Werkveld: Arbeid en sociale zekerheid
Leren van voorlopers: verkenning naar up- en reskillen in de gemeentelijke sector
Door maatschappelijke en technologische ontwikkelingen is werk aan het veranderen en het werk wordt steeds complexer. Ook binnen gemeenten. Verschillende taken en functies veranderen, verdwijnen en verschijnen. Gemeenten moeten meer inzetten op de doorontwikkeling van medewerkers van mbo naar hbo-niveau, op interne doorstroom van medewerkers naar functies waar behoefte is aan personeel, en op uitstroom van de medewerkers die geen toekomst meer hebben of willen in hun gemeente. Wat zijn hierin goede voorbeelden en hoe kunnen gemeenten dit aanpakken?
Ontwikkeling van skills
Een formele opleiding volgen is doorgaans dé manier om doorontwikkeling of doorstroom mogelijk te maken. Maar gezien de snelle veranderingen, is er behoefte aan een snellere route waarbij de focus ligt op ontwikkeling van skills. Het leren en ontwikkelen van die vaardigheden die cruciaal zijn om het beoogde werk uit te kunnen blijven voeren, of om te kunnen overstappen naar een andere functie die meer kansen biedt.
Inspirerende voorbeelden
In opdracht van het A&O fonds Gemeenten voeren wij een kwalitatieve verkenning uit naar het upskillen en reskillen van gemeentemedewerkers. Het doel van deze verkenning is het inventariseren, analyseren en beschrijven van goede voorbeelden van upskillen en reskillen. We kijken hier zowel binnen als buiten de gemeentelijke sector. Best practices kunnen project-, organisatie- en mogelijk ook individuele practices zijn. Het rapport biedt praktische handvatten en inzichten voor gemeenten.
Publicatie
Het team leren en ontwikkelen van het A&O fonds Gemeenten heeft op basis van onze bevindingen een publicatie gemaakt, die op 23 juni 2022 is gepresenteerd tijdens een webinar.
“De behoefte aan vastigheid blijkt behoorlijk universeel”
Even voorstellen: Tessa van der Veen (28). In haar rol als junior onderzoeker bij ons team Onderwijs & Arbeidsmarkt kan ze haar voorliefde voor data en statistiek uitstekend kwijt.
Dat Tessa na afronding van haar bachelor Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht de onderzoeksmaster Sociology and Social Research ging doen, kwam niet als een grote verrassing. “Op de middelbare school was wiskunde mijn favoriete vak, en tijdens mijn studie genoot ik enorm van het schrijven van mijn bachelorscriptie: hypotheses formuleren, data verzamelen, ervaring opdoen met statistiek. Omdat ik me verder wilde verdiepen in de wondere wereld van kwantitatief onderzoek, lag de keuze voor een researchmaster vervolgens voor de hand.”
Vast contract is populair
Eind mei rondde Tessa haar masterthesis af. Haar onderzoek draaide rondom een actueel thema: tijdelijke contracten. Tessa: “Op basis van data uit de European Sustainable Workforce Survey heb ik een analyse gemaakt van baankenmerken die de aantrekkelijkheid van tijdelijke banen kunnen beïnvloeden, zoals lonen, opleidingsmogelijkheden en secundaire arbeidsvoorwaarden. Je zou misschien verwachten dat beloning dé bepalende factor is op basis waarvan mensen een keuze maken voor een bepaalde werkgever, maar een vast contract bleek voor veel werknemers veel belangrijker.”
“Sterker nog: het idee was dat andere factoren – zoals een hogere beloning, goede secundaire arbeidsvoorwaarden, opleidingsmogelijkheden en thuiswerken – kunnen compenseren voor tijdelijkheid, maar ook dat blijkt niet zo te zijn. Dat geeft dus wel aan hoe belangrijk mensen een vast contract vinden. Ik vond in mijn onderzoek verder ook geen verschillen op bijvoorbeeld sekse, leeftijd of opleidingsniveau; de behoefte aan vastigheid blijkt behoorlijk universeel.”
