Geweld tegen meisjes en vrouwen met een beperking

Hoe worden de mensenrechtelijke verplichtingen jegens meisjes en vrouwen met een beperking wat betreft bescherming tegen geweld ingevuld in beleid en praktijk?
In dit onderzoek, dat in opdracht van het College voor de Rechten van de Mens is uitgevoerd, is de stand van zaken in Nederland rond het VN-verdrag en de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag van Istanbul, geïnventariseerd. Het onderzoek bestond uit een beleidsanalyse van wet- en regelgeving, een deskresearch naar relevante praktijkinterventies, een klankbordbijeenkomst en interviews met experts en betrokkenen uit beleid en praktijk. Het laat zien dat de bescherming van deze doelgroep tegen geweld zowel in beleid als in de praktijk meer aandacht behoeft.

Meer informatie?
Neem contact op met Katrien.

Beleidsdoorlichting emancipatiebeleid

Het doel van het Nederlandse emancipatiebeleid is het realiseren van gendergelijkheid en gelijkheid wat betreft seksuele oriëntatie, genderidentiteit en geslachtskenmerken in de Nederlandse samenleving. Activiteiten voor deze doelen behelzen  agendering en bewustwording van belemmeringen voor gendergelijkheid, het aanjagen van lokaal gendersensitief beleid en het borgen van de juridische gelijke behandeling van lhbti-personen.

Wij brachten in kaart hoe dit beleid uitpakt in de praktijk voor vrouwen en lhbti-personen op een viertal leefdomeinen: arbeid, veiligheid, gezondheid en onderwijs. Met name op het thema gender en gezondheid en het thema veiligheid en sociale acceptatie van lhbti-personen heeft de insteek vruchten afgeworpen. Er is in de afgelopen jaren meer aandacht gekomen voor de genderdimensie bij gezondheidsvraagstukken en gemeenten zijn steeds actiever geworden in het vormgeven van lokaal beleid voor sociale veiligheid van lhbti-personen. Op de terreinen sociale veiligheid voor vrouwen, arbeid en onderwijs blijven de resultaten van de gekozen beleidsinzet nog achter.

Meer informatie?
Wij voerden dit onderzoek uit voor de Directie Emancipatiebeleid van het ministerie van OCW.

Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Jeanine.

Onderzoek naar de gemeentelijke anti-discriminatievoorzieningen

Gemeenten zijn bij wet verplicht om gemeentelijke anti-discriminatievoorzieningen (adv) in te richten waar burgers terechtkunnen voor ondersteuning en registratie bij ervaren discriminatie. Van alle adv’s brachten we in kaart hoe zij zijn ingericht en gefinancierd en welke taken zij uitvoeren. Daarnaast keken we hoe effectief de ondersteuning van slachtoffers van discriminatie is.

Binnen de huidige context zijn zelfstandig georganiseerde anti-discriminatievoorziening (adv’s) die regionaal opereren het beste in staat om potentiële slachtoffers van discriminatie te ondersteunen. In deze adv’s zijn alle belangrijke randvoorwaarden aanwezig voor een effectieve ondersteuning.

Het onderzoek vond plaats in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Meer informatie?
Neem contact op met Jeanine.

Het Charter Diversiteit: ervaringen en resultaten uit de praktijk

Sinds de start van het project Diversiteit in Bedrijf in 2015 tot eind 2018 hebben 160 bedrijven en organisaties, afkomstig uit zowel de private als publieke sector, het Charter Diversiteit ondertekend. Ondertekenaars bepalen zelf welke maatregelen op het terrein van Diversiteit & Inclusie zij van belang en haalbaar achten voor hun organisatie en verwerken dat in een Plan van Aanpak. Sommige organisaties richten zich op specifieke dimensies van diversiteit, zoals meer vrouwen (in de top), meer mensen met een arbeidsbeperking of meer mensen met een andere etnisch-culturele achtergrond. Andere organisatie zetten meer breed in op inclusie; het creëren van een veilige bedrijfscultuur waarin iedereen zich welkom voelt en gelijke kansen krijgt.

Positieve veranderingen, maar we zijn er nog niet

De ondertekenaars van het Charter Diversiteit voeren verschillende activiteiten uit om hun diversiteitsdoelstellingen te realiseren. Bijvoorbeeld activiteiten om bewustwording en draagvlak voor Diversiteit & Inclusie te vergroten en het aanpassen van het personeelsbeleid gericht op werving, behoud en doorstroom. Bijna alle ondertekenaars signaleren zowel bij de top als op de werkvloer meer bewustwording van het belang van diversiteit. “Er is meer awareness. Diversiteit staat bijvoorbeeld op de agenda bij de Raad van bestuur en bij de lagen daaronder”, aldus een respondent. En: “Ik zie veranderingen in de cultuur en in de vanzelfsprekendheid waarmee het onderwerp ter sprake wordt gebracht.” Ook is bij veel ondertekenaars sprake van een toename van het aantal medewerkers uit diversiteitsgroepen. Bedrijven benoemen dus positieve veranderingen, maar benadrukken ook dat verandering van de organisatiecultuur een langdurig proces is. “Een cultuuromslag realiseer je niet in een dag of week, het is een kwestie van een lange adem.”

