Werkveld: Sociaal domein
Betere hulp aan gezinnen met complexe hulpvragen: onderzoeken, ontwikkelen en leren in Hoorn en West-Friesland
Bij gezinnen met complexe hulpvragen staat er veel op het spel. Zij hebben vaak problemen op meerdere levensdomeinen tegelijkertijd. In de praktijk komt het helaas nog te vaak voor dat deze gezinnen niet de hulp krijgen die ze nodig hebben. Daarom hebben de gemeente Hoorn en de regio West-Friesland ons gevraagd hen te ondersteunen in hun omgang met complexe casuïstiek. Wat begon met een verdiepend onderzoek naar complexe casuïstiek in Hoorn, heeft zich door de jaren heen uitgebreid naar andere activiteiten zoals het begeleiden van leertafels en een implementatietraject. Hieronder geven we een overzicht van de activiteiten en delen we enkele belangrijke inzichten.
Verdiepend onderzoek complexe casuïstiek
In de gemeente Hoorn zijn er relatief veel gezinnen waar meerdere problemen tegelijkertijd spelen. Voor deze problemen worden vaak langdurige en meerdere soorten zorg ingezet. Ondanks de inzet van hulpverleners en van cliënten zelf, heeft deze aanpak regelmatig nog niet het gewenste effect. Daarom hebben we een verdiepend onderzoek uitgevoerd om zicht te krijgen op verbetermogelijkheden voor het beantwoorden van complexe hulpvragen. Dat deden we door in gesprek te gaan met professionals en direct betrokkenen. Uit het onderzoek bleek onder andere dat gezinnen geholpen zijn bij een intensievere, meer systeemgerichte en domeinoverstijgende aanpak.
Beschrijven van de methodiek Proeftuin
Het stopt niet bij kennis over wat er beter kan. De volgende stap is om die kennis te benutten voor daadwerkelijke verandering. Dat gebeurt in een Proeftuin binnen het gebiedsteam Kersenboogerd. In de Proeftuin wordt een methodiek ontwikkeld waarin de eerdere inzichten een plek krijgen. In opdracht van gemeente Hoorn beschrijven we deze methodiek door aan te sluiten bij casusoverleggen en ontwerpsessies te houden met betrokkenen. Zo ontstaat een gedragen methodiekbeschrijving die meegroeit met de lessen die tijdens de pilot worden opgedaan.
Adviseren over gezinsgericht werken
In complexe casuïstiek is vaak sprake van jeugdbescherming, en omgekeerd: casussen waarin de jeugdbescherming betrokken raakt, zijn vrijwel altijd complex. Gezinsgericht werken is een manier van werken waar in dit kader veel van wordt verwacht. In de regio West-Friesland was echter onduidelijk wat precies verstaan moest worden onder gezinsgericht werken: de gemeenten in de regio leken daar iets anders onder te verstaan dan de gecertificeerde instellingen. Ons werd gevraagd duidelijkheid te brengen. Dat bleek alleen mogelijk door een vraagstuk op tafel te leggen dat onderliggend bleek aan de discussie over gezinsgericht werken: de samenwerking tussen lokale teams en partijen in de jeugdbeschermingsketen en ontevredenheid over die samenwerking. Samen met Chiel Peters van Hiemstra & De Vries hebben wij in samenspraak met de betrokken partijen uitgangspunten opgesteld voor de samenwerking tussen lokale teams en gecertificeerde instellingen; uitgangspunten waar bij de verdere richting Toekomstscenario op kan worden voortgebouwd. Het traject leidde bovendien tot belangrijke bijvangst over wat een effectieve jeugdbescherming in de weg staat en ondersteunt.
Leren over de samenwerking in complexe casussen
Tot slot zijn gezinnen gebaat bij hulpverleners die zichzelf en elkaar kritisch durven te bevragen en willen leren van ervaringen uit het verleden. De gemeente Hoorn vroeg ons daarom om een leerproces te begeleiden op basis van complexe casussen waarin de samenwerking en regie niet naar wens verliep. Dit kreeg vorm door drie leertafels en een zogenaamde ‘fishbowl sessie’. In de leertafels werd op de samenwerking en regie binnen een concrete casus gereflecteerd door de betrokken uitvoerende professionals. Vervolgens werden in een fisbowlsessie ook hun management/directie uitgenodigd om samen casusoverstijgend te onderzoeken welke oorzaken ten grondslag liggen aan de ervaren knelpunten en wat je hiervan kan leren naar de toekomst. Deelnemers gaven aan dat het waardevol is om op deze manier dat wat ‘onder water’ leeft omhoog te halen en onderwerp te maken van gesprek.