“In algemene zin kun je verder zeggen dat goede secundaire arbeidsvoorwaarden en hogere lonen belangrijker zijn voor mensen in vaste banen. Op zich is dat niet verwonderlijk; op de langere termijn werken een laag loon en slechte secondaire arbeidsvoorwaarden in een vaste baan langer door, terwijl dit voor een tijdelijke baan minder uitmaakt – werknemers kunnen immers makkelijker switchen naar een andere baan met betere arbeidsvoorwaarden.”
Personeelstekorten
De arbeidsmarkt is de laatste jaren steeds flexibeler geworden, schetst Tessa. “Met name vrouwen, jongeren en lager opgeleiden krijgen relatief vaak te maken met tijdelijke contracten. Tegelijkertijd krijgen we te maken met steeds hoger oplopende personeelstekorten, onder meer in de zorg. Juist nu zou het voor werkgevers dus belangrijk zijn om hun werknemers meer vastigheid te bieden, willen ze voldoende goed gekwalificeerd personeel kunnen blijven vinden.”
Geboorteverlof
Dit najaar gaat Tessa, samen met haar scriptiebegeleider, kijken of ze haar thesis kan omvormen tot een artikel voor een wetenschappelijk tijdschrift. Daarnaast is Tessa inmiddels alweer een paar maanden in dienst bij Regioplan, waar ze deel uitmaakt van het team Onderwijs & Arbeidsmarkt. “De afgelopen maanden heb ik onder meer bijgedragen aan de evaluatie van de Wet invoering extra geboorteverlof, oftewel de WIEG. Een interessant onderzoek, waaruit onder meer bleek dat bijna driekwart van de partners in loondienst na de geboorte van hun kind aanvullend geboorteverlof opneemt van in totaal zes weken.”
Voortijdig schoolverlaten
“Op dit moment ben ik dan weer bezig met een onderzoek naar voortijdig schoolverlaten. De aanpak van voortijdig schoolverlaten binnen de zestig zogenoemde Regionale Meld- en Coördinatie(sub)regio’s (RMC) verschilt nogal. Sommige regio’s zitten er dicht bovenop en gaan vooral preventief te werk, terwijl andere regio’s de verantwoordelijkheid meer bij de scholen zélf neerleggen. Interessant om die verschillende dynamiek per regio in kaart te brengen en na te gaan welke aanpak wanneer het beste werkt.”
Passende werkomgeving
Bij Regioplan zit Tessa helemaal op haar plek, vertelt ze. “Ik krijg hier alle ruimte om te ontdekken welke thema’s mij het meest aanspreken en om me nieuwe technieken eigen te maken. Zo ga ik me de komende tijd storten op het leren programmeren met Python, waarvoor ik in juli een week een summer course volg aan de Universiteit Utrecht. Al met al kan ik mezelf hier uitstekend ontwikkelen en kan ik me volledig focussen op wat ik het allerleukst vind: interessant onderzoek doen rondom onderwijs en arbeidsmarkt.”
“Wat is goed en fout in een bepaalde situatie?”
Even voorstellen: Luna van Dijk (25). Vanuit haar achtergrond in sociologie en ethiek doet ze graag onderzoek naar maatschappelijke thema’s waarbij morele dilemma’s komen kijken.
Mensen en hoe ze met elkaar omgaan in groepsverband: het had altijd al Luna’s interesse. Een studie Sociologie lag dan ook voor de hand, vertelt ze. “Ik vond grote maatschappelijke structuren altijd al enorm interessant. De economie bijvoorbeeld, of het bankensysteem. Hoe zijn die ooit ontstaan? Tijdens mijn studie kwam ik er vervolgens achter dat met name de filosofische kant van sociologie me erg trok. Het werk van bijvoorbeeld Karl Marx en Max Weber sprak me erg aan: denkers op het snijvlak van sociologie en filosofie.”
