Zicht op de aard en omvang van seksueel geweld

Vaak ontbreekt het zicht op de aard en omvang van seksueel geweld in regio’s. Dit bemoeilijkt het opstellen of doorontwikkelen van een regionale aanpak. In opdracht van het ministerie van VWS hebben wij voor vijf regio’s een instrument ontwikkeld dat zicht geeft op de aard en omvang van seksueel geweld. Het instrument draagt onder andere bij aan het aanscherpen van de aanpak en het agenderen van de problematiek.

Zicht op aard en omvang seksueel geweld voor regionale beleidsontwikkeling

In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het programma Geweld hoort nergens thuis– in samenwerking met de VNG en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen – worden vijf regio’s (Gelderland-Zuid, Groningen, Haaglanden, West-Brabant en Zuid-Holland-Zuid) ondersteund bij de ontwikkeling van een regionale aanpak seksueel geweld. Op dit moment is er echter weinig tot geen zicht op de aard en omvang van seksueel geweld en informatie over de slachtoffers en plegers op regionaal (en lokaal) niveau. Dit bemoeilijkt het opstellen van een effectieve regionale aanpak en de keuzes om in te zetten op de juiste interventies.

Wij zijn gevraagd om voor deze pilotregio’s een instrument te ontwikkelen dat, op basis van bestaande data, zicht geeft op de aard en omvang van seksueel geweld in de regio. Hiervoor zijn zowel landelijke als regionale databronnen geraadpleegd. De inzichten uit deze verschillende databronnen zijn samengebracht in één instrument per regio. Hoewel in het ontwikkeltraject is gebleken dat (over sommige indicatoren) nog weinig informatie beschikbaar is, is met de instrumentontwikkeling een eerste stap gezet in het bijeen brengen van regionale informatie. De instrumenten bevatten informatie over:

  • de prevalentie van seksueel geweld (bijvoorbeeld aantal meldingen);
  • kenmerken van het geweld (bijvoorbeeld vorm, setting);
  • kenmerken van slachtoffers (bijvoorbeeld sekse, leeftijd, seksuele oriëntatie);
  • kenmerken van plegers (bijvoorbeeld sekse, leeftijd)

De instrumenten kunnen door de regio’s ingezet worden voor het aanscherpen van de regionale aanpak. Zo kunnen de cijfers over de aard en omvang richting geven voor de speerpunten in de aanpak en in te zetten interventies, maar kunnen ook ingezet worden voor monitoring, evaluatie en sturing. Daarnaast kan het instrument bijdragen aan het agenderen van de urgentie van de problematiek.

Meer weten?

Meer weten over de instrumentontwikkeling of interesse in een instrument voor uw regio of gemeente? Of wilt u weten wat wij voor de aanpak seksueel geweld in uw regio of gemeente kunnen betekenen? Neem dan contact op met Eline Verbeek. De instrumenten voor de vijf regio’s zijn te vinden op de projectpagina.

Instrumentontwikkeling regionaal zicht op seksueel geweld

In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het programma Geweld hoort nergens thuis– in samenwerking met de VNG en de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen – worden vijf regio’s (Gelderland-Zuid, Groningen, Haaglanden, West-Brabant en Zuid-Holland-Zuid) ondersteund bij de ontwikkeling van een regionale aanpak seksueel geweld. Op dit moment is er echter weinig tot geen zicht op de aard en omvang van seksueel geweld en informatie over de slachtoffers en plegers op regionaal (en lokaal) niveau. Dit bemoeilijkt het opstellen van een effectieve regionale aanpak en de keuzes om in te zetten op de juiste interventies.

Wij zijn gevraagd om voor deze pilotregio’s een instrument te ontwikkelen dat, op basis van bestaande data, zicht geeft op de aard en omvang van seksueel geweld in de regio. Hiervoor zijn zowel landelijke als regionale databronnen geraadpleegd. De inzichten uit deze verschillende databronnen zijn samengebracht in één instrument per regio. Hoewel in het ontwikkeltraject is gebleken dat (over sommige indicatoren) nog weinig informatie beschikbaar is, is met de instrumentontwikkeling een eerste stap gezet in het bijeen brengen van regionale informatie. De instrumenten bevatten informatie over:

  • de prevalentie van seksueel geweld (bijvoorbeeld aantal meldingen);
  • kenmerken van het geweld (bijvoorbeeld vorm, setting);
  • kenmerken van slachtoffers (bijvoorbeeld sekse, leeftijd, seksuele oriëntatie);
  • kenmerken van plegers (bijvoorbeeld sekse, leeftijd)

De instrumenten kunnen door de regio’s ingezet worden voor het aanscherpen van de regionale aanpak. Zo kunnen de cijfers over de aard en omvang richting geven voor de speerpunten in de aanpak en in te zetten interventies, maar kunnen ook ingezet worden voor monitoring, evaluatie en sturing. Daarnaast kan het instrument bijdragen aan het agenderen van de urgentie van de problematiek.

Meer weten?

Meer weten over de instrumentontwikkeling of interesse in een instrument voor uw regio of gemeente? Of wilt u weten wat wij voor de aanpak seksueel geweld in uw regio of gemeente kunnen betekenen? Neem dan contact op met Eline Verbeek.

