Maatschappelijk verantwoord incasseren bij zwerfjongeren met schulden? Maak maatwerk toegankelijk!

Zwerfjongeren met schulden bevinden zich in een ingewikkelde en kwetsbare positie. Overheidsinstanties willen schulden graag maatschappelijk verantwoord incasseren. Om de overheidsincasso bij zwerfjongeren te verbeteren, signaleren wij – naast mogelijkheden – een aantal knelpunten.

Zwerfjongeren hebben vaak schulden, ook bij de overheid, en weinig middelen om deze schulden af te lossen. In veel gevallen lukt het zwerfjongeren niet om volgens de standaardtermijnen en -bedragen af te lossen. Zwerfjongeren hebben dus maatwerk nodig. Overheidsinstanties die, onder andere bij zwerfjongeren, schulden innen, willen deze schulden graag maatschappelijk verantwoord incasseren, bijvoorbeeld door maatwerk te bieden waar dat nodig is. Om te weten hoe het maatwerk in overheidsincasso’s bij schulden van zwerfjongeren beter kan, hebben we een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden en knelpunten in maatwerk voor zwerfjongeren met schulden.

Hiervoor spraken wij met beleidsmakers en uitvoerders bij Belastingdienst, CAK, CIJB, DUO en UWV en met professionals in de (schuld)hulpverlening aan zwerfjongeren.

Welk maatwerk bieden overheidsinstanties?

De belangrijkste vormen van maatwerk binnen de onderzochte overheidsinstanties zijn persoonlijke betalingsregelingen en uitstel van betaling, mits aanvragers voldoen aan de voorwaarden (bijvoorbeeld een maximaal besteedbaar inkomen). Het gaat in wezen om gestandaardiseerd maatwerk, maatwerk dat onder bepaalde voorwaarden voor iedereen te ontvangen is. Voor zeer ingewikkelde casussen volstaat dit niet; daarvoor zijn er bij de Belastingdienst, CJIB, DUO en UWV speciale teams die deze zaken kunnen oppakken. Bij deze casussen moeten meerdere problemen samenkomen, eerdere oplossingen niet gewerkt hebben en de schuldenaar echt gemotiveerd zijn om mee te werken aan de oplossing. Het gaat dan om persoonsspecifiek maatwerk. Deze vorm van maatwerk is in zijn algemeenheid lastig te omschrijven, juist omdat er per situatie naar een oplossing wordt gezocht.

Waar knelt het maatwerk voor zwerfjongeren?

De gevonden knelpunten zijn samen te vatten in drie problemen. Ten eerste is het aangeboden maatwerk onvoldoende ingericht op de complexiteit van schulden van zwerfjongeren. Als iemand één schuld heeft, niet verwijtbaar heeft gehandeld en weet welk formulier ingevuld moet worden, is het goed mogelijk en vrij eenvoudig om een betalingsregeling op maat af te spreken. Maar de situatie van zwerfjongeren is vaak ingewikkelder en dan is maatwerk krijgen lastig. Eigenlijk zouden zwerfjongeren bij de teams voor ingewikkelde casussen moeten komen, maar het is voor zwerfjongeren en hun hulpverleners niet eenvoudig om bij deze teams terecht te komen. Ofwel: het knelpunt zit bij de toegang tot het persoonsspecifieke maatwerk.

Een tweede knelpunt is het ontbreken van een adresregistratie in de BRP. Wanneer er geen adres is kunnen schulden niet of nauwelijks geïncasseerd worden en zijn betalingsregelingen vaak niet mogelijk. Wanneer er een adresinschrijving komt, starten de overheidsorganisaties direct met het innen van schulden, bijvoorbeeld met een beslag op de uitkering. Hierdoor wordt de situatie van jongeren weer instabiel of trekken ze zich zelfs terug uit de hulpverlening.

Het derde knelpunt betreft de obstakels om de schulden te regelen via een schuldhulpverleningstraject. Door de ingewikkelde schuldensituatie en lage afloscapaciteit is een schuldhulpverleningstraject in veel gevallen noodzakelijk. Het blijkt echter lastig om voor zwerfjongeren een schuldregeling te treffen. Bij sommige gemeenten komen zwerfjongeren de schuldhulpverlening niet in; en wanneer dat wel lukt, worden voorstellen regelmatig afgewezen op vooral procedurele gronden, bijvoorbeeld omdat het niet voldoet aan de normen van NVVK.

Meer te weten komen?

