Kernwoord: Bijstandswet
De Bijstandwet is het vangnet van de sociale zekerheid en garandeert burgers zonder middelen van bestaan een uitkering op basisniveau. De wet beoogt echter deze burgers zo snel mogelijk sociaal en financieel zelfredzaam te maken. De wetswijziging van 2004 heeft gemeenten veel beleidsvrijheid en de volledige financiele verantwoordelijkheid gegeven. Dit heeft aanzienlijke gevolgen gehad voor de wijze waarop gemeenten met de bijstandsverlening omgaan. Regioplan heeft een grote bijdrage geleverd aan de evaluatie van de nieuwe bijstandwet, met studies vanuit perspectief van gemeenten en van bijstandsclienten (opdrachten van ministerie SZW) Ook onderzocht Regioplan de (onder-)benutting van het W-deel . Gemeenten ondersteunen wij bij het doorvoeren van hun beleidsaanpassingen, bijvoorbeeld voor reintegratie, handhaving en terugvordering.
Laat het werkbudget werken voor het zittend bestand
Voor de vierde keer op een rij had een groot deel van de gemeenten in 2007 een overschot op hun re-integratiebudget. De oorzaken van de structurele onderbenutting van de re-integratiegelden worden in dit artikel toegelicht. Ook krijgen managers van sociale diensten handvatten aangereikt om de benutting van hun re-integratiebudget te vergroten en tegelijkertijd de re-integratie effectiever te maken.
Het werkbudget investeren in toekomstig rendement
Voor de derde keer op een rij had een groot deel van de gemeenten in 2006 een
fors overschot op het reïntegratiebudget (het w-deel). Bram Berkhout en Luuk
Mallee lichten in dit essay de oorzaken van de (structurele) onderbenutting van het
werkbudget toe. Wat zijn handvatten voor managers van sociale diensten om de
benutting van het werkbudget te vergroten en tegelijkertijd reïntegratie effectiever
te maken?
Meeste cliënten tevreden over WWB, maar maatwerk ontbreekt
Uit interviews met circa 300 bijstandscliënten blijkt dat men in het algemeen
tevreden is over de WWB. Men is blij met het bestaan van de bijstandswet en
denkt te krijgen waar men recht op heeft.
Reïntegratie van WWB’ers: een grote uitdaging, maar nog weinig innovatief en succesvol
De bijstandspopulatie bestaat steeds meer uit personen van wie de arbeidsmarktkansen beperkt zijn. Gemeenten en re-integratiebedrijven slagen er vooralsnog weinig in om de afstand tot de arbeidsmarkt voor deze bijstandsgerechtigden te reduceren en ertoe bij te dragen dat zij een reguliere baan bemachtigen. Lange termijn successen bij het ‘zittende’ bestand zijn moeilijk te realiseren, maar met de invoering van de WWB zijn er wel mechanismen in werking gezet die de kans hierop in theorie vergroot hebben.
Bijstand in de VS
Op 22 augustus 1996 tekende Bill Clinoton de Personal Responsibility and Work Opportunity Reconciliation Act. Deze prachtioge naam, afgekort tot PRWORA, is de vlag die de lading van de nieuwe bijstandswet in de VS dekt. Zij staat voor de beëindiging van'”welfare as we know it” zoals Clinton het zelf uitdrukte. Maar wat betekent dat? En waar stond en staat “welfare” in de VS voor?
Meer werk minder bijstand? Een haalbaarheidsonderzoek naar de loonkostensubsidie MWMB in Noord-Holland
Loonkostensubsidies zijn er in allerlei soorten en maten. Een relatief nieuwe variant is die waarbij loonkostensubsidies worden ingezet onder de voorwaarde dat als de inzet van de subsidieerde werknemer leidt tot een hogere productie, een deel van de subsidie door de werkgever moet worden terugbetaald. Deze variant wordt aangeduid met de naam ‘meer werk, minder bijstand’ (MWMB-subsidies). De provincie Noord-Holland heeft Regioplan laten onderzoeken of en onder welke voorwaarden het zinvol is om MWMB-subsidies onder gemeenten en bedrijven te promoten. In het onderzoek zijn de theoretische basis van de MWMB-subsidies en de reeds opgedane praktijkervaringen onder de loep genomen. Ook is de potentiële gebruikers (gemeenten en werkgevers in Noord-Holland) gevraagd hoe zij tegen de regeling aankijken. De hoofdconclusie uit het onderzoek is dat de MWMB-subsidies in theorie waardevol zijn, maar dat de praktijk er niet warm voor loopt. Op basis van deze conclusie zijn vier opties uitgewerkt voor de provincie. Ze variëren van het niet verder promoten van de subsidies tot verschillende vormen waarin meer of minder ingrijpend met de bestaande regeling wordt geëxperimenteerd.
Beleid en praktijk na niet-geslaagde trajecten
Regioplan voerde samen met SEO Economisch Onderzoek in opdracht van de Raad van Werk en Inkomen in 2007 een onderzoek uit naar het beleid en de praktijk van tweedekanstrajecten. Hieruit blijkt dat slechts 15 procent van mensen met een WWB- of WAO-uitkering en 30 procent van diegenen met een WW-uitkering van wie het eerste re-integratietraject mislukt, binnen een jaar een tweede kans krijgt. Wanneer tijdens de begeleiding blijkt dat een traject dreigt te mislukken, dan wordt het traject meestal toch helemaal afgemaakt. Na het mislukken van een traject wordt er over het algemeen geen analyse gemaakt van de oorzaken van het falen. Bij de besluitvorming over een vervolg worden de ervaringen van de uitvoerder van het eerste traject niet gebruikt. Het zijn de begeleiders van gemeenten en UWV die beslissen of er een vervolgtraject wordt ingezet. Hiervoor zijn over het algemeen geen richtlijnen of criteria. Wanneer er een nieuw traject wordt ingezet, wil de uitvoerder vaak ‘blanco’ beginnen, dat wil zeggen dat de schaarse informatie die er uit het eerste traject komt, niet wordt gebruikt. Er wordt dus niets geleerd van wat er de eerste keer mis ging.