Meer weten?
Alles samengenomen ligt er een mooi proces dat met elke stap bijdraagt aan betere hulp aan gezinnen met complexe hulpvragen. Wil je meer weten over (een van) de genoemde stappen? Neem gerust contact op met Katrien de Vaan.
Leidschendam-Voorburg: wat zijn de ervaringen van inburgeraars?
Wat zijn de ervaringen van inburgeraars met de nieuwe verplichtingen die voortvloeien uit de Wet inburgering (Wi2021) en met de bijbehorende dienstverlening? In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg voeren we dit jaar een kwalitatief monitoringsonderzoek uit naar die vraag.
In 2021 is de nieuwe Wet inburgering (Wi2021) van kracht geworden. Deze nieuwe wet moet eraan bijdragen dat inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren en volwaardig aan de Nederlandse samenleving gaan deelnemen. Inburgering wordt hiermee onderdeel van het brede sociaal domein. Om volledige inburgering te verwezenlijken zijn hiervoor nieuwe eisen gesteld aan inburgeraars.
Onder de nieuwe wet zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet. Gemeenten zijn verplicht om inburgeringsplichtige asielmigranten tijdig een inburgeringsaanbod te doen. Binnen de Wi2021 zijn er drie leerroutes om in te burgeren. Elk van deze routes biedt de inburgeraar manieren om de taal te leren en te participeren in de Nederlandse samenleving.
Knelpunten in kaart
De gemeente Leidschendam-Voorburg wil graag weten welke ervaringen inburgeraars hebben met deze nieuwe verplichtingen en met de gemeentelijke dienstverlening op dit vlak.
Op verzoek van de gemeente gaan we deze ervaringen de komende tijd in kaart te brengen. De gemeente voert zelf een kwantitatieve monitoring uit. Als aanvulling voeren wij twee kwalitatieve monitoringsrondes uit, waarin we de ervaringen van inburgeraars in kaart willen brengen voor de gemeente. Voor deze kwalitatieve monitoring spreken we met aanbieders van taalcursussen, met consulenten van de gemeente én met inburgeraars zelf. Op die manier willen we inzicht krijgen in mogelijke knelpunten met betrekking tot participatie en het leren van de Nederlandse taal, zodat de gemeente haar dienstverlening op het gebied van inburgering verder kan aanscherpen.
Meer weten?
Neem dan contact op met Annemieke Mack.
Sterke lokale teams op veiligheid: bouwstenen voor implementatie
De Leidraad ‘Werken aan veiligheid. Leidraad voor gemeenten voor de opdrachtverstrekking aan lokale teams’ maakt duidelijk aan welke kwaliteitseisen de aanpak van huiselijk geweld, kindermishandeling en ontwikkelingsbedreiging van kinderen in lokale teams moet voldoen. Het werkpakket Werken aan veiligheid van het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming helpt gemeenten en uitvoeringsorganisaties om hier nader invulling aan te geven. Katrien de Vaan van Regioplan ondersteunt regio’s en gemeenten bij de implementatie van de Leidraad, onder andere als lid van het Expertteam Leidraad Werken aan veiligheid, dat het werkpakket ontwikkelde.
Het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming vraagt om sterke lokale teams, die een centrale rol spelen in de aanpak van onveiligheid in relaties. De Leidraad Werken aan veiligheid is een belangrijk instrument in het gereed maken van lokale teams voor het oppakken van die rol. Dat is een regionaal proces, omdat gemeenten onderling afhankelijk zijn voor een effectieve aanpak van deze thematiek waarin ook regionale partners een belangrijke rol spelen. Het is ook een proces waar veel regio’s al jaren aan werken, geïnitieerd onder het programma Geweld hoort nergens thuis met de voorloper van de Leidraad: het Kwaliteitskader Werken aan veiligheid voor lokale teams en gemeenten.
