Monitor Aard en Omvang Seksueel Geweld Rotterdam-Rijnmond 2023

Regioplan heeft in 2022 in opdracht van gemeente Rotterdam een monitor ontwikkeld voor de regio Rotterdam-Rijnmond om de aard en omvang van seksueel geweld in kaart te brengen. Onlangs heeft Regioplan voor de tweede keer deze monitor uitgevoerd.

De gemeente Rotterdam werkt samen met lokale en regionale partners aan de aanpak van seksueel geweld. Om te komen tot een toekomstbestendige, effectieve en integrale aanpak wil de gemeente de inzet van de afgelopen jaren verankeren, versterken en, waar nodig, vernieuwen. Regioplan heeft in dit kader een monitor ontwikkeld voor de gemeente Rotterdam ontwikkeld waarin cijfers zijn opgenomen over de problematiek. Onlangs heeft Regioplan voor de tweede keer deze monitor uitgevoerd.

De monitor geeft een overzicht van de aard en de omvang van seksueel geweld binnen de regio Rotterdam-Rijnmond over de jaren 2021 en 2022. In de monitor komen kenmerken van de meldingen, slachtoffers en plegers aan bod. De monitor geeft hiermee inzicht in:

  • de aard en de omvang van seksueel geweld bij verschillende partners;
  • de trends (na verloop van tijd) inzichtelijk krijgen;
  • of en waar het nodig is de aanpak van seksueel geweld te versterken op basis van de cijfers.

Meer weten?

Neem dan contact op met Coco Bastiaansen

Eindevaluatie Verandertraject huiselijk geweld Rotterdam

Tussen 2020 en 2023 gaf de gemeente Rotterdam invulling aan een intensief traject, gericht op de verbetering van de aanpak van huiselijk geweld. Regioplan voerde de eindevaluatie uit en constateerde dat het centraal stellen van de leefwereld moeilijk is, als het systeem barrières opwerpt.

De gewelddadige dood van drie jonge vrouwen in Rotterdam, eind 2018, was aanleiding voor de gemeenteraad om het Verwey-Jonker Instituut (VJI) onderzoek te laten doen naar knelpunten, en oplossingen daarvoor, in de keten voor de aanpak van huiselijk geweld (HG). In 2020 werden de resultaten van dat onderzoek gepubliceerd, met daarin een aantal richtinggevende aanbevelingen voor de verbetering van de aanpak. De gemeente heeft die, samen met partners in de aanpak, opgepakt in het Verandertraject HG Rotterdam. In deze eindevaluatie van het Verandertraject is onderzocht of dit traject heeft geleid tot een goede opvolging van de aanbevelingen.

We concludeerden dat het Verandertraject een grote focus had op de systeemwereld, terwijl het doel nu juist was om verbetering te brengen in de leefwereld door die veel meer centraal te (kunnen) stellen in de uitvoering. Op zich is dat ook niet zo gek: de constatering was immers dat de systeemwereld het centraal stellen van de leefwereld in de weg stond. Deze focus maakte het echter best lastig om de uitvoering van de aanpak zelf, en het effect daarvan op de mensen die met huiselijk geweld te maken hebben, centraal te stellen. Belangrijke aandachtspunten die we de gemeente meegaven voor het vervolg waren:

  • Duidelijkheid creëren over de rol van de wijkteams in de aanpak van huiselijk geweld, onder andere over het voeren van regie op deze casuïstiek;
  • Anders gaan werken door klein te beginnen in de uitvoering van casuïstiek, en niet door meteen hele onderdelen van het systeem te veranderen;
  • Meer focus aanbrengen in het werk van het gevormde bestuurlijke samenwerkingsplatform;
  • Toekomstgericht leren en ontwikkelen in de regio door de Leidende Principes uit het Verandertraject, de uitgangspunten van het Toekomstscenario en de uitgangspunten in de regiovisie op HGKM te harmoniseren, zodat alle partners in de regio vanuit dezelfde uitgangspunten gaan werken aan de aanpak van HG.

 

16 mei: Online Kenniskamer ‘Effectief regie voeren op complexe casuïstiek’!

Complexe casuïstiek vraagt om een intensieve vorm van regie. Die helpt om beter aan te sluiten bij het perspectief van cliënten en vanuit dat perspectief te komen tot passende en daadwerkelijk integrale hulp. Bovendien kan intensieve regie bijdragen aan meer motivatie voor hulp en een blijvende afstemming tussen verschillende trajecten in een casus.

In onze projecten zien we praktijkvoorbeelden van gemeenten waarin regie effectief wordt ingezet, en waar gezinnen daarmee op een duurzame manier worden geholpen. We zien echter ook gemeenten die nog worstelen met het vormgeven van regie op complexe casuïstiek, en waar vragen leven over hoe je regie zo vormgeeft, dat je de volledige potentie ervan benut.

