Langdurig WAO-ers: Voorgoed aan de kant?

Als vervolg op het onderzoek Van bijstand naar werk (1998), is een onderzoek uitgevoerd naar de vraag waarom sommige langdurig WAO’ers na een periode zonder betaald werk alsnog in (parttime) betaald werk terugkeren, terwijl anderen daar niet in slagen. Er zijn 600 WAO-dossiers bestudeerd en bijna 100 WAO’ers geïnterviewd. Ook is gesproken met werkgevers, verzekeringsartsen, arbeidsdeskundigen en re-integratieconsulenten. Van de onderzochte langdurig arbeidsongeschikten bleek 20-25% (parttime) betaald werk of andere re-integratieactiviteiten te verrichten. We noemen hen stromers. Opvallend was dat deze stromers hun re-integratie-inspanningen veelal op eigen initiatief ondernemen; uitvoeringsinstellingen en re-integratiebedrijven erkennen dat zij weinig tot geen ervaring hebben met de begeleiding van langdurig arbeidsongeschikten.

Langdurigheidstoeslag 2003: toepassing door gemeenten

In 2003 kunnen de gemeenten extra financiële ondersteuning aan langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief bieden. Tussen het kabinet en de sociale partners is afgesproken dat aan gemeenten hiervoor 20 miljoen beschikbaar gesteld wordt. Deze afspraak is gemaakt tijdens het najaarsoverleg op 28 november 2002. In februari 2003 hebben het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een nadere invulling aan deze afspraak gegeven. In de periode augustus-september 2003 heeft Regioplan een onderzoek verricht naar de uitvoering van de gemaakt afspraken over de financiële ondersteuning van de doelgroep. Uit de grootschalige enquête onder gemeenten blijkt dat bijna driekwart van de gemeenten met een nieuwe of aanvullende regeling invulling geeft aan de langdurigheidstoeslag 2003. Het overige kwart zet de extra gelden op andere wijze in. Een ruime meerderheid van de gemeenten keert (al) de maximale bedragen uit genoemd in de najaarsakkoordafspraak (450 voor gezinnen, 400 voor alleenstaande ouders, 320 voor alleenstaande).

Ledenonderzoek Kappersbond FNV/FNV Schoonheidsverzorging

In 2000 heeft de (toenmalige) Kappersbond FNV een onderzoek laten uitvoeren onder (ex-)leden naar het imago en de dienstverlening van de bond. In 2004 heeft de Kappersbond FNV/FNV schoonheidsverzorging Regioplan gevraagd te bekijken in hoeverre de doelstellingen, die mede naar aanleiding van het onderzoek zijn geformuleerd, waren behaald. Hiernaast werd expliciet aandacht besteed aan de CAO en de door de achterban gewenste inzet bij de komende CAO-onderhandelingen (binnen de afspraken over de nullijn uit het najaarsoverleg). De resultaten van het onderzoek hebben duidelijke handvatten geboden voor een sterkere positionering van de Kappersbond onder leden en potentiële leden. Het rapport mag niet openbaar gemaakt worden.

Midterm-evaluatie ESF3

In 2004 heeft Regioplan, in een midterm-evaluatie onderzocht hoe de invoering is verlopen en wat de eindresultaten zijn van het Nederlands ESF-programma 2000-2006. Gebleken is dat, na een startperiode waarin de subsidie aanvragen voor verschillende onderdelen achterbleven bij de verwachtingen, het ESF-programma medio 2003 op stoom is gekomen. Het beschikbare budget voor bijvoorbeeld de toeleiding van werklozen naar werk was ten tijde van de evaluatie nog onvolledig benut. Subsidiemogelijkheden bij andere maatregelen daarentegen, zoals behoud van een werkzame beroepsbevolking en het investeren in het beroepsonderwijs, werden ten tijde van de evaluatie al intensief gebruikt.

Monitor Dagindeling halverwege

In maart 1999 presenteerde Staatssecretaris Verstand de Subsidieregeling Dagindeling. De regeling is gericht op de financiering van vernieuwende experimenten die een bijdrage leveren aan het makkelijker combineren van werk en privé. De 140 projecten die over een periode van vier jaar in totaal 60 miljoen gulden subsidie ontvangen, leveren twee maal per jaar gegevens over de voortgang en de tussentijdse resultaten. Dit gebeurt aan de hand van de Monitor Dagindeling, die door Regioplan in opdracht van het Projectbureau Dagindeling wordt uitgevoerd. In de rapportage Monitor Dagindeling Halverwege worden de monitorgegevens van de eerste twee jaar van de subsidieregeling worden beschreven en geanalyseerd.

