Werkveld: Arbeid en sociale zekerheid
Onderzoek naar het functioneren van Europese Ondernemingsraden
Op 24 januari 2024 presenteerde de Europese Commissie een voorstel tot herziening van de richtlijn voor Europese Ondernemingsraden. Om tot een Nederlands standpunt te komen over het voorstel voor de wijziging van de richtlijn en een eventuele aanpassing van de Wet op de Europese Ondernemingsraden (WEOR) was het ministerie van SZW op zoek naar actuele kennis over EOR’s. Met behulp van de expertise van SBI Formaat onderzochten we het functioneren van EOR’s onder Nederlands recht, de ervaringen van werkgevers en werknemers met de Wet op Europese Ondernemingsraden, en relevante thema’s uit de voorgestelde richtlijn.
Meer weten? Lees hier het hele rapport, of neem contact op met Mathilde Vandersteen MSc.
Het functioneren van Europese Ondernemingsraden
Op 24 januari 2024 presenteerde de Europese Commissie een voorstel tot herziening van de richtlijn voor Europese Ondernemingsraden. De nieuwe richtlijn moet tekortkomingen in de huidige richtlijn aanpakken en ervoor zorgen dat Europese ondernemingsraden (EOR’s) hun recht op informatie en raadpleging goed kunnen uitoefenen. Daarmee moet de richtlijn de EOR’s versterken en ervoor zorgen dat ondernemingen effectiever beslissingen kunnen nemen. Ons onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van SZW, richt zich op het functioneren van EOR’s onder Nederlands recht, de ervaringen van werkgevers en werknemers met de Wet op Europese Ondernemingsraden (WEOR), en relevante thema’s uit de voorgestelde richtlijn. We hebben hiervoor samengewerkt met experts van SBI Formaat.
We hebben op basis van verschillende methoden een schatting gemaakt van het aantal EOR’s in Nederland, en vervolgens EOR-leden en werkgevers in een vragenlijst en focusgroep gevraagd naar hun ervaringen met de EOR.
We schatten het aantal EOR’s in Nederland op 73. Van het overgrote deel van de Nederlandse EOR’s zetelt ook de moederonderneming in Nederland, daarna volgen de Verenigde Staten. Met betrekking tot de man-vrouwsamenstelling van de EOR’s ligt die met 34 procent vrouwelijke leden lager dan de in het voorstel gewenste 40 procent. Binnen de beperkt comités ligt dit een fractie lager met 30 procent. Het voorstel om naar een 40 procent minimum aan vrouwen en 40 procent minimum aan mannen te gaan lijkt voor de onderzochte EOR’s haalbaar. Het voorstel om standaard tot twee jaarlijkse vergaderingen te komen, zal waarschijnlijk ook niet tot grote wijzigingen leiden, de meeste EOR’s vergaderen al twee keer of vaker. Het kan de positie van de EOR wel versterken om minimaal twee maal per jaar met het hoofdbestuur samen te komen.
Van de ondervraagde EOR-leden en werkgevers oordeelt het overgrote deel neutraal of negatief over het beïnvloeden van beslissingen van het hoofdbestuur. Het agenderen van punten op de agenda wordt daarentegen overwegend als positief ervaren.
Het informeren en raadplegen van de EOR is de kern van de richtlijn en de WEOR. Hier is een groot verschil zichtbaar in interpretatie van de toepassing van het recht op informatie en raadpleging tussen werkgevers en werknemers. Waar slechts een klein deel van de EOR-leden stelt dat informatie en raadpleging plaatsvindt vóór een besluit is genomen, antwoordt iets meer dan de helft van de werkgevers dat dit het geval is. Dit terwijl de WEOR duidelijk aangeeft dat de EOR tijdig moet worden geïnformeerd, zodat het binnen een redelijke termijn advies kan uitbrengen waarmee rekening gehouden kan worden bij het besluit.
Deze informatie over het vóórkomen en functioneren van EOR’s, de ervaringen met de huidige EOR-RL en de WEOR kan helpen om tot een Nederlands standpunt te komen over het voorstel voor de wijziging van de EOR-RL en een eventuele aanpassing van de WEOR.
Nieuw project: periodieke rapportage tegemoetkoming ouders
In hoeverre zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget doeltreffend en doelmatig? Dat is de centrale vraag in een synthesestudie die we uitvoeren in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen. De overheid beoogt hiermee drie dingen:
- het bestedingsverschil tussen huishoudens verkleinen;
- ervoor zorgen dat alle kinderen zich kunnen ontwikkelen en ontplooien;
- het waarborgen van een bestaansminimum.
Om deze doelen te bereiken worden ouders ondersteund vanuit drie instrumenten: de algemene kinderbijslag, de kinderbijslagvoorziening BES, en het het kindgebonden budget.
