Werkveld: Onderwijs
Extra inzet nodig tegen thuiszitten
Het afgelopen schooljaar is het aantal thuiszitters wederom gestegen: het aantal leerplichtige kinderen dat thuiszit zonder passend aanbod van onderwijs en/of zorg. Dat maakte het ministerie van OCW afgelopen vrijdag bekend in de kamerbrief ‘Stand van zaken thuiszitters’. In de brief worden extra maatregelen aangekondigd om het aantal thuiszitters terug te dringen, omdat ‘alle kinderen de kans moeten hebben om naar school te gaan’.
Het afgelopen schooljaar is er veel werk verzet en hebben samenwerkingsverbanden, scholen, jeugdhulp, leerplichtambtenaren en ouders voor 4733 thuiszitters een oplossing gevonden, waardoor de kinderen weer onderwijs krijgen. Helaas komen er ook steeds nieuwe thuiszitters bij. Schooljaar 2017-2018 telde in totaal 4479 thuiszitters. In 2016-2017 waren dat er 4212. Ondanks alle inspanningen van lokale, regionale en landelijke organisaties blijft het landelijke aantal thuiszitters de afgelopen jaren stijgen.
Thuiszitterspact
Om het aantal thuiszitters omlaag te brengen, hebben de ministeries van OCW, VWS en VenJ samen met de VNG, de VO-raad en de PO-Raad in juni 2016 het Thuiszitterspact gesloten. In dit pact hebben de partijen de ambitie gesteld dat in 2020 geen enkel kind langer dan drie maanden thuiszit zonder passend aanbod van onderwijs en/of zorg. Ze werken hierbij samen met Ingrado, Gedragswerk, LECSO, Netwerk LPO, NJI, Ouders & Onderwijs en de sectorraad swv VO in het thuiszittersoverleg. Samen stimuleren en ondersteunen ze gemeenten en samenwerkingsverbanden bij het opstellen van een sluitende (regionale) aanpak van thuiszitters.
De aanhoudende stijging van het aantal thuiszitters vraagt om extra inzet van de partners van het Thuiszitterspact. Enerzijds willen de partijen meer maatregelen om te voorkomen dat leerlingen thuis komen te zitten. Anderzijds moeten er meer mogelijkheden komen om kinderen die thuiszitten een passend onderwijs- en/of zorgaanbod te doen. Een belangrijke speerpunt is bijvoorbeeld het beleggen van doorzettingsmacht: iemand die de knoop doorhakt als de betrokken partijen er onderling niet uitkomen (zie het advies van Marc Dullaert, aanjager van het Thuiszitterspact).
Onderzoek naar het verhaal achter de cijfers
Om gemeenten en samenwerkingsverbanden beter te kunnen ondersteunen bij het terugdringen van het aantal thuiszitters, hebben de partners van het Thuiszitterspact behoefte aan meer zicht op het verhaal achter de cijfers: voor hoeveel thuiszitters ligt er binnen drie maanden een aanbod van onderwijs en/of zorg? Wat maakt dat het wel of niet lukt om een passend aanbod te creëren? Wij zijn door het Steunpunt Passend Onderwijs gevraagd om dit onderzoek uit te voeren. In maart zullen we een digitale enquête uitzetten om informatie op te halen uit de regio’s. Daarna volgt een ronde met groepsgesprekken en interviews. Klik hier om naar de projectpagina van dit onderzoek te gaan.
Een positieve kanteling: minder vrijstellingen van de Leerplichtwet
Positief nieuws is dat het aantal vrijstellingen 5 onder a voor het eerst licht is gedaald. Dit is een vrijstelling van de Leerplichtwet voor jeugdigen die niet in staat zijn onderwijs te volgen als gevolg van een fysieke of psychische beperking. In 2016 onderzochten wij de oorzaken van de groei van deze vrijstellingen. Hieruit bleek dat dat de vrijstelling 5 onder a voor een deel van deze jeugdigen niet de passende oplossing is.
Meer informatie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jos Lubberman.
