Werkveld: Arbeid en sociale zekerheid
Lerende evaluatie Solve-proces UWV
De afgelopen jaren is de benadering van overheden en uitvoeringsorganisaties richting burgers veranderd. In de meeste gevallen biedt reguliere dienstverlening passende hulp en ondersteuning, maar soms niet. UWV wil in de uitvoering de mens en diens situatie centraal stellen om daar dienstverlening op aan te passen. Toch komen mensen soms nog steeds in de knel. In complexe of afwijkende situaties kan een standaardaanpak ervoor zorgen dat mensen tussen wal en schip raken. Bijvoorbeeld door ingewikkelde procedures of wet- en regelgeving die in de praktijk (onbedoelde) negatieve gevolgen hebben voor cliënten. Dit kan leiden tot schrijnende situaties voor cliënten. Wanneer een medewerker van UWV dergelijke situaties signaleert en daar ‘professionele buikpijn’ van krijgt, kan de medewerker een casus inbrengen bij de maatwerkplaats van UWV. Vervolgens wordt er samen met collega’s die bij het dossier betrokken zijn binnen UWV gezocht naar een oplossing. Zo kan er gekeken worden of er wellicht ruimte is voor specifiek maatwerk binnen de bedoeling van de wetgever en toepassing van de rechtsbeginselen.
De Maatwerkplaats hanteert het fix and solveprincipe: Er worden individuele knelpunten opgelost (fix) en er wordt gekeken of er dingen anders moeten binnen UWV, binnen de overheid, dan wel in wet- en regelgeving zodat eenzelfde situatie in de toekomst wordt voorkomen (solve). Wanneer individuele situaties duiden op structurele problemen, waar veel klanten last van hebben, kan de casus dus worden ingebracht bij de solve-tafel. Daar wordt onderzocht wat de aard van het vraagstuk is en wie dit gaat oppakken. Net als bij een fix wordt ook bij een solve-signaal een werkgroep gevormd rond het onderwerp. Hierin wordt een mogelijke oplossing geformuleerd en worden acties uitgezet om tot een structurele oplossing te komen. De signalen kunnen onder andere betrekking hebben op één of meerdere van de volgende aspecten:
- Beleid: wet- en regelgeving (extern UWV), beleidsregels en andere vormen van kaderstelling (intern UWV);
- Het (interne) systeem waarin UWV werkt zoals, IT, werkprocessen, cultuur en, klantreis en -communicatie;
- Het professioneel handelen (vakmanschap)
Regioplan gaat samen met Athena Instituut aan de slag met een lerende evaluatie voor dit solve-proces. We inventariseren de knelpunten in het solve-proces, formuleren mogelijke verbeterpunten, en vertalen deze in concrete acties, hulpmiddelen of andere interventies waar de solve tafel mee aan de slag kan.
Vervolgens worden deze acties uitgevoerd, geëvalueerd en bijgestuurd indien nodig. Zo optimaliseren we het solve-proces. We halen niet alleen op hoe het solve-proces nu functioneert en hoe dat beter zou kunnen, maar we gaan al tijdens het onderzoek zelf de geleerde lessen in de praktijk doorvoeren. Zo zorgen we ervoor dat signalen die binnenkomen eerder, vaker en beter kunnen worden opgepakt door de solve tafel.
Deze week in de schijnwerpers: twee innovatieve papers voor de Nederlandse ArbeidsmarktDag 2024!
Graag kondigen wij deze week twee nieuwe sprekers aan die met hun vernieuwende papers een waardevolle bijdrage zullen leveren aan de Nederlandse ArbeidsmarktDag 2024. Lees nu de nieuwste inzichten en trends die deze experts delen over de huidige arbeidsmarkt!
Michiel van Rijn: Onderzoeker | Sociologie | Stichting CAOP – Is betekenisvol werk kansrijk in het voorkomen van een burn-out?
Onderzoek uit de lage landen laat zien dat (de kans op) een gevoel van burn-out voortkomt uit verschillende aspecten die behoren tot de ‘kwaliteit van arbeid’ (= het geheel van arbeidsverhoudingen, -inhoud, -omstandigheden en -voorwaarden). Factoren zoals een verhoogde psychosociale werkbelasting en een tekort aan regelmogelijkheden verhogen bijvoorbeeld de kans op burn-out, terwijl steun van leidinggevenden juist kan verzachten. De tegenpool van een burn-out is bevlogenheid. Inzicht in welke kenmerken van kwaliteit van arbeid invloed heeft, kan organisaties helpen bij het opstellen van passend arbobeleid en verdere escalatie voorkomen. Bovendien kan het ervaren van betekenisvol werk dienen als een potentiële buffer tegen een burn-out.