Nieuw project: verkenning maatregelen LHBT+ conversie

Welke maatregelen en regelgeving zouden in Nederland in kunnen worden gezet om zogenaamde ‘LHBT+ conversie’ tegen te gaan? Om deze vraag te beantwoorden brengen we, in samenwerking met de Faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit, in kaart welke mogelijkheden er zijn. Daarbij kijken we ook wat er te leren valt van ervaringen in het buitenland.

Van zogenaamde ‘LHBT+ conversie’ is sprake wanneer geprobeerd wordt de seksuele oriëntatie, genderidentiteit of – expressie van een persoon te onderdrukken, verbieden of veranderen. De internationale term hiervoor is SOGIECE: Sexual Orientation and Gender Identity and Expression Change Efforts. In opdracht van het ministerie van OCW voeren we een verkennend onderzoek uit naar maatregelen en regelgeving ter voorkoming en tegengaan hiervan. De hoofdvraag van het onderzoek is: ‘Welke juridische en beleidsmogelijkheden staan de overheid ter beschikking om SOGIECE tegen te gaan, en hoe zijn deze te beoordelen wat betreft te verwachten effectiviteit, proportionaliteit, legitimiteit en uitvoerbaarheid? . Voor het onderzoek maken we gebruik van een combinatie van desk study, juridische analyse, expertbijeenkomsten, en interviews met deskundigen.

Meer informatie? Neem contact op met onze collega Heleen Schols.

Gender doet ertoe! Maar hoe doe ik aan gender?

Gender is één van de oorzaken van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). Wil je effectief handelen in je aanpak van HGKM, dan richt je je dus ook op de relevante genderaspecten. In de praktijk is dit niet voor elke professional even gemakkelijk. In dit artikel beschrijft Hanna Harthoorn enkele concrete acties om gendersensitiviteit in de praktijk te bevorderen.

Gender is de maatschappelijke betekenis die we aan man- en vrouwzijn geven. Het is één van de oorzaken voor het ontstaan én voortduren van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). Wil je effectief handelen in je aanpak van HGKM, dan richt je je dus ook op gender. Dit betekent nadrukkelijk niet: een aanpak die is gericht op het ondersteunen van vrouwelijke slachtoffers en het veroordelen van mannelijke plegers en die voorbijgaat aan het systemische karakter van HGKM. Het betekent wel: inzetten op het herkennen, erkennen, aanpakken en wegnemen van oorzaken van HGKM die samenhangen met gender. Dit doe je door expliciet te kijken naar patronen van macht, controle en afhankelijkheden en door aandacht te besteden aan de relatie daarvan met conflict en geweld in HGKM. Een aanpak die rekening houdt met gender noemen we gendersensitief.

Wat levert het op?

Een gendersensitieve aanpak draagt bij aan veiligheid. Het helpt professionals te zien of patronen van macht, controle en afhankelijkheden onveilige situaties veroorzaken. Daarnaast helpt gendersensitiviteit om onderliggende problemen op tafel te krijgen voor het creëren van stabiele veiligheid. Dus: tijdens het handelen om de onveiligheid te stoppen zal gendersensitief kijken je ondersteunen om de dynamiek en de ernst van het geweld steeds duidelijker te zien. Een gebrek aan gendersensitiviteit leidt ertoe dat we signalen van soms zeer ernstige dreiging niet op waarde schatten met soms de dood tot gevolg.

 
Samengevat: gendersensitief handelen in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling

Gender: de sociaal-culturele rollen die aan de twee (dominante) seksen man/vrouw gekoppeld zijn.
Sekse: het biologische verschil tussen mannen en vrouwen.

Gendersensitiviteit is:

  • Aandacht besteden aan opvattingen, rolpatronen, verwachtingen en ongelijkheden in macht, controle en afhankelijkheid die samenhangen met gender.
  • Aandacht besteden aan de relatie daarvan met conflict en geweld in afhankelijkheidsrelaties.
  • Kijken naar het effect op individuen en de manier waarop ze naar zichzelf kijken, en naar de druk die de maatschappij (denk ook aan de invloed van sociale media) en sociale netwerken (kunnen) leggen op partners en hun onderlinge relaties.

Meer lezen over de relatie tussen gender en HGKM? Lees onze analyse.

Maar hoe dan?

De kern voor gendersensitief werken ligt in:

  1. het kunnen herkennen van de rol die gender in een casus speelt,
  2. de realisatie dat aandacht voor gender heel goed samengaat met aandacht voor het hele systeem van directbetrokkenen,
  3. bewustwording dat eigen opvattingen van professionals gendersensitiviteit in de weg kunnen staan.

In de praktijk blijkt gendersensitief handelen niet voor elke professional even gemakkelijk. Vaak wordt de rol van gender in een casus niet herkend, soms lijkt het of een werkwijze of protocol geen ruimte laat voor gendersensitiviteit en worden we begrensd door onze eigen genderopvattingen (vooroordelen en verwachtingen). In alle gevallen geldt echter: als je het niet weet, zie je het ook niet. Professionals die werken binnen de aanpak van HGKM moeten daarom beschikken over kennis over de relatie tussen gender en HGKM om gendersensitief te kunnen werken; en dus: om de uit gender voortvloeiende onveilige situaties en risicofactoren te herkennen, op waarde te schatten en weg te nemen.