De financiële tegemoetkoming ouders dient geëvalueerd te worden. Worden de doelen van het beleid gehaald? En welke kosten staan hier tegenover? Het doel van deze periodieke rapportage is om inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid.
Om aan dit inzicht te komen voeren we een synthesestudie uit waarbij we gebruik maken van Realistische Evaluatie als kapstok. Allereerst reconstrueren we de beleidstheorie: het ‘verhaal’ van beleidsmakers over de manier waarop beleid tot de beoogde resultaten moet leiden. Vervolgens voeren we een literatuurstudie uit waarin we evaluatiestudies en cijfermatige bronnen gebruiken om de beleidstheorie te toetsen en de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid te beoordelen.
De resultaten van het onderzoek worden eind dit jaar verwacht.
Periodieke rapportage tegemoetkoming ouders
In hoeverre was het beleid van de Rijksoverheid gericht op het financieel tegemoetkomen van ouders doeltreffend en doelmatig? Dat is de centrale vraag in een synthesestudie die we uitvoeren in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen. De overheid beoogt hiermee de volgende drie doelen:
- het bestedingsverschil tussen huishoudens met kinderen en huishoudens zonder kinderen verkleinen;
- het waarborgen dat alle kinderen zich kunnen ontwikkelen en ontplooien;
- het waarborgen van een bestaansminimum (voor alleenstaande ouders in de bijstand/onderstand BES).
Om deze doelen te bereiken worden ouders ondersteund vanuit drie instrumenten: de algemene kinderbijslag, de kinderbijslagvoorziening BES, en het het kindgebonden budget.
De financiële tegemoetkoming ouders is één van de thema’s van de Strategische Evaluatieagenda (SEA) die periodiek geëvalueerd dient te worden. Het doel van deze periodieke rapportage is om inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid.
Om aan dit inzicht te komen voeren we een synthesestudie uit waarbij we gebruik maken van Realistische Evaluatie als kapstok. Allereerst reconstrueren we de beleidstheorie: het ‘verhaal’ van beleidsmakers over de manier waarop beleid tot de beoogde resultaten moet leiden. Vervolgens voeren we een literatuurstudie uit waarin we evaluatiestudies en cijfermatige bronnen gebruiken om de beleidstheorie te toetsen en de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid te beoordelen.
De resultaten van het onderzoek worden eind van dit jaar verwacht.
Quick scan: effecten van investeren in duurzame inzetbaarheid in de sector transport en logistiek
Er is een groeiend tekort aan personeel in de transport- en logistieksector. Duurzame inzetbaarheid van werknemers wordt daarom steeds belangrijker voor het behoud van personeel. Het Sectorinstituut Transport en Logistiek (STL) wil werkgevers bewust maken van de voordelen om te investeren in duurzame inzetbaarheid. STL heeft Regioplan gevraagd om een quickscan in de literatuur uit te voeren om in kaart te brengen waar werkgevers op kunnen inzetten en wat dat concreet oplevert. Op basis van het literatuuronderzoek heeft Regioplan ook een waardekaart ontwikkeld.
Een conclusie is dat werkgevers hun werknemers inzicht moeten bieden in de gezondheids- of veiligheidsrisico’s, of ontwikkelmogelijkheden, en een professionele diagnose stellen van wat beter kan. Daarnaast is persoonlijke begeleiding belangrijk om de inzetbaarheid van werknemers verder te bevorderen. Enkele concrete resultaten zijn meer bewustzijn over veiligheid, inzicht in eigen vitaliteit en ontwikkelmogelijkheden, en veiliger en gezonder gedrag.
Deze quickscan vormde de basis voor de ontwikkeling van een waardekaart. De waardekaart geeft weer hoe werkgevers kunnen investeren in de duurzame inzetbaarheid van werknemers in de transport en logistiek en wat dat concreet oplevert. Adviseurs duurzame inzetbaarheid bij STL gebruiken deze waardekaart in hun gesprekken met werkgevers.
Meer weten? Kijk voor meer informatie op de projectpagina of neem contact op met Rosanne.
Coco Mooren MSc
Als onderzoeker bij Regioplan houd ik mij bezig met diverse maatschappelijke vraagstukken, waaronder sociale ongelijkheid, arbeidsvraagstukken en diversiteit. Als interdisciplinair sociaal wetenschapper vind ik het interessant om verschillende invalshoeken te combineren. Daarnaast vind ik het waardevol is om zowel kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeksmethoden te gebruiken. Mijn doel is om met praktijkgericht onderzoek bij te dragen aan onze maatschappij.
