Beleidsevaluatie Voedselagenda

Met de Voedselagenda streeft het ministerie van LNV, in samenwerking met verschillende partners, naar een meer duurzame en gezonde voedselconsumptie en -productie. Dat is van belang in het licht van grote maatschappelijke opgaven rondom ecologische houdbaarheid, volksgezondheid en robuustheid van het voedselsysteem.

In de periode 2016 – 2020 heeft het ministerie van LNV, in samenwerking met het ministerie van VWS en andere partners, uitvoering gegeven aan de Voedselagenda. Binnen de Voedselagenda zijn verschillende activiteiten uitgevoerd gericht op voedseleducatie (Jong Leren Eten), het stimuleren van transparantie in de voedselketen en kennis & innovatie. Wij evalueren voor LNV de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Voedselagenda en zetten lessen op een rij voor de doorontwikkeling van de Voedselagenda. Hiervoor gebruiken we Realistisch Evalueren als kapstok, zodat we aan de hand van het al dan niet optreden van werkzame mechanismen in de praktijk uitspraken kunnen doen over de mate van doeltreffendheid van het integrale voedselbeleid.

Voor de evaluatie voeren we een documentstudie uit, houden we interviews en reflectiesessies. Eind februari 2022 ronden we de evaluatie af en leveren we het eindrapport op.

Bijverdienregeling in de onderstand op Caribisch Nederland

Mensen die op de BES-eilanden een onderstandsuitkering ontvangen, mogen daarnaast een betaalde baan hebben. Maken zij hier gebruik van en wat zijn de effecten van deze bijverdienregeling?

Bijverdienen in de onderstand
Inwoners van Caribisch Nederland (de BES-eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba) die niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien, kunnen een beroep doen op onderstand. Deze vangnetvoorziening lijkt op de bijstand in Europees Nederland. Onderstandsgerechtigden zijn vrij om naast hun uitkering bij te verdienen, zo lang de onderstand en bijverdiensten samen niet meer bedragen dan het minimumloon. Zij hebben hiermee meer ruimte om bij te verdienen dan bijstandsgerechtigden in Europees Nederland. Hier worden bijverdiensten maximaal zes maanden toegestaan en zijn deze beperkt tot 25% van het verdiende inkomen (met een maximum van €209 per maand).

De bijverdienregeling onder de loep
Om ervoor te zorgen dat mensen met een uitkering kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud, zal de onderstand op termijn naar het ijkpunt voor het sociaal minimum moeten toegroeien. Hierbij moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid van bijverdienen tot aan het wettelijk minimumloon en de prikkel om te werken. Het ministerie van SZW wil daarom graag meer zicht krijgen op het functioneren en de effecten van de bijverdienregeling vanuit verschillende invalshoeken (onder andere burger, uitvoering en openbaar lichaam). Draagt de bijverdienregeling bij aan het activerende beleidsdoel van de onderstand; loont het genoeg om te gaan werken? En zijn er alternatieve inrichtingen voor de bijverdienregeling denkbaar die hier nog sterker aan bijdragen?

Ons onderzoek
We voeren het onderzoek uit in samenwerking met lokale partner IndigoBlue Consult. In de eerste fase van het onderzoek doen we literatuuronderzoek naar de mogelijke inrichting van bijverdienregelingen en spreken we met uitvoerders; aan welke ‘knoppen’ kan er gedraaid worden? Ook interviewt IndigoBlue Consult onderstandsgerechtigden op de BES-eilanden over hun ervaringen met de bijverdienregeling. Na een tussenanalyse gaan we in de tweede fase in gesprek met verschillende lokale stakeholders over de opgedane handelingsperspectieven, en de mate waarin deze wenselijk en haalbaar zijn.

Criminaliseren, reguleren of toch decriminaliseren? De aard en effecten van prostitutiebeleid

Welke verschillende typen prostitutiebeleid zijn er? En wat weten we over de effecten ervan? Wij onderzochten het voor het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).