Enkele concrete suggesties om te doen:

  • Sta zelf (en met collega’s) stil bij de begrippen gender, sekse en gendersensitiviteit. Wat betekenen deze begrippen concreet en wat is de relatie met HGKM? Verdiep je in de samenhang tussen gender en geweld. En lees bijvoorbeeld deze analyse.
  • Agendeer gendersensitiviteit in je organisatie. Zet het thema niet alleen op de agenda van een teambespreking, maar denk ook aan een overleg met ketenpartners. Bespreek bijvoorbeeld welke informatie je nodig hebt om zicht te krijgen op de veiligheidssituatie vanuit het uitgangspunt gender. En welke informatie moet jij doorgeven aan ketenpartners zodat zij ook voldoende zicht hebben op hoe de problematiek samenhangt met gender en geweld?
  • Onderzoek met elkaar hoe je meer oog kunt hebben voor gender en je eigen gendervooroordelen en -verwachtingen in casuïstiek. Maak hiervoor bijvoorbeeld gebruik van voorbeeldcasussen in de Handreiking casuïstiekbespreking, maar probeer het ook toe te passen op eigen casuïstiek.
  • Bevraag je eigen genderopvattingen; hierin is er geen goed of fout, maar ga na wat je eigen perspectief op gender is en bedenk hoe dat je handelen als hulpverlener beïnvloedt. Kijk met deze bril eens naar je eigen opvattingen over het gedrag van mannen en vrouwen. Je eigen vooroordelen kunnen maken dat je vastloopt in een casus.
  • Veranker gendersensitiviteit in de aanpak. Bespreek met elkaar waar huidige instrumenten, werkwijzen of protocollen onvoldoende gendersensitief van aard zijn. Zoek hierin passende momenten om gendersensitiviteit expliciet te maken. Denk bijvoorbeeld aan de systeemgerichte aanpak: een gendersensitieve aanpak gaat uitstekend samen met een systeemgerichte aanpak, omdat gender één van de factoren is die de relatiedynamiek in het (gezins-)systeem beïnvloeden. Lees hier waarom gendersensitief werken binnen een systeemgerichte aanpak vanzelfsprekend is.
  • Benut bestaande instrumenten om in je aanpak goed rekening te houden met gender. In opdracht van het landelijke programma Geweld hoort nergens Thuis ontwikkelden wij daar verschillende tools voor. Deze zijn te vinden op de website van het landelijke programma.

 

De aanpak van femicide vraagt een scherpe focus op de daders

Er is veel te doen over femicide de laatste tijd. Daarbij speelt steeds de volgende definitie een rol: vrouwen worden vermoord omdat ze vrouw zijn. Maar die definitie is onduidelijk. Wat betekent ‘omdat ze vrouw zijn’ precies? En begrijpen we voldoende van de mechanismen die daar onder liggen? In dit artikel doen we een poging voor verdieping.

Vrouwen worden veel vaker slachtoffer van structureel geweld, ze worden veel vaker slachtoffer van (ex-)partnergeweld, en dat (ex-)partnergeweld leidt veel vaker tot moord op vrouwen. Het CBS schreef bij de presentatie van de meest recente moordcijfers: “Bij bijna 6 op de 10 vrouwen die in deze periode werden vermoord, was de vermoedelijke dader de partner of ex-partner. Huiselijke omstandigheden, zoals een echtelijke ruzie, waren het meest voorkomende motief. Vrouwen werden veelal in hun eigen woning met een steekwapen, door mishandeling of door wurging omgebracht.”  De daders van dit geweld tegen vrouwen zijn meestal mannen.

De cruciale vraag is: waarom? ‘Dat ze vrouw zijn’ is daarop een veel te algemeen antwoord. Het waarom moet gezocht worden in hoe we als samenleving man- en vrouwzijn definiëren; wat we als gevolg daarvan van mannen en vrouwen verwachten; hoe we jongens en meisjes vanuit die verwachting opvoeden; en hoe we van daaruit niet adequaat handelen op signalen die wijzen op een risico op femicide. Oftewel: de oorzaak van femicide ligt in gender en in het onvoldoende gendersensitief zijn van de aanpak.

Het is belangrijk om hier gender duidelijk te onderscheiden van sekse. Sekse duidt op de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen. Gender betreft de rollen en verwachtingen die we als maatschappij aan die seksen koppelen: we verwachten andere dingen van mannen dan van vrouwen, en vanuit dat gender-denken hebben we ook moeite met alles wat niet in die tweedeling past: LHBTIQ.

De relatie tussen gender en geweld tegen vrouwen hebben we elders uitgewerkt en is hier na te lezen.

