Werkveld: Veiligheid en recht
Gebruiken van de Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
Hoe kan kennis uit de Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling ingezet worden voor een effectievere aanpak HGKM? Regioplan ontwikkelde een aantal instrumenten die gemeenten, regio’s en hun ketenpartners daarbij helpen.
De Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (verder: Impactmonitor) ontsluit data die gebruikt kunnen worden bij de agendering, aansturing, inrichting en uitvoering van de aanpak van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (HGKM) en beoogt zo bij te dragen aan de verbetering van de effectiviteit van die aanpak.
Regioplan ondersteunde in het najaar van 2021 en het voorjaar van 2022 regio’s bij het werken met de Impactmonitor. Daarbij werden beleid en uitvoeringspraktijk van gemeenten, regio’s en hun ketenpartners betrokken. De ondersteuning was gericht op zowel kennisverspreiding over het bestaan en de inhoud van de Impactmonitor als op het praktische gebruik ervan (hoe vind ik welke cijfers?). Ook bood Regioplan ondersteuning bij de inzet van de cijfers voor ontwikkeling en evaluatie van beleid en voor het sturen op de uitvoering van de aanpak. Daarbij werd ook informatie opgehaald om de monitor verder te ontwikkelen.
Het project heeft geresulteerd in een rapportage waarin inzichten voor verbetering van het gebruik van de Impactmonitor gebundeld zijn, en die ook een advies bevat voor de verdere ontwikkeling van de Impactmonitor. Ook zijn verschillende instrumenten ontwikkeld om het gebruik te ondersteunen en daarmee het kennisgestuurd werken in regio’s te versterken.
Samenwerking in de eerstelijn van de rechtsbijstandsverlening
Een betere dienstverlening aan rechtzoekenden, die sneller een oplossing voor hun probleem wordt aangeboden. Dat is de opbrengst uit de pilot ‘Samenwerken in de eerstelijn’ waarin het Juridisch Loket, sociaal raadslieden en sociaal advocaten op lokaal niveau nauwer hebben samengewerkt, vaker overlegd en gezamenlijke piketdiensten hebben gedraaid. Wij evalueerden deze pilot.
De pilot ‘Samenwerken in de eerstelijn’
De pilot is uitgevoerd op initiatief van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) samen met de Raad voor Rechtsbijstand (RvR), het Juridisch Loket (hJL), Sociaal Werk Nederland (SWN) en de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) en is gefinancierd door het ministerie van Justitie en Veiligheid. In de pilot is voor een periode van negen maanden geëxperimenteerd met piketdiensten, signaleringsoverleggen en het ontwikkelen van best practices. De pilot is gelijktijdig gehouden op vijf locaties door Nederland, in een mix van dicht- en dunbevolkte gebieden.
In de pilot konden medewerkers van de eerstelijn via een piketdienst zaken overleggen met sociaal advocaten. Omgekeerd hadden de sociaal advocaten een aanspreekpunt bij de eerstelijnsmedewerkers. Door dit frequente contact werd het door hulpverleners makkelijker gevonden om problemen in samenhang aan te pakken. Daarnaast werd er op elke locatie regelmatig een signaleringsoverleg gehouden. In dit overleg konden medewerkers van het Juridisch Loket en sociaal raadslieden overleggen met sociaal advocaten over veelvoorkomende kwesties. Ook stelde dit overleg deelnemers in staat om opgehaalde ideeën te bespreken die zich lenen voor het ontwikkelen van best practices.
Beleidstheorie
De geleerde lessen zijn door de opdrachtgevers verder uitgewerkt tot voorstellen, die na de zomer van 2021 worden gepresenteerd aan de minister voor Rechtsbescherming en aan de Tweede Kamer. In het onderzoek is de relatie tussen pilotdoel en -middelen beschreven in een zogenaamde beleidstheorie, die de veronderstelde werking van de pilot beschrijft. Deze bestaat uit drie elementen:
- De pilots leiden tot intensivering en structurering van de samenwerking tussen partijen (piketdienst, signaleringsoverleg en best practices). Partijen leren elkaar beter kennen en kunnen elkaar gemakkelijker vinden.