Het onderzoek voor het Thuiszitterspact sluit mooi aan op onze voorgaande projecten, zoals:
Versnelling in het Thuiszitterspact
“Wij verbinden ons aan de ambitie dat in 2020 geen enkel kind langer dan drie maanden thuiszit zonder passend aanbod van onderwijs en/of zorg.” Zo luidt de eerste afspraak in het Thuiszitterspact dat de ministeries van OCW, VWS en J&V, de PO-Raad, de VO-Raad en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 2016 met elkaar hebben gesloten. Ze werken hierbij samen met Ingrado, Gedragswerk, LECSO, Netwerk LPO, NJI, Ouders & Onderwijs en de sectorraad swv VO in het thuiszittersoverleg. Samen stimuleren en ondersteunen ze gemeenten en samenwerkingsverbanden bij het opstellen van een sluitende (regionale) aanpak van thuiszitters.
Ondanks alle inspanningen van lokale, regionale en landelijke organisaties blijft het landelijke aantal thuiszitters toenemen. Reden voor de partners van het Thuiszitterspact om hun ondersteuning te verbeteren en hun aanpak te versnellen. Hiervoor wensen zij meer zicht op het verhaal achter de cijfers: voor hoeveel thuiszitters ligt er binnen drie maanden een aanbod van onderwijs en/of zorg? Wat maakt dat het wel of niet lukt om een passend aanbod te creëren?
Wij zijn door het Steunpunt Passend Onderwijs gevraagd om dit onderzoek uit te voeren. Daarvoor is middels een digitale enquête informatie opgehaald uit de regio’s, met vervolgens een kwalitatieve verdieping via groepsgesprekken, interviews een interactieve bijeenkomst.
Meer informatie?
Neem contact op met Jos.
Lessen over het slavernijverleden
De bevolking van Amsterdam is van oudsher divers van herkomst. De samenhang tussen haar inwoners is geen automatisme en vraagt om een gezamenlijke inspanning. Met de beleidslijn Gedeelde Geschiedenis wil de gemeente Amsterdam een stimulans geven aan het proces waarin de geschiedenis van de stad een meerstemmig en veelkleurig geheel wordt van en voor alle Amsterdammers.
Historische gevoeligheden bespreekbaar maken
Het uitgangspunt van Gedeelde Geschiedenis is dat ‘meer beladen facetten van de Amsterdamse geschiedenis niet worden ontweken, maar juist onder de loep worden genomen’. Dit vraagt om een verdere dialoog tussen zoveel mogelijk Amsterdammers en ruimte voor ieders verhaal. Het beleid van de gemeente richt zich mede op methodiekontwikkeling om historische gevoeligheden bespreekbaar te maken. De focus hierbij ligt op een zo groot mogelijke openheid, zelfreflectie en toekomstgerichtheid.
De inzet van de gemeente is gericht op verschillende doelen. Een van die doelen is het faciliteren en stimuleren van het Amsterdamse basis- en voortgezet onderwijs om aandacht te besteden aan Gedeelde Geschiedenis. Gedeelde Geschiedenis kan daarbij over verschillende thema’s gaan, maar drie thema’s verdienen volgens het gemeentebestuur in elk geval aandacht: Amsterdam migratiestad, Kolonialisme en slavernij en de Tweede Wereldoorlog.
Lessen over slavernijverleden op Amsterdamse scholen
In hun initiatiefvoorstel Een stap naar verdere erkenning van het Amsterdamse slavernijverleden (juni 2017) haken de raadsleden Blom, Duijndam en Mbarki aan op het thema slavernij. De gemeenteraad onderschrijft het belang om het onderwijsveld te ondersteunen bij het thema slavernijverleden. In dat licht heeft de gemeente Amsterdam ons gevraagd te onderzoeken wat scholen al met het onderwerp doen en wat zij daar eventueel nog bij nodig hebben. In onderstaande brief leggen we uit wat het onderzoek inhoudt:
Brief start onderzoek ‘Lessen over slavernijverleden op Amsterdamse scholen’
Meer informatie?