Het rapport is te downloaden op de projectpagina van het onderzoek Maatwerk bij schulden van zwerfjongeren. In de brief voortgang Brede Schuldenaanpak geeft de staatssecretaris een reactie op het onderzoek. We maakten bovendien een wegwijzer voor (schuld)hulpverleners met een schematische weergave van de incassoprocessen en de maatwerkmogelijkheden.

Maatwerk bij schulden van zwerfjongeren

Zwerfjongeren met schulden bevinden zich in een ingewikkelde en kwetsbare positie. Overheidsinstanties willen schulden graag maatschappelijk verantwoord incasseren. Om de overheidsincasso bij zwerfjongeren te verbeteren, signaleren wij – naast mogelijkheden – een aantal knelpunten.

Zwerfjongeren hebben vaak schulden, ook bij de overheid, en weinig middelen om deze schulden af te lossen. In veel gevallen lukt het zwerfjongeren niet om volgens de standaardtermijnen en -bedragen af te lossen. Zwerfjongeren hebben dus maatwerk nodig. Overheidsinstanties die, onder andere bij zwerfjongeren, schulden innen, willen deze schulden graag maatschappelijk verantwoord incasseren, bijvoorbeeld door maatwerk te bieden waar dat nodig is. Om te weten hoe het maatwerk in overheidsincasso’s bij schulden van zwerfjongeren beter kan, hebben we een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden en knelpunten in maatwerk voor zwerfjongeren met schulden.

Hiervoor spraken wij met beleidsmakers en uitvoerders bij Belastingdienst, CAK, CIJB, DUO en UWV en met professionals in de (schuld)hulpverlening aan zwerfjongeren.

Welk maatwerk bieden overheidsinstanties?

De belangrijkste vormen van maatwerk binnen de onderzochte overheidsinstanties zijn persoonlijke betalingsregelingen en uitstel van betaling, mits aanvragers voldoen aan de voorwaarden (bijvoorbeeld een maximaal besteedbaar inkomen). Het gaat in wezen om gestandaardiseerd maatwerk, maatwerk dat onder bepaalde voorwaarden voor iedereen te ontvangen is. Voor zeer ingewikkelde casussen volstaat dit niet; daarvoor zijn er bij de Belastingdienst, CJIB, DUO en UWV speciale teams die deze zaken kunnen oppakken. Bij deze casussen moeten meerdere problemen samenkomen, eerdere oplossingen niet gewerkt hebben en de schuldenaar echt gemotiveerd zijn om mee te werken aan de oplossing. Het gaat dan om persoonsspecifiek maatwerk. Deze vorm van maatwerk is in zijn algemeenheid lastig te omschrijven, juist omdat er per situatie naar een oplossing wordt gezocht.

Waar knelt het maatwerk voor zwerfjongeren?

De gevonden knelpunten zijn samen te vatten in drie problemen. Ten eerste is het aangeboden maatwerk onvoldoende ingericht op de complexiteit van schulden van zwerfjongeren. Als iemand één schuld heeft, niet verwijtbaar heeft gehandeld en weet welk formulier ingevuld moet worden, is het goed mogelijk en vrij eenvoudig om een betalingsregeling op maat af te spreken. Maar de situatie van zwerfjongeren is vaak ingewikkelder en dan is maatwerk krijgen lastig. Eigenlijk zouden zwerfjongeren bij de teams voor ingewikkelde casussen moeten komen, maar het is voor zwerfjongeren en hun hulpverleners niet eenvoudig om bij deze teams terecht te komen. Ofwel: het knelpunt zit bij de toegang tot het persoonsspecifieke maatwerk.

Een tweede knelpunt is het ontbreken van een adresregistratie in de BRP. Wanneer er geen adres is kunnen schulden niet of nauwelijks geïncasseerd worden en zijn betalingsregelingen vaak niet mogelijk. Wanneer er een adresinschrijving komt, starten de overheidsorganisaties direct met het innen van schulden, bijvoorbeeld met een beslag op de uitkering. Hierdoor wordt de situatie van jongeren weer instabiel of trekken ze zich zelfs terug uit de hulpverlening.

Het derde knelpunt betreft de obstakels om de schulden te regelen via een schuldhulpverleningstraject. Door de ingewikkelde schuldensituatie en lage afloscapaciteit is een schuldhulpverleningstraject in veel gevallen noodzakelijk. Het blijkt echter lastig om voor zwerfjongeren een schuldregeling te treffen. Bij sommige gemeenten komen zwerfjongeren de schuldhulpverlening niet in; en wanneer dat wel lukt, worden voorstellen regelmatig afgewezen op vooral procedurele gronden, bijvoorbeeld omdat het niet voldoet aan de normen van NVVK.