Bij de aanpak van femicide is het belangrijk om niet alleen naar de slachtoffers te kijken, maar ook naar de daders. Wat maakt dat deze mannen vrouwen vermoorden? De aanname vanuit het genderperspectief is dat zij zijn gesocialiseerd in de overtuiging dat hun mannelijkheid samenhangt met macht en controle, ook in relaties. Als een relatie dan wordt verbroken of de partner zich in de relatie niet gedraagt zoals verwacht, leidt dat tot ervaren verlies van status, en geweld wordt gebruikt als middel om de controle terug te nemen. Die socialisatie maakt deze mannen natuurlijk niet onschuldig of onverantwoordelijk. Want waarom grijpt de ene man wel naar geweld in dit soort situaties, en de andere niet? Hoe hangt gender samen met omgevingsfactoren en individuele factoren? Hoe ontwikkelt zich vanuit die cocktail de moord op een vrouw? Hoe kunnen we die ontwikkeling tijdig signaleren en de moord voorkomen?De relatie tussen gender en geweld tegen vrouwen hebben we elders uitgewerkt en is hier na te lezen.

Om femicide beter te begrijpen als fenomeen en om er een passende aanpak op te ontwikkelen is het belangrijk dat we kennis over daders veel beter benutten in de aanpak. Hoe kunnen we naast sneller ingrijpen als vrouwen hulp vragen beter handelen op de signalen die daders afgeven? Wat zijn dan effectieve interventies? Waar liggen die nog meer, dan alleen bij de politie waar nu vooral in de aanpak van stalking naar gekeken wordt? Dus wel aandacht voor de daders; maar niet als de sympathieke man van wie nooit gedacht was dat hij zoiets zou of kon doen. Aandacht voor de daders als individu, als lid van een sociaal systeem en als lid van een maatschappij. Een maatschappij waarin vrouwen het onveiligst zijn in hun meest intieme relaties.

Meer weten?

Neem contact op met Katrien.

Percepties over partnergeweld in het Caribisch deel van het Koninkrijk

In Nederland en wereldwijd is er steeds meer aandacht voor geweld tegen vrouwen. Verschillende gemeenten en organisaties zetten zich in om huiselijk geweld en kindermishandeling tegen te gaan. Soms worstelen die ook met hoe ze hun aanpak zo goed mogelijk kunnen toespitsen op mensen met verschillende culturele achtergronden. Om de betrokkenen zo goed mogelijk te kunnen ondersteunen is het belangrijk om aandacht, kennis en begrip te hebben voor de context waarin het geweld zich afspeelt, hoe de betrokkenen ernaar kijken en de factoren die voor deze groepen anders zijn of extra spelen.

Regioplan-onderzoeker Kristen Martina heeft onderzoek verricht naar de percepties van Curaçaoënaars in Nederland over partnergeweld, gebruik van geweld binnen de opvoeding en de rol van gender en emotieregulatie daarbij. Uit haar onderzoek kwam het volgende naar voren:

  • Perceptie gebruik fysiek geweld: er is in bepaalde lagen van de Curaçaose gemeenschap een dubbele standaard met betrekking tot fysiek geweld. Het gebruik van geweld in relaties wordt afgekeurd en als delict gezien. Over het algemeen hadden respondenten een duidelijke notie van hoe er in geval van geweld gereageerd moet worden, namelijk met geweld of het verlaten van de locatie of situatie. Bedreiging en belediging zijn de voornaamste aanleidingen voor het gebruik van geweld.
  • Perceptie partnergeweld: macht, respect en eer worden bij fysiek (partner)geweld als belangrijke kernfactoren gezien. Geweld wordt veelal gebruikt om macht af te dwingen. Hiernaast worden het persoonlijke respect en de eer aangetast indien er bijvoorbeeld sprake is van belediging of vernedering. Dit gedrag wordt snel als provocatief ervaren. De emotieregulatie en gendernormen spelen hierbij ook een belangrijke rol.
  • Perceptie over rol van gender en emotieregulatie: het opkroppen van negatieve emoties kan enerzijds leiden tot conflicten in de partnerrelatie. Anderzijds kan het de kans op vreemdgaan vergroten. Vreemdgaan en geweld kunnen elkaar vaak uitlokken. De genderpatronen zorgen bij mannen en vrouwen voor conflicterende verwachtingspatronen jegens elkaar en kunnen ook leiden naar het gebruik van geweld als gevolg van conflicten in de partnerrelatie.
  • Perceptie over de politie: hoewel het gebruik van geweld als delict wordt gezien, is er om verschillende redenen toch een lage bereidheid om aangifte te doen, tenzij er sprake is van ernstige schade of levensgevaar. Aangifte vindt men geen langdurige en effectieve oplossing. Dit komt met name omdat de dader mogelijk niet opgepakt wordt of na een korte tijd weer op vrije voeten zal zijn. Ten tweede is er wantrouwen jegens de politie, men verwacht dat er onderscheid wordt gemaakt op basis van ras. Verder speelt het negatieve beeld dat er over Curaçaoënaars heerst volgens de respondenten een wezenlijke rol bij het zetten van de stap om naar de politie te gaan en bij de bejegening door de politie. Tot slot is angst voor wraak van de dader vooral voor vrouwelijke slachtoffers een enorme barrière.
  • Perceptie over hulpverlening: men is over het algemeen positief over hulpverlening. Toch hinderen schaamte, angst, wantrouwen en een focus op zelfredzaamheid het benaderen van hulpverleningsinstanties. Men wil veelal zelf de problemen oplossen. In het geval van partnergeweld wordt het beëindigen van de relatie vaak als de beste oplossing gezien.

