Werkveld: Veiligheid en recht
Verdiepend onderzoek casuïstiek Hoorn
De gemeente Hoorn heeft geconstateerd dat er in de eigen gemeente relatief veel multiprobleemgezinnen zijn waarbij langdurige en gestapelde zorg wordt ingezet. Ondanks de betrokken inzet van hulpverleners en cliënten zelf, heeft de hulpverlening regelmatig niet het gewenste effect en blijven forse hulpvragen bestaan. Daarom voeren we in opdracht van de gemeente Hoorn het Verdiepend onderzoek casuïstiek Hoorn uit. Het doel is inzicht te geven in waar en hoe er winst te behalen is bij het effectief beantwoorden van complexe hulpvragen. We gaan hiervoor in gesprek met professionals en direct betrokkenen om te onderzoeken waar de verbetermogelijkheden liggen.
Aanpak HGKM in het lokaal veld: randvoorwaarden voor regie, samenwerking en afstemming op operationeel niveau
Dit onderzoek beoogt bij te dragen aan de verbetering van de effectiviteit van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM) in het lokaal veld. Binnen de aanpak van HGKM wordt gestreefd naar systeemgericht, multidisciplinair samenwerken en samenwerken vanuit een gedeelde focus op veiligheid. Het tot stand brengen van goede regie, samenwerking en afstemming blijkt in de praktijk echter een zware opgave. Dit project werkt in de uitvoeringspraktijk aan het identificeren en tegelijkertijd wegnemen van de barrières die bestaan op operationeel, organisatie- en netwerkniveau. In het onderzoek staan de ontwikkelingen in twee regio’s centraal; Rotterdam-Rijnmond en Gooi en Vechtstreek. Het onderzoek is een lerende evaluatie. Dat betekent dat we niet alleen kennis ophalen, maar ook beogen bij te dragen aan het leerproces binnen de bij het onderzoek betrokken regio’s en leren tussen regio’s faciliteren. Dat gebeurt door middel van de methode Reflexieve Monitoring in Actie, een gevalideerde methode voor de monitoring en ondersteuning van projecten die gericht zijn op systeeminnovatie. Het onderzoek levert kennis op die breder toepasbaar is binnen de aanpak van HGKM maar ook breder: binnen het hele sociaal domein.
Het onderzoek voeren we uit met subsidie van ZonMw. We werken samen met het Athena Instituut van de Vrije Universiteit en Hiemstra en De Vries.
Meer weten?
Neem voor meer informatie over dit project contact op met Yannick.
Samen verder werken aan een betere aanpak van huiselijk geweld
Gisteren presenteerde het Verwey-Jonker Instituut de uitkomsten van meerjarig onderzoek naar de aanpak van huiselijk geweld. Wat blijkt: in meer dan de helft van de gezinnen stopt het geweld niet na melding bij Veilig Thuis, het geweld is en blijft ernstig en heeft grote schadelijke gevolgen voor de betrokkenen. Ook wij zien in onze projecten al jaren dat de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM) onvoldoende effect sorteert.
Complexe casuïstiek
De problematiek is hardnekkig. Zelfs na een indringende interventie als het huisverbod, die gepaard gaat met een snelle inzet van hulp, stopt het geweld in meer dan de helft van de casussen niet. Dat heeft te maken met de complexiteit van dit soort casuïstiek. Als HGKM gemeld wordt, is er vaak sprake van een langdurige geschiedenis van geweld, van ernstig geweld en van een complex samenspel van problematiek: uiteraard problemen in de relatiedynamiek, maar ook praktische en financiële problemen, persoonlijkheidsproblematiek, opvoedingsproblemen, hechtingsproblematiek en trauma.
In onze onderzoeken naar hulp na melding bij Veilig Thuis en hulp in complexe casuïstiek en in onze betrokkenheid bij de regionale invulling van het landelijk programma Geweld hoort nergens Thuis zien we onder andere het volgende:
- Het lokaal veld heeft een belangrijke rol als toegang, maar is lang niet altijd toegerust op de ernst en complexiteit van dit soort problematiek.
- Hulp wordt gefragmenteerd aangeboden terwijl hulp systeemgericht moet zijn; er is geen regie, en door de fragmentatie is er ook onvoldoende zicht op veiligheid;
- Specialistische hulp is lang niet altijd op het juiste moment en in de juiste vorm beschikbaar;
- Er is nog steeds sprake van een scheiding tussen het zorgdomein en het veiligheidsdomein en tussen vrijwillig en gedwongen kader, terwijl ze in een casus samenkomen.
