Samen het verschil maken voor jongeren met een ondersteuningsbehoefte!

Op donderdag 20 februari 2020 organiseerden Berenschot, Regioplan, Loopbaangroep-OU en De Normaalste Zaak de werktafel “Samen kansen creëren – inclusie versnellen voor jongeren met een ondersteuningsbehoefte op de arbeidsmarkt”. Hiermee beoogden zij kennis over effectieve begeleiding van jongeren met een beperking richting werk praktisch bruikbaar te maken. En oplossingsrichtingen voor dit maatschappelijke vraagstuk een stap dichterbij te brengen.

Voor jongeren met een beperking is de overgang van school naar werk vaak lastig. Dit vormt niet alleen een probleem voor de jongeren zelf, die daardoor vaker op de bank komen te zitten, maar ook voor gemeenten en werkgevers. Voor de initiatiefnemers een goede reden om kennisdragers vanuit verschillende gremia aan elkaar te koppelen.

Hans van der Molen (directievoorzitter Berenschot) kon bij de start van een stevig programma ruim veertig ondernemers, onderwijsinstellingen en overheden welkom heten. Hij schetste kort de impact van onderwijs en arbeidstoeleiding op zijn carrière. “Alle jongeren verdienen begeleiding bij het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten.”

Regievraagstukken
Aansluitend betoogde Rick Brink, minister van Gehandicaptenzaken, dat hij streeft naar kansen voor alle jongeren, ook voor degenen die aanvullende ondersteuning nodig hebben. Dit blijkt in de praktijk echter een weerbarstig onderwerp. “Voor een succesvolle instroom is inspanning nodig van de praktijk en de politiek”, zo zei hij.

Miranda Witvliet (Regioplan) en Marinka Kuijpers (bijzonder hoogleraar OU en directeur Loopbaangroep) informeerden en inspireerden de deelnemers met een actueel college. Helder werd dat bij arbeidstoeleiding vaak regievraagstukken spelen: welke rol vervult de werkgever, de opleider, de ouders, de gemeente en, niet op de laatste plaats, de jongere zelf?

Urgentie
Tijdens de werktafel werd duidelijk hoe urgent concrete actie is. “Mijn 17-jarige zoon mag morgen op gesprek komen bij zijn zesde school, ik ben benieuwd of zij de nodige ondersteuning kunnen bieden zodat hij zijn opleiding kan afronden. Daarna zien we wel weer”, vertelt Margôt aan de zaal. Moeder Ingrid vult aan: “Ik heb twee ontzettend leuke kinderen thuis, maar ze hebben wel extra aandacht nodig. De opleiding biedt die mogelijkheid ook, daar hebben we hard voor gevochten, maar of dat ook het geval is wanneer mijn kinderen de arbeidsmarkt op gaan, is onduidelijk.” Kortom, niet alleen onderwijs, ondernemers en overheid hebben een rol, ook ouders staan voor de immense taak om hun kinderen een goede start te geven in de maatschappij.

Na een vegetarische maaltijd volgde de werksessie waarin het formuleren van praktische oplossingsrichtingen voor dit maatschappelijke vraagstuk centraal stond. Er was ruimschoots aandacht voor de wijze waarop ondernemers, onderwijsinstellingen en overheden elkaar kunnen versterken, om zo het verschil te maken voor de jongeren met een ondersteuningsbehoefte. In verschillende subgroepen werden de ideeën getoetst door ervaringsdeskundige moeders. “Gaat dit het verschil maken voor mijn kind?”

Vliegwiel
Een idee dat nader uitgewerkt gaat worden is een vliegwiel met werk als basis voor het ontdekken van de eigen kwaliteiten: wat vinden jongeren leuk en waar zijn ze goed in? De focus ligt daarbij op de rol van de jongeren (wat vinden zij nodig) en het aanleren van reflectieve vaardigheden en competenties die van nut kunnen zijn op de arbeidsmarkt. Door een brug te slaan naar onderwijs en zorg, met simpelweg aandacht, goed overleg en buiten de gebaande paden durven kijken, zou een pilot met dit plan voor jongeren een mooie stap kunnen zijn naar duurzame arbeid.

