren bouwde ze via tientallen projecten vervolgens gestaag aan haar profiel als projectleider en adviseur op het gebied van zorg en veiligheid. “Veiligheid binnen gezinnen, jeugdbescherming, maar ook de inrichting van het sociaal domein: ik vond en vind het enorm interessante thema’s om me in te verdiepen. Niet alleen omdat het inhoudelijk interessante thema’s zijn, maar ook omdat juist deze onderwerpen op bestuurlijk niveau voortdurend in beweging zijn.”
Decentralisatie van de jeugdzorg
Als voorbeeld noemt Katrien de decentralisatie van de jeugdzorg, in 2015. “Die decentralisatie – waarbij de gemeenten verantwoordelijk werden gemaakt voor de jeugdzorg – heeft allerlei nieuwe uitdagingen opgeleverd. Opeens werd er heel erg gestuurd op beheersbaarheid, maar daardoor verdwenen het beoogde langetermijneffect en de effectiviteit van het beleid uit beeld. Dat levert een hele ingewikkelde en interessante spanning op. De meeste gemeenten zijn intrinsiek namelijk best gemotiveerd om te doen wat er nodig is, maar om écht effectief te zijn zullen ze moeten investeren. Ze moeten dieper in de materie duiken, meer tijd aan een casus besteden, beter proberen te begrijpen wat er precies aan de hand is.”
“Maar het probleem is dat zo’n investering niet meteen rendeert; daar gaan vaak jaren overheen. Daar komt bij dat, als de gemeenten het goed doen, er uiteindelijk minder specialistische zorg nodig is – maar die ligt dan weer niet bij gemeenten zélf. Uiteindelijk plukken de gemeenten zelf dus niet de financiële vruchten van hun eigen beleid. Het beheersmatigheidsdenken op de korte termijn belemmert kortom dat je dát gaat doen wat op de lange termijn werkt en ook goedkoper is.”
Complexe casuïstiek
Katrien ziet gemeenten vooral worstelen met complexe casuïstiek. “De eerste jaren was het zoeken naar een nieuwe balans. Wie is nu precies waarvoor verantwoordelijk? Complexe casussen waarin huiselijk geweld een rol speelt, zijn bovendien vaak ook complexe jeugdhulpcasussen – en dan spelen vaak óók GGZ-problematiek bij volwassenen en financiële problemen nog een rol. Binnen het werkveld zijn we nog altijd met elkaar aan het leren hoe dit allemaal het beste werkt.”
Ondermijnende criminaliteit
Een ander interessant thema binnen het brede werkveld Zorg & Veiligheid is ondermijning, schetst Katrien. “Ook op dat vlak gebeurt er nu landelijk en lokaal natuurlijk ontzettend veel. Zó veel, dat de wet- en regelgeving om georganiseerde ondermijnende criminaliteit aan te pakken vaak al na een paar jaar niet meer goed aansluit op wat er in de praktijk nodig is. Bovendien is het op sommige terreinen echt nog uitproberen wat nou wel en niet werkt, en hoe je daar dan een aanpak op inricht. Het is enorm interessant om met beleidsonderzoek bij te dragen aan die zoektocht.”
Maatschappelijke problemen
Voor Katrien markeerde 2022 een belangrijke mijlpaal in haar loopbaan bij Regioplan. In januari nam ze, samen met Jos Lubberman, Miranda Witvliet en Yannick Bleeker, namelijk het stokje over van de toenmalige directie. “Maatschappelijke problemen worden steeds ingewikkelder, met veel verschillende spelers, met verschillende en vaak ook tegengestelde belangen. Tegelijkertijd werkt de overheid steeds meer kennisgestuurd en evidence based.”
“Wij denken dat we, vanuit onze onderzoeksmethodieken en de brede kennis die we als bureau hebben opgebouwd, heel erg goed bij kunnen dragen aan netwerken die met elkaar oplossingen voor maatschappelijke problemen willen ontwikkelen en implementeren. Wij zagen met ons vieren duidelijk voor ons hoe we die nieuwe rol als Regioplan zouden kunnen inkleden, en de toenmalige directie heeft ons vervolgens de ruimte geboden om die ideeën in de praktijk te brengen.”
