Werkveld: Arbeid en sociale zekerheid
Evaluatie Generieke Werkgeversvoorziening
Vanaf maart 2020 kunnen werkgevers aan de slag gaan met de Generieke Werkgeversvoorziening (GWV), waarmee zij werkplekken en -processen toegankelijk kunnen maken voor meerdere mensen met een structurele arbeidsbeperking. We onderzoeken voor UWV en het ministerie van SZW welke werkgevers gebruikmaken van deze werkplekgebonden voorziening en wat de ervaringen zijn met het aanvraagproces, de implementatie en het gebruik van de voorziening.
De GWV kent een innovatief karakter ten opzichte van andere vergoedingen voor werkplekaanpassingen. De GWV is namelijk niet persoons- maar werkplekgebonden. De voorziening is dus niet gericht op een individu, maar op groepen werkenden. Dit heeft als theoretische meerwaarde dat nieuwe doelgroepen met een beperking kunnen worden bereikt, werkzoekenden nog niet in beeld hoeven te zijn, en dat schaalvergroting optreedt omdat meerdere mensen van de werkplekaanpassing gebruik kunnen maken.
Wat gaan we doen?
Om te onderzoeken in hoeverre theorie en praktijk verschillen ondernemen we de volgende vier activiteiten:
1. Met deskresearch en input van sleutelfiguren stellen we een beleidstheorie op, waarin we de beoogde werking en effecten van de GWV beschrijven. Op basis van de beleidstheorie maken we een analysekader, waarmee we gericht informatie op kunnen halen.
2. We voeren een kwantitatieve analyse uit, waarin we de kenmerken van bedrijven die een aanvraag hebben gedaan analyseren. We vergelijken bedrijven aan wie de voorziening is toegekend met bedrijven waarvan de aanvraag is afgewezen. Ook onderzoeken we de ontwikkeling van arbeidsparticipatie na toekenning van de voorziening.
3. We interviewen verschillende werkgevers die een aanvraag hebben gedaan of hier over na hebben gedacht. We willen weten wat hun motieven waren om uiteindelijk een aanvraag te doen, of juist niet, en hoe zij het aanvraagproces ervoeren.
4. We bezoeken werkgevers om zicht te krijgen op de implementatie en de werking van de werkplekaanpassing en om de ervaring van alle betrokkenen, waaronder jobcoaches en arbeidsdeskundigen, in kaart te brengen.
Het eindrapport wordt begin volgend jaar verwacht.
Meer weten?
Neem dan contact op met projectleider Yannick Bleeker.
Regioplan gaat undercover: meer zicht op platformwerk
Via een app een taxi bestellen, boodschappen en maaltijden laten bezorgen of tijdelijk personeel inhuren: anno 2022 zijn online diensten niet meer weg te denken uit ons dagelijkse bestaan. Om te komen tot een goed onderbouwd Nederlands standpunt rondom dit zogenoemde platformwerk, gaat Regioplan de komende maanden ‘undercover’. Het doel: meer inzicht te krijgen in de meningen en ervaringen van taxichauffeurs, flitsbezorgers en andere platformwerkers over hun werk.
‘Je bepaalt zelf waar en wanneer je werkt.’ ‘Bepaal je eigen tarief.’ ‘Kies welke klus het best bij jou past.’ Veel platformdiensten werven personeel door de nadruk te leggen op de grote vrijheid die je als platformwerker hebt. Maar de praktijk is weerbarstiger, vertelt onderzoeker Rosanne Schaap. “Sommige platformwerkers krijgen te maken met specifieke uren waarbinnen ze mogen werken, of met een maximaal aantal uren. Ook kun je aangeboden opdrachten vaak niet zomaar weigeren. Zo blijft er van die veronderstelde vrijheid weinig over.”
Europese richtlijn
Onder de streep is er zo bij veel platformwerkers sprake van onduidelijkheid over de aard van hun arbeidsrelatie; zijn ze nu werknemer in loondienst, of toch zelfstandige zonder personeel (zzp’er)? En in hoeverre hebben zij recht op bescherming en inspraak die past bij hun feitelijke werksituatie?
Om een einde te maken aan deze onduidelijkheden werkt de Europese Commissie momenteel aan een richtlijn die moet zorgen voor de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie van platformwerkers. Het uiteindelijke doel: komen tot betere arbeidsvoorwaarden en een betere rechtsbescherming voor platformwerkers.