Stichting Exxpose diende in september het burgerinitiatief ‘Ik ben onbetaalbaar’ in. In dat burgerinitiatief riep de stichting de Tweede Kamer op om het kopen van seks strafbaar te stellen. De Tweede Kamer vroeg vervolgens om een internationaal vergelijkend onderzoek naar de effecten van de verschillende soorten prostitutiebeleid. Op verzoek van het WODC voerden wij dat onderzoek uit. Voor het onderzoek voerden we een grootschalig literatuuronderzoek uit en spraken we 100 sekswerkers, slachtoffers van uitbuiting, professionals, beleidsmakers, exploitanten en medewerkers van het Openbaar Ministerie en de politie.

Meer weten?

Lees ons onderzoeksrapport of neem contact op met Yannick.

 

De aard en effecten van prostitutiebeleid

Stichting Exxpose diende in september het burgerinitiatief ‘Ik ben onbetaalbaar’ in. In dat burgerinitiatief riep de stichting de Tweede Kamer op het kopen van seks strafbaar te stellen. De Tweede Kamer vroeg vervolgens om een internationaal vergelijkend onderzoek naar de effecten van de verschillende soorten prostitutiebeleid. Op verzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) voerden wij dat onderzoek uit.

Meer weten?
Neem contact op met Yannick.

Anca Vadanescu MSc

Van jongs af aan koester ik de droom om een zinvolle bijdrage te leveren aan onderzoek en kennis over actuele maatschappelijke vraagstukken. Als socioloog heb ik geleerd om zaken vanuit diverse perspectieven en groepen te bekijken en om te analyseren hoe beleid van invloed is op verschillende segmenten van de samenleving. Mijn interesse ligt voornamelijk bij onderwerpen rondom arbeidsmarkt, schuldhulpverlening, re-integratie en participatie binnen het thema arbeid en sociale zekerheid. Ik maak hierbij graag gebruik van zowel kwantitatieve als kwalitatieve methoden. Mijn werkwijze kenmerkt zich door een kritische en creatieve aanpak, en ik ben altijd nieuwsgierig naar nieuwe technieken en ontwikkelingen in mijn vakgebied.

De seksbranche in 2020

In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) hebben we een nulmeting uitgevoerd om later mogelijke effecten van de mogelijke, komende Wet regulering sekswerk te meten. Deze nulmeting ging over de aard en omvang van de seksbranche, het gemeentelijk beleid en de organisatie van toezicht en handhaving.

Gemeentelijk beleid

Gemeenten die prostitutiebeleid formuleren maken keuzes: Willen we überhaupt sekswerk in onze gemeente? En zo ja, hoe balanceren we dan tussen drempelverhogende maatregelen om misstanden en mensenhandel buiten de deur te houden en drempelverlagende maatregelen, die ervoor zorgen dat autonome sekswerkers hun werk kunnen doen.

Dit onderzoek laat op basis van een grootschalige enquête onder gemeenten zien hoeveel gemeenten prostitutiebeleid hebben, hoe het beleid in Nederlandse gemeenten te typeren is. En welke keuzes gemeenten in hun beleid maken.

Het blijkt dat ongeveer de helft van gemeenten prostitutiebeleid heeft. Dit is minder dan vijf jaar geleden, toen nog driekwart prositutiebeleid had. Veruit de meesten staan een maximaal aantal seksbedrijven toe. De gemeenten richten hun beleid met name op vergunningseisen, vestigingscriteria, handhaving en toezicht, gezondheidsaspecten en ook het bestrijden van mensenhandel.

Thema’s als de versterking van de maatschappelijke positie van sekswerkers, uitstapbeleid, participatie van seks-werkers in beleid, destigmatisering en versterking van de arbeidsmarktpositie komen relatief weinig in het beleid voor.

Halvering van vergunde seksbedrijven

Het aantal vergunde seksbedrijven in Nederland lijkt sinds 5 jaar geleden gehalveerd. Relatief veel gemeenten geven vergunningen aan seksclubs, privéhuizen en escortbureaus en in mindere mate aan de zelfstandige escort, raamsekswerk en thuisontvangst.