Samen bouwen
Inmiddels is de nieuwe directie een klein jaar op weg. Het eerste jaar is goed bevallen, vertelt Katrien. “Het is gewoon enorm leuk om, samen met alle medewerkers, te bouwen aan een nieuwe organisatie. Tegelijkertijd ziet een gemiddelde werkdag er voor mij nu natuurlijk wel – op zijn zachtst gezegd – wat anders uit dan voorheen. Opeens ben je niet alleen projectleider of adviseur, maar ook directielid en manager – en dat zijn taken die niet altijd even makkelijk te plannen zijn.”
“Sowieso heb ik van meet af aan gezegd dat ik óók in de uitvoering actief wil blijven. Daar haal ik namelijk nog altijd heel veel energie uit. Bovendien wil ik mezelf inhoudelijk blijven ontwikkelen en feeling blijven houden met de praktijk. Veiligheid in gezinnen, jeugdbescherming, het sociaal domein, ondermijning: het is allemaal nog altijd veel te interessant om dat te laten liggen.”
“De verhouding tussen werk en gezondheid is erg interessant”
Gezondheid, preventie en werk: op het snijvlak van die onderwerpen beweegt Rosanne Schaap (28) zich als onderzoeker het liefst. Met het einde van haar promotietraject in zicht, begon ze op 1 september bij Regioplan als onderzoeker binnen ons team Werk, Participatie & Sociale Zekerheid. “Hier werk je veel meer met elkaar samen aan een onderzoeksproject.”
Tijdens haar studie Gezondheidswetenschappen aan de VU ontdekte Rosanne – die altijd al geïnteresseerd was in alles wat raakt aan gezondheid – dat ze preventie een enorm interessant thema vond. “Hoe kun je de gezondheid van onze samenleving verbeteren? Een complexe vraag, alleen al omdat je te maken hebt met allerlei verschillende stakeholders: burgers, overheden, ziekenhuizen, maatschappelijke organisaties… Het is interessant om te zien hoe al die partijen samenwerken en hoe geprobeerd wordt om al die verschillende – vaak tegengestelde – belangen bij elkaar te brengen.”
Gezondheid en werk
Tijdens een stage raakte Rosanne verder geïnteresseerd in de verhouding tussen gezondheid en werk. “Mensen met gezondheidsklachten vinden het vaak moeilijk om daar op het werk over te vertellen. Zeker als je klachten niet direct zichtbaar zijn aan de buitenkant, kan het best lastig zijn om je collega’s te vragen om daar rekening mee te houden. Met dat onderwerp wilde ik verder; ik vond en vind het interessant om te zien hoe groot de rol is die werk in iemands leven speelt en hoe ook gezondheid daarin meespeelt.”
Promotie
Na haar master besloot Rosanne haar onderzoeksambities verder te ontplooien tijdens een promotietraject bij het Amsterdam UMC. “Mijn onderzoek richt zich specifiek op twee kwetsbare groepen: mensen met een lagere opleiding – die vaak meer fysiek werk doen – en mensen met een arbeidsbeperking. Deze groepen krijgen beduidend vaker dan hogeropgeleiden te maken met gezondheidsproblemen. Hoe kun je deze mensen duurzaam aan het werk houden en voorkomen dat ze uitvallen? Wat is de rol van de leidinggevende daarin? En wat kunnen professionals op het gebied van werk en gezondheid doen om deze werknemers te ondersteunen?”
Multi-problematiek
“Wat deze twee doelgroepen extra kwetsbaar maakt, is dat ze relatief vaak ook problemen hebben op andere levensterreinen, bijvoorbeeld in de thuissituatie of financieel. Er speelt gewoon vaak veel in de levens van deze mensen, en dan wordt het lastig om aan je leefstijl te werken – waardoor de kans dat ze uitvallen óók weer groter wordt. Vaak is het belangrijk om eerst de onderliggende problemen op te lossen, dat maakt de kans een stuk groter dat deze mensen duurzaam en met plezier aan het werk blijven.”
