Kernwoord: Werkloosheidswet
De WW verzekert werknemers tegen de financiële risico’s van werkloosheid, UWV voert deze wet uit. Onder de noemer ‘De Vernieuwing’ heeft UWV de cliënt centraal gesteld in haar dienstverlening, de werkprocessen zijn hierop aanzienlijk aangepast. De aanvraagprocedure WW is om die reden ‘omgedraaid’: direct na geautomatiseerde controle wordt de uitkering toegekend, pas daarna worden aanvullende controles uitgevoerd. Om in die nieuwe situatie zo gericht mogelijk te kunnen controleren, heeft UWV behoefte aan risicoprofielen. Regioplan heeft deze voor UWV ontwikkeld. Ook doen we voor UWV nader onderzoek naar de aanhoudende samenloop tussen verzwegen inkomsten uit arbeid en WW.
Evaluatie premiegroepensystematiek WW
Op 1 januari 2006 is in vijf sectoren de premiegroepensystematiek binnen de WW ingevoerd (agrarische bedrijven, bouwbedrijven, culturele instellingen, horecabedrijven algemeen en schildersbedrijven). In deze sectoren is de hoogte van de werkgeverspremie afhankelijk gemaakt van de contractduur. Het doel van de premiegroepensystematiek is om cyclische werkloosheid en seizoenswerkloosheid terug te dringen en daarmee het seizoensgebonden gebruik van de WW tegen te gaan. Regioplan heeft in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de premiegroepensystematiek geëvalueerd. Een deel van de opdracht is uitbesteed aan SEO Economisch Onderzoek, namelijk het uitvoeren en verslaan van de kwantitatieve analyses.
Re-integratie in tijden van crisis
Voor groepen zoals (deels) arbeidsongeschikten en/of langdurig werklozen, zal het in tijden van financiële en economische crisis extra lastig zijn om aan het werk te komen. Ondersteuning in de vorm van gericht ingezette re-integratie-instrumenten zoals scholing en presentatie- en sollicitatietraining, kan voor deze relatief moeilijk plaatsbare groepen uitkomst bieden. In dit artikel worden aan de hand van casestudies verscheidene vormen van re-integratie-instrumenten besproken, waarvan uit onderzoek is gebleken dat ze in bepaalde situaties tot ‘succes’ kunnen leiden. Er worden verscheidene indicatoren besproken waarmee het succes van re-integratie inzichtelijk kan worden gemaakt.
Informatievoorziening urenaftrek zelfstandigen vanuit WW
In opdracht van de Nationale ombudsman heeft Regioplan een enquête uitgezet onder casemanagers van UWV die in de periode 2002 tot en met 2005 te maken hadden met klanten die vanuit de WW als zelfstandig ondernemer zijn begonnen. Het doel van de enquête was een beeld te krijgen op welke wijze mensen volgens de casemanagers van UWV in de praktijk zijn geïnformeerd over de geldende regels. In het bijzonder is gekeken naar de informatievoorziening over de urenaftrekregel. De enquête was onderdeel van een breder onderzoek van de Nationale ombudsman.
Scholing via UWV: Een onderzoek naar de mate waarin scholingstrajecten tot werk leiden
Eind 2007 heeft Regioplan in opdracht van UWV door middel van een telefonische enquête onderzocht welk percentage cliënten dat via UWV scholing had gevolgd, aan het werk was. Hier kwam uit dat ongeveer de helft van de cliënten die de opleiding hebben afgerond, een baan heeft gevonden. In 2009 heeft Regioplan opnieuw de relatie tussen scholing en werk onderzocht, ditmaal met behulp van bestandsanalyses. Hieruit blijkt dat de helft van de cliënten die al ten minste één jaar of langer geleden de opleiding hebben afgerond, in het eerste jaar na afronding van deze opleiding ten minste drie maanden gewerkt heeft. Van deze groep werkenden heeft tachtig procent zelfs zes maanden of meer gewerkt in deze periode.
Doe snel iets aan mensen in de bijstand
Op 16 juli 2009 beargumenteert Roeland van Geuns in de Volkskrant dat de crisis leidt tot een toenemende aandacht voor nieuwe werklozen, de werkpleinen, de mobiliteitscentra en de deeltijd-WW. Ten onrechte is daarbij (nog) geen aandacht voor de gevolgen van de crisis voor de bijstandspopulatie en de gemeentelijke uitvoering van de bijstand.
Door een toename van de werkloosheid zal ook het aantal bijstandsgerechtigden scherp oplopen. Immers, een deel van de WW’ers stroomt door naar de bijstand. Deze trend wordt versterkt door het feit dat de duur van de WW recentelijk is ingekort. Daarnaast zijn er de afgelopen jaren steeds meer mensen actief geworden als zelfstandige zonder personeel. Deze groep is niet verzekerd tegen werkloosheid en moet dus bij het wegvallen van alle inkomsten direct een beroep doen op de bijstand.
Hierdoor zal de bijstandspopulatie de komende twee à drie jaar met minimaal honderdduizend personen toenemen. Tegelijkertijd neemt het budget dat gemeenten krijgen voor de begeleiding van deze groep mensen af. Juist bijstandsgerechtigden hebben goede ondersteuning echter hard nodig. Voor de betrokkenen, hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt op langere termijn én voor de leefbaarheid in en van gemeenten is het cruciaal dat er niet weer een
bestand ontstaat van honderdduizenden mensen die langdurig in de bijstand zitten en die geen enkele band meer hebben met de arbeidsmarkt.