Dit onderzoek geeft ook een blik op de doorgaans onvergunde internetbranche. Gedurende een jaar werden er op de advertentiewebsites die we in ons onderzoek hebben meegenomen meer dan 27.000 unieke advertenties geplaatst.

Toezicht en handhaving

Samen met de politie zijn gemeenten de belangrijkste spelers in de organisatie van toezicht en handhaving. De bestuurlijke controles in de vergunde branche worden uitgevoerd door gemeentelijke handhavers, de politie of door beide.

Ook in de onvergunde branche zijn de gemeente en de politie de belangrijkste partijen. Hier worden de controles vaak nog door de Afdelingen Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) uitgevoerd.

Bij sommige gemeenten ligt de regie en uitvoering voor toezicht en handhaving volledig bij de gemeente, in andere gemeenten is men nog zoekende naar een juiste rolverdeling. Er spelen hier meerdere knelpunten.

Gemeenten zeggen soms dat ze de capaciteit en de expertise niet hebben. Daarnaast mogen gemeenten momenteel geen gegevens van onvergund werkende sekswerkers noteren en uitwisselen. Dat bemoeilijkt de handhaving.

Overigens zijn er gemeenten die gegevens van sekswerkers nog vermelden in bestuurlijke rapportages. Verder worden de grote beleidsverschillen tussen gemeenten genoemd als obstakel in het houden van toezicht op de branche.

Meer weten?

Neem contact op Yannick of lees ons rapport.

Seksbranche 2020

In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) hebben we een nulmeting uitgevoerd om later mogelijke effecten van de mogelijke, komende Wet regulering sekswerk te meten. Deze nulmeting ging over de aard en omvang van de seksbranche, het gemeentelijk beleid en de organisatie van toezicht en handhaving.

Gemeentelijk beleid

Gemeenten die prostitutiebeleid formuleren maken keuzes: Willen we überhaupt sekswerk in onze gemeente? En zo ja, hoe balanceren we dan tussen drempelverhogende maatregelen om misstanden en mensenhandel buiten de deur te houden en drempelverlagende maatregelen, die ervoor zorgen dat autonome sekswerkers hun werk kunnen doen.

Dit onderzoek laat op basis van een grootschalige enquête onder gemeenten zien hoeveel gemeenten prostitutiebeleid hebben, hoe het beleid in Nederlandse gemeenten te typeren is. En welke keuzes gemeenten in hun beleid maken.

Het blijkt dat ongeveer de helft van gemeenten prostitutiebeleid heeft. Dit is minder dan vijf jaar geleden, toen nog driekwart prositutiebeleid had. Veruit de meesten staan een maximaal aantal seksbedrijven toe. De gemeenten richten hun beleid met name op vergunningseisen, vestigingscriteria, handhaving en toezicht, gezondheidsaspecten en ook het bestrijden van mensenhandel.

Thema’s als de versterking van de maatschappelijke positie van sekswerkers, uitstapbeleid, participatie van seks-werkers in beleid, destigmatisering en versterking van de arbeidsmarktpositie komen relatief weinig in het beleid voor.

Halvering van vergunde seksbedrijven

Het aantal vergunde seksbedrijven in Nederland lijkt sinds 5 jaar geleden gehalveerd. Relatief veel gemeenten geven vergunningen aan seksclubs, privéhuizen en escortbureaus en in mindere mate aan de zelfstandige escort, raamsekswerk en thuisontvangst.

Dit onderzoek geeft ook een blik op de doorgaans onvergunde internetbranche. Gedurende een jaar werden er op de advertentiewebsites die we in ons onderzoek hebben meegenomen meer dan 27.000 unieke advertenties geplaatst.

Toezicht en handhaving

Samen met de politie zijn gemeenten de belangrijkste spelers in de organisatie van toezicht en handhaving. De bestuurlijke controles in de vergunde branche worden uitgevoerd door gemeentelijke handhavers, de politie of door beide.

Ook in de onvergunde branche zijn de gemeente en de politie de belangrijkste partijen. Hier worden de controles vaak nog door de Afdelingen Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) uitgevoerd.

Bij sommige gemeenten ligt de regie en uitvoering voor toezicht en handhaving volledig bij de gemeente, in andere gemeenten is men nog zoekende naar een juiste rolverdeling. Er spelen hier meerdere knelpunten.