In zijn paper neemt Michiel van Rijn, onderzoeker bij CAOP, ons mee in hoeverre de kwaliteit van arbeid en betekenisvol werk invloed heeft op de bevlogenheid van werknemers. De focus ligt hierbij specifiek op hoe betekenisvol werk kan fungeren als buffer tussen werkstressoren en bevlogenheid. Voor de uitvoering van het onderzoek wordt gebruikt gemaakt van surveydata die in het voorjaar van 2023 zijn verzameld door middel van een online vragenlijst. In zijn onderzoek bouwt Van Rijn voort op het onderzoek van Van der Aa, Van Rijn en Brinkman uit 2023. Dit eerdere onderzoek laat zien dat het ervaren van betekenisvol werk niet alleen geldt voor werkenden in de publieke sector.
Lees hier meer over Michiel van Rijn!
Dr. Lin Rouvroye: Post-doctoral researcher | Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute (NIDI) – In hoeverre weten werkgevers wat jongvolwassenen aantrekkelijk vinden in een baan?
De Nederlandse arbeidsmarkt kent een sterke mate van flexibiliteit. Werkgevers en jongvolwassenen bezien het werken met flexibele arbeidscontracten ieder vanuit een eigen perspectief. De ervaringen en voorkeuren van beide partijen komen nauwelijks overeen. In haar promotieonderzoek deed Dr. Lin Rouvroye onderzoek naar beide perspectieven.
Werkgevers werken graag met flexibele arbeidscontracten. Zij zien het gebruik van dit type arbeidsverbanden als een verstandige manier van bedrijfsvoering. In de praktijk wordt flexwerk binnen organisaties echter voor een variëteit aan redenen ingezet. Het motief kostenbesparing werkt andere motieven, zoals het optimaal selecteren van personeel, regelmatig tegen. Er kleven volgens werkgevers echter ook nadelen aan het werken met flexibele arbeidscontracten: het compliceert het personeelsbeheer en kan het leiden tot een lager welzijn onder werknemers.
Jongvolwassenen geven, in tegenstelling tot de werkgevers, juist de voorkeur aan een arbeidscontract voor onbepaalde tijd (zogenoemd ‘vast contract’). Flexibele arbeidscontracten, uitzend- en oproepcontracten in het bijzonder, vinden jongvolwassenen beduidend minder aantrekkelijk. Daarnaast kwam in het onderzoek naar voren dat jongvolwassenen met een flexibel arbeidscontract (zonder uitzicht op een vast dienstverband) meer onzekerheid ervaren over hoe hun leven zich in de toekomst zal ontwikkelen dan jongvolwassenen met een vast contract.
Tijdens de Nederlandse ArbeidsmarktDag presenteert Rouvroye in aanvulling op deze bevindingen nieuwe resultaten op basis van een vergelijkingsstudie naar de visies van jongvolwassenen en werkgevers op verschillende typen flexibiliteit in werk.
Lees hier meer over Dr. Lin Rouvroye!
Wil je weten wie er nog meer zullen spreken en wat je kunt verwachten? Houd onze nieuwsberichten en website goed in de gaten voor de nieuwste updates en informatie over de dag. Meer informatie vind je op onze website!
Wacht niet langer en verzeker jezelf van een plek! Koop nu je ticket via onze website of direct via deze link!
Deze week in de schijnwerpers: twee vernieuwende papers voor de Nederlandse ArbeidsmarktDag 2024!
We zetten deze week twee nieuwe sprekers in de schijnwerpers, die met hun actuele en vernieuwende papers een belangrijke bijdrage zullen leveren aan de Nederlandse ArbeidsmarktDag 2024. Ontdek de nieuwste inzichten en trends die deze experts naar voren brengen over de huidige ontwikkelingen en trends op de arbeidsmarkt!
Thijs Lindner: Postdoctoral researcher | Department of Public Administration & Sociology | Erasmus University Rotterdam– Bevordert meer informatie over ongelijkheid steun voor basisinkomen?
Bestaanszekerheid ligt onder een vergrootglas. Een concrete manier om bestaanszekerheid te garanderen is het veel bediscussieerde universele basisinkomen (UBI): een zonder voorbehoud door de overheid aan iedereen verstrekt inkomen. Veel experts zijn daarover enthousiast, maar ondanks toenemende sociale ongelijkheid en de moeite van veel huishoudens om de financiële eindjes aan elkaar te knopen, blijft wijdverbreide steun ervoor onder de bevolking echter uit.
Die beperkte steun houdt mogelijk verband met geloof in het meritocratische karakter van onze samenleving: het idee dat een goede baan en inkomen te danken zijn aan hard werken. Dit idee zou ten grondslag kunnen liggen aan weerstand tegen een UBI, omdat een basisinkomen een gebrek aan inzet en ambitie zou belonen. Aan de hand van een vragenlijst gehouden onder een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking onderzochten we daarom of informatie over het niet-meritocratische karakter van ongelijkheid van invloed is op opvattingen over ongelijkheid, herverdeling, en, in het bijzonder, op steun voor een UBI.
De bevindingen zijn, kortgezegd, opmerkelijk: de informatie bracht veranderingen in opvattingen teweeg, maar niet zoals we hadden verwacht. Wat deze bevindingen precies inhouden en wat ze betekenen voor beleidsmakers en onderzoekers zal tijdens de presentatie toegelicht worden.