Daarom is het belangrijk dat er niet alleen geld en aandacht naar het UWV gaat. Ook gemeenten moeten de financiële ruimte houden hun burgers actief te houden en voor te bereiden op het moment waarop de arbeidsmarkt weer aantrekt. Nu bezuinigen leidt slechts tot het betalen van een veel hogere prijs over een paar jaar. Juist de zwakste groepen op de arbeidsmarkt hebben ondersteuning nodig om straks weer te kunnen werken.
Evaluatieonderzoek Brief op bestelling 2006
In opdracht van UWV heeft Regioplan de uitrol van de pilot Brief op bestelling (BOB) geëvalueerd. In deze pilot hebben adviseurs van CWI (en UWV) bonnen uitgedeeld aan, voornamelijk, WW-cliënten. De cliënt kon met deze bon een op maat gemaakte sollicitatiebrief en CV bestellen bij het bedrijf BOB. In totaal hebben 3604 werkzoekenden een bon ontvangen. 1726 werkzoekenden hebben van dit aanbod gebruikgemaakt.
Voor de mensen die al wat langer in de WW zitten blijkt het instrument BOB effectief te zijn. Voor de recente WW’ers is geen effect gevonden van het instrument.
Monitor re-integratie WW’ers
Wat werkt voor wie?’ UWV wil meer zicht hebben op welke aanpak van re-integratiecoaches het beste werkt om WW’ers weer te laten terug keren naar de arbeidsmarkt. Uit het onderzoek blijkt dat gemiddeld genomen frequent contact tussen WW’er en re-integratiecoach, duidelijke uitleg van rechten en plichten, strenge handhaving van regels en zonodig dreigen met sancties van positieve invloed is op een snelle terugkeer naar de arbeidsmarkt van een WW’er. Voor een aantal klantgroepen (laagopgeleiden, ouderen, WW’ers met een slechte gezondheid, langdurig werklozen en WW’ers met een laag arbeidsethos) is in het onderzoek een specifieke aanpak voor re-integratiecoaching geschetst. Op basis van de onderzoeksresultaten heeft Regioplan eveneens een aantal algemene strategieën voor re-integratiecoaching opgesteld.
Evaluatie scholingsprotocol en inzet scholing
In opdracht van UWV heeft Regioplan in 2007 een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de inzet van scholing voor werklozen en arbeidsgehandicapten. Ook is de werking van het scholingsprotocol, waar UWV in 2006 mee van start is gegaan, onderzocht. Uit het onderzoek komt naar voren dat re-integratiecoaches en arbeidsdeskundigen van UWV in grote lijnen het scholingsprotocol volgen bij het bepalen of een cliënt wel of geen scholing krijgt. Zij maken hierbij doorgaans een juiste afweging tussen enerzijds de noodzakelijkheid van scholing en anderzijds de schoolbaarheid van de cliënt. Van de scholingscliënten rondt 86 procent de opleiding af met een diploma. Van hen vindt vervolgens de helft een baan. Hiermee is het percentage werkenden na een scholingstraject even hoog als het percentage werkenden na een traject zonder scholing. Cliënten die over het algemeen moeilijk plaatsbaar zijn, blijken de meeste baat te hebben bij scholing. Daarbij leiden scholingen waar een baangarantie aan is verbonden, duidelijk tot betere resultaten dan scholingen waarbij dit niet het geval is.
Beleid en praktijk na niet-geslaagde trajecten
Regioplan voerde samen met SEO Economisch Onderzoek in opdracht van de Raad van Werk en Inkomen in 2007 een onderzoek uit naar het beleid en de praktijk van tweedekanstrajecten. Hieruit blijkt dat slechts 15 procent van mensen met een WWB- of WAO-uitkering en 30 procent van diegenen met een WW-uitkering van wie het eerste re-integratietraject mislukt, binnen een jaar een tweede kans krijgt. Wanneer tijdens de begeleiding blijkt dat een traject dreigt te mislukken, dan wordt het traject meestal toch helemaal afgemaakt. Na het mislukken van een traject wordt er over het algemeen geen analyse gemaakt van de oorzaken van het falen. Bij de besluitvorming over een vervolg worden de ervaringen van de uitvoerder van het eerste traject niet gebruikt. Het zijn de begeleiders van gemeenten en UWV die beslissen of er een vervolgtraject wordt ingezet. Hiervoor zijn over het algemeen geen richtlijnen of criteria. Wanneer er een nieuw traject wordt ingezet, wil de uitvoerder vaak ‘blanco’ beginnen, dat wil zeggen dat de schaarse informatie die er uit het eerste traject komt, niet wordt gebruikt. Er wordt dus niets geleerd van wat er de eerste keer mis ging.
Casestudies sluitende aanpak
Met de sluitende aanpak wordt beoogd langdurige werkloosheid te voorkomen door werklozen die niet zelf aan het werk kunnen komen, binnen twaalf maanden van werkloosheid een arbeidsmarktgericht aanbod te doen. De sluitende aanpak vloeit voort uit Europees werkgelegenheidsbeleid. Vanaf 1999 worden daartoe in toenemende mate extra middelen beschikbaar gesteld. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) initieert en coordineert dit beleid en het is derhalve voor SZW van belang om zicht te hebben en te houden op de implementatie van de sluitende aanpak en de zich daarbij voordoende knelpunten. Om in deze informatiebehoefte te voorzien, heeft SZW Regioplan opdracht verleend tot het doen van dit onderzoek.