Zes factoren voor succes

  • Een duidelijke probleemeigenaar met voldoende tijd en middelen;
  • Het creëren van een gevoel van urgentie, onder andere door het expliciteren van de business case;
  • Betrokkenheid van de top en leidinggevenden: Diversiteit & Inclusie als intrinsiek onderdeel van de visie en strategie;
  • Continue aandacht: de kracht van herhaling;
  • Inzetten op een combinatie van activiteiten: wisselwerking tussen activiteiten gericht op bewustwording en draagvlak en aanpassingen in het HR-instrumentarium;
  • Kritisch zijn en blijven op de werving en selectie.

Zes succesfactoren Diversiteit in Bedrijf schematisch weergegeven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Meer informatie?
Lees hieronder het rapport of neem contact op met Jeanine.

 

Advies aan WODC over gender in prevalentieonderzoek huiselijk geweld

Het WODC vroeg ons om te adviseren hoe gender in het komende prevalentieonderzoek naar huiselijk geweld beter kan worden geadresseerd. Met het advies kunnen in het komende onderzoek man-vrouwverschillen, overeenkomsten in slachtoffer- en daderschap, context en impact van het geweld nauwkeuriger kunnen worden gemeten en geduid.

Kleine toevoegingen in de fase 1-vragenlijst van het slachtoffer- en daderonderzoek dragen bij aan meer mogelijkheden om in de analyse tot een gendersensitief beeld te komen. Een grotere aanpassing van de vragenlijst maakt het echter mogelijk om tot een betere en meer gendersensitieve meting van huiselijk geweld te komen; bijvoorbeeld door meetinstrumenten te gebruiken die impact meenemen in de vragen naar geweldsvormen. Daarnaast kunnen dieptestudies daaraan bijdragen.

Voor het advies is met binnen- en buitenlandse experts gesproken. Vervolgens is het in 2010 uitgevoerde onderzoek langs een op wetenschappelijke literatuur gebaseerd toetsingskader gelegd en is een secundaire analyse op de data uit het prevalentieonderzoek van 2010 uitgevoerd.

Wij brachten het advies uit samen met Bureau Dijkstra.

Meer informatie?
Neem contact op met Katrien.

Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren: Evaluatie subsidieperiode 2007-2014

Het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) zet zich in om de
evenredige vertegenwoordiging van vrouwen binnen de universitaire
gemeenschap te bevorderen. Het LNVH is in 1993 gestart en is sinds 2001
een stichting. In de periode 2007-2014 heeft het LNVH jaarlijks subsidie van
het ministerie van OCW ontvangen en sinds 2011 van NWO, om activiteiten
uit te voeren en als organisatie te professionaliseren. Regioplan heeft in het kader van het aflopen van de subsidietermijn de activiteiten van het LNVH in de periode 2007-2014 geëvalueerd.

Monitor experiment flexibilisering onderwijstijd en 5-gelijkedagenmonitor

Sinds 2011 begeleidt en monitort Regioplan het experiment flexibele onderwijstijden en de 5-gelijkedagenmonitor. Zij doet dit in samenwerking met Leeuwendaal-VOS/ABB en Etuconsult, in opdracht van de ministeries van OCW en SZW. Op vrijdag 16 januari 2015 zijn de eindrapporten van de monitor over het experiment flexibele onderwijstijden, en de 5-gelijkedagenmonitor naar de Tweede Kamer verstuurd.

Monitor experiment flexibilisering onderwijstijd
Vanaf 1 augustus 2011 is een kleine groep basisscholen gestart met het experiment flexibele onderwijstijden. Dit betekent dat zij de mogelijkheid krijgen om onderwijs dat in de zomervakantie wordt gegeven mee te laten tellen als onderwijstijd en een groter aantal 4-daagse schoolweken mogen aanbieden dan nu wettelijk mogelijk is.
De belangrijkste conclusies over het experiment flexibele onderwijstijden zijn dat ouders, leerlingen en het onderwijspersoneel van de experimentscholen erg tevreden zijn over het zelf kunnen plannen van vrije dagen. Door flexibele onderwijstijden kunnen ouders het gezinsleven en hun werk beter op elkaar afstemmen. De Inspectie van het Onderwijs heeft de onderwijskwaliteit op de scholen die aan het experiment deelnamen onderzocht en constateert op de meeste van deze scholen een aantal tekortkomingen in de kwaliteit. Uit de eindrapportage wordt verder duidelijk dat flexibele onderwijstijd op verschillende manieren kan worden vormgegeven maar dat het altijd gepaard moet gaan met flexibilisering van het onderwijs en dat daar heel veel bij komt kijken.
Het rapport van de eerste en tweede meting vindt u hier, en de derde meting onderaan.