Het Expertteam Leidraad Werken aan veiligheid, waar Katrien onderdeel van uitmaakt, helpt gemeenten en regio’s al sinds 2020 bij de implementatie van deze verbeterslag in de lokale teams. De andere leden van het team zijn Marieke Blanken, Trijntje Kootstra en Els van der Weele. Alle producten die zij de afgelopen jaren ontwikkeld hebben ter ondersteuning van gemeenten bij deze opgave, zijn nu gebundeld in het Werkpakket Werken aan veiligheid.
Daarnaast ondersteunt Katrien ook los van het Expertteam regio’s bij de implementatie van de versterking van lokale teams en de ontwikkeling richting het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming. Meer weten? Neem vooral contact op!
drs. Marjon Tijl
Op het kruispunt van knelpunten: ervaringen van mensen met een beperking die mede vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) achterstelling en uitsluiting kunnen ervaren
Wij hebben een onderzoek uitgevoerd naar de positie van mensen met een beperking die ook vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) belemmeringen problematiek ervaren bij hun maatschappelijke participatie.
In opdracht van het College voor de Rechten van de Mens heeft Regioplan een onderzoek uitgevoerd naar de positie van mensen met een beperking die mede vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) belemmeringen ervaren bij hun maatschappelijke participatie. Het doel was om te verkennen op welke gebieden er meer aandacht nodig is voor hun specifieke problematiek, zodat hun rechten gewaarborgd kunnen worden. Om inzichten te verzamelen hebben wij zowel met de doelgroep van het onderzoek gesproken, als met (belangen)organisaties die zich inzetten voor de groep.
Opbrengsten interviews
In de interviews stond centraal welke knelpunten deze groep mensen met een beperking ondervinden. Hierbij lag de focus op de domeinen participatie, zorg (en wonen), onderwijs, en arbeid en bestaansminimum. Ook de mate van vertegenwoordiging door organisaties en in wet- en regelgeving is belicht. We hebben de respondenten ook gevraagd naar oplossingsrichtingen.
Uit de interviews zijn er een aantal belangrijke aandachtspunten naar voren gekomen:
• Aannames en vooroordelen over mensen met een beperking én over mensen met andere kenmerken waardoor zij tot een minderheidsgroep behoren, liggen ten grondslag aan veel van de ervaren knelpunten van de groep. De combinatie van deze vooroordelen – ‘dubbele aannames’ – zorgen voor uitdagingen in het alledaagse sociale contact, maar ook bij de duurzame toetreding tot de arbeidsmarkt, het onderwijs en de zorg. Een onderdeel hiervan is de taboesfeer die in sommige culturele minderheidsgemeenschappen hangt rond (psychische) beperkingen en hulpverlening. Deze taboes zijn veelal een gevolg van vooroordelen over het hebben van een beperking. Discriminatie en het gevoel er niet bij te horen en minder te kunnen dan iemand zonder beperking kunnen hierdoor geïnternaliseerd worden, met beperkte maatschappelijke participatie tot gevolg.
• Het gebrek aan kennis bij organisaties over de mensen over wie het onderzoek gaat en het hierbij aansluitende tekort aan gepaste ondersteuning van de groep, is een knelpunt dat in alle domeinen een rol speelt. Dit komt onder andere tot uiting in het gebrek aan kennis over culturele diversiteit in de zorg, het tekort aan taalscholen die ervaring hebben met lesgeven aan blinde mensen, de ontoegankelijkheid van instellingen zoals ziekenhuizen en scholen, en de beperkte mogelijkheden om met een beperking en onvoldoende Nederlandse taalbeheersing aan het werk te gaan.
• De fysieke ontoegankelijkheid van de openbare ruimte is ten slotte een veelgenoemd thema dat maatschappelijke participatie van de groep belemmert. Op het eerste gezicht lijkt dit niet specifiek voor de doelgroep van het onderzoek, maar is het een relevante uitdaging voor iedereen met een beperking. De gesprekken maken echter duidelijk dat het hebben van intersectionele kenmerken deze knelpunten versterkt en extra drempels bij maatschappelijke participatie opwerpt. Ook het niet voldoende spreken van de taal versterkt de fysieke ontoegankelijkheid van de openbare leefomgeving. Wanneer oplossingen voor fysieke ontoegankelijkheid moeilijk gevonden kunnen worden, door bijvoorbeeld taalverschillen of aannames van anderen, kan dit isolatie en terugtrekking uit de samenleving tot gevolg hebben.