Kennis en actie verbinden
Wij werken samen met partijen in de uitvoering aan verbetering van de aanpak die is gericht op betere regie, meer systeemgerichtheid, snellere toegang tot betere hulp. Dat doen we bijvoorbeeld in Rotterdam-Rijnmond, waar we intensieve regie op dit soort casuïstiek in het lokaal veld ontwikkelen met behulp van Multifocus. We doen dat ook door in onze onderzoeken zichtbaar te maken waar het precies misgaat in dit soort casuïstiek en daar samen met betrokken partijen verbetertrajecten op te ontwikkelen. En we doen dat door gemeenten te helpen hun eigen lokale aanpak verder te verbeteren. Onze aanpak verbindt kennis met actie: we weten al veel over wat nodig is en wat werkt, maar het is niet altijd eenvoudig dat in de praktijk te brengen. Door steeds opnieuw terug te gaan naar wat op casusniveau nodig is verbinden we betrokken partijen in een actiegericht, lerend traject waarin we uitvoering, organisatie en bestuur verenigen. Elke lokale aanpak heeft zijn eigen specifieke sterke en zwakke punten, maar ook specifieke kansen en bedreigingen. De oplossing is maatwerk!
Meer weten over de projecten die wij doen of wat wij voor u kunnen betekenen? Neem contact op met Katrien.
Uitwerking aanbevelingen GREVIO – Nederland en het Verdrag van Istanbul: wat betekent dat concreet?
In januari 2020 bracht een commissie van experts (GREVIO) een advies uit over de naleving door Nederland van het Verdrag van Istanbul. Dat verdrag is gericht op het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Een belangrijk deel van de aanbevelingen die GREVIO doet, heeft betrekking op de mate waarin de Nederlandse aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld rekening houdt met gender als onderliggende oorzaak voor deze vormen van geweld. GREVIO wijst in dit kader op een aantal belangrijke verbeterpunten. De Nederlandse overheid gaat met die verbeterpunten aan de slag. Dat vereist een vertaling van de aanbevelingen van GREVIO naar de beleids- en uitvoeringspraktijk in Nederland. Daarbij moet ook ruimte zijn voor aspecten van de Nederlandse aanpak waar we in Nederland veel waarde aan hechten.
Wij ondersteunden de betrokken ministeries bij het maken van deze vertaalslag. Dat traject resulteerde in een advies over wat ‘GREVIO’ concreet betekent voor de Nederlandse aanpak van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
Veilige Steden: nieuw ondersteuningsprogramma voor gemeenten van start
Meisjes en vrouwen krijgen disproportioneel vaak te maken met onveiligheid in de openbare ruimte en bij het uitgaan. Door het hele land zijn er gemeenten die zich daarom via het programma Veilige Steden extra inzetten voor veiligheid van vrouwen en meisjes.
In opdracht van het ministerie van OCW bieden wij deze gemeenten tot en met 2022 ondersteuning met kennis, advies en het faciliteren van uitwisseling.
We bieden een doorlopend ondersteuningsprogramma met onder andere meerdere uitwisselingsbijeenkomsten per jaar, kennisproducten zoals factsheets en handreikingen, een informatieve website en individuele adviesgesprekken per gemeente. Belangrijke thema’s in het ondersteuningsprogramma zijn gendersensivititeit, facetbeleid, lokale samenwerking en sturen op resultaat. Op 22 september vindt een landelijke startconferentie plaats als aftrap van het ondersteuningsprogramma.
Meer informatie?
Bekijk de website die we voor dit programma hebben opgezet of de projectpagina of neem contact op via VeiligeSteden@Regioplan.nl.
Advisering en begeleiding Veilige Steden
Naroepen, achtervolgen, betasten – meisjes en vrouwen krijgen disproportioneel vaak te maken met onveiligheid in de openbare ruimte en bij het uitgaan. Door het hele land zijn er daarom gemeenten die zich binnen het programma Veilige Steden extra inzetten voor de veiligheid van vrouwen en meisjes. De nadruk ligt daarbij op veiligheid in de openbare ruimte en met het uitgaan.
Als organisator van het programma Veilige Steden heeft het ministerie van OCW aan ons gevraagd om de deelnemende gemeenten tot en met 2022 te ondersteunen met kennis, advies en het faciliteren van uitwisseling. We bieden een doorlopend ondersteuningsprogramma met onder andere meerdere uitwisselingsbijeenkomsten per jaar, kennisproducten, zoals factsheets en handreikingen, een informatieve website, start- en slotconferenties en individuele adviesgesprekken per gemeente. Belangrijke thema’s in het ondersteuningsprogramma zijn gendersensivititeit, facetbeleid, lokale samenwerking en sturen op resultaat.