Daarom organiseren wij op donderdag 16 mei van 10:00 tot 11:30 een online Regioplan Kenniskamer voor gemeenten die zich bezighouden met regie op complexe casuïstiek, of hier (verder) mee aan de slag willen. In deze kenniskamer nemen wij aanwezigen mee in de ‘good practices’ van het implementeren van regie. We gaan daarbij in op vragen en overwegingen die essentieel zijn voor gemeenten om met regie aan de slag te gaan, waaronder:

  • Wat maakt regie effectief?                                                                                                                Wat weten we over de werkende mechanismen, die maken dat regie effectief kan zijn?
  • Wat voor regie en door wie?
    Wat zijn de belangrijkste onderdelen van regie , hoe houden die verband met elkaar, en hoe verdeel je die taken over je mensen?
  • Op welke typen casuïstiek is een intensieve vorm van regie van meerwaarde?
  • Wat is ‘intensieve’ regie eigenlijk?
  • En wanneer zet je die in? Goede regie vraagt veel tijd, en flexibiliteit om die tijd effectief in te zetten. Om dit te doen in een context waarin tijd en mensen schaars zijn, moet je als gemeente keuzes maken. Maar op basis waarvan maak je die keuzes? Op welke typen casuïstiek is regie van meerwaarde en wát houdt die meerwaarde dan precies in?
  • Hoe zorg je dat de regisseurs hun positie effectief kunnen pakken?
    Een professional kan geen regie voeren als de omgeving niet meewerkt. Dat geldt voor zowel de gezinnen en de externe ketenpartners in het zorg- en veiligheidsdomein als interne afdelingen binnen de gemeente. Hoe creëer je een context waarin regie goed gedijt?

Deze vragen komen aan bod in deze Online Kenniskamer, maar daarnaast is deze bijeenkomst bedoeld om ook kennis en ervaringen uit te wisselen, zodat je als gemeenten met en van elkaar leert en wordt uitgedaagd om de volgende stappen te zetten met regie!

De online kenniskamer zal plaatsvinden op donderdag 16 mei van 10:00 tot 11:30 en vindt plaats via Microsoft Teams. De bijeenkomst wordt geleid door Katrien de Vaan en Niek van Ansem.

Interesse? Meld je dan nu aan door te mailen naar niek.van.ansem@regioplan.nl. Je ontvangt van ons dan een Teams-link!

Betere hulp aan gezinnen met complexe hulpvragen: onderzoeken, ontwikkelen en leren in Hoorn en West-Friesland

Bij gezinnen met complexe hulpvragen staat er veel op het spel. Zij hebben vaak problemen op meerdere levensdomeinen tegelijkertijd. In de praktijk komt het helaas nog te vaak voor dat deze gezinnen niet de hulp krijgen die ze nodig hebben. Daarom hebben de gemeente Hoorn en de regio West-Friesland ons gevraagd hen te ondersteunen in hun omgang met complexe casuïstiek. Wat begon met een verdiepend onderzoek naar complexe casuïstiek in Hoorn, heeft zich door de jaren heen uitgebreid naar andere activiteiten zoals het begeleiden van leertafels en een implementatietraject. Hieronder geven we een overzicht van de activiteiten en delen we enkele belangrijke inzichten.

Verdiepend onderzoek complexe casuïstiek

In de gemeente Hoorn zijn er relatief veel gezinnen waar meerdere problemen tegelijkertijd spelen. Voor deze problemen worden vaak langdurige en meerdere soorten zorg ingezet. Ondanks de inzet van hulpverleners en van cliënten zelf, heeft deze aanpak regelmatig nog niet het gewenste effect. Daarom hebben we een verdiepend onderzoek uitgevoerd om zicht te krijgen op verbetermogelijkheden voor het beantwoorden van complexe hulpvragen. Dat deden we door in gesprek te gaan met professionals en direct betrokkenen. Uit het onderzoek bleek onder andere dat gezinnen geholpen zijn bij een intensievere, meer systeemgerichte en domeinoverstijgende aanpak.

Beschrijven van de methodiek Proeftuin

Het stopt niet bij kennis over wat er beter kan. De volgende stap is om die kennis te benutten voor daadwerkelijke verandering. Dat gebeurt in een Proeftuin binnen het gebiedsteam Kersenboogerd. In de Proeftuin wordt een methodiek ontwikkeld waarin de eerdere inzichten een plek krijgen. In opdracht van gemeente Hoorn beschrijven we deze methodiek door aan te sluiten bij casusoverleggen en ontwerpsessies te houden met betrokkenen. Zo ontstaat een gedragen methodiekbeschrijving die meegroeit met de lessen die tijdens de pilot worden opgedaan.