5-gelijkedagenmonitor
Het 5-gelijkedagenmodel is een schooltijdenmodel waarbij de 5 schooldagen even lang zijn en er een korte middagpauze is waarin alle leerlingen op school overblijven. In de eindrapportage van de 5-gelijkedagenmonitor blijkt dat ouders, schooldirecteuren en in iets mindere mate het onderwijspersoneel het 5-gelijkedagenmodel overwegend als positief beoordelen. Het meest positieve aspect van werken met het 5-gelijkedagenmodel is volgens schooldirecteuren dat het meer rust heeft gebracht in de school, tot meer tijd voor leerkrachten heeft geleid om na schooltijd nog dingen te doen op school en tot meer duidelijkheid voor ouders en kinderen. Uit het onderzoek blijkt dat de helft van de ouders van mening is dat zij arbeid en zorg als gevolg van het 5-gelijkedagenmodel beter kunnen combineren. In het onderzoek blijkt echter niet dat ouders als gevolg van het 5-gelijkedagenmodel gemiddeld meer zijn gaan werken.
Het rapport van de eerste en tweede meting vindt u hier, en de derde meting onderaan.

Inventarisatie indeling schooltijden
In het laatste jaar van beide monitoren heeft Regioplan ook een brede enquête uitgezet onder schooldirecteuren en schoolbesturen om in kaart te brengen welke schooltijdenmodellen gehanteerd worden en in hoeverre er belangstelling bestaat voor alternatieve schooltijden.
Het rapport kunt u hieronder vinden.

Hulpbehoefte en hulpaanbod cultureel-etnische en religieuze LHBT’S

Regioplan en het Amsterdam Center for the Study of Lived Religion van de Vrije Universiteit hebben in opdracht van het ministerie van OCW onderzoek uitgevoerd naar de mate waarin cultureel-etnische en religieuze Lesbiennes, Homoseksuelen, Biseksuelen en Transgenders (LHBT’s) onvrijheid ervaren om hun seksuele oriëntatie en gedrag vorm te geven op een door hen gewenste wijze, de wijze waarop zij met deze onvrijheid omgaan en de mate waarin hulpverleningsinstanties zicht hebben op de hierboven genoemde problematiek en daarop inspelen.

Het onderzoek laat zien dat er duidelijk behoefte bestaat aan hulp en dat de betrokkenen die vooral zouden willen (hebben) ontvangen van professionals en, anderzijds, van LHBT-zelforganisaties. Van zo’n professional verwachten ze dat het een goede vertrouwenspersoon is die ervaring heeft met de doelgroep en een gedegen opleiding achter de rug heeft. Veel minder belangrijk vinden ze persoonsgebonden kenmerken van de hulpverlener.

Gespecialiseerde voorzieningen (van zowel professionele als zelforganisaties) zijn vrijwel alleen te vinden in de grote steden. De kennis van specifieke problematiek is maar op een beperkt aantal plekken aanwezig en de weg daarnaartoe is lang en hobbelig, doordat hulpverleners in de eerste lijn (huisartsen, maatschappelijk werkers e.d.) onvoldoende op de hoogte zijn van de mogelijkheden die er in den lande bestaan, of onvoldoende sensitief zijn voor de bijzondere moeilijkheden waar de betrokkenen zich voor gesteld zien. Informatie op het internet voorziet slechts ten dele in deze behoefte.

Speciaal basisonderwijs en kinderopvang

In tegenstelling tot reguliere basisscholen zijn speciale basisscholen niet verplicht om ouders te voorzien van buitenschoolse opvang. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid liet Regioplan onderzoeken of ouders van kinderen in het speciaal basisonderwijs problemen ondervinden met het vinden van buitenschoolse opvang en het combineren van arbeid en zorg. Het rapport is hier te vinden.

Follow-up genderscan aanpak huiselijk geweld

In het najaar van 2013 voerde Regioplan samen met Projects on Women’s Rights (PoWR) een genderscan uit naar de aanpak van huiselijk geweld in Nederland. Hier kwamen diverse verbeterpunten uit naar voren. Die pakten we in de periode 2014-2016 samen met PoWR, Atria en Movisie op in de ‘follow-up’ van de genderscan. De follow-up richtte zich op het creëren van draagvlak bij gemeenten, partners in de ketenaanpak en professionals in de uitvoering. Daartoe zijn praktische instrumenten voor deze doelgroepen ontwikkeld en is inzichtelijk gemaakt wat de meerwaarde is van gendersensitief handelen. Daarbij staat voorop dat de aanpak van huiselijk geweld in Nederland systeemgericht is en ook moet blijven; gender is een noodzakelijke en waardevolle aanvulling die deze aanpak (nog) effectiever maakt.