Meer informatie? Neem contact op met Heleen.
Evaluatie Visie ‘Recht doen, kansen bieden’ en Wet straffen en beschermen
Met de visie ‘Recht doen, kansen bieden’ en bijbehorende Wet straffen en beschermen wordt gestreefd naar een effectievere uitvoering van gevangenisstraffen. In opdracht van het WODC zetten wij een monitor op voor toekomstig evaluatie-onderzoek en voeren wij de nulmeting uit.
Op 17 juni 2018 is het visiedocument ‘Recht doen, kansen bieden: naar effectievere gevangenisstraffen’ naar de Tweede Kamer gestuurd. De visie gaat over de wijze waarop een gevangenisstraf wordt uitgevoerd vanuit het perspectief van de geloofwaardigheid van straffen en de bescherming van de maatschappij. Centrale thema’s in de visie zijn de aanpassing van de voorwaardelijke invrijheidsstelling bij langere gevangenisstraffen, een systeem van straffen en belonen in detentie en een versterkte inzet op vermindering van recidive. In de Wet straffen en beschermen zijn verschillende onderdelen uit de visie in wetgeving omgezet. Deze wet treedt naar verwachting op 1 mei 2021 inwerking.
De Tweede Kamer ziet graag dat de visie en de wet na 5 en 10 jaar geëvalueerd worden. Vooruitlopend op deze evaluaties dient een monitor (onderzoeksprogramma) opgezet te worden. Daarnaast zal een nulmeting plaats moeten vinden om de nulsituatie, voorafgaand aan implementatie van de visie en wet, goed in beeld te brengen. Wij voeren dit onderzoek uit in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, in samenwerking met Pauline Schuyt van de Universiteit Leiden. We verwachten de resultaten begin 2021.
Meer informatie?
Neem contact op met Ger.
Politie gebruikt minder fysiek geweld, meer pepperspray en vuurwapen
De maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van de politie zijn hoog, variëren door de tijd en zijn soms zelfs tegenstrijdig. Dat betreft de doeltreffendheid van de taakuitoefening (handhaven van recht en orde) maar zeker ook de integriteit van het gebruik van bevoegdheden zoals geweldgebruik. Daarom is inzicht in de feiten van groot belang: wat zijn de aard en omvang van en de ontwikkelingen binnen het politiegeweld?
Ons recente onderzoek naar de aard en omvang van politiegeweld laat zien dat de omvang en achtergrond van politiegeweld nauwelijks is veranderd, in vergelijking tot de jaren 2000, 2005 en 2010. Wel is er een verschuiving van fysiek politiegeweld (duwen, trekken, naar de grond brengen etc.) naar het gebruik van vooral pepperspray en het vuurwapen. Vergeleken met voorgaande jaren is het aandeel van voorvallen waarbij een vuistslag is gegeven en/of de verdachte is gefixeerd, licht toegenomen en het aandeel van de technieken duwen en trekken, naar de grond brengen, verwurgingen, armklemmen en schoppen afgenomen. Gebruik van geweld door de politie vond in een meerderheid van de gevallen plaats na één of meer waarschuwingen. In de helft van de gevallen bleek sprake van voorafgaand geweld door de verdachte, niet zelden een ‘verward’ persoon of iemand onder invloed van verdovende middelen.
Verklaringen voor veranderingen
Het onderzoek draagt een aantal mogelijke verklaringen aan voor de verschuiving naar pepperspray en vuurwapen. De aandacht van politieagenten voor hun eigen veiligheid lijkt te zijn toegenomen waardoor zij meer fysieke afstand bewaren en eerder geweldmiddelen als pepperspray en vuurwapen ingezet worden. Experts binnen de politie zien daarnaast een toenemende handelingsverlegenheid van agenten door enerzijds de complexere maatschappelijke problematiek en anderzijds een training met meer nadruk op de inzet van geweldmiddelen. Een andere mogelijke verklaring is gelegen in de aansturing van politiemensen. Agenten rijden naar verhouding meer op (mogelijk escalerende) noodhulpmeldingen in plaats van algemene surveillance. Bovendien worden agenten tijdens het aanrijden door de meldkamer meer geïnformeerd over de situatie en de personen waar zij naar op weg zijn.