Nederlands standpunt
Als EU-lidstaat kan ook Nederland invloed uitoefenen op en onderhandelen over de uiteindelijke richtlijntekst. Om een Nederlands standpunt over de richtlijnteksten te formuleren, wordt input over het voorstel gevraagd van onder meer werknemers- en werkgeversorganisaties, de platformbedrijven en – misschien wel de belangrijkste groep – de platformwerkers zélf.
Interviews
Voor het onderzoek onder die laatste groep heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) Regioplan ingeschakeld, vertelt Rosanne. “De komende maanden gaan we zoveel mogelijk platformwerkers vragen naar hun ervaringen. Hoe ervaren ze hun werk en hun arbeidsrelatie? In hoeverre werken ze bewust en vrijwillig op een bepaald contract? Hebben ze voldoende inzicht in de algoritmes die hun werk mede bepalen? Is bijvoorbeeld duidelijk hoe tarieven worden vastgesteld of hoe het werk verdeeld wordt? En: wat vinden ze van de voorlopige richtlijntekst? Deze en andere onderzoeksvragen komen voorbij in de interviews die we gaan houden.”
Het veld in
Maar ja, waar vind je platformwerkers die hun ervaringen willen delen? Op de plek waar ze hun diensten verrichten natuurlijk, lacht Rosanne. “De komende maanden gaan we daarom in twee rondes ‘het veld in’: door bijvoorbeeld korte taxiritjes te boeken of door een kleine bestelling te plaatsen bij een flitsbezorger. We hopen de dienstdoende chauffeurs en bezorgers vervolgens zover te krijgen dat ze op een later tijdstip willen meewerken aan een kort interview. Op die manier kunnen we gerichte input verzamelen, zonder tussenkomst van de platforms waarvoor deze mensen werken.”
Goed onderbouwd standpunt
Daarnaast zijn er veel Facebook- en WhatsApp-groepen waarin platformwerkers shifts aanbieden en ervaringen uitwisselen, vertelt Rosanne. “Ook deze groepen gebruiken we om platformwerkers te werven die we kunnen vragen naar hun meningen, gevoelens en ervaringen. Met als uiteindelijk doel om het ministerie te voorzien van zoveel mogelijk ‘munitie’ voor een goed onderbouwd Nederlands standpunt rondom platformwerk.”
Meer weten?
Neem dan contact op met Bob.
Nieuw onderzoek naar belemmeringen voor werkzoekende asielzoekers
Welke belemmeringen ervaren asielzoekers als ze willen toetreden tot de Nederlandse arbeidsmarkt? Dat is de centrale vraag in een onderzoek dat we de komende maanden uitvoeren in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
Binnen het onderzoek kijken we onder meer naar de zogenoemde 24 weken-eis, die bepaalt dat asielzoekers – als aan bepaalde aanvullende voorwaarden is voldaan – binnen een tijdsbestek van 52 weken maximaal 24 weken betaald mogen werken. In hoeverre belemmert deze eis de toetreding van asielzoekers tot de arbeidsmarkt? En: welk effect zou een eventuele aanpassing of afschaffing van deze maatregel hebben?
Voor het onderzoek analyseren we de komende maanden tal van data (waaronder een bestandanalyse van de tewerkstellingsvergunningen). Daarnaast interviewen we onder meer diverse experts en bevragen we asielzoekers en statushouders over hun ervaringen en ideeën. Voor de juridische analyse werken we samen met prof. mr. Lieneke Slingenberg, hoogleraar Migrants and the Rule of Law bij de VU.
Het eindrapport wordt begin volgend jaar verwacht.
Meer weten?
Neem dan contact op met projectleider Heleen Schols.
Advies: sta kleinschalige prostitutie toe in Utrecht
Focus minder op grootschalige raamprostitutie, sta sekswerk toe vanuit huis of kleinschalige locaties, en onderzoek de gevolgen in een proeftuin. Dat is de kern van het recente advies van de commissie-Sorgdrager, die onderzoek deed naar de toekomst van sekswerk in de gemeente Utrecht. De commissie – waarin ook onze collega Yannick Bleeker zitting had – overhandigde haar bevindingen gisteren aan wethouder Eelco Eerenberg.
