Kernwoord: Onderwijsvernieuwing
In het onderwijs volgt de ene vernieuwing de andere op. Die vernieuwingen kunnen grootschalig zijn, maar ook kleinschalig en meer projectmatig. Op alle niveaus onderzoeken wij al jaren de introducties en effecten van onderwijsvernieuwingen. Bij het volgen van deze vernieuwingen worden alle mogelijke onderzoeksmethodieken toegepast: van diepte-interviews, het uitvoeren van audits en casestudies tot grootschalig longitudinale metingen onder alle betrokkenen. We onderzoeken de situatie voor de introductie van de vernieuwing, we helpen bij het opzetten en volgen het proces, we beoordelen de vernieuwing inhoudelijk, doen aanbevelingen voor bijsturing en verzorgen de evaluatie.
Monitor experiment flexibilisering onderwijstijd en 5-gelijkedagenmonitor
Sinds 2011 begeleidt en monitort Regioplan het experiment flexibele onderwijstijden en de 5-gelijkedagenmonitor. Zij doet dit in samenwerking met Leeuwendaal-VOS/ABB en Etuconsult, in opdracht van de ministeries van OCW en SZW. Op vrijdag 16 januari 2015 zijn de eindrapporten van de monitor over het experiment flexibele onderwijstijden, en de 5-gelijkedagenmonitor naar de Tweede Kamer verstuurd.
Monitor experiment flexibilisering onderwijstijd
Vanaf 1 augustus 2011 is een kleine groep basisscholen gestart met het experiment flexibele onderwijstijden. Dit betekent dat zij de mogelijkheid krijgen om onderwijs dat in de zomervakantie wordt gegeven mee te laten tellen als onderwijstijd en een groter aantal 4-daagse schoolweken mogen aanbieden dan nu wettelijk mogelijk is.
De belangrijkste conclusies over het experiment flexibele onderwijstijden zijn dat ouders, leerlingen en het onderwijspersoneel van de experimentscholen erg tevreden zijn over het zelf kunnen plannen van vrije dagen. Door flexibele onderwijstijden kunnen ouders het gezinsleven en hun werk beter op elkaar afstemmen. De Inspectie van het Onderwijs heeft de onderwijskwaliteit op de scholen die aan het experiment deelnamen onderzocht en constateert op de meeste van deze scholen een aantal tekortkomingen in de kwaliteit. Uit de eindrapportage wordt verder duidelijk dat flexibele onderwijstijd op verschillende manieren kan worden vormgegeven maar dat het altijd gepaard moet gaan met flexibilisering van het onderwijs en dat daar heel veel bij komt kijken.
Het rapport van de eerste en tweede meting vindt u hier, en de derde meting onderaan.
5-gelijkedagenmonitor
Het 5-gelijkedagenmodel is een schooltijdenmodel waarbij de 5 schooldagen even lang zijn en er een korte middagpauze is waarin alle leerlingen op school overblijven. In de eindrapportage van de 5-gelijkedagenmonitor blijkt dat ouders, schooldirecteuren en in iets mindere mate het onderwijspersoneel het 5-gelijkedagenmodel overwegend als positief beoordelen. Het meest positieve aspect van werken met het 5-gelijkedagenmodel is volgens schooldirecteuren dat het meer rust heeft gebracht in de school, tot meer tijd voor leerkrachten heeft geleid om na schooltijd nog dingen te doen op school en tot meer duidelijkheid voor ouders en kinderen. Uit het onderzoek blijkt dat de helft van de ouders van mening is dat zij arbeid en zorg als gevolg van het 5-gelijkedagenmodel beter kunnen combineren. In het onderzoek blijkt echter niet dat ouders als gevolg van het 5-gelijkedagenmodel gemiddeld meer zijn gaan werken.
Het rapport van de eerste en tweede meting vindt u hier, en de derde meting onderaan.
Inventarisatie indeling schooltijden
In het laatste jaar van beide monitoren heeft Regioplan ook een brede enquête uitgezet onder schooldirecteuren en schoolbesturen om in kaart te brengen welke schooltijdenmodellen gehanteerd worden en in hoeverre er belangstelling bestaat voor alternatieve schooltijden.
Het rapport kunt u hieronder vinden.