- Deze verbeterde samenwerking leidt ertoe dat rechtzoekenden sneller een passende hulpaanbod wordt gedaan (betere diagnose en verwijzing).
- Dankzij het verbeterde hulpaanbod vinden rechtzoekenden sneller een passende oplossing.
De kern van het onderzoek bestond uit het toetsen van deze beleidstheorie. Daarvoor is het samenwerkingsproces geëvalueerd en is een pilotregistratie ingericht om bij te houden welke aantallen zaken in de piketdienst aan de orde zijn geweest en wat daarvan de belangrijkste kenmerken zijn. De procesevaluatie bestond voornamelijk uit twee series van interviews met de coördinatoren van de lokale pilots. Het pilotregistratiesysteem is ingericht met behulp van onze DRS-software. Hierin hebben medewerkers van het Juridisch loket, sociaal raadslieden en sociaal advocaten gegevens over cases vastgelegd. Met behulp van deze gegevens zijn kwantitatieve analyses gemakt. Het systeem kent ook een dashboardfunctie, dat real time een grafisch beeld schetst van de aantallen pilotzaken en de kenmerken ervan. Het instrument biedt daarmee de mogelijkheid om tijdens de uitvoering van de pilot lessen te trekken en bij te sturen.
Meer informatie?
Lees ons rapport of neem contact op met Bob van Waveren.
Effectiviteit Wet controle op rechtspersonen lastig vast te stellen
De Wet controle rechtspersonen (Wcr) moet een bijdrage leveren aan het voorkomen en bestrijden van criminaliteit waarbij misbruik wordt gemaakt van rechtspersonen, zoals bv’s en stichtingen. In opdracht van het WODC voerden wij de ‘Evaluatie Wet controle op rechtspersonen’ uit. Uit de evaluatie blijkt dat de Wcr een bijdrage levert aan het tegengaan van het misbruik van rechtspersonen, maar de feitelijke bijdrage niet eenduidig is vast te stellen.
Effectiviteit van de Wcr
De Wcr wordt uitgevoerd door de afdeling TRACK van screeningsautoriteit Justis. TRACK levert risicomeldingen en netwerktekeningen aan de partijen die het toezicht, de opsporing en de handhaving uitvoeren van criminaliteit waarbij mogelijk sprake is van misbruik van rechtspersonen. De afnemers van de TRACK-producten gebruiken de TRACK-producten voor de versterking van hun informatiepositie. Het is dan ook aannemelijk dat de TRACK-producten een bijdrage leveren aan het verminderen van het misbruik van rechtspersonen. De hoogte van de bijdrage kon echter niet worden vastgesteld, omdat gekwantificeerde doelen voor de Wcr ontbreken. Bovendien zijn er naast de Wcr ook andere beleidsinstrumenten gericht op het tegengaan van (financieel-economische) criminaliteit door rechtspersonen. Wat het precieze effect van specifiek de Wcr is blijft daarom onduidelijk.
Uitbreiden startpunt screening
Een aangrijpingspunt dat mogelijkheden biedt voor de vergroting van de effectiviteit van de Wcr is het uitbreiden van het startpunt voor de geautomatiseerde screening door TRACK. Momenteel zijn mutaties in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel hiervoor het enige startpunt. Het onderzoek identificeerde enkele andere kansrijke bronnen die eveneens relevante startsignalen kunnen opleveren, zodat ook malafide (rechts)personen die niet in het Handelsregister zijn geregistreerd of die geen mutaties doorgeven onder het geautomatiseerde TRACK-toezicht vallen.
Meer informatie? Lees het onderzoeksrapport of neem contact op met Ger Homburg.
Evaluatie Wet controle op rechtspersonen
Het WODC heeft aan ons gevraagd de evaluatie uit te voeren van de Wet controle op rechtspersonen (Wcr). Het ministerie van Justitie en Veiligheid wil met een evaluatie nagaan in hoeverre de inrichting van de Wcr bij kan dragen aan zijn doelstellingen en welke mogelijkheden er zijn voor verbetering van de huidige uitvoering van de Wcr en de benutting van de TRACK-producten.