In Utrecht zijn naar schatting zo’n vier- tot vijfhonderd prostituees actief. De meesten van hen werken vanuit huis; dat is op dit moment weliswaar niet toegestaan, maar het gebeurt wél op grote schaal. Nu veel afspraken online worden gemaakt, neemt de behoefte aan locatiegebonden sekswerk (zoals grootschalige raam- en straatprostitutie) af.
De gemeente Utrecht worstelt sowieso al jaren – onder meer sinds de sluiting van de raamprostitutie en het verdwijnen van de gemeentelijke tippelzone – met dit onderwerp. Nieuwe sekswerklocaties komen steeds niet van de grond.
Veilige werkplekken
Op verzoek van de gemeente deed een commissie onder leiding van oud-minister van Justitie Winnie Sorgdrager daarom het afgelopen halfjaar onderzoek naar de toekomst van sekswerk in de stad. Het doel: komen tot ‘een vernieuwd en modern sekswerkbeleid’, dat zorgt voor ‘veilige werkplekken voor sekswerkers’.
Legaal thuiswerken
De sekswerkbrache is diverser, vluchtiger en ongrijpbaarder geworden. De commissie adviseert de gemeente dan ook onder meer om minder te focussen op locatiegebonden sekswerk, en om te onderzoeken op welke manier onder meer thuiswerken voor sekswerkers op een legale manier mogelijk is. Maak het bijvoorbeeld mogelijk dat één sekswerker of een groepje sekswerkers in een woning klanten kunnen ontvangen.
Kleinschalige locaties
In het verlengde hiervan pleit de commissie voor kleinschalige, makkelijk te controleren locaties in de binnenstad of aan de randen van woonwijken. Probeer met proeftuinen uit wat werkt en krijg zo meer zicht op geschikte plekken.
De gemeente Utrecht staat voor een flinke uitdaging, benadrukt Yannick. ‘Een gemeente die meer goede werkplekken wil, gaat een roerige tijd tegemoet en loopt voorop in Nederland. We wensen de gemeente veel succes met het oppakken van het advies.’
Ruime expertise
Regioplan verrichtte de afgelopen jaren uiteenlopend onderzoek naar de seksbranche en de positie van sekswerkers daarbinnen. Meer weten? Neem dan contact op met Yannick.
dr. Rosanne Schaap
In mijn werk als onderzoeker wil ik graag bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken op het gebied van werk, participatie en sociale zekerheid. Thema’s die ik interessant vind zijn kwetsbare doelgroepen, duurzame inzetbaarheid, arbeidsmarktvraagstukken en re-integratie. Ik haal veel energie uit het doen van onderzoek met een gerichte toepassing voor de praktijk. Hierbij combineer ik graag kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden, waarbij ik het belangrijk vind om inzichten vanuit verschillende invalshoeken samen te voegen.
De Nederlandse ArbeidsmarktDag – Werken in een Duurzame Economie
De Nederlandse ArbeidsmarktDag staat dit jaar in het teken van Werken in een Duurzame Economie. Een dag lang interessante presentaties en workshops over actuele arbeidsmarktgerelateerde thema’s. Met een keynote van Marjolein ten Hoonte (directeur Randstad Nederland) en een gesproken column van Donald Pols (directeur Milieudefensie). Dat wil je niet missen! Meld je nu aan via www.arbeidsmarktdag.nl. 6 oktober 2022 in Hotel Casa Amsterdam!
Onderzoek: helder zicht op physician assistants en verpleegkundig specialisten
Ze vormen belangrijke schakels binnen de zorgketen: physician assistants (PA’s) en verpleegkundig specialisten (VS’en). Een PA neemt zelfstandig medische en medisch-ondersteunende taken over van de huisarts of medisch specialist; een VS heeft specialistische kennis van een bepaald vakgebied en mag zelfstandig bepaalde medische handelingen uitvoeren.
Online enquête
Zeker in deze tijden van oplopende personeelstekorten zijn PA’s en VS’en belangrijk om de toenemende druk op de gezondheidszorg te verlichten.