Neem contact op met Jacob van der Wel, Kees van Bergen of Annemieke Mack.
Titel afbeelding: ‘Suriname. Een plantaadge slavenkamp.’
Beeld: Jacob Eduard van Heemskerck van Beest / Rijksmuseum
Promotiebeurzen voor leraren vooral in trek bij hbo-docenten
Sinds 2011 kunnen bevoegde docenten uit het funderend onderwijs (po, so en vo) en beroepsonderwijs (mbo en hbo) een beurs aanvragen om promotieonderzoek te kunnen doen. Als de beurs wordt toegekend, dan ontvangt de onderwijsinstelling waar de docent werkzaam is een vergoeding om de docent te kunnen vervangen. De beurs maakt het dus mogelijk dat de docent wekelijks maximaal twee dagen die hij of zij normaliter voor de klas staat, besteedt aan zijn of haar promotieonderzoek. Deze Promotiebeurs voor leraren is vooral in trek bij hbo-docenten, blijkt uit onze evaluatie.
Verschillende beurzen mogelijk
Naast de Promotiebeurs voor leraren zijn er enkele andere beurzenprogramma’s voor docenten die naast hun baan in het onderwijs willen promoveren (Dudoc-Alfa en Dudoc-Bèta). Ook zijn er onderzoeksbeurzen voor gepromoveerde docenten die wetenschappelijk onderzoek willen doen (Postdoc-VO) en voor masterstudenten die willen promoveren én in het onderwijs willen werken (Promodoc). Deze vier beurzen kennen een wat smallere doelgroep dan de Promotiebeurs voor leraren en trekken voornamelijk docenten uit het voortgezet onderwijs. Ook qua aantal deelnemers gaat het bij deze beurzen om veel kleinere groepen: de vier beurzen zijn in totaal aan 77 personen toegekend.
Twee derde van de beurzen bij hbo
Van de bijna 1300 aanvragen voor een Promotiebeurs voor leraren is een kwart gehonoreerd: 345 laureaten zijn begonnen aan een promotietraject. Twee derde van deze promovendi werkt in het hbo. Ook het voortgezet onderwijs is goed vertegenwoordigd. Uit andere sectoren zijn minder aanvragen en dus ook minder toekenningen. Sinds 2014 zijn vrouwen in de meerderheid onder de laureaten.
Motivatie vooral eigen ontwikkeling
Docenten doen een promotieonderzoek vaak om zichzelf verder te ontwikkelen. Ze zijn doorgaans enthousiast over de combinatie van werken in het onderwijs en het uitvoeren van onderzoek, ondanks dat deze combinatie ervoor zorgt dat de werkdruk toeneemt. Docenten die de Promotiebeurs voor leraren hebben gekregen, doen vaak geen onderzoek dat direct met het onderwijs te maken heeft. Dat hoeft ook niet, want bij het aanvragen van deze promotiebeurs zijn docenten vrij om een onderwerp uit te kiezen. Bij de vier andere beurzen is het onderzoek vaak wel onderwijsgerelateerd.
Effect op onderwijskwaliteit?
Effecten op de onderwijskwaliteit van de school of opleiding laten zich (nog) moeilijk meten. Docenten en leidinggevenden verwachten doorgaans wel dat persoonlijke groei van de docent een positief effect heeft op het onderwijs. Enkele leidinggevenden zijn kritischer: ze menen dat het te bezien valt of er een effect is en of dat opweegt tegen de inspanningen die er, mede door de school, zijn verricht om de laureaat in staat te stellen een promotietraject te volgen.
Meer over de beurzen en de bevindingen uit ons evaluatieonderzoek kunt u vinden in onze rapportage op de projectpagina Evaluatie promotiebeurs voor leraren.