Uit ons onderzoek blijkt dat de maatregelen van de wet in praktijk worden gebracht zoals en de afnemers zeggen de informatie te gebruiken voor een versterking van hun informatiepositie en als onderdeel van een groter geheel aan maatregelen, acties en gegevens waarmee ze misbruik van rechtspersonen voorkomen en bestrijden.
Op basis van de interviews met betrokkenen is het aannemelijk dat de verbetering van de informatiepositie bijdraagt aan de kwaliteit van de uitvoering en de resultaten van de opsporings- en handhavingsactiviteiten van afnemers en dat de Wcr daarmee een bijdrage levert aan het tegengaan van misbruik van rechtspersonen, waaronder financieel-economische criminaliteit. Er kon niet worden vastgesteld in welke mate dat het geval is en of de bijdrage groot of klein is.
Evaluatie van de pilot ‘Samenwerking in de eerstelijn van de rechtsbijstandsverlening’
Een betere dienstverlening aan rechtzoekenden, die sneller een oplossing voor hun probleem wordt aangeboden. Dat is de opbrengst uit de pilot ‘Samenwerken in de eerstelijn’ waarin het Juridisch Loket, sociaal raadslieden en sociaal advocaten op lokaal niveau nauwer hebben samengewerkt, vaker overlegd en gezamenlijke piketdiensten hebben gedraaid. Wij evalueerden deze pilot.
De pilot ‘Samenwerken in de eerstelijn’
De pilot is uitgevoerd op initiatief van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) samen met de Raad voor Rechtsbijstand (RvR), het Juridisch Loket (hJL), Sociaal Werk Nederland (SWN) en de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) en is gefinancierd door het ministerie van Justitie en Veiligheid. In de pilot is voor een periode van negen maanden geëxperimenteerd met piketdiensten, signaleringsoverleggen en het ontwikkelen van best practices. De pilot is gelijktijdig gehouden op vijf locaties door Nederland, in een mix van dicht- en dunbevolkte gebieden.
In de pilot konden medewerkers van de eerstelijn via een piketdienst zaken overleggen met sociaal advocaten. Omgekeerd hadden de sociaal advocaten een aanspreekpunt bij de eerstelijnsmedewerkers. Door dit frequente contact werd het door hulpverleners makkelijker gevonden om problemen in samenhang aan te pakken. Daarnaast werd er op elke locatie regelmatig een signaleringsoverleg gehouden. In dit overleg konden medewerkers van het Juridisch Loket en sociaal raadslieden overleggen met sociaal advocaten over veelvoorkomende kwesties. Ook stelde dit overleg deelnemers in staat om opgehaalde ideeën te bespreken die zich lenen voor het ontwikkelen van best practices.
Beleidstheorie
De geleerde lessen zijn door de opdrachtgevers verder uitgewerkt tot voorstellen, die na de zomer van 2021 worden gepresenteerd aan de minister voor Rechtsbescherming en aan de Tweede Kamer. In het onderzoek is de relatie tussen pilotdoel en -middelen beschreven in een zogenaamde beleidstheorie, die de veronderstelde werking van de pilot beschrijft. Deze bestaat uit drie elementen:
- De pilots leiden tot intensivering en structurering van de samenwerking tussen partijen (piketdienst, signaleringsoverleg en best practices). Partijen leren elkaar beter kennen en kunnen elkaar gemakkelijker vinden.
- Deze verbeterde samenwerking leidt ertoe dat rechtzoekenden sneller een passende hulpaanbod wordt gedaan (betere diagnose en verwijzing).
- Dankzij het verbeterde hulpaanbod vinden rechtzoekenden sneller een passende oplossing.
De kern van het onderzoek bestond uit het toetsen van deze beleidstheorie. Daarvoor is het samenwerkingsproces geëvalueerd en is een pilotregistratie ingericht om bij te houden welke aantallen zaken in de piketdienst aan de orde zijn geweest en wat daarvan de belangrijkste kenmerken zijn. De procesevaluatie bestond voornamelijk uit twee series van interviews met de coördinatoren van de lokale pilots. Het pilotregistratiesysteem is ingericht met behulp van onze DRS-software. Hierin hebben medewerkers van het Juridisch loket, sociaal raadslieden en sociaal advocaten gegevens over cases vastgelegd. Met behulp van deze gegevens zijn kwantitatieve analyses gemakt. Het systeem kent ook een dashboardfunctie, dat real time een grafisch beeld schetst van de aantallen pilotzaken en de kenmerken ervan. Het instrument biedt daarmee de mogelijkheid om tijdens de uitvoering van de pilot lessen te trekken en bij te sturen.