Lees hier meer over Thijs Lindner.
Dr. Anne van der Put: Onderzoeker | Sociologie | Universiteit Utrecht – ‘Wanneer willen werkenden meer uren? Een vignet experiment naar de intentie van deeltijders om meer uren te werken
Er is gebrek aan personeel op de arbeidsmarkt, en dat is voorlopig niet opgelost. Door personeelstekort rijden er minder treinen, worden huizen later opgeleverd, stagneert de energietransitie en zijn er lange wachtlijsten in de kinderopvang. Een van de redenen voor de tekorten is dat we in Nederland kampioen deeltijdwerken zijn. Deeltijders die hun uren uitbreiden is één van de oplossingen voor de arbeidsmarktkrapte.
Het Ministerie van Sociale Zaken en de Universiteit Utrecht werken hier samen aan in het programma Meer uren werkt!. Dit programma heeft als doel het wegnemen van de zichtbare en onzichtbare drempels die meer uren werken in de weg staan, zodat diegenen die dat willen dat ook kunnen gaan doen.
In deze bijdrage onderzoeken we welke drempels vooral van belang zijn. Heeft dat te maken met werkflexibiliteit, de inhoud van het werk, de financiële opbrengsten of de normen die in onze maatschappij heersen? De resultaten van een vignetexperiment laten zien dat vooral het financiële aspect meespeelt. Werkflexibiliteit en de inhoud van het werk zijn ook reden voor deeltijders om meer te willen werken. Opvallend spelen sociale normen geen rol in deze beslissing. De resultaten geven richten aan het programma en beleid om meer uren werken te stimuleren.
Lees hier meer over Anne van der Put.
Wil je weten wie er nog meer zullen spreken en wat je kunt verwachten? Houd onze nieuwsberichten en website goed in de gaten voor de nieuwste updates en informatie over de dag. Meer informatie vind je op onze website!
Wacht niet langer en verzeker jezelf van een plek! Koop nu je ticket via onze website!
Koop direct via deze link!
Handreiking voor het begeleiden van statushouders op de werkvloer
Talentvolle statushouders staan nu nog vaak langs de kant, terwijl zij een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan het verminderen van de krapte op de arbeidsmarkt. Ze brengen nieuwe perspectieven met zich mee die creativiteit en innovatie binnen organisaties kunnen bevorderen. Bovendien leren statushouders door te werken sneller de Nederlandse taal en cultuur, wat hun integratie in de Nederlandse samenleving bevordert. Het doel was om een handreiking voor werkgevers te ontwikkelen met inspiratie en concrete acties om statushouders te begeleiden op de werkvloer.
Wij hebben gesprekken gevoerd met zeven organisaties uit verschillende sectoren over hun ervaringen met het begeleiden van statushouders op de werkvloer. Daarnaast hebben we inzichten specifiek over het verkleinen van taal- en cultuurverschillen geïnventariseerd uit andere handreikingen en bestaand onderzoek. Deze handreiking geeft een overzicht van wat werkt bij het begeleiden van statushouders op de werkvloer. Nieuwe medewerkers vragen altijd om een extra investering, maar statushouders misschien net iets meer. Deze handreiking biedt inspiratie, houvast en praktische handvatten voor het succesvol begeleiden van statushouders in de organisatie.
Meer weten?
Download dan hieronder de handreiking of neem contact op met Miranda Witvliet.
Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Actieonderzoek UWV: handelingsperspectieven voor re-integratieprofessionals
Professionals kunnen bij de re-integratie van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering hun aanpak nog meer afstemmen op het gedrag van deze mensen en de dynamiek waarin zij zich bevinden. Dat blijkt uit onderzoek dat we – samen met Centerdata en TU Delft en in opdracht van uitkeringsinstantie UWV – uitvoerden naar het gedrag van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering bij re‑integratie en werk. Het onderzoek leidde tot vijf concrete handelingsperspectieven voor re-integratieprofessionals én tot de ontwikkeling van een handige kaartenset die het gesprek tussen professional en cliënt stroomlijnt.
Professionals van UWV en van re-integratiebedrijven proberen uitkeringsgerechtigden zo goed mogelijk op weg te helpen naar werk. Maar: het gedrag van mensen is complex, vaak onoverzichtelijk en veranderlijk.
Op verzoek van de uitkeringsinstantie keken we daarom in dit onderzoek naar hoe het gedrag van uitkeringsgerechtigden beschreven kan worden en welke factoren en dynamieken het gedrag beïnvloeden. Ook brachten we in kaart welke handelingsperspectieven professionalsgeboden zouden kunnen worden om te komen tot effectieve(re) re-integratie.
Adaptieve cyclus
De eerste fase van het onderzoek omvatte een uitgebreide literatuurstudie en zestig diepte-interviews met uitkeringsgerechtigden. Ook observeerden we twaalf gesprekken tussen uitkeringsgerechtigden en hun professionals (inclusief een nagesprek met de professional) en een aantal praktijkateliers.