Code zwart
Die meer filosofische kant kon Luna goed kwijt in haar vervolgmaster Applied Ethics, vertelt ze. “Deze richting bleek een mooie toevoeging op mijn studie Sociologie: meer de diepte in, met meer aandacht voor morele dilemma’s. Wat is goed en fout in een bepaalde situatie? Iedereen heeft daar weer andere opvattingen over.”
“Een mooi recent voorbeeld is de dreiging van ‘code zwart’ in de ziekenhuizen tijdens corona. Als het aantal IC-plekken beperkt is, wie geef je dan in het uiterste geval voorrang? En waarom? Binnen Applied Ethics leer je om in dit soort situaties álle argumenten mee te nemen, zodat je kunt komen tot een goed onderbouwde afweging.”
Eeuwigdurende grafrust
Bij Regioplan maakt Luna sinds begin dit jaar deel uit van het team Werk, Participatie & Sociale Zekerheid. Een van de eerste onderzoeken waar ze momenteel bij betrokken is, is dat naar de zogenoemde eeuwigdurende grafrust, vertelt ze. “De islam schrijft voor dat overledenen onder ‘eeuwigdurende grafrust’ begraven moeten worden. Dat voorschrift verhoudt zich slecht tot de Nederlandse praktijk, waarbij de meeste graven na een bepaald aantal jaren geruimd worden.”
“Op dit moment kun je slechts op een beperkt aantal plekken in Nederland de garantie van eeuwigdurende grafrust krijgen. Veel Nederlandse moslims kiezen er daarom voor om in bijvoorbeeld Marokko of Turkije begraven te worden, waar die eeuwigdurende grafrust wél gegarandeerd is.”
Ethische vragen
Tijdens de coronacrisis kwam het vliegverkeer echter stil te liggen en konden overleden Nederlandse moslims niet elders worden begraven, vertelt Luna. “Dat riep allerlei ethische en praktische vragen op. Sowieso bestaat er nog geen wetgeving op dit vlak. In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken doen we daarom nu onderzoek: waaruit bestaat de vraag naar eeuwigdurende grafrust precies? Hoe groot is die vraag überhaupt? En wat zou er eventueel in de wet veranderd moeten worden om dit ook in Nederland mogelijk te maken? Deze en andere vragen komen in ons onderzoek aan bod. Daarnaast brengen we in kaart hoe andere landen hiermee omgaan.”
Ethische bril
Al met al een enorm interessant thema, vindt Luna. “Ook bij een bijzonder onderwerp als dit komen morele dilemma’s kijken. Ga je er als overheid voor zorgen dat iedereen begraven kan worden op de manier die hij of zij wenst? Of accepteer je een bepaalde ongelijkheid hierin? Enorm leuk om door een ethische bril naar zo’n onderwerp te kijken.”
Het is ook een goed voorbeeld van maatschappelijk betrokken onderzoek, vindt Luna. “Als beleidsonderzoeker bij Regioplan doe je onderzoek dat echt een verschil kan maken voor mensen in de samenleving. Wat dat betreft zit ik hier uitstekend op mijn plek.”
Geboorteverlof in trek; veel media-aandacht voor evaluatie WIEG
Bijna driekwart van de partners in loondienst neemt na de geboorte van hun kind aanvullend geboorteverlof op van in totaal zes weken. Jonge ouders met een hoog inkomen deden dit wel beduidend vaker dan ouders met een lager inkomen. Dat blijkt uit de door Regioplan uitgevoerde evaluatie van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG), die afgelopen week door veel media werd opgepikt.
De regeling voor aanvullend geboorteverlof werd geïntroduceerd in de zomer van 2020. Sindsdien mogen partners in loondienst, na een week betaald geboorteverlof, nog eens vijf weken aanvullend verlof opnemen. Die vijf weken extra verlof worden deels vergoed door het UWV; partners krijgen tot 70 procent van hun salaris doorbetaald.