Meer informatie?
In Sociaal Bestek verscheen een artikel over dit project van de hand van onder meer Bob van Waveren en Annemieke Mack.
Meer informatie over het onderzoek is verder te vinden op de website van de Raad van Rechtsbijstand. Of neem contact op met Bob van Waveren.
Evidence-based interventie tijdens detentie
Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in het aanbod van effectieve (bij voorkeur evidence-based) justitiële interventies voor het verbeteren van de basisvoorwaarden voor succesvolle re-integratie en het terugdringen van recidive onder volwassen gedetineerden. De centrale vraag was: welke evidence-based interventies worden in Nederlandse penitentiaire instellingen ingezet (of zouden ingezet kunnen worden) tijdens detentie en wat zijn de randvoorwaarden voor een effectieve uitvoering,
Uit ons onderzoek blijkt dat er geen groot onbenut potentieel van nieuwe of extra evidence-based interventies is dat ingezet zou kunnen worden om de doelstelling van vermindering van recidive te bevorderen. Het pakket aan interventies dat wordt aangeboden verschilt per PI. Het wordt beïnvloed door de ervaren problematiek van gedetineerden en de aanwezige doelgroepen; daarnaast ook door opvattingen bij gevangenismedewerkers over de effectiviteit van interventies en voorkeuren voor bepaalde typen interventies. Er zijn belemmeringen bij het aanbieden van interventies door logistieke, fysieke en organisatorische factoren: het drukke dagprogramma, ruimtegebrek en tekort aan gekwalificeerde trainers. Ook de bekendheid van interventies speelt een rol. Voor een effectieve uitvoering van interventoes is goede ketensamenwerking nodig, gericht op continuïteit, tijdens en na detentie, waar mogelijk en zinvol ook vor kortgestraften. Voor een versterkte inzet op vermindering van het recidiverisico is niet alleen een betere benutting van bestaande evidence-based interventies van belang. De combinatie van smalle (evidence-based) interventies en re-integratietrainingen gericht op basisvoorwaarden kan als een brede interventie opgevat worden, die aan veilige terugkeer bij zou kunnen dragen. Ook belangrijk lijkt het detentieklimaat in de PI’s, dat als integrale interventie bij zou kunnen dragen aan een andere mindset bij gedetineerden – niet in het minst omdat veel gedetineerden te kort in PI’s verblijven om aan smalle interventies deel te kunnen nemen.
Wij hebben de evidence-based interventies tijdens detentie geïnventariseerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).
Meer informatie?
Neem contact op met Ger.
Huiselijk geweld in coronatijd: naar een ‘coronaproof’ aanpak voor de gemeente Arnhem
De coronacrisis en bijbehorende maatregelen hebben grote impact op de manier hoe we in Nederland werken, wonen en leven. Dit levert vragen en zorgen op over het effect van de coronacrisis op de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). Ook de gemeente Arnhem kampt met deze vragen. Zij wilden graag zicht op de prevalentie van HGKM in 2020 en of de Arnhemse aanpak bijsturing vraagt in én na de tijd vol coronamaatregelen. Wij deden onderzoek naar de HGKM-problematiek en aanpak in 2020 in Arnhem.