Wat betekent dit voor de gemeentelijke aanpak?

  • Maak gebruik van een gendersensitieve aanpak, waarbij je aansluit bij de rollen en verwachtingen rondom mannelijkheid en vrouwelijkheid binnen Curaçaose gemeenschappen. Zorg ervoor dat hierin ruim aandacht is voor helpende elementen in deze genderpatronen. Voorbeelden daarvan zijn het streven naar onafhankelijkheid van vrouwen; en de hoge verwachting van vrouwen die mannen hebben.
  • Cultureel sensitieve interventies zijn gunstig voor het verkleinen van de afstand tussen hulpverleningsinstanties en de doelgroep. Verlies hierbij niet het zicht op mogelijke verschillen binnen de groep. Zet waar mogelijk hulpverleners uit de doelgroep zelf in, of  die de taal spreken en de cultuur kennen, om het vertrouwen van deze groep te kunnen winnen.
  • Een combinatie van factoren ligt ten grondslag aan en is belangrijk bij het normaliseren en voeden van het gebruik van fysiek geweld bij een deel van de gemeenschap. Dit is de combinatie van een (eer)cultuur waar respect erg belangrijk is, een genderspecifieke opvoeding, de opvoedingswijze met fysieke disciplinering en een gebrek aan het leren van goede alternatieve manieren om met negatieve emoties om te gaan. Heb in je aanpak dus zeker aandacht voor deze factoren.
  • Maak in je aanpak gebruik van de verschuiving in het beeld van opvoedingsidealen. Steeds meer ouders geven meer ruimte voor openhartigheid bij bepaalde thema’s, het meer uiten van de eigen opinie van kinderen en andere opvoedings-en disciplineringsstrategieën.
  • Bied hulp en trainingen aan voor het aanleren van alternatieve communicatie- en opvoedingsvaardigheden – vooral in het geval van conflicten – ter verbetering van de emotionele expressie in gezinsrelaties. Breng het belang van hulpverlening onder de aandacht en vergroot het bewustzijn over de negatieve gevolgen van fysieke disciplinering. Werk samen met uitvoerende partijen en hulpverleningsorganisaties. Maak hierbij gebruik van de focus op zelfredzaamheid die onderdeel is van de cultuur en presenteer eventuele hulpverlening als een versterking van die zelfredzaamheid.

Hoewel er verschillen zijn tussen de Curaçaose gemeenschap in Nederland en de andere de Nederlands-Caribische gemeenschappen in bijvoorbeeld grootte en taal, kunnen deze lessen, gezien de overeenkomsten in cultuur en gewoonten, voor de gemeentelijke aanpak ook breder getrokken worden naar andere Nederlands-Caribische gemeenschappen in Nederland.

Verdrag van Istanbul in het Koninkrijk
Het Verdrag van Istanbul, het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, is door Nederland ondertekend in 2012 en voor het gehele Koninkrijk der Nederlanden goedgekeurd in 2015. Dit verdrag is echter alleen voor het Europese deel van Nederland heeft geratificeerd in 2016, en niet voor de eilanden. Eerder hebben wij onderzoek gedaan naar wat voor de BES-eilanden nodig is om te komen tot een passende en sluitende aanpak. Voor de BES-eilanden gold dat er een inhaalperiode nodig was om aan de verplichtingen van het Verdrag te voldoen. Voor de autonome landen binnen het Koninkrijk geldt dat Aruba, Curaçao en Sint Maarten zelf beslissen hoe en binnen welk tijdsbestek ze de ratificatie van het Verdrag willen uitvoeren. Ondertussen zijn deze eilanden bezig met het verder verbeteren van hun aanpak. In 2020 werd een evaluatierapport van een groep deskundigen inzake actie tegen geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (GREVIO) gepubliceerd met aanbevelingen voor Nederland. In dit rapport dringt deze groep experts er bij het Koninkrijk op aan te komen tot een uitvoeringsplan en alle nodige maatregelen te nemen om de autonome eilanden aan te moedigen om te komen tot ratificatie en uitvoering van het verdrag. Ook voor de BES-eilanden dringt deze groep experts er bij de Nederlandse autoriteiten op aan de toepassing van het Verdrag van Istanbul uit te breiden naar de BES-eilanden. In 2020 is er een nieuw bestuursakkoord van kracht geworden dat stappen bevat om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling te versterken, en zo te komen tot een uiteindelijke ratificatie en uitvoering van het verdrag.

 

Meer weten over partnergeweld en huiselijk geweld in de Caribische gemeenschap? Neem contact op met Kristen Martina.

Veilige Steden: welke kennisproducten zijn er allemaal?

Programma Veilige Steden ondersteunt gemeenten om de openbare ruimte veiliger te maken voor vrouwen en meisjes. Om gemeenten en organisaties hierbij te helpen, heeft Regioplan verschillende kennisproducten ontwikkeld. Dit zijn bijvoorbeeld handreikingen en factsheets met kennis en tips voor gemeenten en organisaties die zich in willen zetten tegen geweld tegen vrouwen in de openbare ruimte.

Welke kennisproducten zijn er allemaal?