In het licht van het naleven van het VN-verdrag handicap ligt er een belangrijke rol voor belangenorganisaties om zicht te hebben op de ervaringen van de doelgroep van het onderzoek. De gesprekken met organisaties maken duidelijk dat, hoewel zij veel van dezelfde signalen zien van de knelpunten van de groep, de vertegenwoordiging van de groep door organisaties vaak een uitdaging is. Organisaties hebben vaak geen specifieke aandacht voor de doelgroep, maar zien hen als deel van hun bredere achterban. Hierdoor, maar ook vanwege het door de doelgroep ervaren gebrek aan representatie en diversiteit binnen organisaties, worden organisaties moeilijk gevonden door de doelgroep en is de doelgroep ook moeilijk bereikbaar voor deze organisaties. Ook wat betreft wetgeving en beleid stellen de respondenten dat hun participatie beperkt is. Er wordt niet of nauwelijks naar de groep geluisterd en de representatie van de groep in de politiek is beperkt.
Aanbevelingen
Op basis van de genoemde intersectionele knelpunten van de groep en de aangedragen oplossingen door de respondenten, hebben we aanbevelingen geformuleerd. Deze aanbevelingen kunnen gebruikt worden door het College om de overheid aan te sporen om de rechten van de doelgroep zoals neergelegd in het VN-verdrag handicap beter te borgen. De aanbevelingen worden in het onderzoeksrapport uitgewerkt. Zie ook de aanbevelingen die het College doet op basis van ons onderzoek.
Meer weten?
“Beleidsmakers, ga nou eens écht kijken in de samenleving”
Waarom werkt bepaald beleid – bijvoorbeeld op het gebied van armoede – wél, en ander beleid juist weer helemaal níet? Het is een vraag die Coco Bastiaansen (die deze zomer begon als onderzoeker in ons team Zorg & Veiligheid) al tijden bezighoudt.
Tijdens haar studie Sociaalpedagogische Hulpverlening raakte Coco Bastiaansen gefascineerd door de kloof die er soms gaapt tussen de wereld van beleid aan de ene, en de praktijk van alledag aan de andere kant. “Na een stage bij de gemeente Rotterdam ben ik in die stad aan de slag gegaan als maatschappelijk werker. In die rol kwam ik over de vloer bij gezinnen in achterstandswijken die kampten met schulden. Daar zag ik met eigen ogen hoe groot de invloed van beleid vaak is. Beleid kan een oplossing bieden voor de problemen van mensen, maar het kan ook echt de plank misslaan.”
Geen goed beeld
“Een voorbeeld? In veel gemeenten kunnen mensen met een laag inkomen vaak gratis of met korting allerlei leuke dingen kunnen doen. Maar de brief waarmee mensen daarvan op de hoogte worden gesteld, is vaak enorm ingewikkeld – met als gevolg dat een groot deel van de doelgroep zo’n pas nooit aanvraagt.”
Beleidsmedewerkers en maatschappelijk werkers hebben vaak simpelweg geen goed beeld van de belevingswereld van hun doelgroep, merkte Coco. “Als jij zelf niet arm bent, is het gewoon enorm lastig om te snappen hoe het is voor mensen om in armoede te leven. Beleidsmakers zou ik dus vooral willen aanraden om erop uit te gaan en nou eens écht te gaan kijken in de samenleving en te praten met de mensen waarvoor het beleid gemaakt wordt.”
Generatiearmoede
Coco raakte door haar werk steeds meer gefascineerd door de vraag waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen in een samenleving en welke factoren daarbij meespelen. “Daarom ben ik nog verder gaan studeren, om te beginnen in Tilburg waar ik een premaster Sociologie heb gedaan. Daarna heb ik een jaar de master Social Research gedaan in Trento in Italië, en in Tilburg nog de master Sociologie. In dezelfde stad heb ik vervolgens nog een tijdje gewerkt als junior onderzoeker bij Tranzo – een wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn – en bij de afdeling cognitieve neuropsychologie van de universiteit.”
Vooral in die laatste functie kwamen Coco’s eerdere ervaringen vanuit haar studie Sociaalpedagogische Hulpverlening en in de Rotterdamse praktijk goed van pas, vertelt ze. “Een onderzoek waar ik me vooral mee bezig heb gehouden ging over de aanpak van generatiearmoede. Wat voor invloed heeft armoede op de werking van de hersenen? En hoe kunnen het gemeentelijk beleid en de manier van hulpverlening hierop aangepast worden zodat het bijdraagt aan het welzijn van de mensen? Enorm interessant.”