Onderzoek naar de impact van de coronacrisis
De aandacht voor HGKM en mogelijke gevolgen van de coronacrisis op deze problematiek is groot. Zowel wereldwijd als in Nederland is er op landelijk en lokaal niveau aandacht voor de signalering en aanpak van HGKM. Ook zijn er in het afgelopen jaar meerdere onderzoeken geweest naar de impact van de coronacrisis op HGKM. Deze onderzoeken geven echter nog geen eenduidig beeld over de prevalentie van HGKM. In verschillende landen is een stijging van het aantal HGKM-gevallen geconstateerd en verschillende hulporganisaties zien het aantal berichten of telefoontjes toenemen. Maar hoe zit dat in Arnhem? Welke gevolgen hebben de coronamaatregelen zoals de avondklok, de sluiting van de scholen en het thuiswerken voor de veiligheid in relaties en gezinnen? Leidt de lockdown waarin we als maatschappij meer binnen zijn gaan leven, en gezinnen meer ‘op elkaars lip’ zitten tot meer onveiligheid? En welke impact hebben de maatregelen op de aanpak? Is de problematiek minder zichtbaar geworden voor professionals? Hoe maak je als professional veiligheidsinschattingen vanuit je eigen huis? En welke impact hebben de maatregelen op de ketensamenwerking?
De prevalentie in Arnhem
Door middel van een analyse van Veilig Thuismeldingen en data van hulpverleningsorganisatie Moviera hebben we inzicht verschaft in de prevalentie van HGKM in 2020 en mogelijke veranderingen ten opzichte van 2019. Uit verschillende onderzoeken weten we welke risicofactoren er zijn voor het ontstaan van geweldssituaties. Tijdens de coronacrisis is het risico van een aantal van deze factoren nog groter. Op basis hiervan kan een toename van geweld verwacht worden. Dit zien we echter niet terug in de data van Veilig Thuis. Naast de daling van het aantal adviezen en meldingen constateren we dat ouderenmishandeling steeds meer uit beeld lijkt te verdwijnen.
De Arnhemse aanpak
De gemeente Arnhem heeft op verschillende manieren (chatfunctie, campagnes, intensiveren contact ketenpartners) gedurende de coronacrisis extra inzet gepleegd ten behoeve van de aanpak HGKM. De (gedeeltelijke) digitalisering van de uitvoering van de hulpverlening is de grootste aanpassing. Dit lijkt enkel een aanpassing in vorm, maar heeft wel degelijk een effect op de effectiviteit van de HGKM-aanpak: een beperktere signalering van (nieuw of opgelaaid) geweld, het ontstaan van nieuwe kwetsbare groepen en professionals die behoefte hebben aan gemeentelijke kaders en ondersteuning om in coronatijden veilig voor henzelf en cliënten te handelen.
Is de lokale HGKM-aanpak coronaproof?
In ons rapport is te lezen hoe we op basis van Veilig Thuismeldingen en data van Moviera de prevalentie in de gemeente Arnhem inzichtelijk hebben gemaakt. En hoe we met behulp van een analyse van risicofactoren, een literatuurstudie, interviews met landelijke en lokale professionals en reflectiesessie met ervaringsdeskundigen zicht hebben gekregen op de aanpak in coronatijd en de ervaringen, behoeftes, en best practices hebben meegenomen in een advies voor een meer ‘coronaproof’ aanpak. Het rapport biedt ook voor andere gemeenten een checklist van aandachtspunten voor bijsturing van de lokale HGKM-aanpak in coronatijd, zowel voor de gemeente als voor de professionals.
Enkele belangrijke aanknopingspunten voor een ‘coronaproof’ HGKM-aanpak zijn:
- Er is een versterkt bewustzijn over HGKM onder professionals, maar met name voor kinderen. Zet in op kennis en bewustwording bij professionals over de risico’s van de coronacrisis met extra aandacht voor signalering van en hulpverlening bij partnergeweld en ouderenmishandeling. -Vooral ouderenmishandeling dreigt buiten beeld te raken.
- Agendeer bij professionals de aandacht voor het ontstaan van nieuwe risicogroepen en kwetsbare situaties: bijvoorbeeld jongeren, mensen met een licht verstandelijke beperking, mantelzorgers, cliënten die niet digitaal vaardig zijn of de apparaten niet hebben, en ouders die een omgangsregeling hebben.
- Zet in op een risico-gestuurde aanpak: een deel van de HGKM-problematiek is verborgen. Daarom is het van belang om in de aanpak te sturen op ondersteuning van de nog verborgen problematiek, o.a. door risicofactoren voor HGKM een duidelijkere plek in die aanpak te geven. Kijk hierbij specifiek welke risicofactoren in verhoogde mate gelden in de betreffende regio of gemeente en verbind de lokale HGKM-aanpak hieraan.