Monitor Dagindeling, overzicht 140 experimenten

In maart 1999 presenteerde Staatssecretaris Verstand de Subsidieregeling Dagindeling. De regeling was gericht op de financiering van vernieuwende experimenten die een bijdrage leveren aan het vergemakkelijken van de combinatie van werk en privé taken. Gedurende vier jaar zijn de activiteiten en resultaten van de experimenten opgetekend door middel van de Monitor Dagindeling. Regioplan Beleidsonderzoek heeft de monitor Dagindeling uitgevoerd in opdracht van het Projectbureau Dagindeling van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In dit afsluitende rapport worden de gegevens van vier meetmomenten gecombineerd en wordt een compleet beschrijvend overzicht van de 140 experimenten gegeven. De evaluatie van de Stimuleringsmaatregel is uitgevoerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau.

Nieuwe banen in de collectieve sector?

Tienduizenden werkzoekenden vonden de afgelopen jaren werk via gesubsidieerde arbeid, zoals voorheen binnen de Banenpool. Voor de overheid was het van belang na te gaan of er in de toekomst nog ruimte zal zijn om nog meer van dergelijke banen, met name in de collectieve sector, te creëren. De mogelijkheden daartoe vormden het onderwerp van een onderzoek van Regioplan. De resultaten van dit onderzoek hebben een rol gespeeld bij het formuleren van beleid ten aanzien van gesubsidieerde arbeid van Paars 2.

Nieuwe bruggen naar werk (Melkert 2).

In het kader van het activerende beleid dat minister Melkert uit het eerste kabinet Kok had ingezet, dienden via de zogenaamde Melkert 2 regeling zo’n 20.000 banen te worden gecreëerd (Experimenten Activering van Uitkeringsgelden (EAU)). Deze regeling is overgegaan in de Wet Inschakeling Werkzoekenden. Regioplan rondde in het voorjaar van 1999 de evaluatie van de Melkert 2 regeling af. Daarin is onder meer opgenomen een beschrijving van de projecten, een toetsing van de resultaten en een beoordeling van succes- en faalfactoren.

Instrumenten voor de directe bemiddeling van werkzoekenden

In het najaar van 2001 is de circulaire ‘Activering en Uitstroom bijstandsgerechtigden’ aan gemeenten verstuurd. In deze circulaire heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het centrale uitgangspunt van de Wet SUWI, ‘werk boven inkomen’, nader belicht. Voor de gemeenten en CWI’s betekent ‘werk boven inkomen’ een werkwijze waarin de dienstverlening in eerste instantie is gericht op ‘directe bemiddeling’ naar arbeid en pas in tweede instantie op het toekennen van de uitkering. Regioplan heeft in opdracht van StimulanSZ geïnventariseerd welke methoden en instrumenten van directe bemiddeling hun meerwaarde in de praktijk hebben bewezen. Medio april 2003 wordt een tweede publicatie uitgegeven, met de titel ‘De Activerende Organisatie. Negen totaalconcepten voor activering en uitstroom’. Daarin beschrijven we gemeenten die de uitgangspunten van de Wet SUWI in diverse onderdelen van de uitvoeringspraktijk hebben ingebed.

Offshoring in de Nederlandse ICT: Grenzeloze kansen?

Het uitbesteden of verplaatsen van arbeid naar lagelonenlanden (offshoring) heeft zich in het verleden vooral voorgedaan in de industrie. In de laatste jaren doet dit fenomeen zich echter ook in toenemende mate voor in de zakelijke dienstverlening, zoals de ICT-sector. Offshoring van ICT-diensten heeft tot nu toe vooral een vlucht genomen in de Verenigde Staten, waardoor bijvoorbeeld de ICT-sector in India een sterke stimulans heeft gekregen. De laatste tijd krijgt ook de offshoring van ICT-diensten vanuit Nederland steeds meer aandacht. De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) en de Stichting Instituut GAK hebben Regioplan Beleidsonderzoek opdracht gegeven om een onderzoek te doen naar de omvang en de effecten van offshoring van ICT-diensten voor de Nederlandse arbeidsmarkt en economie. Dit onderzoek moet bijdragen aan het vergroten van het inzicht in het fenomeen offshoring en moet duidelijk maken of er werkelijk sprake is van een bedreiging voor de Nederlandse arbeidsmarkt als geheel en de ICT-sector in het bijzonder.