Korte vs. lange termijn
Het is al uit meerdere onderzoeken gebleken dat de hersenen anders werken wanneer mensen schaarste, zoals armoede, ervaren, vertelt Coco. “Mensen die in armoede leven, zijn vooral gericht op de korte termijn en zijn daardoor ook minder goed in staat om op de lange termijn te denken. Bij beleidsmakers ontbreekt dit soort kennis vaak, waardoor er een mismatch ontstaat tussen het beleid aan de ene, en de belevingswereld van de doelgroep aan de andere kant.”
Twee brillen
Coco werkte nog een tijdje bij de gemeente Den Haag en bij een beleidsonderzoeksbureau in Breda, om uiteindelijk terecht te komen bij Regioplan als medior onderzoeker in het team Zorg & Veiligheid. “Beleidsonderzoek vind ik razend interessant. Op dit moment houd ik me binnen ons team bezig met een onderzoek naar de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Een onderwerp dat nieuw voor me is, maar dat ik wel enorm interessant vind. Leuk om me daar in te verdiepen.”
Als beleidsonderzoeker komt Coco’s praktijkervaring sowieso goed van pas, denkt ze. “Uiteindelijk gaat het er simpelweg om dat beleid datgene doet waarvoor het bedoeld is. Dat klinkt heel eenvoudig, maar ik heb met eigen ogen gezien hoe lastig dat kan zijn. Daardoor kan ik goed door twee brillen naar beleid kijken, en die ervaring breng ik graag mee naar Regioplan.”
Onderzoek naar uitvoering van verslavingszorg in Enschede
Voor de rekenkamer van de gemeente Enschede voerden wij een onderzoek uit naar de uitvoering van de verslavingszorg in Enschede en regiogemeenten. Doel van het onderzoek was om inzichtelijker te maken uit welke activiteiten die verslavingszorg precies bestaat en wat de ingezette (financiële) middelen en behaalde doelen per activiteit zijn.In de regio Enschede gaat er relatief veel geld van de gemeentelijke begroting naar verslavingszorg, terwijl het tegelijkertijd niet strikt is afgebakend welke activiteiten allemaal onder verslavingszorg vallen. Voor dit onderzoek hebben we samengewerkt met onderzoeksbureau Cebeon.
Inhoud van het onderzoek
Het onderzoek omvat verscheidene facetten van de zorgactiviteiten van Tactus, de hoofdaanbieder van verslavingszorg in de regio Enschede, zoals preventie, bemoeizorg, dagopvang, beschermd wonen en ambulante zorg. Om scherp te krijgen hoe deze activiteiten precies behoren bij te dragen aan het tegengaan van verslavingsproblematiek, hebben we gesproken met beleidsmakers, personeel en cliënten van Tactus en diverse ketenpartners. Tegelijkertijd is er door Cebeon een financiële analyse uitgevoerd van de uitgaven van de gemeente Enschede aan de verschillende activiteiten, waarbij ook de verantwoordingsinformatie van Tactus is meegenomen. Daarbij is een vergelijking gemaakt met drie andere gemeenten, om de uitkomsten in een breder perspectief te plaatsen.
Conclusies en aanbevelingen
Hoewel uit het onderzoek bleek dat Tactus ruimschoots voldoet aan de randvoorwaarden voor effectief verslavingsbeleid, kunnen op basis van het onderzoek geen harde uitspraken gedaan worden over effectiviteit en efficiëntie van de verslavingszorg. De verantwoordingsinformatie van Tactus bevat namelijk weinig gegevens over de (lange termijn-) resultaten van de diverse trajecten. Deels komt dit doordat resultaten soms moeilijk meetbaar te maken zijn, zoals bij verslavingspreventie. Een andere oorzaak is echter dat de gemeente Enschede geen heldere indicatoren hanteert voor een effectmeting, zoals cijfers over terugval van (ex-) cliënten, waarover Tactus vervolgens zou kunnen verantwoorden. Een belangrijke aanbeveling uit het onderzoek was daarom om dergelijke indicatoren in de toekomst concreter te maken, zodat de gemeente meer inzicht heeft en beter bij kan sturen in de uitgaven en opbrengsten van de verslavingszorg.