Op weg naar succesvol rekenonderwijs
In het voorjaar van 2013 zijn wederom pilotrekentoetsen afgenomen in het voortgezet onderwijs. In opdracht van het Steunpunt taal en rekenen vo heeft Regioplan onderzocht welke werkwijzen en overige factoren samenhangen met de behaalde toetsscores. Door middel van dit onderzoek wil het Steunpunt zicht krijgen op werkwijzen die significant samenhangen met bovengemiddelde toetsresultaten om deze kennis vervolgens met de scholen te delen. Hiermee kunnen scholen gerichter rekenbeleid ontwikkelen en maatregelen treffen om het eigen rekenonderwijs waar nodig te verbeteren.
Inventarisatie initiatieven Opleiden in de School
Opleiden in de school (OIDS) is de afgelopen jaren een steeds belangrijker route naar het leraarschap geworden. Bij OIDS is er sprake van een partnerschap tussen één of meer lerarenopleidingen en één of meer scholen (po, vo of mbo) waarbinnen studenten, door school en lerarenopleiding gezamenlijk, worden opgeleid tot startbekwaam leraar.
Regioplan heeft voor het ministerie van OCW de huidige stand van zaken rondom OIDS in beeld gebracht. Belangrijkste vraag hierbij was: Hoe geven de partnerschappen OIDS vorm, en welke knelpunten, kansen en ontwikkelingsmogelijkheden ervaren zij daarbij? Voor dit onderzoek zijn interviews gehouden met coördinatoren van vrijwel alle lerarenopleidingen en een aantal coördinatoren van scholen. Daarnaast zijn casestudies uitgevoerd om een aantal partnerschappen uitgebreider te kunnen portretteren.
Jaarbericht brede scholen en integrale kindcentra 2013
Op 1 juli 2014 heeft staatssecretaris Dekker (OCW) het Jaarbericht Brede scholen en integrale kindcentra 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer. In dit door Regioplan verzorgde jaarbericht worden verschillende aspecten van brede scholen beschreven en wordt, op basis van een vergelijking met de uitkomsten van voorgaande jaren, de ontwikkeling van de brede scholen geschetst. In dit jaarbericht is ook voor het eerst uitgebreid stilgestaan bij de ontwikkeling van integrale kindcentra.
Op basis van het onderzoek is daarnaast het boekje ‘De brede school. Successen delen werkt’ samengesteld. Hierin worden acht voorbeelden van brede scholen beschreven.
Gelijk met deze twee Regioplan rapportages verscheen de rapportage ‘De brede school in een veranderend tijdsgewricht, uitkomsten landelijke effectmeting 2009-2013’, zie de website van Rijksoverheid.
Onderwijs Werkt! 2012 en 2013
Het ministerie van OCW wil graag zicht krijgen op de voortgang van de afspraken die zijn gemaakt in het Actieplan Leraar 2020 – een krachtig beroep. Dit actieplan richt zich op onderwijskwaliteit, de professionaliteit van de onderwijsorganisatie en het aanbod van voldoende, goed opgeleide leraren. Door middel van de enquête Onderwijs Werkt! wil het ministerie van OCW een beeld krijgen van de voortgang van dit actieplan. De resultaten worden mede gebruikt om het beleid, indien nodig bij te sturen en om over de voortgang te rapporteren aan de Tweede Kamer. Inmiddels zijn de rapportages van de eerste en tweede meting ‘Onderwijs Werkt! verschenen. In 2014 volgt een nieuwe meting.
Onderwijsinspanningen taal en rekenen
In 2010 zijn de referentieniveaus voor taal en rekenen ingevoerd. Daarmee is vastgelegd wat leerlingen aan het eind van het po, vo en mbo moeten kennen en kunnen. Vanaf 2013 komen er verplichte eindtoetsen en eindexamens. Het vastleggen en aanscherpen van de eisen voor taal en rekenen heeft naar verwachting een effect op het taal- en rekenonderwijs op scholen. In opdracht van het ministerie van OCW onderzocht Regioplan in hoeverre dat het geval is, en
welke inspanningen scholen precies verrichten om hun taal- en rekenonderwijs te verbeteren en intensiveren.
Ondersteuning van de jury Excellente Scholen 2012, 2013 en 2014
Een deel van de scholen in Nederland doet het goed of zeer goed. De scholen bieden een veilig klimaat waarbinnen leerlingen goede tot zeer goede resultaten behalen daartoe uitgedaagd door bekwame leerkrachten. Onder deze goede scholen is er een aantal dat het ‘excellent’ doet. Op voordracht van de jury is in 2012, in 2013 en 2014 aan een aantal zeer goede scholen het predicaat Excellente School verleend. Hiermee wordt beoogd deze scholen de erkenning te geven die ze verdienen. Bovendien zijn deze scholen een voorbeeld voor andere scholen.
