Werkveld: Onderwijs
Naschoolse activiteiten in Amsterdam West
Kinderen tussen de 6 en 12 jaar zijn volop bezig met het ontdekken van hun talenten en interesses. De ontwikkeling hiervan speelt zich niet alleen af tijdens schooluren. Scholen proberen, eventueel samen met welzijnsorganisaties, een brug te slaan tussen onderwijs en talentontwikkeling. Zij organiseren hiertoe naschoolse activiteiten (NSA). Stadsdeel West van de gemeente Amsterdam ondersteunt dergelijke NSA middels de subsidieregeling Brede Talentontwikkeling (BTO).
In opdracht van stadsdeel West zochten wij uit op welke manier naschoolse activiteiten bijdragen aan talentontwikkeling van kinderen. Het rapport resulteerde in aanbevelingen ter verbetering.
Meer informatie?
Benieuwd naar de aanbevelingen? Lees hieronder ons rapport of bekijk onze factsheet.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Yannick.
Evaluatie Curriculum.nu
Wat moeten leerlingen op school meekrijgen om uit te groeien tot volwassenen die zich kunnen handhaven in en bijdragen aan onze samenleving? Welke leerstof willen we in het curriculum behouden, wat toevoegen en wat loslaten? Een herziening van het curriculum kan hierover duidelijkheid bieden aan de scholen.
Begin 2018 is daarom een ontwikkeltraject gestart dat de actualisering van de kerndoelen en eindtermen voorbereidt. Tijdens het traject buigen negen ontwikkelteams van leraren en schoolleiders zich over de vraag wat leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs moeten kennen en kunnen op negen leergebieden. De ontwikkelteams ontvangen daarbij feedback van ontwikkelscholen, (vak)experts en andere betrokkenen. We monitoren de voortgang van dit complexe ontwikkeltraject met een heel handige procesthermometer. Eventuele knelpunten worden hiermee direct duidelijk, waardoor het proces gericht kan worden bijgestuurd.
Meer informatie?
Klik hier voor de website van het project of bel met Jacob.
Regeldruk en de Regeldrukagenda
Hoe ontwikkelt zich de ervaren regeldruk in het po, vo en mbo? En welke rol spelen de maatregelen uit de Regeldrukagenda daarbij? Dat waren belangrijke vragen voor de evaluatie van de Regeldrukagenda. Uit onze evaluatie blijkt dat er in alle sectoren meer aandacht is voor de regeldruk. Een groot deel van de scholen neemt maatregelen om regeldruk die uit de eigen schoolorganisatie komt te verminderen. De Regeldrukagenda wordt mede genoemd als aanleiding voor die aandacht.
Dit onderzoek maakt deel uit van het door NRO gefinancierde en door de Erasmus Universiteit Rotterdam en de VU Amsterdam uitgevoerde project ‘Regulering, regeldruk en ruimte voor sturing in het onderwijs’.
Meer informatie?
Neem contact op met Kees of kijk bij ons project Meldpunt Regeldruk po.
De subsidieregeling voor jongeren met ernstige scholingsbelemmeringen heeft te weinig bereik
Voor jongeren met een beperking is het vaak moeilijk om een opleiding te volgen in het gewone beroepsonderwijs. Zij kunnen gebruikmaken van de ESB-regeling: een subsidie voor jongeren vanaf 18 jaar met ernstige scholingsbelemmeringen, waarmee ze in een speciale scholingsinstelling een traject op maat kunnen volgen. De ESB-regeling kan in heel Nederland worden aangevraagd. Uit ons onderzoek blijkt echter dat de subsidie slechts in een beperkt aantal arbeidsmarktregio’s wordt gebruikt. Dit zijn, niet toevallig, de regio’s waarin de speciale scholingsinstellingen zijn gevestigd.
Nederland kent vier scholingsinstellingen die aan de hand van de ESB-regeling jongeren scholen en naar werk begeleiden. Onze eerdere evaluatieonderzoeken van de ESB-regeling (2012 en 2016) laten zien dat de instellingen goede resultaten behalen met de doelgroep. De integrale ondersteuning die zij jongeren bieden is uniek in Nederland.