Al met al een geslaagde werktafel die vruchtbare invalshoeken en praktische oplossingsrichtingen heeft opgeleverd voor de ruim 10.000 jongeren per jaar die moeite hebben de weg naar de arbeidsmarkt te vinden. En het moment om samen het verschil te maken, zodat ook deze talenten instromen op de arbeidsmarkt.

Dit artikel is geschreven door Ingrid Beukman-Lubberts, projectleider “Inclusief Werken” bij Berenschot.

Omgangsregeling tussen ouders na scheiding

Ouders die gaan scheiden moeten een ouderschapsplan maken met afspraken over de zorgrechten en -plichten. Is het wenselijk dat er een wettelijk uitgangspunt komt die bepaald dat de zorgrechten en -plichten in beginsel gelijk tussen de ouders verdeeld zijn? Ouders, of zo nodig de rechter, staat het dan wel vrij om daar van af te wijken en tot een andere verdeling te komen. ChristenUnie-Kamerlid Van der Graaf heeft een motie met deze vraag ingediend. Wij hebben door middel van een literatuurstudie een antwoord op deze vraag gezocht.

Internationale literatuur

Op basis van een literatuurstudie hebben wij een inventarisatie gemaakt van de voor- en nadelen van een min of meer gelijke verdeling van zorgrechten en -plichten tussen beide ouders én dit in verband gebracht met het welbevinden van de betrokkenen binnen een scheidingsgezin. Ook hebben we gekeken naar onderzoeken die zijn uitgevoerd in Zweden, België en Australië, landen waar een gelijke verdeling van zorgrechten en -plichten al het prioritair model is (geweest).

Niet de beoogde effecten

Ons onderzoek leert dat de literatuur geen directe of indirecte argumenten levert voor de conclusie dat een wettelijk uitgangspunt zoals hierboven beschreven wenselijk zou zijn om de belangen van kinderen en ouders bij echtscheiding te dienen. Zo suggereert het empirische bewijs uit landen waar een gelijke verdeling wettelijk is ingevoerd dat aanpassing van de wetgeving niet de beoogde positieve gevolgen heeft.

Meer informatie?
Neem contact op met Sanne.

 

Kansrijk leren kiezen voor een goede toekomst

In het  Nationaal programma Rotterdam-Zuid (NPRZ) werken professionele partners samen met de bewoners van Rotterdam-Zuid aan een gezond toekomstperspectief voor Rotterdam-Zuid. Voor de onderwijscomponent van het NPRZ is in 2016 het driejarige project BRIDGE gestart. BRIDGE is gericht op het bevorderen van de arbeidsmarktkansen van schoolverlaters in Rotterdam-Zuid. Het programma omvat twintig interventies voor loopbaanoriëntatie- en begeleiding (LOB), waaronder de AanDeBak-garanties. Daarnaast is er aandacht voor ouderbetrokkenheid en professionalisering van leerkrachten.

In de periode 2017-2019 hebben wij samen met prof. dr. Marinka Kuijpers onderzoek gedaan naar de inzet van LOB op de scholen voor po, vo en mbo in Rotterdam-Zuid, naar de uitvoeringspraktijk van LOB op de scholen en naar de ervaren opbrengsten. Uit het onderzoek komt het belang naar voren van het ontwikkelen van loopbaancompetenties. Het onderzoek geeft handvatten om, ook in de toekomst, de doelstellingen van BRIDGE te kunnen behalen. Het gezamenlijk optrekken van het NPRZ met de scholen is daarbij belangrijk om de beoogde impact te maken: jongeren van Rotterdam-Zuid een goed toekomstperspectief bieden.

Meer informatie over het NPRZ en het uitvoeringsplan voor 2019-2022 vindt u op de website van  NPRZ.

Bent u benieuwd naar de resultaten van het onderzoek? Meer informatie treft u hier of neem contact op met Miranda.

Belang van een goede alliantie binnen zorg voor jeugd

Een goede alliantie is belangrijk voor positieve hulpverleningsresultaten binnen de zorg voor jeugd. Aandacht voor de alliantie, en (cliënt- en professional) factoren die daarmee samenhangen, is nodig bij alle partijen in het jeugddomein om de kans op positieve hulpverleningsresultaten te vergroten. Dat blijkt uit de bundeling van kennis uit de projecten onder het ZonMw programma ‘Effectief werken in de jeugdsector: Algemeen werkzame factoren’.

