Cliëntenparticipatie: vervelende verplichting of de moeite waard?

06-02-2024

Hoe betrek je cliënten op een goede manier bij beleidsvorming? In opdracht van het ministerie van SZW deden we onderzoek naar de vraag hoe cliëntenparticipatie wordt gezien én naar de knelpunten en uitdagingen die de betrokken partijen in de praktijk ervaren.

Wet- en regelgeving (zoals de Participatiewet en de Wet SUWI) verplicht gemeenten en instanties als UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om cliënten bij de beleidsontwikkeling te betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van cliëntenraden en participatieraden. Naast deze formele vormen van cliëntenparticipatie gebruiken gemeenten en instanties ook informele vormen om burgers te betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van wijktafels, panels en dialoogsessies.

Eigen invulling

Cliëntenparticipatie kent op papier veel voordelen. Zo kan het zorgen voor doeltreffender (en doelmatiger) beleid, meer draagvlak, en daarmee voor een kleinere kloof tussen overheid en burgers. Tegelijkertijd is cliëntenparticipatie geen eenduidig begrip; elke organisatie geeft er – binnen de wettelijke kaders – haar eigen invulling aan.

In opdracht van het ministerie van SZW voerde Regioplan daarom een verkennend onderzoek uit. Welke beelden en verwachtingen bestaan er rondom cliëntenparticipatie? Hoe wordt cliëntenparticipatie in de praktijk uitgevoerd en georganiseerd? En: hoe wordt dat ervaren?

Vergelijkbaar beeld

Voor dit onderzoek spraken we uitgebreid met onder meer burgers, cliëntenraden en bestuurders over hoe de cliëntenparticipatie momenteel is ingericht én over hoe dit volgens hen ingericht zou moeten worden. Die gesprekken lieten zien dat er – in grote lijnen – een vergelijkbaar beeld bestaat van wat cliëntenparticipatie betekent. De meeste geïnterviewden leggen cliëntenparticipatie uit als manier om perspectieven van cliënten op te halen, te vertalen en te gebruiken om beleid en dienstverlening beter aan te laten sluiten bij de leefwereld van cliënten.

Zes zienswijzen

Binnen dit gedeelde beeld is er echter nog veel ruimte voor verschillende visies op de
mate waarin en manier waarop cliënten zouden moeten participeren. In dit onderzoek onderscheiden we zes verschillende, ideaaltypische manieren om naar cliëntenparticipatie te kijken.

• Vooral cliënten en sommige cliëntenraden zien participatie als een recht waarbij zij – in uiterste vorm – op elk moment in de beleidscyclus kunnen participeren.

• In een andere visie wordt cliëntenparticipatie met name gezien als laboratorium; als een vorm voor cliënten en bestuurders om – als gelijkwaardige partners – thema’s te agenderen, beleid te bedenken, voor te bereiden en te proberen.

• Zien belanghebbenden cliëntenparticipatie vooral als alarm? Dan is het voor hen een manier om problemen te signaleren in de maatschappij en in de uitvoering van beleid.

• Sommige belanghebbenden zien cliëntenparticipatie vooral als ‘zaklamp’: als een manier om de richting van beleid te kunnen bepalen of verifiëren.

• Bestuurders en beleidsadviseurs gebruiken cliëntenparticipatie primair als ‘kruiwagen’, om de legitimiteit van beleid te vergroten en draagvlak voor beleid te vergaren.

• Ten slotte ervaren sommige belanghebbenden cliëntenparticipatie primair als een plichtmatige, vertragende horde; bijvoorbeeld als de beleidsrichting al bepaald is, of als belanghebbenden voelen dat ingezette energie niet opweegt tegen de opbrengsten.

Enige meerwaarde

Uit het onderzoek komt al met al naar voren dat cliënten, cliëntenraden, bestuurders, beleidsadviseurs en landelijke stakeholders over het algemeen vinden dat cliëntenparticipatie in ieder geval enige meerwaarde heeft. Deze meerwaarde bestaat bijvoorbeeld uit doeltreffender beleid, beleid en uitvoering die beter aansluiten bij de leefwereld van burgers, en uit het feit dat burgers zich meer gehoord voelen.

Knelpunten

Tegelijkertijd zijn er ook (zeer) kritische geluiden te horen. Veel mensen vinden dat cliëntenparticipatie beter zou moeten en kunnen. Daarbij komen met name vijf knelpunten naar voren die de opbrengsten van cliëntenparticipatie volgens belanghebbenden in de weg staan.

• Cliënten(raden), bestuurders, beleidsadviseurs en landelijke stakeholders vinden dat de beperkte representativiteit een groot knelpunt is. Hierdoor is het onder meer soms de vraag in hoeverre de inbreng het perspectief van (een veelzijdige groep) cliënten vertegenwoordigt.

• Werving en behoud van cliënten: veel cliëntenraden lukt het niet altijd om cliënten bereid te vinden om tijd in het lidmaatschap te steken. Tegelijkertijd hebben cliënten soms de indruk dat cliëntenraden hoge eisen stellen aan de kennis en vaardigheden van raadsleden en daarom mogelijk te selectief zijn.

• De kwaliteit van inbreng van cliënten is, althans in de ogen van beleidsadviseurs en bestuurders, niet altijd voldoende om voor beleidsontwikkeling te kunnen worden gebruikt.

• Vooral cliëntenraden zien gebrekkige doorwerking van inbreng als een belangrijk knelpunt. Het is niet altijd duidelijk of en hoe inbreng bijdraagt aan beleidsontwikkeling.

• Cliëntenraden ervaren niet altijd voldoende ondersteuning vanuit de uitvoeringsorganisatie voor de invulling van hun rol. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over betrokkenheid door bestuurders, adequate ambtelijke ondersteuning, en financiële middelen om activiteiten uit te voeren.

Aanbevelingen

Op basis van alle bevindingen en conclusies komen we tot een aantal aanbevelingen. Zo is het belangrijk om te bepalen of aanpassingen in wet- en regelgeving noodzakelijk zijn om cliëntenparticipatie te versterken. Ook raden we aan om te verkennen in hoeverre er mogelijkheden zijn om de cliëntenparticipatie door cliëntenraden te verbeteren, bijvoorbeeld door professionalisering, (kennis)uitwisseling en doorontwikkeling van gedeelde randvoorwaarden. Een laatste aanbeveling luidt om de mogelijkheden voor cliëntenparticipatie te vergroten door informele participatie te stimuleren.

Meer weten?

• Lees dan onze factsheet, met een kort en bondig overzicht van de belangrijkste bevindingen. Of lees het het volledige eindrapport.
• Of neem contact op met onderzoeker Rosanne Schaap.