De situatie waarin uitkeringsgerechtigden zich bevinden is dynamisch. Dit leidt ertoe dat uitkeringsgerechtigden zich in een continue adaptieve cyclus aanpassen. Het onderzoek liet onder meer zien dat deze adaptieve cyclus bestaat uit vier stadia: een situatie van evenwicht kan gevolgd worden door een verstoring, waarna een heroriëntatie moet plaatsvinden die leidt tot groei (naar een nieuw evenwicht). Zonder oog voor deze cyclus kan een re‑integratieaanpak te weinig aandacht hebben voor de dynamiek waar mensen zich in bevinden; een dynamiek die re‑integratie zowel kan belemmeren als versnellen.
Vijf handelingsperspectieven
Professionals kunnen bij de re-integratie van arbeidsbeperkten hun aanpak kortom nog meer afstemmen op het gedrag van deze mensen en de dynamiek waarin zij zich bevinden. In de tweede fase van het onderzoek formuleerden we daarom, aan de hand van deze inzichten uit de eerste fase, vijf concrete handelingsperspectieven. Die helpen de professional om sneller tot de kern van het probleem komen als een uitkeringsgerechtigde vast lijkt te zitten in het re-integratieproces.
Kaartenset als interventie
Ook ontwikkelden de onderzoekers een nieuwe interventie, in de vorm van een kaartenset die professionals voorafgaand aan het gesprek naar de cliënt kunnen sturen. Die kaarten bevatten een aantal vragen voor cliënten over hun situatie en over hun wensen. Het idee daarachter is dat cliënten al vóór het daadwerkelijke gesprek nadenken over wat ze precies willen, zodat ze ook echt ‘eigenaar’ worden van dat gesprek. Tegelijkertijd helpt de kaartenset de professional om in het gesprek systematisch alle voor re-integratie belangrijke onderwerpen te bespreken.
Uit een eerste pilot blijkt inderdaad dat de kaartenset de kwaliteit van het gesprek tussen cliënt en professional ten goede komt, en dat de kans op een succesvolle, gezamenlijke uitkomst aanzienlijk groter wordt.
Meer weten?
Lees dan het uitgebreide eindrapport. Of neem contact op met Yannick Bleeker.
“Het onderwerp mentale vitaliteit lééft”
Onlangs evalueerde Regioplan de voucherregeling die ZonMw tijdens de coronacrisis in het leven riep om de mentale vitaliteit van werkenden te bevorderen. De regeling was overwegend succesvol, maar: het bereik kan beter, vertelt onderzoeker Anca Vadanescu. “Juist op deze krappe arbeidsmarkt is het belangrijk om te blijven investeren in de mentale vitaliteit van werkenden.”
Een toegenomen ervaren werkdruk en een verhoogd risico op mentale klachten: de coronacrisis had een aanzienlijke impact op de mentale gezondheid van werkende mensen. Dat gold zeker in bepaalde sectoren waarin een extra beroep werd gedaan op werknemers (zoals de zorg en het onderwijs). Ook de overgang naar nieuwe werkmethoden (zoals meer thuiswerken of hybride werken) vormde voor veel werkenden een uitdaging.
Kennisvoucherregeling
Om hier iets aan te doen, ontwikkelde ZonMw (op verzoek van de ministeries van SZW en VWS) een subsidieprogramma, gericht op de mentale vitaliteit van werkenden. In het kader van deze kennisvoucherregeling konden arbeidsmarkt- en opleidingsfondsen, brancheorganisaties, organisaties voor zelfstandigen en werkgever- en werknemersorganisaties geaccrediteerde professionals inhuren om de mentale vitaliteit van werknemers te bevorderen, vertelt onderzoeker Anca Vadanescu. “Om lering te trekken uit dit programma, deden wij op verzoek van ZonMw onderzoek naar de verstrekte vouchers. Hoeveel en welke werkenden maakten gebruik van de regeling? Welke effecten ervaren werkenden na het volgen van een traject? Hoe tevreden waren ze met de trajecten? En: welke leer- en verbeterpunten heeft het traject opgeleverd?”
Voor het onderzoek werd onder meer een programmatheorie ontwikkeld die de beoogde werking van de subsidieregeling in kaart brengt. Ook werd een online vragenlijst verspreid onder deelnemers aan de voucherregeling (die in totaal door 131 deelnemers werd ingevuld) én werden er acht casestudies uitgevoerd op toegekende subsidies.
Algehele tevredenheid onder deelnemers
Onder de deelnemers heerst algehele tevredenheid over de voucherregeling, vertelt Anca. “Van de ondervraagde deelnemers is 56 procent tevreden, 39 procent is zelfs zeer tevreden. Ook is 96 procent van de deelnemers positief over de begeleiding van de professional. Verder geven de deelnemers over het algemeen de voorkeur aan een online traject boven een fysiek of hybride traject, met name vanwege het gemak; deelnemers konden eenvoudiger deelnemen vanaf verschillende locaties, wat tijd bespaarde en hen de flexibiliteit bood om op geschikte momenten deel te nemen. Verder spraken veel deelnemers hun waardering uit voor het geboden maatwerk, de flexibiliteit én het feit dat de coachingstrajecten gratis toegankelijk waren.”