Met het ZonMw programma ‘Effectief werken in de jeugdsector: Algemeen werkzame factoren’ wordt inzicht verkregen in wat werkt in de jeugdsector waarom, voor wie, wanneer en onder welke condities. Ons onderzoek naar het verband tussen de werkalliantie en de motivatie voor begeleiding bij jongeren met een lvb is onderdeel van dat programma.

In dat onderzoek keken we of de motivatie voor begeleiding samenhangt met de relatie die jongeren met een lvb hebben met hun begeleider. Veel jongeren met een licht verstandelijke beperking (lvb) ontvangen langdurige begeleiding bij het dagelijks functioneren. Motivatie voor begeleiding is een belangrijke factor voor het succes daarvan.

De bundeling van projectresultaten heeft geleid tot een rapportage, een factsheet voor cliënten en hulpverleners en een animatievideo. Het doel hiervan is om zicht te krijgen op wenselijke vervolgstappen in het werkveld, onderwijs, beleid en vervolgonderzoek. 

Meer informatie?

Ons onderzoek dat deel uitmaakt van het ZonMw programma ‘Effectief werken in de jeugdsector: Algemeen werkzame factoren’ vindt u hier. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Miranda.

Kwetsbare groepen en hun incassoproblematiek

Kwetsbare groepen als zwerfjongeren kampen met grote problemen. Ze hebben vrijwel allemaal schulden, ook bij overheidsorganisaties. Rigide incassoprocedures verergerden tot voor kort de problemen meer dan dat zij deze oplosten. Met de Brede Schuldenaanpak en de Rijksincassovisie komt daarin verandering maar vooralsnog zijn er ook nog knelpunten.

Over het onderzoek naar zwerfjongeren en andere kwetsbare groepen en hun incassoproblematiek bij de overheid, schreven we een artikel in het online tijdschrift Sociaal Bestek. Lees het artikel Onderzoek naar maatwerk bij schulden van zwerfjongeren hier.

Impactmonitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht

Overgewicht onder kinderen en jongeren neemt toe. Zo ook in Amsterdam. In 2012 startte de gemeente Amsterdam daarom met de Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht (AAGG). Het uiteindelijk streven van het programma is dat alle Amsterdamse kinderen op gezond gewicht zijn in 2033. De AAGG wil graag meer zicht op het (mogelijke) succes van het programma en handvatten voor de verdere inrichting van de aanpak. Wij helpen de AAGG daarom bij het ontwikkelen van een impactmonitor.

Maatwerk en flexibiliteit vereist bij ondersteunen thuiszitters

De laatste jaren hebben de partners van het Thuiszitterspact en betrokken partijen de nodige inspanningen geleverd om tot een betere thuiszittersaanpak te komen. Dit zien we onder meer terug in het belang dat de partijen hechten aan dit thema en het gegeven dat het terugdringen van het aantal thuiszitters hoog op de agenda staat. Echter, stijging of daling van het aantal thuiszittende jongeren is niet zonder meer een succes- of faalfactor.

De (toegenomen) aandacht heeft onder meer geleid tot beter inzicht in het aantal thuiszitters en het met lokale partijen samen zoeken naar oplossingen voor thuiszittende jongeren. Hierin zit wel iets ‘dubbels’. Zo heeft het betere inzicht enerzijds bijgedragen aan meer geregistreerde thuiszitters en daarmee discussie over passend onderwijs, terwijl er anderzijds meer aandacht is gekomen voor thuiszittende leerlingen en het zoeken van een oplossing voor deze groep. Stijging of daling van het aantal thuiszittende jongeren is dan ook niet zonder meer een succes- of faalfactor.