- De digitalisering van de hulpverlening biedt kansen, maar creëert ook risico’s zowel voor cliënten als professionals. Er zijn nieuwe mogelijkheden om hulp te vragen (chatfunctie) en hulpverlening doorgang te laten vinden via beeldbellen ontstaan en die worden ook breed ingezet en gebruikt. Tegelijkertijd geven professionals en ervaringsdeskundigen aan dat het signaleren van (nieuwe) onveiligheid via digitale wegen zeer lastig is. Onveilige situaties kunnen hierdoor gemist worden, met mogelijke escalatie tot gevolg.
- Faciliteer lokale en regionale afstemming over richtlijnen, handvatten en werkwijzen. Stuur bijvoorbeeld actief op het behouden van de mogelijkheid om veilig fysieke afspraken en hulpverlening door gang te laten vinden.
Meer weten over dit onderzoek of wat wij voor jou kunnen betekenen? Lees het onderzoeksrapport.
Huiselijk geweld ten tijde van Corona
De coronacrisis en bijbehorende maatregelen hebben grote impact op de manier hoe we in Nederland werken, wonen en leven. Dit levert vragen en zorgen op over het effect van de coronacrisis op de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). Ook de gemeente Arnhem kampt met deze vragen. Zij wilden graag zicht op de prevalentie van HGKM in 2020 en of de Arnhemse aanpak bijsturing behoeft. Wij deden onderzoek naar de HGKM-problematiek en aanpak in 2020 in Arnhem.
Met behulp van een analyse van risicofactoren, een literatuurstudie, interviews met landelijke en lokale professionals en reflectiesessie met ervaringsdeskundigen zicht hebben gekregen op de aanpak in coronatijd en de ervaringen, behoeftes, en best practices hebben meegenomen in een advies voor een meer coronaproof aanpak. Het rapport biedt ook voor andere gemeenten een checklist van aandachtspunten voor bijsturing van de lokale HGKM-aanpak in coronatijd, zowel voor de gemeente als voor de professionals.
Werkt u bij een gemeente aan prostitutiebeleid? Vul dan deze enquête in!
In opdracht van het WODC doet Regioplan momenteel onderzoek naar de Nederlandse seksbranche. Dit onderzoek richt zich op de aard en omvang van de seksbranche, het gemeentelijk beleid en op de organisatie en resultaten van toezicht en handhaving. Het onderzoek dient mede als nulmeting voor de komende, mogelijke Wet regulering sekswerk.
Een cruciaal onderdeel van het onderzoek is een online enquête onder alle gemeenten in Nederland. De inbreng van gemeenten is onmisbaar om zicht te houden op de seksbranche en effecten van toekomstige wetgeving te achterhalen. Houdt u zich binnen uw gemeente bezig met prostitutiebeleid? Klik dan op de onderstaande link en vul de enquête in.
U kunt de enquête hier vinden.
Alvast vriendelijk dank voor uw medewerking. We waarderen het zeer als u de enquête deelt binnen uw relevante netwerk. De enquête is tot 30 september in te vullen.
Heeft u vragen of opmerkingen over deze enquête?
Twijfel dan niet om contact op te nemen met onderzoeker Gianni van den Braak via gianni.van.den.braak@regioplan.nl of +31 20 531 5336. Bij afwezigheid van Gianni van den Braak kunt u contact opnemen met projectleider Yannick Bleeker (yannick.bleeker@regioplan.nl).
Terugblik op regiobijeenkomst Complexe Scheidingen Rotterdam-Rijnmond
Op 10 juni vond de online bijeenkomst Complexe Scheidingen in de regio Rotterdam Rijnmond plaats, georganiseerd in het kader van het Regionaal Actieplan Geweld Hoort Nergens Thuis (GHNT). Doel was om in de regio de aandacht te vestigen op deze specifieke problematiek, in lijn met het Landelijk Programma GHNT en het Programma Scheiden zonder Schade. De bijeenkomst zette vooral in op het vergroten van kennis en handelingsperspectieven van betrokken professionals, maar vormde tegelijk een eerste stap om regionaal verder aan de slag te gaan met de (beleidsmatige) aanpak van complexe scheidingen. De bijeenkomst is goed bezocht door ruim 100 medewerkers van gemeenten en ketenpartners in de regio. In afwisselende presentaties en sessies werden verschillende facetten van het thema belicht en werd de link tussen theorie, beleid en praktijk gelegd. Gedurende de bijeenkomst werden kennis en ervaringen gedeeld en contacten gelegd.