  • Factsheet feiten en cijfers: waar kun je bruikbare cijfers over geweld tegen vrouwen vinden, en wat zijn de voor- en nadelen van deze bronnen? Bekijk hier een overzicht van de beschikbare bronnen die te raadplegen zijn voor feiten en cijfers over (on)veiligheid van meisjes en vrouwen in de openbare ruimte, waar deze bronnen te vinden zijn, wetenswaardige punten voor agendering, monitoring en sturing bij het gebruik van deze cijfers, en hoe gemeenten deze cijfers zelf kunnen aanvullen met informatie op lokaal niveau. ·
  • Handreiking preventieve aanpak: waar moet je in je beleid op focussen als het gaat om preventie van geweld tegen vrouwen? Wij bieden een overzicht van kaders en handvatten om de preventief beleid effectief in te richten en na te gaan of de beoogde gemeentelijke inzet kansrijk is. ·
  • Handreiking impact meten: hoe kun je de impact van de uitvoering van jouw project in het kader van programma Veilige Steden meten en monitoren? In deze handreiking staat hoe je stapsgewijs te werk kan gaan en waar je op moet letten bij het zichtbaar maken van deze impact. ·
  • Handreiking veiligheid in de studententijd: een aanzienlijk deel van de studenten heeft negatieve seksuele ervaringen hebben in hun studententijd. In deze handreiking geven we tips uit de (gemeente)praktijk die de veiligheid van studenten kan verbeteren. ·
  • Handreiking aard en omvang: hoe breng je de aard en de omvang van geweld tegen vrouwen in beeld in jouw gemeente? Wat zijn de voor- en nadelen van elke methode, en waar moet je op letten als je slachtofferenquêtes gebruikt? Een overzicht hiervan vind je in deze handreiking. ·
  • Inspiratiedocument 16 days of Action: wat zijn de 16 days of Action, welke activiteiten organiseren gemeenten en welke activiteiten worden er in het buitenland georganiseerd? Deze handreiking bevat (inter)nationale voorbeelden die ter inspiratie gebruikt kunnen worden tijdens de 16 dagen van actie. ·
  • Handreiking jongens en mannen als deel van de oplossing: geweld tegen vrouwen wordt disproportioneel vaak gepleegd door mannen. Gelukkig zijn de meeste jongens en mannen geen plegers, maar bijvoorbeeld wel omstander of professional. In deze handreiking geven wij vuistregels en valkuilen waar gemeenten op kunnen letten in hun aandacht voor mannen in het beleid, en lichten we, in samenwerking met Emancipator, voorbeeldprojecten uit waar deze vuistregels in terugkomen.
  • Visiedocument verbinding Veilige en Regenboogsteden: Regenboogsteden en Veilige Steden zijn twee programma’s die de ontwikkeling van lokaal beleid stimuleren. Beide programma’s geven gemeentes de ruimte om beleid in te richten, passend bij de lokale situatie, partners en lokale ontwikkelingen. Oftewel: hoe kunnen gemeenten de programma’s elkaar laten versterken en waar moet je dan op letten? In dit document delen we in samenwerking met Movisie onze visie hierop.

 

(Percepties van) slachtoffers van seksueel geweld

Er is in Nederland steeds meer aandacht voor seksueel geweld. Een belangrijk onderdeel daarvan is de empathische omgang met slachtoffers zodat zij zich daadwerkelijk gesteund voelen in de nasleep van hun slachtofferschap. Beleidsmakers en professionals spelen hier een belangrijke rol in. Vooraannames over hoe ‘legitieme’ slachtoffers en ‘echt’ (ernstig) seksueel geweld eruitziet leiden echter mogelijk tot reacties die niet aansluiten op de behoeften van slachtoffers of zelfs een negatieve impact hebben op hun verwerkingsproces. Op basis van mijn promotieonderzoek naar reacties op slachtoffers van seksueel geweld geef ik enkele aandachtspunten mee voor (de uitvoering van) lokaal beleid om recht te (blijven) doen aan slachtoffers.

Het ideale slachtoffer en verkrachtingsscripts

Het delen van een ervaring van seksueel geweld levert niet per definitie sympathieke reacties op, of zelfs een erkenning van slachtofferschap. De juridische definitie van slachtoffer mag dan berusten op het ondervinden van nadeel als gevolg van een misdrijf, voor de sociale erkenning van iemand als ‘legitiem’ of ‘onschuldig’ slachtoffer is vaak meer nodig.

Kritisch criminoloog Nils Christie gebruikte in 1986 de term ‘ideaal slachtoffer’ om te verwijzen naar een persoon of categorie personen die het meest kan rekenen op het label “slachtoffer” bij het meemaken van een misdrijf, en daarmee op bepaalde rechten, steun en empathie. Het ideale slachtoffer voldoet volgens Christie aan een aantal criteria. Hij beschrijft dat het ideale slachtoffer als iemand die zwak is en zich ten tijde van het misdrijf bezighoudt met een legitieme activiteit op een plek waar niemand haar van kan verwijten. Het slachtoffer vormt een sterk contrast met een sterke en kwaadaardige dader, die verder geen relatie tot het slachtoffer heeft. Hoewel het niet expliciet deel uitmaakt van Christies opsomming van criteria, beschrijft hij het ideale slachtoffer in de regel als een vrouw.