Vastbijten
Rosanne verwacht haar promotieonderzoek binnenkort af te ronden. Op 1 september is ze daarnaast begonnen als onderzoeker bij Regioplan. “Ik vind het heerlijk om me in een onderwerp vast te bijten en via literatuuronderzoek, interviews en vragenlijsten te komen tot nieuwe inzichten. Tegelijkertijd wilde ik ook meer praktijkgericht onderzoek doen. Zo kwam ik terecht bij Regioplan, specifiek in het team Werk, Participatie & Sociale Zekerheid. De onderwerpen sluiten perfect aan op mijn interesses en op mijn promotieonderzoek.”
Andere dynamiek
De dynamiek is bij Regioplan wel anders dan binnen een promotietraject, constateert Rosanne. “Hier zit je veel minder op je eigen eilandje; je leest je razendsnel in op een nieuw onderwerp en spart met meerdere collega’s over de juiste aanpak. Erg leuk om – in overleg met de opdrachtgever – de onderzoeksvraag snel te vertalen naar een concrete onderzoeksaanpak.”
Kinderopvang
“Op dit moment ben ik onder meer betrokken bij een onderzoek voor de gemeente Amsterdam naar gesubsidieerde arbeid en bij een project in de kinderopvangsector. Naar aanleiding van de toeslagenaffaire zijn kinderopvangorganisaties sinds dit jaar verplicht om maandelijks gegevens aan te leveren over de genoten opvang. In het licht van deze ontwikkeling onderzoeken wij de knelpunten en ondersteuningsbehoeften van kinderopvangorganisaties in de bedrijfsvoering en financiële administratie.”
Bier en breien
Rosanne is naar eigen zeggen meteen lekker ‘in het diepe’ gegooid. Gelukkig is er óók tijd voor ontspanning. “Tijdens de coronaperiode heb ik samen met twee vriendinnen een bier & brei-club opgericht. Wat we precies doen? De naam zegt het al: we gaan lekker eten met een biertje erbij, daarna gaan we breien. Ik ben nog steeds bezig met mijn eerste sjaal.”
Onderzoek: helder zicht op physician assistants en verpleegkundig specialisten
Ze vormen belangrijke schakels binnen de zorgketen: physician assistants (PA’s) en verpleegkundig specialisten (VS’en). Een PA neemt zelfstandig medische en medisch-ondersteunende taken over van de huisarts of medisch specialist; een VS heeft specialistische kennis van een bepaald vakgebied en mag zelfstandig bepaalde medische handelingen uitvoeren.
Online enquête
Zeker in deze tijden van oplopende personeelstekorten zijn PA’s en VS’en belangrijk om de toenemende druk op de gezondheidszorg te verlichten.
Om meer zicht te krijgen op deze relatief nieuwe beroepsgroepen en hun ontwikkeling, namen we een online enquête af onder alumni van de opleidingen MPA (Master Physician Assistant) en MANP (Master Advanced Nursing Practice). De respons onder alumni van de MPA-opleidingen bedroeg 46 procent; onder alumni van de MANP-opleidingen was dit 30 procent.
We namen de enquête af op verzoek van het Capaciteitsorgaan, dat de toekomstig benodigde capaciteit aan zorgprofessionals in de zorg in kaart brengt. Het onderzoek vormt een van de bronnen van de ramingen die het Capaciteitsorgaan eind 2022 aanbiedt aan het ministerie van VWS en veldpartijen.
Interessant beeld
De enquêtes geven een interessant beeld van onder meer aantallen werkzame PA’s en VS’en, de gemiddelde leeftijd, de spreiding in Nederland, en in welke sectoren zij werkzaam zijn. Ook wordt helder aan welke taken zij de meeste tijd besteden en hoe de taakverdeling eruitziet.
• Zo laat het onderzoek onder meer zien dat deze professionals een veelvoud aan taken uitvoeren; van consulten en patiëntgebonden administratie tot overleg/afstemming en deskundigheidsbevordering.
• Twee van de drie verpleegkundig specialisten en ruim de helft van de physician assistants ervaren op dit moment een tekort op de landelijke arbeidsmarkt.
• Over vijf jaar verwacht 83 procent van de ondervraagde VS’en waarschijnlijk nog in hetzelfde beroep werkzaam te zijn; onder PA’s is dat 86 procent.
Meer weten?
Meer informatie kun je vinden op de site van het Capaciteitsorgaan. Hier kun je ook de twee onderzoeksrapporten downloaden.