Om meer zicht te krijgen op deze relatief nieuwe beroepsgroepen en hun ontwikkeling, namen we een online enquête af onder alumni van de opleidingen MPA (Master Physician Assistant) en MANP (Master Advanced Nursing Practice). De respons onder alumni van de MPA-opleidingen bedroeg 46 procent; onder alumni van de MANP-opleidingen was dit 30 procent.
We namen de enquête af op verzoek van het Capaciteitsorgaan, dat de toekomstig benodigde capaciteit aan zorgprofessionals in de zorg in kaart brengt. Het onderzoek vormt een van de bronnen van de ramingen die het Capaciteitsorgaan eind 2022 aanbiedt aan het ministerie van VWS en veldpartijen.
Interessant beeld
De enquêtes geven een interessant beeld van onder meer aantallen werkzame PA’s en VS’en, de gemiddelde leeftijd, de spreiding in Nederland, en in welke sectoren zij werkzaam zijn. Ook wordt helder aan welke taken zij de meeste tijd besteden en hoe de taakverdeling eruitziet.
• Zo laat het onderzoek onder meer zien dat deze professionals een veelvoud aan taken uitvoeren; van consulten en patiëntgebonden administratie tot overleg/afstemming en deskundigheidsbevordering.
• Twee van de drie verpleegkundig specialisten en ruim de helft van de physician assistants ervaren op dit moment een tekort op de landelijke arbeidsmarkt.
• Over vijf jaar verwacht 83 procent van de ondervraagde VS’en waarschijnlijk nog in hetzelfde beroep werkzaam te zijn; onder PA’s is dat 86 procent.
Meer weten?
Meer informatie kun je vinden op de site van het Capaciteitsorgaan. Hier kun je ook de twee onderzoeksrapporten downloaden.
Evaluatie Meer Kans op Werk Jongeren
De Amsterdamse aanpak van jeugdwerkloosheid (Meer Kans op Werk Jongeren) beoogt de kansen van jongeren te vergroten op werk en een goede toekomst. Regioplan zal deze aanpak evalueren, zodat de gemeente Amsterdam deze aanpak verder kan doorontwikkelen en een zo goed mogelijke dienstverlening kan blijven bieden.
Door de coronacrisis is de jeugdwerkloosheid sterk gestegen. Om te kunnen voldoen aan de toenemende ondersteuningsbehoefte van een grote en diverse groep jongeren besloot de gemeente Amsterdam de crisisaanpak Meer Kans op Werk Jongeren (MKOWJ) te starten. MKOWJ is een kop op de bestaande aanpak van jeugdwerkloosheid, gericht op het vergroten van de kansen op werk en een goede toekomst van jongeren.
In opdracht van de gemeente Amsterdam zal Regioplan een evaluatie uitvoeren van de MKOWJ-aanpak. Doelstelling is om meer inzicht te verkrijgen in de werkzame elementen van de aanpak en de aanpak op basis van dit inzicht verder door te ontwikkelen.
Gesubsidieerd werk in Nederland: welke vormen zijn er zoal?
Hoe kun je burgers voor wie de arbeidsmarkt nog te ontoegankelijk is tóch aan werk helpen? Verschillende gemeentes experimenteren met basisbanen en andere vormen van gesubsidieerd werk. Om de mogelijke keuzes en afwegingen in kaart te brengen, onderzoeken we momenteel voor de gemeente Amsterdam verschillende vormen van gesubsidieerd werk in Nederland.
Op de Nederlandse arbeidsmarkt doen veel mensen niet mee. Vaak blijkt de afstand tussen de arbeidsmarkt en sommige groepen mensen zelfs groter dan eerder gedacht; deze mensen komen ondanks bestaande instrumenten – zoals proefplaatsingen en tijdelijke werkervaringsplekken – vrijwel niet aan een baan en ontvangen vaak langdurig een uitkering.
Wat is de aanleiding?
Gesubsidieerd werk kan voor deze mensen een opstap zijn naar het vinden van regulier werk. Bestaande vormen van gesubsidieerd werk verschillen echter in hoge mate van elkaar; bijvoorbeeld op gebied van instroomcriteria en de beoogde doelgroep, de werksoorten en duur van het traject, de betrokken uitvoeringsorganisaties en de financieringsvormen.