Meer informatie?
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De staatssecretaris reageerde op het rapport in een brief over voortgang van de Brede Schuldenaanpak.

Voor (schuld)hulpverleners maakten we een wegwijzer die voor de onderzochte vijf overheidsinstellingen laat zien hoe het incassotraject loopt en welke maatwerkmogelijkheden er zijn.

Voor vragen of meer informatie kunt u contact opnemen met Bob.

Over dit onderzoek verscheen tevens het artikel Onderzoek naar maatwerk bij schulden van zwerfjongeren in Sociaal Bestek.

Evaluatie wijkteams Vlaardingen

Vlaardingen zet stevig in op de wijkteams, en dat werpt vruchten af. Onze evaluatie van de teams, die we samen met Cebeon uitvoerden, laat zien dat het steeds beter lukt om de transformatiegedachte via de wijkteams vorm te geven. Ook blijkt het mogelijk om hulpvragen in een eerder stadium af te vangen: onze benchmark laat zien dat met name voor jeugd minder wordt doorverwezen dan in vergelijkbare gemeenten en we zien positieve effecten op zelfredzaamheid. Ook blijken de investeringen die de gemeente in de wijkteams doet, realistisch.

De beweging die de gemeente met de wijkteams beoogt is zeker niet makkelijk en gaat met vallen en opstaan: systeemgericht werken en het op de juiste plek inzetten van de juiste expertise zijn belangrijke ontwikkelpunten voor de toekomst. Ook zijn de wijkteams deels afhankelijk van het goed functioneren van het voorliggend veld en de specialistische zorg, en op beide vlakken zien we knelpunten. Onze belangrijkste aanbevelingen richten zich dan ook op een goede differentiatie naar cliëntgroepen en het scheppen van de juiste randvoorwaarden in de voorzieningen waar de wijkteams voor hun functioneren mede van afhankelijk zijn.

Meer informatie?
Neem contact op met Katrien of lees de rapportage Evaluatie wijkteams Vlaardingen.

Nieuw onderzoekscahier arbeidsparticipatie jongeren met een beperking

Sinds 10 april is er een nieuw digitaal onderzoekscahier met relevant onderzoek naar arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking. Het cahier biedt snel en toegankelijk een overzicht van actueel onderzoek en helpt beleidsmakers gebruik te maken van beschikbare kennis op dit terrein.

 

Aansluiten bij uitvoeringspraktijk gemeenten

Vanaf 2015 hebben gemeenten de verantwoordelijkheid voor het ondersteunen van de arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking die niet langer in de Wajong terecht kunnen. Om gemeentelijke beleidsmakers te helpen bij het maken van beleid voor deze ‘nieuwe’ doelgroep is een digitaal onderzoekscahier gemaakt. In het cahier zijn relevante onderzoeken gebundeld die sinds 2015 gedaan zijn en direct aansluiten bij de uitvoeringspraktijk van gemeenten. In het cahier is gemakkelijk en snel te zien welk onderzoek er per thema is en waar het onderzoek over gaat. Bovendien hebben de onderzoekers over elk onderzoek een korte beschrijving en toelichting gemaakt.

 

Betrokken organisaties

Het onderzoekscahier is een initiatief van de Vrije Universiteit, het Verwey-Jonker Instituut en Divosa, en is mede gefinancierd door Instituut Gak. Het cahier wordt ieder jaar in december aangevuld met recent onderzoek.

Betrokken organisaties zijn: Berenschot, Centerdata, De Beleidsonderzoekers, Inspectie SZW, Panteia, Regioplan, SBCM, SEO, Verwey-Jonker Instituut, Vrije Universiteit en Divosa.

 

Ga naar het onderzoekscahier arbeidsparticipatie jongeren met een beperking

Het veelkoppige monster van het arbeidsmarktbeleid

Veel beleidsproblemen hebben het karakter van zogenoemde ‘wicked problems’. Dit zijn complexe problemen die vaak worden omschreven als veelkoppige monsters. Ook arbeidsmarktproblemen kenmerken zich vaak door hun ‘wicked’ karakter, al worden ze meestal niet als zodanig omschreven. Wij grepen daarom ons 35-jarig jubileum aan als gelegenheid om nu eens niet eendimensionaal, maar integraal te kijken naar arbeidsmarktproblemen. 