Ná het traject rapporteerden deelnemers goeddeels positieve effecten, schetst Anca. “Zo gaf 77 procent van de deelnemers aan zich geestelijk fitter te voelen, terwijl 68 procent een grotere weerbaarheid bij tegenslagen rapporteerde. Ook geven veel deelnemers aan over meer veerkracht en mentale energie te beschikken.”
Goed gevoel bij coaches en werkgevers
Verder kijken ook de ondervraagde coaches volgens Anca over het algemeen met een goed gevoel terug op de door hen verzorgde coachingstrajecten. “Als pluspunten noemen ze het laagdrempelige karakter en de mogelijkheden tot fysieke interactie. De online sessies werden gezien als minder impactvol. Ook vormden vertragingen en tijdsdruk obstakels voor een optimaal resultaat.”
In het kader van het onderzoek werden ook werkgevers ondervraagd, vertelt Anca. “Werkgevers waren niet altijd op de hoogte van het feit dat hun werknemers deelnamen aan een coachingstraject. Maar de ondervraagde werkgevers die wél op de hoogte waren, zijn positief over de aangeboden trajecten; zeker als er intern niet veel budget was voor begeleiding van werknemers. Over het algemeen hadden werkgevers naar eigen zeggen overigens beperkt zicht op de ervaren effecten.”
Verbeterpunten
Al met al was de subsidieregeling overwegend succesvol, vat Anca samen. “De doelen – waaronder het ondersteunen van mentaal belaste werkenden en het bevorderen van vitaliteit bij thuiswerkenden – zijn grotendeels behaald. Daarmee is het waarschijnlijk dat de subsidieregeling een bijdrage heeft geleverd aan de duurzame inzetbaarheid van werkenden. Aandachtspunten voor toekomstige subsidieregelingen en trajecten zijn er tegelijkertijd óók. Zo liet het bereik onder organisaties te wensen over; ondanks dat het proces om subsidie aan te vragen als laagdrempelig werd ervaren, hebben slechts enkele organisaties een aanvraag ingediend. Het is daarom aan te raden om subsidieregelingen actiever te promoten bij potentiële aanvragers en andere geïnteresseerden die zich inzetten voor de mentale vitaliteit van werkenden. Ook het beperkte bereik onder deelnemers is een aandachtspunt. En ten slotte valt op dat werkgevers beperkt inzicht hebben in de merkbare effecten van de aangeboden trajecten voor hun werknemers. Bovendien hebben slechts weinig werkgevers deelgenomen aan dit onderzoek. We raden dan ook aan om ook werkgevers actiever te betrekken bij toekomstige initiatieven om de mentale vitaliteit te vergroten.”
Drukbezochte slotconferentie
De slotconferentie die ZonMw en Regioplan onlangs organiseerden, werd opvallend druk bezocht. Het onderwerp mentale vitaliteit lééft, merkt Anca. “Zeker in deze tijden van arbeidsmarktkrapte en toenemende werkstress – TNO verwacht dat het aantal mensen met stressklachten alleen maar zal toenemen – is het goed dat er initiatieven als de voucherregeling zijn. En voor werkgevers is het sowieso belangrijk om te blijven investeren in de mentale vitaliteit van werkenden – juist op deze krappe arbeidsmarkt.”
Meer weten?
Lees dan ons eindrapport. Of neem contact op met Anca.
“Ik houd ervan om in nieuwe materie te duiken”
Leren en ontwikkelen: het loopt als een rode raad door de (studie)loopbaan van Mathilde Vandersteen. In haar nieuwe rol als beleidsonderzoeker bij Regioplan vallen er tegelijkertijd ook genoeg nieuwe werelden te ontdekken. “Iedereen hier heeft de drive om in een nieuw onderwerp te duiken en het helemaal te ontleden.”
Toen Mathilde Vandersteen nog op het vwo zat en naar een voorlichtingsbijeenkomst over de studie Onderwijswetenschappen ging, wist ze meteen: dít is wat ik wil gaan doen. “Onderwijswetenschappen is een brede studie waarbinnen meerdere aspecten samenkomen – van psychologie tot bestuurskunde en organisatiekunde –, maar dan wel met één focuspunt: leren en ontwikkelen. Bovendien is onderwijs bij uitstek een maatschappelijke relevant thema, en daar wilde ik graag aan bijdragen; niet per se door zelf voor de klas te gaan staan, maar door het onderwijs te bestuderen.”
Leren en ontwikkelen
Na het behalen van haar bachelor Onderwijswetenschappen aan de Universiteit Utrecht (waar ze ook nog onder andere de minors Sociolinguïstiek en Bestuur & Beleid volgde), vervolgde Mathilde haar studieloopbaan in Maastricht met de master Learning and Development in Organizations. “Die master focust zich niet zozeer op onderwijs, maar meer op de HR-kant van leren en ontwikkelen. Na het behalen van mijn master werkte ik vervolgens een tijdje als HR-consultant. Dat was leuk om te doen, al miste ik na een tijdje het me écht verdiepen en vastbijten in een bepaald onderwerp.”