Meer weten over dit onderzoek?
Download hieronder het eindrapport of neem contact op met Niek of Frank.
Evaluatie programma Welsaam Wageningen door inwonersgesprekken
Het beleidsprogramma voor het welzijnsbeleid van de gemeente Wageningen kwam in 2018 na uitgebreide inspraak van inwoners tot stand. Bij het evalueren van dit beleidsprogramma vond de gemeente het belangrijk om de perspectieven van inwoners wederom nadrukkelijk mee te nemen, zodat het toekomstige beleid goed bij de inwoners aan blijft sluiten. Voor de evaluatie van de uitgevoerde activiteiten hebben wij daarom diverse groepen inwoners geïnterviewd die in de voorgaande jaren ondersteuning hebben gekregen op diverse leefgebieden. In deze gesprekken hebben wij ons gericht op ondersteuningsactiviteiten op zes verschillende thema’s: jeugd, vluchtelingen, mantelzorgers, vrijwilligers, leefbaarheid en maatschappelijk werk bij levensvraagstukken.
Alle geëvalueerde beleidsactiviteiten zijn uitgevoerd door organisaties die onder het samenwerkingsverband Welsaam vielen. Als leidraad voor de evaluatie is gebruik gemaakt van wetenschappelijk onderzoek naar factoren die bijdragen aan effectief sociaal beleid voor de diverse thema’s: de zogenoemde werkende elementen van het beleid. In de inwonersgesprekken zijn de activiteiten van Welsaam getoetst op de aanwezigheid van deze werkzame elementen, om zodoende de ervaringen van inwoners beter te kunnen duiden.
Uit het onderzoek komt naar voren dat bewoners met name de laagdrempeligheid van de hulpverlening vanuit Welsaam over het algemeen hoog waarderen. Deze laagdrempeligheid vergroot de bereidheid van inwoners om hun problemen met de hulpverleners te delen, wat het leveren van maatwerk in hulpverlening ten goede komt. Bij effectief maatwerk hoort ook dat hulpverleners mensen goed kunnen begeleiden in het inzetten van hun eigen netwerk voor de nodige hulp.
Er waren ook thema’s waar nog aanzienlijke verbetering te behalen viel. Zo bleek uit de gesprekken een zekere behoefte aan meer maatwerk in de taallessen voor vluchtelingen. Tevens bleek dat de mogelijkheden in mantelzorgondersteuning nog beter onder de aandacht gebracht konden worden. Tot slot valt op dat bij het organiseren van leefbaarheidsinitiatieven de communicatie tussen burger en gemeente soms nog te wensen over liet.
Meer weten over dit onderzoek?
Lees hier het eindrapport of neem contact op met Niek of Frank!
Opbrengsten van de Expertpool Ouderenmishandeling
Vandaag (15 juni) is de Internationale Dag tegen Ouderenmishandeling. Wereldwijd wordt er vandaag aandacht gevraagd voor geweld tegen ouderen, zoals lichamelijk geweld, emotionele mishandeling of financieel misbruik. Het effectief tegengaan van ouderenmishandeling is een vraagstuk waar veel Nederlandse gemeenten nog mee worstelen. Regioplan beheert en coördineert daarom sinds begin vorig jaar een Expertpool Ouderenmishandeling, die gemeenten kan ondersteunen bij vraagstukken rondom het ontwikkelen van een eigen lokale aanpak op dit thema.
Bijeenkomst Expertpool Ouderenmishandeling
Op maandag 12 juni organiseerde Regioplan een bijeenkomst die in het teken stond van de resultaten die het afgelopen anderhalf jaar met ondersteuning van de Expertpool zijn bereikt. Naast de 24 gemeenten die gebruik hebben gemaakt van de Expertpool waren daarbij ook afgevaardigden vanuit andere gemeenten welkom. In vier presentaties kwamen experts en gemeenten aan het woord om toe te lichten wat ze de afgelopen maanden samen hebben bereikt.