Dit deden we door op 8 februari een winterwerksessie te organiseren. Tijdens deze sessie keken we samen met beleidsmakers en andere deskundigen vanuit een integraal perspectief naar achtergronden en oplossingsrichtingen van een aantal prangende problemen. Marinka Kuijpers, bijzonder hoogleraar Leeromgeving en Loopbaanleren aan de Open Universiteit, trad op als inhoudelijk moderator om vanuit haar kennis en expertise te reflecteren op de aangedragen discussiepunten.

Tijdens de sessie stonden drie wicked arbeidsmarktproblemen centraal. Zo besprak onze collega Jos Lubberman het grote tekort aan leraren die leerlingen kunnen opleiden voor bepaalde (groei)sectoren, waaronder technische beroepen. Jos Mevissen adresseerde de gevolgen van een langere deelname aan het arbeidsproces, waarvan de negatieve consequenties hoger uit kunnen pakken dan de besparingen die met de verhoogde arbeidsparticipatie worden beoogd. Als derde punt ging Miranda Witvliet in op de haperende overgang van onderwijs naar werk voor jongeren in kwetsbare posities.

Meer weten over de uitkomsten van de winterwerksessie?

Wij hebben een artikel geschreven in Sociaal Bestek, waarin we uitgebreider zijn ingegaan op de sessie. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Miranda Witvliet.

Save the date! Symposium over LVB en schoolverzuim

Save the date symposium LVB en schoolverzuim-bericht

Meer informatie?
Ga naar www.hsleiden.nl/lvb-en-schoolverzuim

Algemeen overleg onderwijs en zorg

Vanmiddag vergadert de Tweede Kamer over onderwijs en zorg. In dit AO wordt onder andere de kamerbrief ‘Onderwijs en Zorg’ van 23 november 2018 besproken. In deze brief kondigden minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) en minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) tien maatregelen aan om de combinatie van onderwijs en zorg beter te regelen.

Meer subsidie voor onderwijs(zorg)consulenten
Eén van de maatregelen om de aansluiting tussen onderwijs en zorg te verbeteren, is meer subsidie voor onderwijs(zorg)consulenten. Onderwijs(zorg)consulenten kunnen worden ingezet bij problematiek rond plaatsing, schorsing of verwijdering van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte, of bij vraagstukken rond organisatie en bekostiging van onderwijszorgarrangementen. Wij evalueerden hun inzet en onderzochten om welke redenen er steeds vaker een beroep op hen wordt gedaan. Naar aanleiding van onze bevindingen concluderen de ministers dat de consulenten onmisbaar zijn. De verhoogde subsidie moet hen niet alleen helpen om te voldoen aan de groeiende caseload, maar hen ook in staat stellen om hun expertise verder uit te breiden en te werken aan een betere monitoring en nazorg.

Aanpassen Leerplichtwet
In de brief kondigden ministers Slob en De Jonge tevens aan dat de Leerplichtwet wordt aangepast, zodat de expertise van samenwerkingsverbanden wordt meegewogen bij vrijstellingen 5 onder a. Dit is een vrijstelling van de Leerplichtwet voor kinderen die niet in staat zijn onderwijs te volgen als gevolg van een fysieke of psychische beperking. In 2016 onderzochten wij de oorzaken van de groei van deze vrijstellingen. De vrijstellingen ontstaan van rechtswege als ouders hierop een beroep doen, ondersteund door een verklaring van een onafhankelijke arts. Dit riep de vraag op in hoeverre alle artsen voldoende op de hoogte zijn van onderwijsontwikkelingen om de leerbaarheid van kinderen goed te beoordelen. Een van onze aanbevelingen luidde dan ook om onderwijsdeskundigheid te borgen bij de artsen die de leerbaarheid van kinderen moeten beoordelen. Dit jaar zullen de ministers een wetsvoorstel aan de Kamer voorleggen.

Stijging thuiszitters
In het AO wordt uiteraard ook de Kamerbrief ‘Stand van zaken thuiszitters’ besproken, die afgelopen vrijdag uitkwam. Het afgelopen schooljaar is het aantal thuiszitters wederom gestegen. De aanhoudende stijging vraagt om extra inzet van de partners van het Thuiszitterspact. Om hen hierbij te ondersteunen voeren wij komende maanden een onderzoek uit naar het verhaal achter de cijfers. Klik hier voor meer informatie.

Meer informatie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jos Lubberman.

Klik hier voor meer projecten op het thema leerplicht.