De gemeente Amsterdam wil dat zoveel mogelijk Amsterdammers met een uitkering aan het werk gaan. De gemeente Amsterdam heeft zelf al diverse instrumenten die hiervoor moeten zorgen, zoals de Werkbrigade en de Buurtbanen, maar is op zoek naar vormen van gesubsidieerd werk die hierop een aanvulling kunnen vormen.
Om meer licht te werpen op de diverse mogelijkheden, heeft de gemeente Amsterdam ons gevraagd om de verschillende soorten gesubsidieerd werk te inventariseren.
Wat is het doel?
• Ten eerste moet het onderzoek leiden tot meer inzicht in de vormen van gesubsidieerde arbeid in Nederland. We brengen de keuzes en afwegingen van gemeenten in kaart en kijken verder naar de contextfactoren die van invloed zijn op die keuzes.
• Ten tweede brengen we met het onderzoek in kaart wat de ervaren succesfactoren en belemmeringen zijn bij de organisatie en uitvoering van gesubsidieerde arbeid. Daarnaast kijken we naar resultaten zoals uitstroomcijfers, maar ook naar ervaren en beoogde (maatschappelijke) effecten zoals zelfvertrouwen, motivatie en sociale contacten.
• Ten derde dient het onderzoek om de beleidsvorming in de gemeente Amsterdam te ondersteunen. Met de inzichten van het onderzoek kan de gemeente bepalen welke vormen van gesubsidieerde arbeid voor Amsterdam interessant zouden kunnen zijn.
Wat gaan we doen?
Gezien de aard en het doel van het onderzoek zijn er wat ons betreft drie uitgangspunten voor de aanpak. Ten eerste willen we breed inventariseren en vervolgens inzoomen. Ten tweede is het belangrijk dat we gestructureerd analyseren, gezien de vele mogelijke keuzes en afwegingen die de gemeente Amsterdam kan maken. Ten derde is het belangrijk dat geleerde lessen niet alleen voor de gemeente Amsterdam leerzaam zijn, maar voor een breder publiek. Niet elke gemeente hoeft het wiel opnieuw uit te vinden.
Onze aanpak bestaat onder meer uit een uitgebreide deskresearch, het opstellen van een analysekader, casestudies van vormen van gesubsidieerd werk, en een gezamenlijke werksessie met de gemeenten die aan de casestudies deelnamen.
Wat levert dat op?
We leggen het geleerde vast in een onderzoeksrapport, waarin we de contouren van een strategisch kader schetsen. Ook besteden we aandacht aan vervolgstappen voor kennisdeling, zoals een presentatie voor de gemeente, het organiseren van een webinar of een Online Kenniskamer.
Meer weten?
Neem gerust contact op met Wiebe voor meer informatie over ons onderzoek rondom gesubsidieerde arbeid.
“De arbeidstoeleiding van statushouders is een complex proces”
Meer nieuwkomers aan het werk! Met dat doel voor ogen zette Instituut Gak in 2018 het programma ‘Een nieuw bestaan, een nieuwe baan’ op. Regioplan deed onderzoek naar dit onlangs afgeronde subsidieprogramma. Wat zijn de belangrijkste lessons learned als het gaat om het verbeteren van de kansen op werk voor nieuwkomers?
Nieuwkomers die de vluchtelingstatus krijgen, mogen in Nederland werken. Toch lukt het slechts een beperkt deel van de nieuwkomers om daadwerkelijk betaald werk te vinden, zo blijkt uit cijfers van het CBS. Om meer statushouders naar werk of een opleiding te begeleiden, startte Instituut Gak in 2018 het subsidieprogramma ‘Een nieuw bestaan, een nieuwe baan’. Welke lessen kunnen we daar tot nog toe uit trekken?
Om die vraag te beantwoorden onderzocht Regioplan de ruim dertig projecten die binnen programma van start gingen, vertelt onderzoeker Laura Buimer. “De afgelopen drie jaar hebben we de 31 projecten intensief gevolgd. Hoe waren die projecten ingericht? Wat leverden ze concreet op? En wat waren precies de werkzame elementen?”
Arbeidsfit
Om met die opbrengsten te beginnen: overall hebben de projecten zeker bijgedragen aan het ‘arbeidsfit’ maken van deelnemers, schetst Laura. “Deelnemers zijn over het algemeen positief over de projecten. Via de projecten hebben ze allerlei nuttige vaardigheden opgedaan, zoals taalvaardigheden, werknemersvaardigheden, zelfinzicht en zelfvertrouwen. Ook hebben ze beter inzicht in de Nederlandse arbeidsmarkt en het opleidingssysteem én hebben ze dankzij hun deelname vaak hun netwerk kunnen uitbreiden.”