Plenair programma
Onder leiding van dagvoorzitter Katrien de Vaan (Regionaal Projectleider GHNT in de regio Rotterdam-Rijnmond) passeerden verschillende deelthema’s de revue. Corine de Ruiter (Hoogleraar forensische psychologie aan de Universiteit Maastricht) sprak over mythen rondom conflictscheidingen, en benadrukte wat in die context wel en niet werkt bij deze complexe gezinsproblematiek. Aansluitend presenteerde Kirsten Paap (beleidsadviseur Jeugd in de gemeente Rotterdam) actuele feiten en cijfers in Rotterdam en de wijze waarop die gemeente de aanpak van complexe scheidingsproblematiek heeft vormgegeven. In drie flitspresentaties kwamen goede voorbeelden van lichte, vroegtijdige hulp uit de regio aan bod. Ella Bouman (gedragswetenschapper bij Enver Nissewaard) vertelde over de tweedaagse training complexe scheidingen voor jeugd- en gezinscoaches in Nissewaard, gevolgd door een toelichting op het echtscheidingsspreekuur in Capelle aan den IJssel door Vivian Coelho (maatschappelijk werker en aandachtsfunctionaris HG bij Welzijn Capelle). Onno Hoogendijk (gezins- en jongerencoach bij Enver Brielle) lichtte tot slot de interventie ONS (Ouderschap Na Scheiding) toe, die in Brielle wordt ingezet. In de plenaire afsluiting concludeerde de dagvoorzitter dat deelnemers in korte tijd zijn geprikkeld en uitgedaagd om in hun team, organisatie en in de lokale en regionale ketensamenwerking (preventief) in te zetten op complexe scheidingen.
Deelsessies
In deelsessies konden deelnemers kennisnemen van één van de drie thema’s: signaleren en handelen, de complexiteit van zien wat er echt speelt, en specialistische methodieken en interventies. In een interactieve sessie gingen Pauline Huyts (gedragswetenschapper bij VT) en Milou Wiewel (jeugdbeschermer bij JBRR) in op signalen en de herkenning ervan, screeningsinstrumenten, werkwijzen van hun organisaties en het handelen van professionals. Sietske Dijkstra (expert relationele veiligheid) verkende het thema complexe scheidingen vanuit zeven dimensies, en stond daarbij stil bij o.a. het vastlopen van professionals, communicatiemantra en de rol van geweld en macht(songelijkheid). In een gezamenlijke sessie belichtten Sabine Tel (projectleider omgangsbegeleiding bij Enver), Esther van der Steeg (afdelingscoördinator Rotterdams Omgangshuis en Pleegzorg Midden-Holland bij Horizon) en Sil Hol (coördinator HGKM/ systeemtherapeut bij Antes) tot slot het aanbod van specialistische aanbieders, de samenhang van aanbod in verschillende fasen op de escalatieladder (van Glasl) en kansen voor verbetering van de samenwerking, met speciaal oog voor de veiligheid van het kind. In alle deelsessies kregen deelnemers, naast inzichten, ook tips en handvatten mee om (beter) te handelen.
Weg vooruit
De bijeenkomst zal zeker een vervolg krijgen. Er is duidelijk behoefte aan meer aandacht in beleid, meer kennis, meer signaleren, meer preventief ingrijpen, meer inzetten op passende hulpverlening, meer samenwerken, en uiteindelijk meer bescherming en hulp voor diegenen die direct met deze problematiek geconfronteerd worden. De gemeenten en uitvoerders in de regio zullen zich hier de komende tijd hard voor blijven maken.
Meer informatie? Neem gerust contact op met Katrien de Vaan, Regionaal Projectleider GHNT in de regio Rotterdam-Rijnmond (katrien.de.vaan@regioplan.nl).