Extra inzet nodig tegen thuiszitten

Het afgelopen schooljaar is het aantal thuiszitters wederom gestegen: het aantal leerplichtige kinderen dat thuiszit zonder passend aanbod van onderwijs en/of zorg. Dat maakte het ministerie van OCW afgelopen vrijdag bekend in de kamerbrief ‘Stand van zaken thuiszitters’. In de brief worden extra maatregelen aangekondigd om het aantal thuiszitters terug te dringen, omdat ‘alle kinderen de kans moeten hebben om naar school te gaan’.

Het afgelopen schooljaar is er veel werk verzet en hebben samenwerkingsverbanden, scholen, jeugdhulp, leerplichtambtenaren en ouders voor 4733 thuiszitters een oplossing gevonden, waardoor de kinderen weer onderwijs krijgen. Helaas komen er ook steeds nieuwe thuiszitters bij. Schooljaar 2017-2018 telde in totaal 4479 thuiszitters. In 2016-2017 waren dat er 4212. Ondanks alle inspanningen van lokale, regionale en landelijke organisaties blijft het landelijke aantal thuiszitters de afgelopen jaren stijgen.

Thuiszitterspact
Om het aantal thuiszitters omlaag te brengen, hebben de ministeries van OCW, VWS en VenJ samen met de VNG, de VO-raad en de PO-Raad in juni 2016 het Thuiszitterspact gesloten. In dit pact hebben de partijen de ambitie gesteld dat in 2020 geen enkel kind langer dan drie maanden thuiszit zonder passend aanbod van onderwijs en/of zorg. Ze werken hierbij samen met Ingrado, Gedragswerk, LECSO, Netwerk LPO, NJI, Ouders & Onderwijs en de sectorraad swv VO in het thuiszittersoverleg. Samen stimuleren en ondersteunen ze gemeenten en samenwerkingsverbanden bij het opstellen van een sluitende (regionale) aanpak van thuiszitters.

De aanhoudende stijging van het aantal thuiszitters vraagt om extra inzet van de partners van het Thuiszitterspact. Enerzijds willen de partijen meer maatregelen om te voorkomen dat leerlingen thuis komen te zitten. Anderzijds moeten er meer mogelijkheden komen om kinderen die thuiszitten een passend onderwijs- en/of zorgaanbod te doen. Een belangrijke speerpunt is bijvoorbeeld het beleggen van doorzettingsmacht: iemand die de knoop doorhakt als de betrokken partijen er onderling niet uitkomen (zie het advies van Marc Dullaert, aanjager van het Thuiszitterspact).

Onderzoek naar het verhaal achter de cijfers
Om gemeenten en samenwerkingsverbanden beter te kunnen ondersteunen bij het terugdringen van het aantal thuiszitters, hebben de partners van het Thuiszitterspact behoefte aan meer zicht op het verhaal achter de cijfers: voor hoeveel thuiszitters ligt er binnen drie maanden een aanbod van onderwijs en/of zorg? Wat maakt dat het wel of niet lukt om een passend aanbod te creëren? Wij zijn door het Steunpunt Passend Onderwijs gevraagd om dit onderzoek uit te voeren. In maart zullen we een digitale enquête uitzetten om informatie op te halen uit de regio’s. Daarna volgt een ronde met groepsgesprekken en interviews. Klik hier om naar de projectpagina van dit onderzoek te gaan.

Een positieve kanteling: minder vrijstellingen van de Leerplichtwet
Positief nieuws is dat het aantal vrijstellingen 5 onder a voor het eerst licht is gedaald. Dit is een vrijstelling van de Leerplichtwet voor jeugdigen die niet in staat zijn onderwijs te volgen als gevolg van een fysieke of psychische beperking. In 2016 onderzochten wij de oorzaken van de groei van deze vrijstellingen. Hieruit bleek dat dat de vrijstelling 5 onder a voor een deel van deze jeugdigen niet de passende oplossing is.

Meer informatie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jos Lubberman.

Het onderzoek voor het Thuiszitterspact sluit mooi aan op onze voorgaande projecten, zoals:

Klik hier voor meer projecten op het thema leerplicht.

Versnelling in het Thuiszitterspact

“Wij verbinden ons aan de ambitie dat in 2020 geen enkel kind langer dan drie maanden thuiszit zonder passend aanbod van onderwijs en/of zorg.” Zo luidt de eerste afspraak in het Thuiszitterspact dat de ministeries van OCW, VWS en J&V, de PO-Raad, de VO-Raad en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 2016 met elkaar hebben gesloten. Ze werken hierbij samen met Ingrado, Gedragswerk, LECSO, Netwerk LPO, NJI, Ouders & Onderwijs en de sectorraad swv VO in het thuiszittersoverleg. Samen stimuleren en ondersteunen ze gemeenten en samenwerkingsverbanden bij het opstellen van een sluitende (regionale) aanpak van thuiszitters.