Al met al hebben veel deelnemers een flinke stap gezet richting betaald werk, al bleef de daadwerkelijke uitstroom doorgaans achter bij de doelstellingen. Laura: “Uiteindelijk vond één op de vijf statushouders aan het einde van het programma betaald werk. Bovendien vond 8 procent dankzij het programma een passende opleiding.”
Aandacht voor werkgevers
Sowieso ‘scoorde’ het ene project beter dan het andere, constateren de onderzoekers. “Zo bleken projecten succesvoller als er ook aandacht was voor de werkgeverskant. Veel projecten focusten zich met name op de statushouders zelf en op het ‘arbeidsfit’ worden. Pas na afloop van het traject werd er vervolgens gekeken bij welke werkgevers de statushouders wellicht terecht zouden kunnen, waardoor de kans op een succesvolle match vaak afnam. Deelnemers verdwenen dan soms al uit beeld voordat er een succesvolle match was gemaakt.”
“Je ziet dat projecten die partijen actief aan elkaar koppelden, beter scoorden. Ook hoog scoorden twee sectorale projecten, die zich richtten op een specifieke beroepsgroep en die werden opgezet in samenwerking met werkgevers. Onze aanbeveling is dan ook om werkgevers eerder in het traject te betrekken, zodat er al vroegtijdig contact is en beide partijen een vertrouwensband met elkaar kunnen opbouwen.”
Mentale gezondheid
Verder zouden projecten volgens de onderzoekers meer aandacht moeten besteden aan de mentale gezondheid van deelnemende statushouders, schetst Laura. “Uit verschillende onderzoeken blijkt dat statushouders relatief vaak kampen met mentale gezondheidsproblemen. Veel projecten gebruikten mentale gezondheid als een selectiecriterium, omdat ze verwachtten dat ze deelnemers met mentale problemen niet de juiste begeleiding zouden kunnen bieden.”
“In de praktijk bleken statushouders met mentale problemen echter tóch in te stromen, simpelweg omdat er aan de voorkant te weinig zicht was op die problemen. Ons advies luidt daarom om meer aandacht te geven aan mentale gezondheid, zodat mentale problemen tijdig gesignaleerd kunnen worden. Op die manier kunnen deze mensen naar de juiste instanties worden doorverwezen óf binnen het project de juiste ondersteuning krijgen.”
Meer aandacht voor vrouwelijke statushouders
Verder concluderen de onderzoekers dat vrouwelijke statushouders minder vaak passend werk vinden dan mannen, maar wél vaker een opleiding. En dat is opvallend, vertelt Laura. “Juist de mannen zijn in hun land van herkomst namelijk vaker laagopgeleid. We concludeerden dat vrouwelijke statushouders vaker specifieke obstakels ervaren. Zo zijn ze doorgaans minder goed in beeld bij de gemeente, waardoor ze ook minder begeleiding ontvangen. Ook hebben ze vaak meer zorgtaken – in het huishouden en qua opvoeding – en is het lastig om kinderopvang te regelen. Daardoor zijn ze onder de streep minder beschikbaar voor werk.”
“Ons advies luidt dan ook om binnen projecten meer aandacht te besteden aan deze bijzondere positie; de arbeidsbemiddeling van vrouwen verdient een specifieke aanpak.”
Complex proces
De ‘arbeidstoeleiding’ van statushouders is al met al een complex proces, benadrukt Laura. “Goede ondersteuning is hierbij erg belangrijk. Tegelijkertijd hebben we gezien dat gemeenten in de onderzochte periode niet altijd de middelen en mogelijkheden hadden om goede, op maat gesneden ondersteuning te bieden. Initiatieven vanuit maatschappelijke organisaties die dichter bij de doelgroep staan kunnen er – zo blijkt uit deze evaluatie – voor zorgen dat méér statushouders een plek vinden op de arbeidsmarkt.”
Meer weten?
In het eindrapport lees je meer over de achtergronden en conclusies van ons onderzoek. Van het rapport is een ook een kortere publieksversie beschikbaar.