Regioplan 35 jaar: Winterwerksessie Toekomst van werken en leren in de grote stad
We bestaan in 2019 35 jaar! Om dit te vieren organiseren we 8 februari 2019 een Winterwerksessie met als thema ‘de toekomst van werken en leren in de grote stad’. De grootstedelijke arbeidsmarkt verandert snel. Banen verdwijnen, nieuwe functies en werktypen ontstaan. Flexibele vormen van arbeid nemen toe. Het profiel van de (toekomstige) werknemer verandert. Het optimaal benutten van het talent van de (toekomstige) werknemer is een belangrijke uitdaging. Tijdens de Winterwerksessie gaan we samen aan de slag met de vraag wat we moeten doen om dit te bewerkstelligen.
Programma
Onze experts zullen vanuit recent en relevant onderzoek de huidige stand van zaken en uitdagingen schetsen. Hierna stropen we de mouwen op en gaan we in workshops vanuit verschillende invalshoeken aan de slag met het formuleren van oplossingsrichtingen op de uitdagingen waar we nu voor staan:
- Hoe kunnen leerlingen en werknemers zich voorbereiden op de veranderende arbeidsmarkt van de grote stad?
- Wat is daar vanuit de overheid voor nodig?
- Welke rol kunnen werkgevers en het maatschappelijk middenveld daarbij spelen?
Na afloop presenteren de deelnemers hun ideeën, die we via onze website en nieuwsbrieven zullen verspreiden.
De Winterwerksessie wordt gemodereerd door Marinka Kuijpers. Zij is bijzonder hoogleraar leeromgeving en leerloopbanen aan de Open Universiteit.
Voor wie
De Winterwerksessie is bedoeld voor onderzoekers, docenten, actieve studenten en beleidsmakers die zich bezighouden met de onderwerpen toekomstbestendigheid van het onderwijs en de arbeidsmarkt in de grote stad, en die in dit kader graag actief meedenken over talentontwikkeling.
Waar en wanneer
Vrijdag 8 februari, tussen 13.00 en 17.00 uur. Inloop vanaf 12.30 uur. Aansluitend is er een borrel.
Regioplan, Jollemanhof 18 Amsterdam.
Aanmelden
Geïnteresseerd om met ons mee te denken over de toekomst van leren en werken in de grote stad? U kunt zich hier aanmelden.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Miranda Witvliet. Van te voren ontvangt u een korte visiepaper, gebaseerd op recent en relevant onderzoek op dit terrein. Deelname aan de Winterwerksessie is gratis.
Evaluatie programma Jong Leren Eten
Nederlandse kinderen eten vaak ongezond. Ook weten veel kinderen niet waar hun eten vandaan komt. Om het thema gezonde en duurzame voeding beter onder de aandacht te brengen en te versterken heeft het kabinet in 2016 het programma Jong Leren Eten geïnitieerd. Het programma is gericht op samenwerking tussen partners die actief zijn op het thema. Wij hebben de afgelopen jaren een lerende evaluatie uitgevoerd van het programma, om te kijken wat nodig is om de doelen van JLE te bereiken.
Zoals ook beschreven in de Kamerbrief, concluderen wij in de evaluatie dat met het programma een impuls is gegeven aan het netwerk en de activiteiten op het gebied van voedseleducatie. Ook is er meer verbinding en afstemming tussen de ‘witte’ wereld (gezondheid) en ‘groene’ wereld (duurzaamheid) gekomen. Een tweede programmaperiode is echter nodig voor een structurele borging van datgene dat er tot nu toe bereikt is.
Jong Leren Eten zal de komende jaren worden voortgezet en van nieuwe accenten voorzien, zoals onder andere in onze evaluatie is voorgesteld.
Meer informatie?
Neem contact op met Miranda.
Effecten meer en beter bewegingsonderwijs
In 2018 heeft de SP een wetsvoorstel voor meer en beter bewegingsonderwijs ingediend. Volgens het voorstel zou drie uur gym per week de norm moeten worden voor alle basisscholen. Bovendien dienen alle gymlessen enkel door vakleerkrachten te worden verzorgd. Het wetsvoorstel voorziet tevens in een werkdrukverlaging voor groepsleerkrachten: de tijd die zij momenteel steken in het geven van gymnastiek kunnen zij gaan besteden aan (de voorbereiding van) het reguliere onderwijs.