In opdracht van de partners van het pact hebben wij onderzocht wat er aan landelijke ondersteuning geboden kan worden om het aantal thuiszitters terug te dringen en om de ambities van het Thuiszitterspact sneller te realiseren. Op basis van secundaire analyses van duo-data, web-enquêtes, groepsinterviews en een afsluitende interactieve sessie met vertegenwoordigers van gemeenten, zorg, onderwijs en ouders concluderen we dat het realiseren van een passend aanbod vaak (nog) een langere doorlooptijd dan drie maanden vraagt. Ook zien we dat de factoren die realisatie van een passend aanbod belemmeren dan wel bevorderen zeer divers zijn en samenhangen met de individuele en lokale situatie. Verder blijkt dat het voor betrokken partijen nog lastig is om gemaakte afspraken (in de sluitende aanpak) in de praktijk te brengen. Dit komt onder meer door diversiteit in de werkwijze en verantwoordelijkheden van de verschillende werkterreinen (onderwijs, gemeenten en zorg).

Aanbevelingen

Oplossingen voor een deel van de groep vereisen een hoge(re) mate van maatwerk en flexibiliteit. Een duurzame oplossing binnen drie maanden is niet altijd mogelijk. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang er vanaf het ontstaan van de (dreigende) thuiszitsituatie gewerkt wordt aan een oplossing en er op korte termijn zicht is op een oplossing. We bevelen de partners in het Thuiszitterspact aan zich het komende jaar te richten op:

  • kind echt centraal zetten (wat verstaan we daaronder, wat mogen betrokkenen verwachten?);
  • deskundigheidsbevordering en kennisuitwisseling (versterken van kennis over wet- en regelgeving, uitwisselen praktijkervaringen);
  • elkaars taal spreken (meer uitwisseling tussen betrokken partijen en eenduidige communicatie);
  • regelen van betrokken medewerkers met mandaat (zodat betrokken medewerkers daadwerkelijk beslissingen kunnen nemen);
  • focus op preventie (vroegtijdige signalering door beter in beeld krijgen van en handelen op geoorloofd verzuim, vinger aan de pols houden);
  • regio-indeling kritisch bekijken (regionale verantwoordelijkheid voor thuiszitters verhelderen).

Onze adviezen zijn verwerkt in een impulsagenda en in de acties die op dit moment reeds lopen.

 

Meer informatie?

Meer informatie over de uitkomsten van het onderzoek en onze aanpak zijn te lezen in ons onderzoeksrapport. Heeft u nog vragen? Neem contact op met Jos Lubberman.

Gezond met Fit@weekendacademie

De Weekend academie wil een gezonde leefstijl van kinderen bevorderen en heeft daarom het project Fit@weekendacademie opgezet. Wij onderzochten de methodiek van het project en hielpen met onze uitkomsten bij de doorontwikkeling van de aanpak.

In juni 2019 is de ontwikkeling van het project Fit@weekendacademie afgerond. In dit project is een methodiek opgezet waarmee de Weekend Academie een gezonde leefstijl van kinderen in achterstandssituaties wil bevorderen. Dit past in de doelstelling van de Aanpak Gezond Gewicht van de gemeente Amsterdam, waarin het streven is dat alle jongeren in 2028 een gezond gewicht hebben. Wij hebben de ervaringen en resultaten van Fit@weekendacademie onderzocht. De Weekend Academie heeft de uitkomsten van het onderzoek gebruikt om de methodiek (door) te ontwikkelen. Het project is mogelijk gemaakt met subsidie van FNO.

Benieuwd naar de resultaten van het onderzoek? Dan kunt u het rapport bekijken. Bekijk het filmpje hieronder voor een kijkje in de keuken van Fit@weekendacademie.

 

 

Meldcodetour 2019-2020

De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling wordt nog te weinig gebruikt door professionals in de gezondheidszorg, de hulpverlening, het onderwijs, de kinderopvang en de justitiële sector. Om die reden heeft het ministerie van VWS ons en VNG Congressen gevraagd een zogenaamde meldcodetour door heel Nederland te organiseren.

In 28 regionale bijeenkomsten worden in de periode augustus 2019 tot oktober 2020 telkens enkele honderden professionals geïnformeerd over hoe ze de meldcode in hun werk toe kunnen passen en worden zij in de gelegenheid gesteld hiermee te oefenen. Het uiteindelijke doel is dat professionals huiselijk geweld en kindermishandeling eerder signaleren; sneller reageren op signalen; interveniëren als dat mogelijk en noodzakelijk is; en uiteindelijk ook melden bij Veilig Thuis.