Voorbereiding Vazalo verkend
In 2007 is het wetsontwerp Voorzieningen arbeid en zorg alleenstaande ouders (Vazalo) goedgekeurd door de Eerste Kamer. Het gedachtegoed van deze wet is dat er aanvullend instrumentarium nodig is om alleenstaande ouders te stimuleren (meer) te gaan werken. Het parlement en de regering spraken bij goedkeuring van de wet af dat er een experiment zou plaatsvinden waarmee de werking van de wet aan de praktijk kon worden getoetst, nog voordat de wet in werking zou treden. Vijftien gemeenten en de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën zijn voor de zomer van 2007 gestart met de voorbereidingen op een dergelijk experiment. Uiteindelijk is het niet tot een experiment gekomen, omdat het kabinet naar aanleiding van een negatief advies van de Raad van State in september 2007 het experiment heeft afgelast. Regioplan heeft bij de vijftien betrokken gemeenten onderzoek verricht naar hun ervaringen met het opzetten van het experiment en de mogelijkheden om alleenstaande ouders in de bijstand te stimuleren (meer) te gaan werken.
Wet werk en bijstand: cliënten aan het woord
Het evaluatieprogramma van de Wet werk en bijstand is deels gericht op het perspectief van cliënten: hoe worden zij ondersteund door de WWB? Hoe beïnvloedt dit hun handelen? Hoe beoordelen zij dit alles? Regioplan heeft in opdracht van het ministerie van SZW gesproken met circa 300 huidige cliënten en mensen die recent de bijstand hebben verlaten. Ook is gesproken met mensen die een aanvraag voor bijstand deden maar deze niet kregen en met niet-uitkeringsgerechtigden die ondersteuning kregen bij hun terugkeer naar de arbeidsmarkt. De helft van de respondenten toont zich in het algemeen tevreden met de WWB, zowel met de wet als zodanig als met de gemeentelijke uitvoering. Als het gaat om de inkomensondersteuning geven respondenten aan te krijgen waar men recht op heeft. Bij gebrek aan een alternatief is men ook content met het bestaan van de bijstandswet, maar men vindt de geboden inkomensondersteuning bepaald krap en mist node de mogelijkheden om bijverdiensten te kunnen houden. Het ontbreken daarvan demotiveert hen om betaald werk aan te pakken. Men voelt zichzelf verantwoordelijk om weer aan het werk te gaan en zodoende op eigen benen te staan. In de gevallen waarin het nemen van die eigen verantwoordelijkheid (nog) niet als realistisch wordt beschouwd, spelen vooral medische en psychische belemmeringen een rol. Vrijwel iedereen die een activeringsaanbod van de gemeente krijgt, accepteert dit aanbod. Over deze trajecten is men redelijk tevreden. In ongeveer de helft van de gevallen oordeelt men positief. Als men niet positief is, wordt meestal het maatwerk gemist: men kwalificeert de trajecten als standaardproducten die niet goed aansluiten bij de capaciteiten of wensen van de respondenten. Er blijkt een breed draagvlak te bestaan voor de handhavingaspecten. Men vindt het logisch en terecht dat aan de uitkering tegenprestaties zijn verbonden, al is het niet altijd makkelijk om daaraan te voldoen. Aan cliënten is gevraagd of zij zelf verwachten weer uit de bijstand te geraken en zo ja, op welke termijn. Een kwart van hen denkt binnen een jaar weer op eigen benen te staan, 35 procent denkt daar langer over te doen. Veertig procent van de cliënten blijkt zelf niet meer te verwachten ooit nog uit de bijstand te komen. Zij berusten daarin. Op basis van deze verwachting is een klanttypering opgesteld.
Evaluatie re-integratietrajecten Purmerend
In opdracht van de gemeente Purmerend heeft Regioplan de tevredenheid van WWB-cliënten over de dienstverlening van re-integratiebedrijven onderzocht. Ook de effectiviteit van de trajecten is vanuit cliëntperspectief bekeken. Gemiddeld is de helft van de cliënten tevreden over verschillende aspecten van de dienstverlening en is zo’n twintig procent ontevreden. Uit het onderzoek blijkt dat het door de gemeente gestelde trajectdoel in grote mate aansluit bij de verwachtingen die de cliënten zelf hebben van hun kansen op de arbeidsmarkt. Bij het behalen van het trajectdoel achten de cliënten vooral hun eigen inzet en motivatie van belang. De ondersteuning door het re-integratiebedrijf vinden de cliënten relatief onbelangrijk bij het bereiken van het resultaat. Het onderzoek heeft een aantal concrete aanbevelingen voor de gemeente opgeleverd en vormde een startpunt om samen met Regioplan korte vragenlijsten te ontwikkelen die worden gebruikt bij de structurele monitoring van de re-integratiedienstverlening in Purmerend.