De SP heeft ons gevraagd om te bezien of er wetenschappelijk onderbouwd bewijs bestaat voor de aanwezigheid van opbrengsten van de initiatiefwet op het gebied van gezondheid, leerprestaties en eventuele overige maatschappelijke baten. Tevens zijn we gevraagd om te onderzoeken of de (financiële) omvang van deze baten in kaart kan worden gebracht en of een afweging tussen investeringen en opbrengsten mogelijk is.
Uit ons onderzoek blijkt dat er overtuigend bewijs is voor de gezondheidsvoordelen van sporten en bewegen en dat door meer gymlesminuten de fitheid van kinderen kan verbeteren. De vakleerkracht heeft hierbij een toegevoegde waarde. Er zijn (steeds meer) aanwijzingen dat (extra) beweging op school de schoolprestaties kan begunstigen, maar vooralsnog is er onvoldoende wetenschappelijk bewijs waarmee een positieve causale relatie kan worden bevestigd.
Meer informatie?
Neem contact op met Kees.
Toeleiding statushouders naar onderwijs
De taalachterstand van veel nieuwkomers bemoeilijkt de toelating tot het beroeps- en hoger onderwijs in Nederland. Sommige onderwijsinstellingen hebben daarom voorschakeltrajecten ontwikkeld, gericht op een betere aansluiting met het reguliere onderwijs. Wij hebben voor het ministerie van SZW een inventarisatie uitgevoerd van de voorschakelvoorzieningen die momenteel door onderwijsinstellingen en privéaanbieders zijn ontwikkeld. Een traject bestaat over het algemeen uit een combinatie van inburgering (Nederlandse taal, KNM, ONA), aanvullende vakken (zoals wiskunde en Engels) en praktische begeleiding (loopbaanbegeleiding en studievaardigheden).
Voorschakeltrajecten belangrijke meerwaarde voor nieuwkomer en samenleving
Uit de inventarisatie blijkt dat de trajecten voor zowel de statushouder als de voor de samenleving van grote meerwaarde zijn. Met name op de onderstaande punten:
- Goede voorbereiding is erg belangrijk om de overgang naar het reguliere onderwijs mogelijk te maken. In de voorschakeltrajecten worden studievaardigheden aangeboden, waardoor de deelnemers beter voorbereid zijn op het Nederlandse onderwijssysteem. Daarnaast creëert het onderdeel loopbaanoriëntatie een realistisch beeld van studie- en beroepsmogelijkheden. Al deze onderdelen zijn erop gericht uitval in het reguliere onderwijs te verminderen.
- In plaats van volgtijdelijk inburgering en onderwijs volgen, ronden deelnemers tijdens hun voorschakeltraject hun inburgering af en zetten ze gelijktijdig hun eerste stappen richting een opleiding. Daarnaast geeft een voorschakeltraject de nieuwkomer de mogelijkheid om direct in te stromen op een passend niveau. Dit alles leidt tot belangrijke tijdswinst.
- Zonder voorschakeltrajecten zouden veel statushouders niet kunnen studeren, of alleen onder hun niveau. De trajecten geven nieuwkomers de kans om op hun eigen niveau deel te nemen aan het onderwijs, en zo op een duurzame manier aan hun toekomst te werken en te integreren in de Nederlandse samenleving. De verwachting is dat dit uiteindelijk leidt tot duurzame participatie op de arbeidsmarkt.
Meer informatie?
Bekijk de factsheet hieronder. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Arend.
Re-integratie van stille reserve uit de WW in het primair onderwijs
Samen met vakbonden en werkgevers kijkt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) naar mogelijke oplossingen voor het lerarentekort in het primair onderwijs. In dit licht heeft het ministerie ons gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de stille reserve: onderwijspersoneel dat momenteel niet meer in het primair onderwijs werkt en een uitkering ontvangt. De centrale vraag van dit onderzoek is of zij weer in het primair onderwijs aan het werk willen en wat hen daarbij kan helpen. Met behulp van een digitale enquête verschaffen we inzicht in hun ervaringen met uitdiensttreding en mogelijke manieren om een terugkeer naar werk te realiseren.