Veel animo
De regeling is in trek, zo blijkt uit onze evaluatie. 74 procent van de partners die er recht op hebben, nam inderdaad aanvullend verlof op. Het overgrote deel van hen gebruikte de hele periode van vijf weken. 16 procent hield het bij de eerste week regulier geboorteverlof, en 10 procent nam helemaal geen verlof op.
De partners die gebruikmaken van het aanvullend geboorteverlof, doen dat vooral om meer tijd met hun pasgeboren kind door te brengen.
Verschil tussen hoge en lage inkomens
Bij dit alles is er wel een aanzienlijk verschil tussen hoge en lage inkomens. Huishoudens met een laag inkomen (minder dan 4.000 euro netto per maand) maken fors minder gebruik van de regeling dan gezinnen met een hoger inkomen (63 versus 85 procent). Voor partners die geen gebruik maakten van de nieuwe regeling, was financiële onhaalbaarheid een van de belangrijkste redenen.
Projectleider Hetty Visee: “Om de beoogde gelijkere verdeling van arbeid en zorgtaken tussen de ouders te realiseren, is het belangrijk dat financiën geen belemmering vormen voor de opname van het verlof. Mede met het oog op de introductie van het gedeeltelijk betaald ouderschapsverlof per 2 augustus aanstaande vinden wij het belangrijk om te monitoren in hoeverre de nu gesignaleerde ontwikkelingen in het gebruik zich doorzetten.”
Veel media-aandacht
Onze evaluatie van de WIEG werd de afgelopen week door veel landelijke media opgepikt, onder meer door de NOS, RTL Nieuws, de Volkskrant, NRC en NU.nl.
Meer weten?
Neem dan contact op met Hetty.
Internationale verkenning handhavingsbeleid
Het Nederlandse handhavingsbeleid op het gebied van sociale zekerheid lag de afgelopen jaren regelmatig onder vuur, en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zoekt dan ook naar een nieuwe balans hierin. In opdracht van het ministerie onderzocht Regioplan het handhavingsbeleid in zes andere Europese landen. Hoe ziet dat beleid eruit? En: wat kan Nederland leren van de ervaringen in het buitenland?
Het Nederlandse handhavings- en fraudebeleid in de sociale zekerheid is onderwerp van discussie. Mediagenieke gebeurtenissen als de ‘boodschappenaffaire’ en de toeslagenaffaire hebben gezorgd voor een maatschappelijke en politieke wens voor meer balans en maatwerk.
Herijking
Daarom werkt de directie Stelsel en Volksverzekeringen (SV) van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aan een herijking van het handhavingsinstrumentarium voor de sociale zekerheid.
Doel is om een balans te vinden tussen enerzijds oog voor de mens achter de uitkering om schrijnende situaties te voorkomen, en anderzijds slagkracht om opzettelijk misbruik van sociale zekerheidsgelden aan te pakken.
Zes andere landen
Als input voor deze herijking voerden wij, in opdracht van het ministerie, een internationaal verkennend onderzoek uit naar het handhavingsbeleid in de sociale zekerheid. Wat kunnen we leren van hoe andere landen hun handhavingsbeleid hebben ingericht? Het onderzoek omvatte deskresearch en interviews met experts uit zes Europese landen: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Aanzienlijke verschillen en overeenkomsten
Het onderzoek heeft laten zien dat de handhavingsstelsels van de zes onderzochte landen aanzienlijke verschillen én overeenkomsten bevatten; onder meer als het gaat om het vertrouwen in burgers en professionals, het maatschappelijk draagvlak voor het socialezekerheidsstelsel, de manier waarop landen kijken naar het onderscheid tussen fouten en fraude, en de praktische uitvoering. Daarnaast bracht het onderzoeksteam de belangrijkste uitdagingen in kaart die in de onderzochte landen spelen rondom het handhavingsbeleid.