“Toen heb ik een paar maanden bijgehouden wat ik wél en minder leuk vond aan mijn werk. Zo kwam ik tot de conclusie dat een rol als onderzoeker wellicht beter bij me zou passen.” Lachend: “Het feit dat ik heel analytisch te werk ging bij het nadenken over een nieuwe baan, gaf eigenlijk al aan in welke richting ik het zou moeten zoeken.”
Open sollicitatie
Uiteindelijk kwam Mathilde via een open sollicitatie bij Regioplan terecht. Haar nieuwe rol als beleidsonderzoeker binnen ons team Werk, Participatie & Sociale Zekerheid bevalt tot nu toe erg goed, vertelt ze. “Deze eerste maanden werk ik onder meer mee aan een onderzoek dat inhoudelijk raakt aan mijn eerste liefde, onderwijs. In deze studie onderzoeken we de behoefte van mbo-docenten om eventueel een master in digitale vaardigheden te volgen. Het is leuk om bij zo’n onderwerp in gesprek te gaan met mensen met een vergelijkbare studieachtergrond als de mijne.”
“Maar het is ook enorm leuk om met andere onderwerpen in aanraking te komen. Zo ben ik ook bezig met een onderzoek naar de wettelijke mogelijkheden om te voorkomen dat huishoudens met kinderen worden afgesloten van water en energie, wat weer een heel ander onderwerp is. Andere onderzoeken richten zich op de toelating van organisaties die arbeidsmigranten tewerkstellen in Nederland of over het functioneren van Europese ondernemingsraden.”
Nieuwe materie
Enorm divers en uiteenlopend, beaamt Mathilde. “Ik houd ervan om in nieuwe materie te duiken. Bij sommige onderzoeken komt ook een politieke component kijken; niet zozeer in ons eigen werk, maar wel in de onderwerpen die we onderzoeken en de context daaromheen. Dat maakt het erg interessant. En verder is het ook gewoon een fijne werkplek; iedereen hier heeft de drive om in een nieuw onderwerp te duiken en het helemaal te ontleden. Wat dat betreft zit ik hier goed op mijn plek.”
Ansichtkaarten
Naast haar werk als beleidsonderzoeker blijft er gelukkig ook nog voldoende vrije tijd over voor Mathildes hobby’s: yoga en het bezoeken van ballet- en operavoorstellingen. En verder mag ook haar fascinatie voor ansichtkaarten niet onvermeld blijven, vertelt ze. “In Maastricht zit een heel knus, klein winkeltje waar ze alleen maar ansichtkaarten verlopen en waar ze echt een heel mooie collectie hebben. Als ik weer eens in Maastricht ben, ga ik daar altijd even langs.”
Geslaagde slotconferentie: “Mentale vitaliteit leeft”
Eind februari vond in De Prodentfabriek in Amersfoort de slotconferentie ‘Mentale vitaliteit van werkenden’ plaats. De mede door Regioplan georganiseerde conferentie, in opdracht van ZonMw, bood de aanwezigen een unieke kans om inzichten te krijgen in de resultaten van het onderzoeksprogramma ‘Mentale vitaliteit van werkenden’.
Dat het onderwerp mentale vitaliteit leeft binnen werkend Nederland: dat was Anca Vadanescu (die de conferentie mede organiseerde) vanuit haar onderzoekswerk bij Regioplan al wel duidelijk. Maar dat er zóveel interesse zou zijn voor deze slotconferentie had ze niet verwacht, vertelt ze. “Samen met ZonMw begonnen we in de zomer van 2023 met de voorbereidingen voor deze bijeenkomst en mikten toen op minimaal 75 deelnemers of iets meer. Al snel bleek de interesse een stuk groter dan verwacht, en uiteindelijk mochten we eind februari ruim 160 deelnemers verwelkomen. Een mooie illustratie van het feit dat het onderwerp ‘mentale vitaliteit’ hoog op de agenda staat binnen werkend Nederland.”
Interessante lezingen
De doelgroep van de conferentie bestond onder meer uit HR-medewerkers, leidinggevenden, werkgevers en anderen die werkenden ondersteunen bij mentale vitaliteit. Tijdens deze middag konden zij luisteren naar het openingswoord van Tinka van Vuuren, bijzonder hoogleraar Vitaliteitsmanagement aan de Open Universiteit Nederland. Zij schetste de contouren van het subsidieprogramma Mentale vitaliteit van werkenden, dat in 2022 van start ging naar aanleiding van de grote impact die de coronacrisis had op het mentaal welbevinden van werkenden.
Vervolgens was het de beurt aan keynote speaker en arbeids- en organisatiepsycholoog Hanan Haddouch. Centraal in haar speech stond de vraag hoe we mentale vitaliteit kunnen versterken.