In dit bijzondere traject heeft Regioplan de jury ondersteund bij de uitvoering van haar taken. De ondersteuning door Regioplan omvatte zowel inhoudelijke (ontwikkeling instrumenten, monitoring, verslagging) als organisatorische taken.
Begin 2015 is het traject overgedragen aan de Inspectie van het onderwijs.
Externe links:
Inspectie van het onderwijs
Ministerie van OCW
Excellente Scholen (pagina EDventure)
Naar een verdergaande differentiatie aan de pabo?
Vrijwel alle pabo’s in Nederland hebben een leeftijdspecialisatie in het curriculum opgenomen, doorgaans de specialisatie Jonge kind/Oudere kind. Pabo’s geven elk op hun eigen manier invulling aan de specialisatie. Met een eventuele verdergaande differentiatie in de opleiding Leraar basisonderwijs wil het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de kwaliteitsverbetering van het basisonderwijs een extra impuls geven. De beoogde differentiatie sluit aan bij de specialisatie Jonge kind/Oudere kind.
Met de differentiatie wordt beoogd de kwaliteit van het basisonderwijs te helpen verbeteren. Invoering ervan kan echter consequenties hebben op andere gebieden. Bijvoorbeeld op de instroom aan de opleiding, de vraag naar nascholing en de aansluiting van de opleiding met de onderwijsarbeidsmarkt. In opdracht van het ministerie heeft Regioplan de mogelijke effecten van een verdergaande differentiatie op deze terreinen verkend.
Leeftijdsspecialisatie in de pabo onder de loep
Bij de meeste pabo’s kunnen studenten zich specialiseren in het jongere of het oudere kind. Regioplan onderzocht wat de gevolgen van deze specialisatie voor pabo’s en basisscholen zijn. Hierover is een artikel in Didactief verschenen. Lees het artikel hieronder.
Evaluatie convenant makelaarsfunctie, vrijwilligerswerk en maatschappelijke stage
Eind 2007 zijn in een convenant afspraken vastgelegd over de ontwikkeling
van de makelaarsfunctie ten behoeve van de maatschappelijke stage (MaS)
en de stimulering van vrijwilligerswerk.
Regioplan heeft een evaluatie uitgevoerd onder gemeenten, makelaars en stagebiedende organisaties om de voortgang van de uitvoering van de afspraken uit het convenant te monitoren.
Daartoe zijn twee metingen verricht: een nulmeting in 2009 (over de situatie in
2008) en een vervolgmeting in 2011 (over de stand van zaken in 2010).
Zowel gemeenten, makelaars als stagebiedende organisaties zijn positief over
de maatschappelijke stage als fenomeen.
Veel betrokkenen menen dat leerlingen uit het voortgezet onderwijs met de maatschappelijke stage een belangrijke ervaring opdoen.
De stagebiedende organisaties, in de regel vrijwilligersorganisaties die ook maatschappelijke stage aanbieden, omvatten (nagenoeg) alle maatschappelijke sectoren. De infrastructuur ten behoeve van maatschappelijke stage en vrijwilligerswerk lijkt in de sector zorg en hulpverlening het sterkst ontwikkeld.
In 2011 is ruim driekwart van de organisaties positief of overwegend positief over de inzet van maatschappelijke stagiairs. Ongeveer een vijfde van de responderende organisaties werkt op dit moment niet met maatschappelijke stagiairs en verwacht dat ook in de toekomst niet te gaan doen. De belangrijkste redenen die hiervoor worden aangevoerd, zijn onvoldoende mogelijkheden voor begeleiding van de leerlingen en onvoldoende geschikte taken om door hen te laten uitvoeren.
In potentie blijkt de maatschappelijke stagiair de vrijwilliger van de toekomst: zo’n achttien procent van de stagebiedende organisaties heeft in de praktijk ervaren dat een leerling als vrijwilliger actief is geworden of is gebleven bij de organisatie waar de leerling zijn of haar maatschappelijke stage heeft volbracht. Omdat veel organisaties nog steeds te maken hebben met een gering aanbod van vrijwilligers, blijft de doelstelling om de maatschappelijke stagiair te stimuleren de vrijwilliger van de toekomst te worden overeind staan. Inmiddels heeft het parlement ingestemd met het wetsvoorstel maatschappelijke stage en wordt de MaS verplicht vanaf het schooljaar 2011-2012.