In algemene zin lijken zich twee trends af te tekenen: meer ruimte om oog te houden voor de mens achter de uitkering, en een toename van grootschalige data-infrastructuur bij de uitvoering van de uitkeringsregelingen.
Het ministerie van SZW gebruikt de lessen die uit het onderzoek te trekken zijn voor de herijking van het Nederlandse handhavingsbeleid.
Meer weten?
Lees dan het eindrapport, ons eerdere nieuwsbericht, of het artikel in Sociaal Bestek over dit onderzoek.
Sociaal Bestek: artikel over pilot verbetering rechtsbijstand
In Sociaal Bestek verscheen onlangs een interessant artikel over de door Regioplan geëvalueerde pilot naar de verbetering van de rechtsbijstand.
In de pilot ‘Samenwerken in de eerstelijn’ gingen het Juridisch Loket, sociaal raadslieden en sociaal advocaten op lokaal niveau na hoe ze de dienstverlening aan rechtzoekenden kunnen verbeteren.
Regioplan voerde een evaluatie van deze pilot uit. Naar aanleiding van deze evaluatie schreven Regioplan-onderzoekers Bob van Waveren en Annemieke Mack onlangs (samen met Jan Arkeveld) een artikel in Sociaal Bestek over de positieve uitkomsten van de pilot.
Lees het artikel
Het volledige artikel is te vinden op de website van Sociaal Bestek.
Nederlandse ArbeidsmarktDag: dien een paper in!
Heb je een interessant idee voor een onderzoekspaper of een beleidspresentatie op het terrein van werk en arbeidsmarkt? En lijkt het je leuk om dit voor een groter publiek toe te lichten tijdens de zevende Nederlandse ArbeidsmarktDag (NAD), op donderdag 6 oktober 2022 in Amsterdam?
Dan nodigen we je van harte uit om een abstract in te dienen!
Werken in een duurzame economie
De Nederlandse ArbeidsmarktDag is een tweejaarlijkse conferentie over arbeidsmarktonderzoek voor en over arbeidsmarktbeleid.
Het centrale thema van dit jaar is ‘Werken in een duurzame economie’. De komende jaren zullen veel banen in op koolstof gebaseerde sectoren verdwijnen of ingrijpend veranderen. Tegelijkertijd ontstaan er nieuwe ‘groene banen’ in groeiende duurzame sectoren.
Parrallel daaraan is ook een andere transitie op de arbeidsmarkt wenselijk, namelijk van laagwaardige, onzekere banen naar hoogwaardige, duurzame banen. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat beide transities op elkaar aansluiten en elkaar versterken?
Naast dit centrale thema zal in verschillende deelsessies een staalkaart van recent onderzoek op het terrein van werk en arbeidsmarkt worden gepresenteerd.
Inschrijven
Ingediende (voorstellen voor) bijdragen mogen betrekking hebben op het centrale thema, maar ook andere interessante voorstellen op het gebied van werk en arbeidsmarkt zijn van harte welkom.
Op basis van de ingediende voorstellen selecteren we de sprekers in de verschillende deelsessies.
Een voorstel indienen kan nog tot 15 juni via de Inschrijf-pagina op de website. Hier vind je ook meer achtergrondinformatie over de precieze voorwaarden.
Deelnemen
Deelname aan de Nederlandse ArbeidsmarktDag is uiteraard ook mogelijk zonder indienen van een paper. Tickets kun je aanschaffen via de site van Eventbrite.
Meer weten?
Neem dan gerust contact met ons op via secretariaat@arbeidsmarktdag.nl.
