Voor het voetlicht: Sanne Berends

08-01-2020

Onze collega Sanne Berends heeft recentelijk haar proefschrift ‘Acquiring Dutch quantitative ER’ succesvol verdedigd. Het is een taalkundig proefschrift naar de verwerving van het Nederlands (meer specifiek: de verwerving van Nederlandse kwantitatieve constructies). Zij kijkt tevreden terug op deze dag en vertelt ons meer over haar promotieonderzoek.

Sanne heeft Romaanse Talen en Culturen gestudeerd aan de Universiteit van Groningen en besloot zich daarna verder te ontwikkelen in de taalwetenschap, met name in het domein van de (kinder)taalverwerving. Het op een experimentele manier inzichtelijk maken van de taalkundige en cognitieve verschillen tussen één- en tweetalige kinderen stond hierin centraal. Na een aantal jaar aan de Catalaanse universiteit Pompeu Fabra en aan de University of Leeds in taalkundige projecten te hebben gewerkt, besloot Sanne haar promotieonderzoek uit te voeren aan de Universiteit van Amsterdam.

Het promotieonderzoek
Sanne onderzocht welke factoren een rol spelen in de verwerving van het Nederlandse kwantitatieve voornaamwaard ‘er’ bij verschillende populaties. “Mijn proefschrift gaat over de verwerving van één van de moeilijkste zinsstructuren die het Nederlands bezit, namelijk zinnen met ER.” Dit kleine woordje kan verschillende functies hebben, waarvan de meest bekende zijn: een locatieve functie (ik ben in Paramaribo geweest > ik ben ER geweest), of een prepositionele functie (ik klim op de kast > ik klim ERop). In haar onderzoek staat de verwerving van ER met een kwantitatieve functie centraal. In dat geval komt ER samen voor met een kwantor (een woord dat hoeveelheid uitdrukt) en is het nomen weggelaten. Een zinnetje als ‘ik pluk vijf bloemen’ wordt dan ‘ik pluk ER vijf. Het weglaten van ER zoals in ‘ik pluk Ø vijf’ leidt tot een ongrammaticale zin. De verplichte aan- of afwezigheid van het kwantitatieve voornaamwoord ER wordt door volwassen moedertaalsprekers (T1) van het Nederlands meestal feilloos aangevoeld, maar dit geldt niet voor hen die het Nederlands als tweede taal (T2) leren. Zij vinden dit woordje vaak moeilijk te leren en laten het dan ook regelmatig weg in zinnen waarin het er eigenlijk wel zou moeten zijn.

Cross-linguïstische invloeden
Sanne vindt dat voor de verwerving van het kwantitatieve ER het allereerst uitmaakt tot welke populatie je behoort en hoe oud je bent als je in aanraking komt met het Nederlands. “Hoewel T1-kinderen laat zijn met de verwerving van het kwantitatieve voornaamwoord ER, zullen zij uiteindelijk hun fouten overwinnen en zullen zij op volwassen leeftijd aanvoelen wanneer het er wel en wanneer het er niet moet zijn, terwijl T2-volwassenen deze fouten lang niet altijd overwinnen.” Deze bevinding rijmt met de Universele Grammatica die stelt dat ieder kind een aangeboren blauwdruk voor taal bezit waarin de basisprincipes van taal aanwezig zijn en die alleen ingevuld hoeft te worden door taalinput. Er is in de literatuur geen consensus over of deze blauwdruk alleen beschikbaar is voor kinderen of dat dit ook nog voor volwassenen geldt. “Mijn data wijzen op het eerste. Bovendien bleek uit mijn data dat bij de T2-volwassenen en de groep tweetalige kinderen, de aard van de ‘andere’ taal een belangrijke rol speelt. Het Engels is een taal zonder kwantitatief voornaamwoord (I have three), terwijl het Frans een taal is met een kwantitatief voornaamwoord (J’EN ai trois), en deze verschillen hebben invloed op de verwerving van het Nederlandse kwantitatieve voornaamwoord.” Dus de manier waarop volwassenen het equivalent van de kwantitatieve constructie in de thuistaal hebben geleerd staat óf in de weg, óf het vergemakkelijkt, een correcte verwerving van deze constructie in de tweede taal, het Nederlands. Dit wordt in de taalkunde aangeduid met cross-linguïstische invloed.

Vervolg
Sanne kijkt tevreden terug op haar promotieonderzoek, maar is ook heel erg blij dat ze zich bij Regioplan kan richten op een ander soort veelzijdiger en sneller onderzoek met een duidelijk maatschappelijk belang. Sinds ze werkzaam is voor Regioplan ligt haar focus met name op kwetsbare groepen in de samenleving. Zo doet ze momenteel onderzoek naar omgangsregelingen van scheidende ouders met minderjarige kinderen, voert ze een procesevaluatie uit van de pilot kleinschalige opvang van statushouders en asielzoekers in Tynaarlo en is ze betrokken bij de evaluatie van het platform Jongeren, Werk en Hoop.

Meer informatie over het promotieonderzoek? Lees meer over Sannes bevindingen in haar proefschrift.