Quick scan: effecten van investeren in duurzame inzetbaarheid in de sector transport en logistiek
Er is een groeiend tekort aan personeel in de transport- en logistieksector. Duurzame inzetbaarheid van werknemers wordt daarom steeds belangrijker voor het behoud van personeel. Het Sectorinstituut Transport en Logistiek (STL) wil werkgevers bewust maken van de voordelen om te investeren in duurzame inzetbaarheid. STL heeft Regioplan gevraagd om een quick scan in de literatuur uit te voeren om in kaart te brengen waar werkgevers op kunnen inzetten en wat dat concreet oplevert. Op basis van het literatuuronderzoek heeft Regioplan ook een waardekaart ontwikkeld.
Een conclusie is dat werkgevers hun werknemers inzicht moeten bieden in de gezondheids- of veiligheidsrisico’s, of ontwikkelmogelijkheden, en een professionele diagnose stellen van wat beter kan. Daarnaast is persoonlijke begeleiding belangrijk om de inzetbaarheid van werknemers verder te bevorderen. Enkele concrete resultaten zijn meer bewustzijn over veiligheid, inzicht in eigen vitaliteit en ontwikkelmogelijkheden, en veiliger en gezonder gedrag.
Een conclusie op organisatieniveau is dat het belangrijk is in te zetten op een combinatie van strategieën om veilig en gezond gedrag te bevorderen, en actieve betrokkenheid op alle niveaus binnen de organisatie te stimuleren bij de ontwikkeling van beleid of programma’s gericht op duurzame inzetbaarheid. Daarnaast is het voortdurend monitoren van duurzame inzetbaarheid cruciaal om vroegtijdig inzicht te krijgen in risico’s om daar proactief op te kunnen inspelen. Enkele concrete resultaten op organisatieniveau zijn een verhoogde betrokkenheid van werknemers, beter afgestemde programma’s op de behoeften van werknemers en het bevorderen van een cultuur van leren.
Deze quickscan vormde de basis voor de ontwikkeling van een waardekaart. De waardekaart geeft weer hoe werkgevers kunnen investeren in de duurzame inzetbaarheid van werknemers in de transport en logistiek en wat dat concreet oplevert. Adviseurs duurzame inzetbaarheid bij STL gebruiken deze waardekaart in hun gesprekken met werkgevers.
Meer weten? Neem contact op met Rosanne.
Onderzoek van Regioplan, TU Delft en Centerdata wint NSV-VBO-Prijs voor beleidsonderzoek!
Aan het eind van 2024 blikken we terug op een heleboel mooie onderzoeken die we dit jaar hebben mogen uitvoeren! Een memorabel hoogtepunt daarin is dat we samen met de TU Delft en Centerdata de NSV-VBO-prijs voor beleidsonderzoek hebben gewonnen! Deze prijs ontvingen we voor het actieonderzoek dat we samen uitvoerden voor het UWV over handelingsperspectieven voor re-integratieprofessionals.
Over het onderzoek
Dit onderzoek resulteerde in hulpmiddelen voor deze professionals om in de dienstverlening nog beter aan te sluiten op het gedrag van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. We zijn erg trots op deze eervolle prijs, maar vooral ook op dit mooie onderzoek, waarin we een brug slaan tussen kennis uit de gedragswetenschappen en de praktijk!
De belangrijkste inzichten?
- Het ontbreekt professionals vaak aan tijd en soms aan handelingsperspectieven om onzekerheid weg te nemen, veerkracht aan te wakkeren en autonomie te respecteren. Het vertragen van het re-integratieproces klinkt beleidsmatig onaantrekkelijk, maar kan voor duurzamere resultaten zorgen.
- De behoefte van een persoon is niet altijd in het belang van die persoon. ‘Samen beslissen’ vraagt dus zorgvuldigheid. Werkzoekenden de handvatten geven om het eerste gesprek beter voor te bereiden, kan ervoor zorgen dat hun verhaal eerder in het re-integratieproces op tafel komt.
Wil je meer weten?
Een uitgebreidere beschrijving en het volledige rapport zijn hier te vinden!
Impactmeting snelle schuldsanering (Fonds De Loods)
Resultaten
Fonds de Loods (FDL) is een programma van Stichting de Verre Bergen (SDVB) dat Rotterdamse gezinnen met problematische schulden helpt door hun schulden te saneren en af te lossen met een gift. Deze snelle schuldsanering is een alternatief voor een regulier saneringskrediet of schuldbemiddeling waarbij het doorgaans anderhalf jaar duurt voordat de schuldenaar schuldenvrij is. Doordat FDL de schuldenaren direct verlost van hun schulden verwacht SDVB dat de gezinnen minder stress ervaren en sneller (weer) aan hun toekomst kunnen werken met verminderde geldzorgen.
SDVB heeft SEO Economisch Onderzoek en Regioplan gevraagd om een pilotonderzoek uit te voeren voor een impactmeting van FDL. De doelstelling van het pilotonderzoek is het opzetten, uitwerken en valideren van de methodiek om de impact van FDL te meten.