Ter afsluiting van het plenaire programma presenteerde Anca zelf de resultaten die de voucherregeling heeft opgeleverd. Belangrijke bevinding: maar liefst 95 procent van de deelnemers aan de regeling gaf aan positief te zijn en na afloop over meer mentale energie te beschikken. Deze resultaten zullen binnenkort worden gepubliceerd op de website van Regioplan.
Interactieve workshops
Na de pauze konden de conferentiedeelnemers terecht bij verschillende workshops rondom onderwerpen als waarderend onderzoeken, innovatieve interventies, vitaliteit in ziekenhuizen en in het onderwijs, projecten om agressie en geweld tegen te gaan in het gevangeniswezen, en initiatieven gericht op het aanpakken van burn-out en werkstress.
Meer weten over de presentaties en de workshops? Lees dan het uitgebreide verslag van de slotconferentie op de site van ZonMw.
Waardevolle feedback
Als medeorganisator kijkt Anca terug op een heel positief verlopen conferentie. “Zoals ik al aangaf was de interesse veel groter dan we vooraf hadden verwacht. Maar ook tijdens en na afloop de conferentie hebben we veel waardevolle feedback gekregen van deelnemers; over de goede sfeer en de mooie locatie, maar vooral ook over de inhoud en de aspecten waar meer aandacht aan besteed zou mogen worden. Ik hoorde van meerdere deelnemers dat ze veel hadden aan de praktische interventies die tijdens deze middag voorbijkwamen in de plenaire presentaties en tijdens de workshops, maar ook dat er vraag was naar meer. Hoe kun je werkdruk aanpakken en mentale vitaliteit bespreekbaar maken? Voor ons als organisatie was het fijn om te horen dat deelnemers ook echt iets konden met de tips en adviezen die ze deze middag kregen.”
Geslaagde slotconferentie
Tijdens de afsluitende borrel werd er ten slotte volop genetwerkt, vertelt Anca. “Er werden ervaringen uitgewisseld en waardevolle contacten gelegd. Ook onze opdrachtgever, ZonMw, was erg tevreden. Ook in die zin kijken we terug op een geslaagde slotconferentie.”
“Na corona organiseert Regioplan weer steeds vaker dit soort offline bijeenkomsten voor opdrachtgevers. Voor ons was deze slotconferentie in elk geval de bevestiging dat bijeenkomsten als deze, ook in deze digitale tijden, nog altijd enorm goed werken om kennis te delen en ervaringen uit te wisselen. We blijven hier dan ook volop op inzetten!”
Cliëntenparticipatie: vervelende verplichting of de moeite waard?
Hoe betrek je cliënten op een goede manier bij beleidsvorming? In opdracht van het ministerie van SZW deden we onderzoek naar de vraag hoe cliëntenparticipatie wordt gezien én naar de knelpunten en uitdagingen die de betrokken partijen in de praktijk ervaren.
Wet- en regelgeving (zoals de Participatiewet en de Wet SUWI) verplicht gemeenten en instanties als UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om cliënten bij de beleidsontwikkeling te betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van cliëntenraden en participatieraden. Naast deze formele vormen van cliëntenparticipatie gebruiken gemeenten en instanties ook informele vormen om burgers te betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van wijktafels, panels en dialoogsessies.
Eigen invulling
Cliëntenparticipatie kent op papier veel voordelen. Zo kan het zorgen voor doeltreffender (en doelmatiger) beleid, meer draagvlak, en daarmee voor een kleinere kloof tussen overheid en burgers. Tegelijkertijd is cliëntenparticipatie geen eenduidig begrip; elke organisatie geeft er – binnen de wettelijke kaders – haar eigen invulling aan.
In opdracht van het ministerie van SZW voerde Regioplan daarom een verkennend onderzoek uit. Welke beelden en verwachtingen bestaan er rondom cliëntenparticipatie? Hoe wordt cliëntenparticipatie in de praktijk uitgevoerd en georganiseerd? En: hoe wordt dat ervaren?
Vergelijkbaar beeld
Voor dit onderzoek spraken we uitgebreid met onder meer burgers, cliëntenraden en bestuurders over hoe de cliëntenparticipatie momenteel is ingericht én over hoe dit volgens hen ingericht zou moeten worden. Die gesprekken lieten zien dat er – in grote lijnen – een vergelijkbaar beeld bestaat van wat cliëntenparticipatie betekent. De meeste geïnterviewden leggen cliëntenparticipatie uit als manier om perspectieven van cliënten op te halen, te vertalen en te gebruiken om beleid en dienstverlening beter aan te laten sluiten bij de leefwereld van cliënten.
Zes zienswijzen
Binnen dit gedeelde beeld is er echter nog veel ruimte voor verschillende visies op de
mate waarin en manier waarop cliënten zouden moeten participeren. In dit onderzoek onderscheiden we zes verschillende, ideaaltypische manieren om naar cliëntenparticipatie te kijken.
• Vooral cliënten en sommige cliëntenraden zien participatie als een recht waarbij zij – in uiterste vorm – op elk moment in de beleidscyclus kunnen participeren.