Samen bouwen aan een visie op een lokale aanpak van ouderenmishandeling
Bij het tot stand brengen van een gedegen gemeentelijke aanpak van ouderenmishandeling is het allereerst belangrijk om als gemeente draagvlak te creëren bij de organisaties waar je mee samenwerkt, zoals thuiszorgorganisaties en Veilig Thuis. De ervaring leert daarbij dat het kan helpen om met een beperkt aantal gemotiveerde partners te beginnen aan de hand van een specifiek thema, en vervolgens daarop verder te bouwen aan een meer alomvattende aanpak van ouderenmishandeling. Zo kwam in de presentaties een gemeente aan het woord die gestart was met het ontwikkelen van een aanpak aan de hand van het thema ‘ontspoorde mantelzorg’, en hield een andere gemeente zich bezig met het opzetten van een Lokale Alliantie tegen financieel misbruik. Daardoor ging bij deze gemeenten het thema van ouderenmishandeling voor de betrokken partners meer leven, wat weer een goede basis schept voor verdere samenwerking.
Bewustwordingscampagnes en deskundigheidsbevordering
Dat het draagvlak voor een lokale aanpak van ouderenmishandeling geen vanzelfsprekendheid is, komt onder andere doordat ouderenmishandeling lang niet altijd een zichtbaar fenomeen is. Het gaat veelal nog om ‘verborgen leed’. Dit was ook het uitgangspunt van een bewustwordingscampagne die is ontwikkeld door een van de aanwezige G4-gemeenten. Deze campagne had als doel om professionals én burgers bewuster te maken van de vele verschillende vormen van ouderenmishandeling en hoe die zich kunnen openbaren. Het herkennen van de signalen van ouderenmishandeling stond ook centraal in de training die in een van de presenterende gemeenten aan zorgprofessionals werd aangeboden. Om zorgen over (mogelijke) ouderenmishandeling scherper te krijgen en daar goed naar te kunnen handelen, is het in alle gevallen belangrijk hierover al bij de eerste signalen in gesprek te gaan – zowel als slachtoffer, professional en als bezorgde burger.
Reacties van gemeenten
Ook gemeenten die zelf nog niet bezig zijn met een lokale aanpak ouderenmishandeling gaven na de bijeenkomst aan veel inspiratie uit de presentaties te halen. Zo waren verschillende gemeenten geïnteresseerd in de mogelijkheid om zelf een bewustwordingscampagne op te zetten. Daarnaast stimuleerden de voorbeelden in de presentaties gemeenten om het tegengaan van ouderenmishandeling effectiever op de agenda te zetten.
Verder lezen over ouderenmishandeling?
Neem dan eens een kijkje in:
• het lokaal plan van aanpak Roosendaal.
• de risicoprofielen voor slachtoffers van ouderenmishandeling.
• het Actieplan Ontspoorde Mantelzorg.
• het onderzoek Lokale Allianties.
Bekijk ook het verslag van de slotconferentie Expertpool Ouderenmishandeling.
Effectieve jeugdbescherming: partner in een netwerk
Hoe geef je de opdracht aan gecertificeerde instellingen zo vorm, dat die leidt tot een effectieve jeugdbescherming? Een ingewikkelde vraag, die ook gaat over hoe je als gemeente met de jeugdbescherming samen wilt werken. In West-Friesland werkten Katrien de Vaan van Regioplan en Chiel Peters van Hiemstra & De Vries samen met gemeenten en gecertificeerde instellingen aan het formuleren van uitgangspunten die helpen te sturen op effectiviteit.
Gezinsgericht werken staat centraal bij de invulling van jeugdbescherming in West-Friesland. Maar in de praktijk blijkt helemaal niet zo duidelijk wat gezinsgericht werken eigenlijk is. En als wel duidelijk is wat er onder verstaan moet worden, blijkt het nog niet zo eenvoudig in de praktijk te brengen.
In West-Friesland zochten gemeenten naar een manier om duidelijker vast te leggen wat onder gezinsgericht werken moet worden verstaan. Die zoektocht leidde echter al snel tot een goed gesprek over wat je als gemeente eigenlijk van de jeugdbescherming verwacht, en omgekeerd: wat je als gemeente zelf (in je lokale teams en als opdrachtgever) moet doen om dat gezinsgericht werken door de jeugdbescherming te ondersteunen. Een mooi gesprek dat begon met en tussen gemeenten en is verbreed naar de Gecertificeerde Instellingen in de regio.
Het heeft geleid tot uitgangspunten voor de inkoop van jeugdbescherming, en daarnaast tot een heleboel bijvangst over wat een effectieve jeugdbescherming in de weg staat en ondersteunt. Een mooie uitkomst om verder mee aan de slag te gaan.