De overgrote meerderheid van alle respondenten is alleenstaande moeder met een inkomen rond het bijstandsniveau, een kleine minderheid heeft betaald werk. De meeste respondenten geven aan dat ze forse schulden hebben en er is veel financiële stress. Toch beoordelen mensen hun financiële zelfredzaamheid als hoog en maken ze weinig gebruik van hulp.
De uitkomsten van het pilotonderzoek geven op hoofdlijnen een plausibel beeld van de doelgroep. De validiteit van de methodiek blijkt ook uit de interne consistentie van de antwoorden op de gevalideerde onderdelen van de vragenlijst. Daarmee vormt het pilotonderzoek een goede basis voor de daadwerkelijke impactmeting van FDL.
Gebruikte methode
Het pilotonderzoek is gebaseerd op veldwerk onder deelnemers van FDL en onder een controlegroep van mensen die gestart zijn met een schuldsaneringstraject bij de Kredietbank Rotterdam (KBR) of dit traject hebben afgerond. In de periode september 2023 – maart 2024 is er een vragenlijst uitgezet onder deelnemers van FDL en in augustus – september 2023 onder de controlegroep. Hierin staan bijvoorbeeld vragen op het gebied van het welzijn van ouders en kinderen en de financiële situatie. De opzet en onderbouwing van deze vragenlijsten staan beschreven in een achtergrondrapport dat ook een literatuuronderzoek en beleidstheorie bevat.
Lerende evaluatie van het Solve-proces bij UWV
De afgelopen jaren is de benadering van overheden en uitvoeringsorganisaties richting burgers veranderd. In de meeste gevallen biedt reguliere dienstverlening passende hulp en ondersteuning, maar soms niet. UWV wil in de uitvoering de mens en diens situatie centraal stellen om daar dienstverlening op aan te passen. Toch komen mensen soms nog steeds in de knel. In complexe of afwijkende situaties kan een standaardaanpak ervoor zorgen dat mensen tussen wal en schip raken. Bijvoorbeeld door ingewikkelde procedures of wet- en regelgeving die in de praktijk (onbedoelde) negatieve gevolgen hebben voor cliënten. Dit kan leiden tot schrijnende situaties voor cliënten. Wanneer een medewerker van UWV dergelijke situaties signaleert en daar ‘professionele buikpijn’ van krijgt, kan de medewerker een casus inbrengen bij de maatwerkplaats van UWV. Vervolgens wordt er samen met collega’s die bij het dossier betrokken zijn binnen UWV gezocht naar een oplossing. Zo kan er gekeken worden of er wellicht ruimte is voor specifiek maatwerk binnen de bedoeling van de wetgever en toepassing van de rechtsbeginselen.
De Maatwerkplaats hanteert het fix and solveprincipe: Er worden individuele knelpunten opgelost (fix) en er wordt gekeken of er dingen anders moeten binnen UWV, binnen de overheid, dan wel in wet- en regelgeving zodat eenzelfde situatie in de toekomst wordt voorkomen (solve). Wanneer individuele situaties duiden op structurele problemen, waar veel klanten last van hebben, kan de casus dus worden ingebracht bij de solve-tafel. Daar wordt onderzocht wat de aard van het vraagstuk is en wie dit gaat oppakken. Net als bij een fix wordt ook bij een solve-signaal een werkgroep gevormd rond het onderwerp. Hierin wordt een mogelijke oplossing geformuleerd en worden acties uitgezet om tot een structurele oplossing te komen. De signalen kunnen onder andere betrekking hebben op één of meerdere van de volgende aspecten:
- Beleid: wet- en regelgeving (extern UWV), beleidsregels en andere vormen van kaderstelling (intern UWV);
- Het (interne) systeem waarin UWV werkt zoals, IT, werkprocessen, cultuur en, klantreis en -communicatie;
- Het professioneel handelen (vakmanschap)
Regioplan gaat samen met Athena Instituut aan de slag met een lerende evaluatie voor dit solve-proces. We inventariseren de knelpunten in het solve-proces, formuleren mogelijke verbeterpunten, en vertalen deze in concrete acties, hulpmiddelen of andere interventies waar de solve tafel mee aan de slag kan.
Vervolgens worden deze acties uitgevoerd, geëvalueerd en bijgestuurd indien nodig. Zo optimaliseren we het solve-proces. We halen niet alleen op hoe het solve-proces nu functioneert en hoe dat beter zou kunnen, maar we gaan al tijdens het onderzoek zelf de geleerde lessen in de praktijk doorvoeren. Zo zorgen we ervoor dat signalen die binnenkomen eerder, vaker en beter kunnen worden opgepakt door de solve tafel.
Meer weten? Neem contact op met dr. Rosanne Schaap.