• In een andere visie wordt cliëntenparticipatie met name gezien als laboratorium; als een vorm voor cliënten en bestuurders om – als gelijkwaardige partners – thema’s te agenderen, beleid te bedenken, voor te bereiden en te proberen.
• Zien belanghebbenden cliëntenparticipatie vooral als alarm? Dan is het voor hen een manier om problemen te signaleren in de maatschappij en in de uitvoering van beleid.
• Sommige belanghebbenden zien cliëntenparticipatie vooral als ‘zaklamp’: als een manier om de richting van beleid te kunnen bepalen of verifiëren.
• Bestuurders en beleidsadviseurs gebruiken cliëntenparticipatie primair als ‘kruiwagen’, om de legitimiteit van beleid te vergroten en draagvlak voor beleid te vergaren.
• Ten slotte ervaren sommige belanghebbenden cliëntenparticipatie primair als een plichtmatige, vertragende horde; bijvoorbeeld als de beleidsrichting al bepaald is, of als belanghebbenden voelen dat ingezette energie niet opweegt tegen de opbrengsten.
Enige meerwaarde
Uit het onderzoek komt al met al naar voren dat cliënten, cliëntenraden, bestuurders, beleidsadviseurs en landelijke stakeholders over het algemeen vinden dat cliëntenparticipatie in ieder geval enige meerwaarde heeft. Deze meerwaarde bestaat bijvoorbeeld uit doeltreffender beleid, beleid en uitvoering die beter aansluiten bij de leefwereld van burgers, en uit het feit dat burgers zich meer gehoord voelen.
Knelpunten
Tegelijkertijd zijn er ook (zeer) kritische geluiden te horen. Veel mensen vinden dat cliëntenparticipatie beter zou moeten en kunnen. Daarbij komen met name vijf knelpunten naar voren die de opbrengsten van cliëntenparticipatie volgens belanghebbenden in de weg staan.
• Cliënten(raden), bestuurders, beleidsadviseurs en landelijke stakeholders vinden dat de beperkte representativiteit een groot knelpunt is. Hierdoor is het onder meer soms de vraag in hoeverre de inbreng het perspectief van (een veelzijdige groep) cliënten vertegenwoordigt.
• Werving en behoud van cliënten: veel cliëntenraden lukt het niet altijd om cliënten bereid te vinden om tijd in het lidmaatschap te steken. Tegelijkertijd hebben cliënten soms de indruk dat cliëntenraden hoge eisen stellen aan de kennis en vaardigheden van raadsleden en daarom mogelijk te selectief zijn.
• De kwaliteit van inbreng van cliënten is, althans in de ogen van beleidsadviseurs en bestuurders, niet altijd voldoende om voor beleidsontwikkeling te kunnen worden gebruikt.
• Vooral cliëntenraden zien gebrekkige doorwerking van inbreng als een belangrijk knelpunt. Het is niet altijd duidelijk of en hoe inbreng bijdraagt aan beleidsontwikkeling.
• Cliëntenraden ervaren niet altijd voldoende ondersteuning vanuit de uitvoeringsorganisatie voor de invulling van hun rol. Hierbij gaat het bijvoorbeeld over betrokkenheid door bestuurders, adequate ambtelijke ondersteuning, en financiële middelen om activiteiten uit te voeren.
Aanbevelingen
Op basis van alle bevindingen en conclusies komen we tot een aantal aanbevelingen. Zo is het belangrijk om te bepalen of aanpassingen in wet- en regelgeving noodzakelijk zijn om cliëntenparticipatie te versterken. Ook raden we aan om te verkennen in hoeverre er mogelijkheden zijn om de cliëntenparticipatie door cliëntenraden te verbeteren, bijvoorbeeld door professionalisering, (kennis)uitwisseling en doorontwikkeling van gedeelde randvoorwaarden. Een laatste aanbeveling luidt om de mogelijkheden voor cliëntenparticipatie te vergroten door informele participatie te stimuleren.
Meer weten?
• Lees dan onze factsheet, met een kort en bondig overzicht van de belangrijkste bevindingen. Of lees het het volledige eindrapport.
• Of neem contact op met onderzoeker Rosanne Schaap.
Mathilde Vandersteen MSc
Maatschappelijke thema’s die op welke wijze dan ook gelieerd zijn aan leren, werk en arbeidsmarkt: daar word ik blij van! Ik buig me graag over complexe onderwerpen die een combinatie van analytisch onderzoek en praktische inzichten vereisen. Ik ga hierbij kritisch te werk, met een goede dosis georganiseerde creativiteit. Het liefst combineer ik kwantitatieve en kwalitatieve methodieken om zo alle aspecten van een onderwerp voldoende uit te kunnen lichten in zowel de breedte als de diepte.
Ik vind het belangrijk dat resultaten van onderzoek kunnen helpen om zaken te verbeteren. Wat kun je in de praktijk met de inzichten die op papier staan? Mijn doel is om die verbinding telkens mogelijk te maken.