Meer informatie?
Neem contact op met Jos.
Effecten initiatiefwet voor meer en beter bewegingsonderwijs
In 2018 heeft de SP een wetsvoorstel voor meer en beter bewegingsonderwijs ingediend. Volgens het voorstel zou drie uur gym per week de norm moeten worden voor alle basisscholen. Bovendien dienen alle gymlessen enkel door vakleerkrachten te worden verzorgd. Het wetsvoorstel voorziet tevens in een werkdrukverlaging voor groepsleerkrachten: de tijd die zij momenteel steken in het geven van gymnastiek kunnen zij gaan besteden aan (de voorbereiding van) het reguliere onderwijs.
Investeringen versus opbrengsten initiatiefwet
Om aan de normen van het wetsvoorstel te voldoen, moeten scholen (extra) vakleerkrachten aanstellen en bij het merendeel van de scholen dient het wekelijkse aantal gymlesuren te worden uitgebreid. Tegenover deze investeringen staan mogelijk ook de nodige opbrengsten. Volgens experts zijn er, naast gezondheidsvoordelen, steeds meer aanwijzingen dat sport en bewegen ook de prestaties van kinderen op school mogelijk positief beïnvloedt.
Onderzoek naar opbrengsten
De SP heeft ons gevraagd om te bezien of er wetenschappelijk onderbouwd bewijs bestaat voor de aanwezigheid van opbrengsten van de initiatiefwet op het gebied van gezondheid, leerprestaties en eventuele overige maatschappelijke baten. Tevens zijn we gevraagd om te onderzoeken of de (financiële) omvang van deze baten in kaart kan worden gebracht en of een afweging tussen investeringen en opbrengsten mogelijk is.
Overtuigend bewijs gezondheidsvoordelen, meer onderzoek nodig naar effecten schoolprestaties
Uit ons onderzoek blijkt dat er overtuigend bewijs is voor de gezondheidsvoordelen van sporten en bewegen en dat door meer gymlesminuten de fitheid van kinderen kan verbeteren. De vakleerkracht heeft hierbij een toegevoegde waarde. Er zijn (steeds meer) aanwijzingen dat (extra) beweging op school de schoolprestaties kan begunstigen, maar vooralsnog is er onvoldoende wetenschappelijk bewijs waarmee een positieve causale relatie kan worden bevestigd.
Initiatiefwet rendeert wanneer kinderen op jonge leeftijd worden gestimuleerd te blijven sporten
Een leven lang sporten en bewegen levert geld op door lagere zorgkosten, lager ziekteverzuim, hogere arbeidsproductiviteit en positieve sociale effecten, waaronder mogelijk verbeterde leerprestaties. Als het wetsvoorstel voor meer bewegingsonderwijs ertoe leidt dat meer scholieren (tussen de 12 en 37%) een leven lang blijven sporten, dan kunnen de investeringen van 275 miljoen euro per jaar op korte termijn worden gecompenseerd. Belangrijk is dan wel dat de focus van de gymnastiekles mede uitgaat naar het stimuleren van kinderen om een leven lang actief te blijven. Overigens hebben we een aantal mogelijk te verwachten opbrengsten, waaronder de mogelijke baten van verbeterde leerprestaties, niet in onze ramingen mee kunnen nemen omdat er vooralsnog onvoldoende onderzoek voorhanden is waarmee deze baten in geldwaarden kunnen worden uitgedrukt. Op langere termijn, naarmate meer kinderen met het vernieuwde bewegingsonderwijs in aanraking zijn gekomen, wordt het aandeel scholieren dat een leven lang moet blijven sporten ter compensatie van de investeringen in het wetsvoorstel steeds kleiner.
Meer weten?
Het onderzoeksrapport vindt u op de projectpagina.