Mensenhandel zichtbaar maken. Leren van onderzoek in Ede en Utrecht
Gemeenten staan momenteel voor de taak om een lokale aanpak van mensenhandel te vormen. Een belangrijk startpunt hiervoor is om zicht op het fenomeen te krijgen. In opdracht van CoMensha en VNG en gemeenten Ede en Utrecht onderzochten wij hoe deze twee gemeenten mensenhandel lokaal in beeld brengen. De lessen uit deze gemeenten kunnen andere gemeenten helpen bij het opstellen van hun aanpak mensenhandel.
Diversiteit aan vormen van mensenhandel
Net als op landelijk niveau, treffen we in de onderzochte gemeenten een diversiteit aan vormen van mensenhandel aan. In beide gemeenten spelen seksuele, criminele en arbeidsuitbuiting en binnen deze vormen zijn weer verschillende risicoprofielen te onderscheiden. Mensenhandel neem dus vele verschijningsvormen aan en de kenmerken van slachtoffers zijn divers, wat vraagt om een gedifferentieerde aanpak.
Aanpak van mensenhandel begint bij zicht creëren
Om een gerichte aanpak van mensenhandel te vormen, is het cruciaal om zicht te hebben op het fenomeen. Door gesprekken met professionals en risicogroepen kan de gemeente zicht krijgen op de aard van het fenomeen. De omvang is echter een uitdaging, omdat bestaande registraties ontoereikend zijn om een realistische schatting te maken. Gemeenten kunnen daarom investeren in randvoorwaarden van effectieve informatieverzameling en -uitwisseling:
- Professionals herkennen signalen;
- Er is een eenduidige en toegankelijk registratiesysteem voor signalen;
- Verschillende instanties delen signalen met elkaar;
- Er bestaan duidelijke werkafspraken over informatieverzameling en -deling;
- Er is een doorverwijzingsstructuur en centraal aanspreek- of meldpunt.
Een uitgebreide beschrijving van de bevindingen uit Ede en Utrecht en onze aanbevelingen voor andere gemeenten is terug te vinden het rapport.
Neem voor meer informatie contact op met Yannick.
Mensenhandel zichtbaar maken. Leren van onderzoek in Ede en Utrecht
Gemeenten staan momenteel voor de taak om een lokale aanpak van mensenhandel te vormen. Een belangrijk startpunt hiervoor is om zicht op het fenomeen te krijgen. In opdracht van CoMensha en VNG en gemeenten Ede en Utrecht onderzochten wij hoe deze twee gemeenten mensenhandel lokaal in beeld brengen. De lessen uit deze gemeenten kunnen andere gemeenten helpen bij het opstellen van hun aanpak mensenhandel.
Diversiteit aan vormen van mensenhandel
Net als op landelijk niveau, treffen we in de onderzochte gemeenten een diversiteit aan vormen van mensenhandel aan. In beide gemeenten spelen seksuele, criminele en arbeidsuitbuiting en binnen deze vormen zijn weer verschillende risicoprofielen te onderscheiden. Mensenhandel neem dus vele verschijningsvormen aan en de kenmerken van slachtoffers zijn divers, wat vraagt om een gedifferentieerde aanpak.
Aanpak van mensenhandel begint bij zicht creëren
Om een gerichte aanpak van mensenhandel te vormen, is het cruciaal om zicht te hebben op het fenomeen. Door gesprekken met professionals en risicogroepen kan de gemeente zicht krijgen op de aard van het fenomeen. De omvang is echter een uitdaging, omdat bestaande registraties ontoereikend zijn om een realistische schatting te maken. Gemeenten kunnen daarom investeren in randvoorwaarden van effectieve informatieverzameling en -uitwisseling:
- Professionals herkennen signalen;
- Er is een eenduidige en toegankelijk registratiesysteem voor signalen;
- Verschillende instanties delen signalen met elkaar;
- Er bestaan duidelijke werkafspraken over informatieverzameling en -deling;
- Er is een doorverwijzingsstructuur en centraal aanspreek- of meldpunt.