Lees meer over de meldcodetour of ons andere onderzoek rondom huiselijk geweld en Veilig Thuis.

Professionals en de meldcode: opbrengsten van de Meldcodetour

De verbeterde meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling helpt professionals bij het maken van de juiste afwegingen bij een vermoeden van huiselijk geweld. In opdracht van het ministerie VWS hebben Regioplan en VNG Connect de zogenoemde Meldcodetour georganiseerd.

De verbeterde meldcode is vanaf 1 januari 2019 in werking getreden. Deze meldcode biedt professionals een beroepsgroep-specifiek afwegingskader, aan de hand waarvan ze een besluit kunnen nemen rondom het al dan niet te melden bij Veilig Thuis en rondom het wel of niet zelf hulp verlenen.

Tussen 2019 en 2021 hebben verschillende professionals uit het hele land deelgenomen aan bijeenkomsten rondom de verbeterde meldcode, de zogenoemde Meldcodetour. Deze reeks bijeenkomsten werd georganiseerd door Regioplan en VNG Connect, in opdracht van het ministerie van VWS.

Doel

Het doel van de Meldcodetour was om op regionaal niveau:

• de bekendheid van de verbeterde meldcode bij professionals te vergroten;
• het professioneel handelen van meldcodeplichtige professional te versterken door de handelingsverlegenheid in de praktijk weg te nemen;
• de dilemma’s bij het toepassen van de verschillende stappen van de meldcode zichtbaar te maken en op zoek te gaan naar het verminderen van de dilemma’s door met elkaar in gesprek te gaan;
• ervoor te zorgen dat meer professionals de meldcode toepassen, onder meer door te oefenen met gesprekvoering en het doorlopen van de stappen aan de hand van reële casuïstiek;
• de samenwerking tussen professionals uit verschillende domeinen te versterken.

Met als uiteindelijk doel om de veiligheid van slachtoffers van huiselijk geweld en/of kindermishandeling te vergroten.

Opbrengsten

Gedurende de tour heeft Regioplan opgehaald welke barrières er zijn bij het hanteren van de meldcode en hoe de Meldcodetour heeft bijgedragen aan het verminderen van deze barrières. Dit werd gedaan vanuit het perspectief van professionals, de organisaties en de regio’s.

Eén barrière was dat er bij professionals een grote mate van handelingsverlegenheid heerst; ze voelen zich onvoldoende geëquipeerd om de meldcode te hanteren. Dit komt bijvoorbeeld door een gebrek aan kennis en vertrouwen in het eigen handelen. Ook weten ze zich onvoldoende gesteund door de eigen organisatie. Hiernaast ervaren ze ook onduidelijkheid over het functioneren van de ketensamenwerking.

Het bijwonen van de Meldcodetour heeft onder andere bijgedragen aan een versterking van de deelnemende professionals met betrekking tot hun kennisontwikkeling; het heeft geleid tot meer zelfvertrouwen om de meldcode te hanteren. De deelnemers zijn zich bewuster van hun (on)bekwaamheid om juist te handelen bij signalen van onveiligheid, zeggen eerder contact op te nemen met Veilig Thuis, en bespreken hun zorgen eerder met direct betrokkenen.

Bij deelnemende professionals is er een besef ontstaan dat aandacht voor de meldcode een integraal onderdeel moet worden van de organisatie waarin zij werken. Het werken met de meldcode vraagt – zowel vanuit het perspectief van de professional als de organisatie – continue agendering, sturing, training en verdieping om het echt onderdeel te kunnen maken van het professionele handelen.

Aanknopingspunten

Hieruit heeft Regioplan enkele belangrijke aanknopingspunten geformuleerd voor wat er verder nog nodig is om de handelingsbekwaamheid van meldcodeplichtige beroepsgroepen te versterken:

• continue aandacht voor de meldcode blijft nodig;
• de interne borging binnen organisaties dient versterkt te worden;
• om het gebruik van de meldcode te versterken is het verbeteren van de regionale samenwerking essentieel.

Meer weten?

Meer weten over de Meldcodetour? Of wilt u weten wat de lessen van de Meldcodetour voor uw regio of gemeente kunnen betekenen? Neem dan contact op met Frank.