Gemeenten zeggen soms dat ze de capaciteit en de expertise niet hebben. Daarnaast mogen gemeenten momenteel geen gegevens van onvergund werkende sekswerkers noteren en uitwisselen. Dat bemoeilijkt de handhaving.

Overigens zijn er gemeenten die gegevens van sekswerkers nog vermelden in bestuurlijke rapportages. Verder worden de grote beleidsverschillen tussen gemeenten genoemd als obstakel in het houden van toezicht op de branche.

Meer weten?

Neem contact op Yannick of lees ons rapport.

Werken met co-creatie: do’s en don’ts

Evaluatie van pilots over re-integratie van statushouders in de spoorsector leert dat het werken in co-creatie ontegenzeggelijk sterke punten kent (denk aan draagvlak en netwerkvorming) maar ook grote afbreukrisico’s kent. De belangrijkste lessen: onderschat niet de moeilijkheidsgraad van deze werkvorm, manage de verwachtingen van de deelnemers en misschien wel vooral: regel vooraf de regie en beleg die bij een individuele (en sterke) partij en niet bij een collectief van partijen. In Sociaal Bestek verscheen een artikel over onze evaluatie. In dit artikel concentreren we ons op de ervaringen met deze werkwijze, de sterke punten en knelpunten.

Vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is in 2018 het programma ‘Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt’ (VIA) gestart. Het VIA-programma is gericht op het versterken van de arbeidsmarktpositie van niet-westerse migranten, waaronder statushouders, en Nederlanders met een migratieachtergrond door het achterhalen van werkzame elementen in de arbeidsre-integratie van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Wij deden onderzoek naar de VIA-pilot.

Meer weten? Neem contact op met Bob.

Willen, kunnen en doen van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering

Mensen die ziek zijn en gedeeltelijk niet kunnen werken, kunnen recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering van UWV. UWV begeleidt uitkeringsgerechtigden bij hun re-integratie. Regioplan voert samen met Centerdata en de TU Delft een participatief actieonderzoek uit om te ontdekken hoe mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering nog beter geholpen kunnen worden. In het actieonderzoek creëren we nieuwe, gedragswetenschappelijke kennis over het willen, kunnen en doen van mensen met een uitkering. Samen met hen en met professionals ontwikkelen we vervolgens handelingsperspectieven om ondersteuning te verbeteren. Resultaten van het onderzoek worden in de tweede helft van 2022 openbaar gemaakt. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van UWV.

Willen, kunnen en doen van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering

Hoe kunnen professionals mensen met een arbeidsuitkering nog beter helpen re-integreren?

Arbeidsongeschiktheidsuitkering

Mensen die ziek zijn en gedeeltelijk niet kunnen werken, kunnen recht hebben op een arbeidsongeschiktheidsuitkering van UWV. UWV begeleidt uitkeringsgerechtigden bij hun re-integratie. Regioplan voert samen met Centerdata en de TU Delft een participatief actieonderzoek uit om te ontdekken hoe mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering nog beter geholpen kunnen worden. Het al dan niet slagen van re-integratiedienstverlening van UWV staat of valt met de situatie en het perspectief van de cliënt. Het gaat hierbij om welke motivatie hij of zij ervaart om te re-integreren en aan het werk te komen (willen), hoe hij of zij de eigen mogelijkheden daarbij ziet (kunnen), en hoe dit tot uiting komt in het re-integratie-inspanningen van de cliënt (het doen, zoals het zoeken naar werk).

Actieonderzoek

In het actieonderzoek creëren we nieuwe, gedragswetenschappelijke kennis over het willen, kunnen en doen van mensen met een uitkering. Samen met hen en met professionals ontwikkelen we vervolgens handelingsperspectieven om ondersteuning te verbeteren. Zo zorgen we ervoor dat kennis in het project wordt vertaald naar de praktijk. Resultaten van het onderzoek worden in de tweede helft van 2022 openbaar gemaakt. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van UWV en in samenwerking met Centerdata en de TU Delft.