Wanneer we denken aan het ‘ideale slachtoffer van seksueel geweld’ geven verkrachtingsscripts en -mythes vorm aan de bovenstaande criteria. Het ‘real rape script’ beschrijft bijvoorbeeld het stereotiepe scenario dat mensen geneigd zijn zich in te beelden wanneer zij denken aan een ‘echte’ verkrachting. Het script omvat een jonge vrouw die slachtoffer wordt in de openbare ruimte, van een onbekende dader die haar onverwachts bespringt. De dader gebruikt of dreigt daarbij met excessief geweld terwijl het slachtoffer alsnog (onsuccesvol) weerstand probeert te bieden. Verkrachtingsmythes – wijdverspreide maar vaak valse overtuigingen – beperken sterk wat als echte verkrachting en echt slachtofferschap gezien wordt: vrouwen ‘vragen erom’ (en zijn dus niet volkomen onschuldige slachtoffers) wanneer zij schaars gekleed zijn, alcohol hebben gedronken, in eerste instantie bereid waren tot zoenen of andere seksuele handelingen, of een promiscue seksuele reputatie hebben. Daarnaast liegen zij vaak over seksueel geweld, bijvoorbeeld uit wraak of om hun eigen losbandigheid te verhullen. Mannen zijn per definitie geen ideale slachtoffers, en al helemaal geen ideale slachtoffers van seksueel geweld. Stereotypische mannelijkheid – wat gepaard gaat met associaties van kracht – is in strijd met ideaaltypisch slachtofferschap, wat gepaard gaat met zwakte. Daarnaast stellen verkrachtingsmythes over mannen dat zij altijd bereid zijn tot seks, en dat zij in staat zijn weerstand te bieden wanneer zij écht geen seks willen. Kortgezegd, ‘echte’ mannen kunnen niet verkracht worden. In deze verkrachtingsmythes zien we een duidelijk ‘gendered’ patroon: vrouwen zijn verantwoordelijk voor hun verkrachting en (‘echte’) mannen kunnen geen slachtoffer worden van seksueel geweld.

Gevolgen voor slachtoffers

Stereotypen en scripts doen de complexiteit van de werkelijkheid per definitie tekort. We weten allang uit onderzoek dat het overgrote merendeel van verkrachtingsslachtoffers de dader kende, dat ook mannen (en transgenders) seksueel geweld meemaken, dat veel slachtoffers bevriezen in plaats van vechten of rennen, dat valse aangiften naar verwachting een klein deel van het totaal uitmaken, en dat verkrachting daarnaast één van de meest ondergerapporteerde delicten is.

Toch zijn stereotypen en scripts hardnekkig. Een stereotype is een ‘vaststaand beeld’, waardoor de bewegingsruimte van degene die gestereotypeerd wordt zeer beperkt is. Het woord ‘script’ wordt veelal gebruikt in de film- en theaterwereld. Ook daar is het meestal niet de bedoeling dat acteurs veel van de voorgeschreven regels (tekst) afwijken. Het vasthouden aan stereotypen en scripts kan daarom verscheidene negatieve gevolgen hebben voor mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld.

Ten eerste kunnen mensen die een vorm van seksueel geweld meemaken zich meten aan de stereotypische maatstaven en besluiten dat de ervaring niet mag gelden als ‘echt’ (ernstig) seksueel geweld en/of dat zijzelf niet passen in de mal van legitiem slachtoffer. Een gevolg daarvan kan zijn dat zij geen hulp zoeken terwijl zij dat nodig hebben, en geen aangifte doen.
Ook wanneer slachtoffers van seksueel geweld zichzelf als zodanig herkennen, biedt dat geen garantie dat hun sociale omgeving er zo over denkt. De ontkenning van slachtofferschap is één mogelijke negatieve reactie van de sociale omgeving. Het verhaal van slachtofferschap kan door iemand anders bijvoorbeeld omgevormd worden tot een ongemakkelijke date, tot een geval van miscommunicatie tussen beide partijen, of zelfs tot een leugen van het slachtoffer. Andere reacties kunnen bestaan uit een aanvaarding van slachtofferschap, maar bijvoorbeeld toch de schuld neerleggen bij het slachtoffer – het zogenoemde ‘victim blaming’ –, afstand scheppen tot het slachtoffer, of het leed van het slachtoffer bagatelliseren. Verschillende experimentele onderzoeken tonen aan dat slachtoffers die niet aan de verwachting van het ideale slachtoffer (van seksueel geweld) voldoen, bijvoorbeeld omdat zij geen weerstand boden, de dader kennen en/of uit vrije wil mee naar huis gingen, alcohol dronken, of naderhand (bv. in de rechtszaal) boos reageren in plaats van verdrietig, te maken krijgen met negatievere reacties van derden dan slachtoffers die wel (of meer) aan het ideaaltype voldoen.