Het aanbod bereikt maar een deel van de doelgroep
De regio’s waar het meeste gebruik wordt gemaakt van de ESB-regeling zijn Zuid-Limburg, Friesland, Regio Zwolle, Groningen en Midden-Gelderland. In de overige arbeidsmarktregio’s wordt geen of weinig gebruik gemaakt van de subsidieregeling. Dit betekent niet dat daar geen jongeren met ernstige scholingsbelemmeringen wonen. We schatten dat er in Nederland per jaar zo’n 500 tot 650 jongeren zijn die onder de doelgroep vallen. De vier ESB-scholingsinstellingen kunnen samen zo’n dertig tot veertig procent van deze jongeren een traject aanbieden.
In veel regio’s geen integraal aanbod voor jongeren met ernstige scholingsbelemmeringen
In de regio’s waar geen gebruik wordt gemaakt van de ESB-regeling ontbreekt een integraal ondersteuningsaanbod voor jongeren met ernstige scholingsbelemmeringen. De doelgroep krijgt op allerlei andere manieren ondersteuning, bijvoorbeeld ondersteuning bij het behalen van een diploma, arbeidstoeleiding, een combinatie van leren en werken of dagbesteding. Een integraal aanbod als dat van de ESB-instellingen had de jongeren wellicht verder kunnen brengen. Deze bevindingen zijn voor het ministerie van SZW aanleiding om (binnen de bestaande financiële kaders) een variant op de ESB-regeling uit te werken waarmee een bredere groep kan worden bereikt. In haar brief aan de Kamer stelt Staatssecretaris Van Ark te streven naar “een evenwichtige ondersteuning van jongeren met ernstige scholingsbelemmeringen in alle regio’s, in aansluiting op de infrastructuur die in de regio beschikbaar is.” De expertise van de ESB-instellingen kan daarbij een belangrijke rol spelen.
Meer weten?
Klik hier voor het rapport van onze Quickscan niet-gebruik ESB-regeling. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jacob van der Wel.
Evaluatie ESB-regeling
De ESB-regeling is een subsidieregeling voor jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. De regeling geeft jongeren toegang tot een traject waarin scholing en arbeidstoeleiding worden gecombineerd. De uitvoering van de trajecten is in handen van vier scholingsinstellingen die samenwerken onder REA College Nederland en EEGA.
Uit de evaluatie bleek dat de ESB-scholingsinstellingen goede resultaten behalen bij scholing en begeleiding van de doelgroep naar werk. Wel is het bereik van de regeling beperkt. Deelnemers aan de regeling komen doorgaans uit de omgeving van de scholingsinstelling. In de provincies Zuid-Holland, Noord-Brabant en Zeeland maken vrijwel geen jongeren gebruik van de regeling.
Deze conclusie was de aanleiding voor een vervolgonderzoek naar (de ondersteuning van) de ESB-doelgroep in de regio’s die niet gedekt worden door het ESB-aanbod. Daarin stellen we vast dat de ESB-doelgroep in alle regio’s voorkomt en landelijk een omvang heeft van zo’n 500 tot 650 jongeren per jaar. Buiten de regio’s waar de ESB-scholingsinstellingen zijn gevestigd is het ondersteuningsaanbod voor deze jongeren minder omvattend dan het ESB-aanbod.
Meer informatie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jacob.
Toezicht naleving Leerplichtwet door scholen
Om tot een betere naleving van de Leerplichtwet door de schoolhoofden te komen, is het toezicht hierop in 2012 wettelijk overgegaan van de gemeente naar de Inspectie van het Onderwijs. We onderzochten voor het ministerie van OCW hoe het in 2017 is gesteld met het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet door scholen en mbo-instellingen. Het onderzoek maakt duidelijk dat het inspectietoezicht op de naleving van de Leerplichtwet sinds 2014-2015 is verbeterd.
Meer informatie?
Meer weten over de bevindingen? Lees hieronder ons rapport. Vragen over dit onderzoek of thema’s op het terrein van leerplicht? Neem contact op met Jos.