Methode van onderzoek
Om de aard en omvang van politiegeweld inzichtelijk te maken zijn bijna 10.000 meldingsformulieren geweldaanwending van de basispolitiezorg over 6.711 geweldvoorvallen geanalyseerd. Aanvullend is ter verdieping een dossieranalyse van een selectie van de geweldmeldingen uit 2016 uitgevoerd. Daarnaast zijn de dossiers van de Rijksrecherche uit 2016 onderzocht die betrekking hebben op politiegeweld met ernstig letsel of de dood tot gevolg. De bevindingen over het jaar 2016 zijn vergeleken met bevindingen uit (vergelijkbare) onderzoeken over 2000, 2005 en 2010. Mogelijke verklaringen voor geconstateerde resultaten zijn in beeld gebracht met interviews en een expertmeeting met politiefunctionarissen uit verschillende geledingen van de politie.
We voerden het onderzoek uit in samenwerking met Jaap Timmer van de Vrije Universiteit Amsterdam. We deden dat in opdracht van het onderzoeksprogramma Politie en Wetenschap. Het rapport is op de projectpagina te vinden.
Met gepast geweld. Aard, omvang en ontwikkeling van politiegeweld in Nederland in 2016.
Politiegeweld staat opnieuw volop in de aandacht. Wat weten we over politiegeweld in Nederland? Wij deden samen met de Vrije Universiteit Amsterdam onderzoek naar geweldgebruik door agenten in 2016, in vergelijking met de jaren 2000, 2005 en 2010.
Het onderzoek laat zien dat de politie naar verhouding minder vaak fysiek politiegeweld gebruikt maar relatief vaker pepperspray en vuurwapen inzet. De omvang en achtergrond van politiegeweld is nauwelijks veranderd. Een mogelijke verklaring voor de geconstateerde verschuiving van fysiek geweld naar de inzet van geweldsmiddelen als pepperspray en vuurwapen is dat politiemensen meer oog hebben voor de eigen veiligheid: meer afstand houden en daarmee ook minder fysiek geweld gebruiken maar eerder andere geweldsmiddelen Ook veranderingen in de aansturing van politiemensen, zoals meer druk op noodhulp en gebruik van actuele informatie over de melding, bieden wellicht een verklaring.
Minder zicht op ouderenmishandeling door beperkende maatregelen corona
Op 15 juni, de Dag tegen Ouderenmishandeling, organiseerden we een Regioplan Online Kenniskamer over de vraag wat de coronacrisis betekent voor de aanpak van deze problematiek. In een interessant gesprek met uitvoerders, projectleiders en experts bespraken we de gevolgen van de beperkende maatregelen voor de kwetsbaarheid voor en zichtbaarheid van de problematiek.
De maatregelen die genomen zijn om de verspreiding van het coronavirus te beperken betekenen voor ouderen, nog meer dan voor andere groepen, een toegenomen isolement. Sociale contacten zijn verminderd en een deel van de zorg is weggevallen. Tegelijkertijd is de druk op zorgverleners toegenomen: in zorginstellingen en daarbuiten hebben verpleging en thuiszorg onder grote druk moeten werken en mantelzorgers hebben vaak extra taken op zich genomen. En voor ouderen geldt wat ook voor de rest van de bevolking geldt: er is minder gelegenheid om te ontsnappen aan spanningen in huis, spanningen die bovendien kunnen oplopen doordat huisgenoten dichter op elkaar zitten.
Daarmee is het risico op ouderenmishandeling in bepaalde situaties toegenomen, terwijl het zicht op deze situaties is verminderd. Dat gaat zowel om de thuissituatie als de situatie in instellingen en het gaat om alle vormen van ouderenmishandeling: verwaarlozing, financieel misbruik en fysieke, psychische en seksuele mishandeling. Ouderen hebben waarschijnlijk nog langere tijd te maken met beperkingen in hun bewegingsvrijheid vanwege hun grotere kwetsbaarheid in het kader van corona. Laten we dan ook lessen trekken uit de afgelopen maanden. Zicht op kwetsbare ouderen is en blijft belangrijk. Binnen zorginstellingen is het nodig dat er zicht is op de bejegening van ouderen door zorgverleners; in de thuissituatie gaat het om zicht op toegenomen druk op mantelzorgers en veranderende relaties van ouderen met hun naasten. Dat zicht valt te organiseren, bijvoorbeeld door slim gebruik te maken van bestaande netwerken, door de drempel tot de huisarts laag te houden en door fysiek contact te handhaven waar mogelijk. En is fysiek contact dan echt niet mogelijk, dan blijken digitale middelen een mooi alternatief te zijn.
Lees ook de notities van het gesprek tijdens de KennisKamer.