Ondanks alle inspanningen van lokale, regionale en landelijke organisaties blijft het landelijke aantal thuiszitters toenemen. Reden voor de partners van het Thuiszitterspact om hun ondersteuning te verbeteren en hun aanpak te versnellen. Hiervoor wensen zij meer zicht op het verhaal achter de cijfers: voor hoeveel thuiszitters ligt er binnen drie maanden een aanbod van onderwijs en/of zorg? Wat maakt dat het wel of niet lukt om een passend aanbod te creëren?

Wij zijn door het Steunpunt Passend Onderwijs gevraagd om dit onderzoek uit te voeren. Daarvoor is middels een digitale enquête informatie opgehaald uit de regio’s, met vervolgens een kwalitatieve verdieping via groepsgesprekken, interviews een interactieve bijeenkomst.

Meer informatie?
Neem contact op met Jos.

Oorzaken caseload Veilig Thuis Flevoland: reconstructie van 100 casussen

Huiselijk geweld is moeilijk te doorbreken. In Flevoland onderzochten we oorzaken voor de hoge caseload van Veilig Thuis. Daarbij constateerden we hoge recidive en veel uitval uit trajecten. Belangrijke oorzaken liggen in de kwaliteit van hulp en in de toerusting van het lokaal veld.

Recidive en uitval uit hulpverleningstrajecten
In het onderzoek is een representatieve steekproef van 100 meldingen bij Veilig Thuis Flevoland (VTF) onderzocht. In bijna twee derde van die casussen was minstens één keer eerder al sprake van melding bij VTF; bij een kwart betrof het 3 tot 7 eerdere meldingen. Melding bij Veilig Thuis en het daarop volgende (hulpverlenings-)traject leiden in een groot deel van de gevallen dus niet tot duurzame veiligheid. In het onderzoek zelf is voor een periode van 12-15 maanden onderzocht of er sprake was van nieuw geweld; dat bleek in bijna een derde van de casussen het geval en in nog eens 11 procent van de casussen was sprake van nieuwe zorgen over de veiligheid. Daarmee vormt het gebrek aan effectiviteit van de aanpak die volgt op een melding een belangrijke oorzaak voor de hoge caseload bij Veilig Thuis, naast het bestaan van risicofactoren in de populatie. Dat gebrek aan effectiviteit is echter niet zozeer Veilig Thuis aan te rekenen, maar betreft het resultaat van het handelen in het hele netwerk van partijen die zich met de opvolging van Veilig Thuismeldingen bezig houden.

Het onderzoek laat zien dat het beter moet: de uitval uit hulp is onacceptabel hoog en partijen werken in de aanpak onvoldoende samen. Met elke nieuwe Veilig Thuismelding wordt de kans op succesvol ingrijpen kleiner en de volwassenen en kinderen die het betreft krijgen niet de hulp die ze nodig hebben.

Aanknopingspunten voor de aanpak
De aanpak van huiselijk geweld kan ook echt beter. Het onderzoek biedt daar een aantal duidelijke aanknopingspunten voor. Ten eerste bevordert voldoende capaciteit en expertise bij het lokaal veld vroegtijdig handelen op signalen en voorkomt een opwaartse druk naar Veilig Thuis. Ten tweede zien we dat de aanwezigheid van één integrale plek waaraan Veilig Thuis casussen kan overdragen de samenwerking tussen Veilig Thuis en het lokaal veld ten goede komt. Met een beter geïnformeerde beslissing over het vervolgtraject als gevolg. En tot slot valt er nog veel winst te behalen met duidelijke regie en een systeemgerichte aanpak in casuïstiek, zowel in het verminderen van uitval, als in het realiseren van duurzame veiligheid. In een tijd waarin sprake is van hoge druk op de capaciteit van het lokaal veld en van specialistische hulp is dat mogelijk een lastige boodschap. Maar het is er ook één die hoop biedt: lukt het om effectiever te handelen, dan is de winst op de caseload bij alle betrokken partijen namelijk aanzienlijk.

Meer informatie?
Lees ons onderzoeksrapport, bekijk de infographic of neem contact op met Katrien.