Een uitgebreide beschrijving van de bevindingen uit Ede en Utrecht en onze aanbevelingen voor andere gemeenten is terug te vinden het rapport.
Neem voor meer informatie contact op met Yannick.
Aanpak jeugdwerkloosheid voor kwetsbare schoolverlaters
Om kwetsbare schoolverlaters een duwtje in de rug te geven richting werk, worden zij extra ondersteund door hun scholen en gemeenten. Wij onderzoeken hoe deze ondersteuning in de praktijk vorm krijgt en welke lessen we hieruit kunnen trekken.
Kwetsbare schoolverlaters aan het werk
Jongeren worden in coronatijden hard geraakt door het plotselinge verlies in werkgelegenheid in bepaalde sectoren. Als onderdeel van het sociaal pakket heeft het kabinet specifieke middelen vrijgemaakt om schoolverlaters met een grotere kans op werkloosheid naar werk of (vervolg)onderwijs te begeleiden. Deze middelen gaan naar scholen (voortgezet speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en mbo’s) en gemeenten (afdeling W&I en RMC). Aan hen de taak om samen te werken om kwetsbare schoolverlaters te ondersteunen. Hiertoe ontplooien zijn activiteiten in drie fases: tijdens school, van school en nazorg.
De praktijk in kaart brengen
Het ministerie van SZW wil via een praktijkgericht onderzoek graag inzicht in de ervaringen met de maatregelen van de aanpak jeugdwerkloosheid in de praktijk. Hoe werken de betrokkenen professionals vanuit de scholen en gemeenten op uitvoeringsniveau samen om de jongeren te helpen in de overgang van school naar werk? En welke interventies zetten zij hierbij in, en wat zijn daarmee hun ervaringen? De uitkomsten van het onderzoek worden gebruikt voor toekomstige beleidsontwikkeling en voor de verantwoording richting de Tweede Kamer.
Tussentijdse inzichten
Ons onderzoek bestaat uit een verkenningsfase en een verdiepingsfase. Begin 2022 hebben we de verkenningsfase uitgevoerd, bestaande uit een literatuurstudie naar praktijkvoorbeelden en interviews met regionale coördinatoren jeugdwerkloosheid. De inzichten hieruit zijn geland in een tussenrapportage.
Deze tussenrapportage laat zien dat de aanpak van jeugdwerkloosheid in de arbeidsmarktregio’s golfbewegingen kent, afhankelijk van wanneer hier rijksfinanciering voor beschikbaar is. Dit is onwenselijk voor het behoud van de regionale samenwerking en coördinatie van de aanpak. Verder zien we dat veel interventies erop gericht zijn om jongeren een doorgaande begeleiding te bieden tijdens de transitie van school naar werk, door de begeleiding vanuit de gemeente te vervroegen of juist vanuit de school door te laten lopen.
Dit is in lijn met aanbevelingen uit het IBO jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt, dat in 2019 verscheen. Wel signaleren veel regiocoördinatoren dat er nog te veel in ‘hokjes’ wordt gedacht, omdat bepaalde vormen van ondersteuning bijvoorbeeld alleen beschikbaar zijn voor jongeren zonder startkwalificatie of op Mbo Entree niveau. Ook jongeren die buiten deze ‘hokjes’ vallen, kunnen kwetsbaar zijn en aanvullende ondersteuning behoeven.
Vervolg: Verdieping in de praktijk
In de tweede helft van 2022 vindt de verdiepingsfase van het onderzoek plaats, waarin we een aantal casestudies uitvoeren in arbeidsmarktregio’s. Daarbij gaan we met de verschillende professionals uit de praktijk in gesprek over hun aanpak en samenwerking. Ook voeren we interviews met de jongeren zelf en gaan we activiteiten observeren. Naast een eindrapport ontwikkelen we een actiegericht product voor professionals, mede geholpen door een praktijkpanel met daarin diverse veldpartijen.