Toename vrijstellingen van leerplicht ‘5 onder a’
De afgelopen jaren is het aantal vrijstellingen van de leerplicht op grond van lichamelijke of fysieke beperking (artikel 5 onder a) gestegen van bijna 3100 in 2010-2011 naar bijna 5100 in 2014-2015. Door de invoering van onder meer passend onderwijs en de Wet langdurige zorg was een teruggang verwacht. In de media komt regelmatig de suggestie voorbij dat dit soort vrijstellingen te makkelijk wordt afgegeven. Veruit de meeste leerplichtambtenaren die wij hebben gesproken, herkennen dat beeld niet. Bovendien hebben leerplichtambtenaren juridisch gezien geen mogelijkheden om deze vrijstellingen tegen te gaan als ouders er een onderbouwd beroep op doen.
Als we kijken naar mogelijke verklaringen voor de stijging, is de eerste vraag of de geregistreerde stijging feitelijk wel klopt. De registratie heeft in de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekregen en definities zijn verduidelijkt. Dit heeft bij meerdere gemeenten tot een ophoging van de cijfers geleid. Dit neemt niet weg dat de groei (deels) wel degelijk feitelijk kan zijn. Het onderzoek vond plaats in opdracht van het ministerie van OCW, met ondersteuning van Ingrado.
Meer informatie?
Neem contact op met Jos.
Eindexamenvakken op hoger niveau nu zichtbaar op het diploma
Deze maand ontvingen de eerste leerlingen die een eindexamenvak op hoger niveau hebben afgelegd een diploma waarop dit expliciet vermeld staat. Voorheen stond het alleen op de cijferlijst bij het diploma. Het levert de leerling nog niet veel concrete voordelen op. Wel krijgt de leerling erkenning voor zijn prestatie.
De vermelding op het diploma is een gevolg van het beleid waarin meer ruimte wordt gecreëerd voor maatwerk en flexibilisering in het voortgezet onderwijs. Met dit beleid wil het ministerie van OCW leerlingen meer kansen geven om het maximale uit zichzelf te halen.
In 2015 deden in totaal 1850 vmbo- en havo-examenleerlingen eindexamen in een of meerdere vakken op een hoger niveau. Tweederde daarvan is een vmbo-leerling in de basis- of kadergerichte leerweg. In de cijfers zit weinig ontwikkeling, al is ten opzichte van ons onderzoek in 2012 het aandeel van de vmbo-gt- en havo-leerlingen wat verstevigd.
Wellicht dat erkenning via het diploma scholen en leerlingen stimuleert om vaker gebruik te maken van deze vorm van maatwerk. Ook de ‘terugvaloptie’ kan daarvoor een stimulans zijn. Leerlingen die het vak op hoger niveau moeten herkansen mogen dat op het oorspronkelijke (lagere) niveau doen.
Meer weten?
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jacob van der Wel.
Evaluatie kosten toezicht en handhaving in de kinderopvang
Samen met Cebeon onderzochten we de kosten die gemeenten en GGD maken voor toezicht en handhaving in de kinderopvang. We verzamelden kwantitatieve gegevens over aantallen kinderopvanglocaties, inspecties en handhavingsacties en koppelden die aan financiële gegevens. Daarbij gebruikten we zowel landelijke databases als enquêtes. Het onderzoek, dat we deden in opdracht van het ministerie van SZW, is aangeboden aan de Tweede Kamer. De resultaten zijn meegenomen in de keuzes die gemaakt zijn in het beleid rondom ‘Het Nieuwe Toezicht’.
Meer informatie?
Neem contact op met Kees.
Een betere overgang naar de basisschool
Hoe kan de overgang voor kinderen die voor het eerst naar de basisschool gaan verbeterd worden? De meeste kinderen gaan na hun vierde verjaardag naar de basisschool. Een groot deel van hen gaat daarvóór naar een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. Om de overgang naar de basisschool te verbeteren, kunnen peuterspeelzalen en kinderdagverblijven samenwerken met scholen aan een ‘kindvriendelijke overdracht’.
Wij onderzochten wat er al bekend is over kindvriendelijke overdracht vanuit de wetenschap. Daarnaast bekeken we hoe peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen samenwerken om de overgang voor kinderen te vergemakkelijken. We formuleerden aanbevelingen voor de overheid en voor organisaties en professionals om de kindvriendelijke overdracht verder te verbeteren.
Samen met Sardes voerden we dit onderzoek uit in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Meer informatie?
Neem contact op met Bjørn.