Afgaand op het bovenstaande lijkt het of beantwoording aan het stereotype de gewenste uitkomst biedt. Toch levert dat ook niet altijd de door het slachtoffer gewenste reacties op van de sociale omgeving. Het label ‘slachtoffer’ wordt naast onschuld ook geassocieerd met zwakte: een kenmerk waar niet alle slachtoffers zich in herkennen of geassocieerd mee willen worden. Mede hierom is de term ‘survivor’ in het leven geroepen, wat de nadruk meer op kracht dient te leggen. Het stereotype kan ook op een andere manier belemmerend werken voor mensen die eraan voldoen. Van jonge vrouwen – in tegenstelling tot jonge mannen – wordt verwacht dat zij zich op manieren gedragen die het risico op verkrachting zoveel mogelijk beperken, juist omdat zij in grotere mate voldoen aan het beeld van het typische slachtoffer. Op die manier krijgen jonge vrouwen in sociale en seksuele situaties minder ruimte om (‘juist’) te handelen.

Het is, toegegeven,  makkelijker gezegd dan gedaan, maar wanneer zowel het voldoen aan als het afwijken van een stereotype tot negatieve gevolgen kan leiden, is de beste oplossing waarschijnlijk om zoveel mogelijk van het stereotype af te stappen.

Wat betekent dit voor jouw aanpak?

Een zorgvuldige omgang met slachtoffers vraagt om een aanpak waarin ruimte is voor de werkelijke diversiteit onder slachtoffers in plaats van een aanpak ingericht op een stereotiep beeld van slachtoffers. Dat kun je onder meer doen door:

  • na te gaan welke voorbeelden en welk taalgebruik je hanteert in beleidsnota’s over seksueel geweld, en te zorgen dat deze zo nodig inclusiever worden;
  • te erkennen dat hulpbehoeften van slachtoffers kunnen verschillen, uit te vragen wat de hulpbehoefte is van diverse slachtoffers (bv. mannelijke slachtoffers) als je dit niet inzichtelijk hebt, en vervolgens na te gaan of het huidige hulpaanbod daaraan voldoet;
  • trainingen te faciliteren voor professionals;
  • data te verzamelen zodat beter inzicht mogelijk is in verschillende vormen (seksueel) slachtofferschap;
  • informatiecampagnes te gebruiken waarin een breder beeld van mogelijke slachtoffers geschetst wordt, zodat meer slachtoffers zich aangesproken voelen en om hulp durven te vragen.

Tot slot duiden de bovenstaande bevindingen niet alleen op het belang van inzet op de curatieve kant (zorgvuldige omgang met slachtoffers) maar ook van inzet op de preventieve kant. Door onderwijs over onder meer gender, (seksueel) geweld, en beeldvorming, verbeteren we hopelijk niet alleen omgang met slachtoffers, maar bestrijden we ook seksueel geweld zelf.

 

Evaluatie Wet straffen en beschermen en Visie ‘Recht doen, kansen bieden’

Op 17 juni 2018 is het visiedocument ‘Recht doen, kansen bieden: naar effectievere gevangenisstraffen’ naar de Tweede Kamer gestuurd. De visie gaat over de wijze waarop een gevangenisstraf wordt uitgevoerd vanuit het perspectief van de geloofwaardigheid van straffen en de bescherming van de maatschappij. Centrale thema’s in de visie zijn de aanpassing van de voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) bij langere gevangenisstraffen, een systeem van straffen en belonen in detentie en een versterkte inzet op vermindering van recidive. In de Wet straffen en beschermen zijn verschillende onderdelen uit de visie in wetgeving omgezet. Deze wet is op 1 juli 2021 in werking getreden.

De Tweede Kamer ziet graag dat de visie en de wet na vijf en tien jaar worden geëvalueerd. Vooruitlopend op deze evaluaties hebben we de beleidslogica achter de wet en de visie gereconstrueerd en de contouren voor een toekomstige monitor opgezet. Wij voerden dit onderzoek uit in opdracht van het WODC, in samenwerking met Pauline Schuyt van de Universiteit Leiden.

Meer informatie?
Lees het onderzoeksrapport of neem contact op met Ger.

Implementatietraject Impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling is gestart

Hoe kan kennis uit de Impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling ingezet worden voor een effectievere aanpak HGKM? Regioplan biedt zowel beleid als praktijk van gemeenten, regio’s en hun ketenpartners ondersteuning in het gebruik van de Impactmonitor.

De Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (verder: Impactmonitor) is een middel dat draagt aan het verbeteren van de aanpak van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (HGKM). Het benutten van de beschikbare kennis bij agendering, aansturing, inrichting en uitvoering van de aanpak van HGKM helpt bij het komen tot een effectievere aanpak.

Per 1 september zijn wij gestart met het ondersteunen van Geweld hoort nergens Thuis-regio’s bij het werken met de Impactmonitor. Dit doen wij in opdracht van VWS, het programmateam GHNT en de VNG. Hierbij worden zowel beleid als praktijk van gemeenten, regio’s en hun ketenpartners betrokken in het gezamenlijk benutten van de impactmonitor. De ondersteuning is gericht op zowel kennisverspreiding over bestaan en inhoud van de Impactmonitor als het praktische gebruik (hoe vind ik welke cijfers?). Ook bieden wij ondersteuning bij de inzet van de cijfers voor ontwikkeling en evaluatie van beleid en voor het sturen op de uitvoering van de aanpak. Daarbij wordt ook informatie opgehaald om de monitor verder te ontwikkelen, waarbij wordt aangesloten bij lokale, regionale en andere actuele ontwikkelingen.