Adviseren over gezinsgericht werken

In complexe casuïstiek is vaak sprake van jeugdbescherming, en omgekeerd: casussen waarin de jeugdbescherming betrokken raakt, zijn vrijwel altijd complex. Gezinsgericht werken is een manier van werken waar in dit kader veel van wordt verwacht. In de regio West-Friesland was echter onduidelijk wat precies verstaan moest worden onder gezinsgericht werken: de gemeenten in de regio leken daar iets anders onder te verstaan dan de gecertificeerde instellingen. Ons werd gevraagd duidelijkheid te brengen. Dat bleek alleen mogelijk door een vraagstuk op tafel te leggen dat onderliggend bleek aan de discussie over gezinsgericht werken: de samenwerking tussen lokale teams en partijen in de jeugdbeschermingsketen en ontevredenheid over die samenwerking. Samen met Chiel Peters van Hiemstra & De Vries hebben wij in samenspraak met de betrokken partijen uitgangspunten opgesteld voor de samenwerking tussen lokale teams en gecertificeerde instellingen; uitgangspunten waar bij de verdere richting Toekomstscenario op kan worden voortgebouwd. Het traject leidde bovendien tot belangrijke bijvangst over wat een effectieve jeugdbescherming in de weg staat en ondersteunt.

Leren over de samenwerking in complexe casussen

Tot slot zijn gezinnen gebaat bij hulpverleners die zichzelf en elkaar kritisch durven te bevragen en willen leren van ervaringen uit het verleden. De gemeente Hoorn vroeg ons daarom om een leerproces te begeleiden op basis van complexe casussen waarin de samenwerking en regie niet naar wens verliep. Dit kreeg vorm door drie leertafels en een zogenaamde ‘fishbowl sessie’. In de leertafels werd op de samenwerking en regie binnen een concrete casus gereflecteerd door de betrokken uitvoerende professionals. Vervolgens werden in een fisbowlsessie ook hun management/directie uitgenodigd om samen casusoverstijgend te onderzoeken welke oorzaken ten grondslag liggen aan de ervaren knelpunten en wat je hiervan kan leren naar de toekomst. Deelnemers gaven aan dat het waardevol is om op deze manier dat wat ‘onder water’ leeft omhoog te halen en onderwerp te maken van gesprek.

Meer weten?

Alles samengenomen ligt er een mooi proces dat met elke stap bijdraagt aan betere hulp aan gezinnen met complexe hulpvragen. Wil je meer weten over (een van) de genoemde stappen? Neem gerust contact op met Katrien de Vaan.

Leidschendam-Voorburg: wat zijn de ervaringen van inburgeraars?

Wat zijn de ervaringen van inburgeraars met de nieuwe verplichtingen die voortvloeien uit de Wet inburgering (Wi2021) en met de bijbehorende dienstverlening? In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg voeren we dit jaar een kwalitatief monitoringsonderzoek uit naar die vraag.

In 2021 is de nieuwe Wet inburgering (Wi2021) van kracht geworden. Deze nieuwe wet moet eraan bijdragen dat inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren en volwaardig aan de Nederlandse samenleving gaan deelnemen. Inburgering wordt hiermee onderdeel van het brede sociaal domein. Om volledige inburgering te verwezenlijken zijn hiervoor nieuwe eisen gesteld aan inburgeraars.

Onder de nieuwe wet zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet. Gemeenten zijn verplicht om inburgeringsplichtige asielmigranten tijdig een inburgeringsaanbod te doen. Binnen de Wi2021 zijn er drie leerroutes om in te burgeren. Elk van deze routes biedt de inburgeraar manieren om de taal te leren en te participeren in de Nederlandse samenleving.

Knelpunten in kaart

De gemeente Leidschendam-Voorburg wil graag weten welke ervaringen inburgeraars hebben met deze nieuwe verplichtingen en met de gemeentelijke dienstverlening op dit vlak.

Op verzoek van de gemeente gaan we deze ervaringen de komende tijd in kaart te brengen. De gemeente voert zelf een kwantitatieve monitoring uit. Als aanvulling voeren wij twee kwalitatieve monitoringsrondes uit, waarin we de ervaringen van inburgeraars in kaart willen brengen voor de gemeente. Voor deze kwalitatieve monitoring spreken we met aanbieders van taalcursussen, met consulenten van de gemeente én met inburgeraars zelf. Op die manier willen we inzicht krijgen in mogelijke knelpunten met betrekking tot participatie en het leren van de Nederlandse taal, zodat de gemeente haar dienstverlening op het gebied van inburgering verder kan aanscherpen.

Meer weten?

Neem dan contact op met Annemieke Mack.

Sterke lokale teams op veiligheid: bouwstenen voor implementatie

De Leidraad ‘Werken aan veiligheid. Leidraad voor gemeenten voor de opdrachtverstrekking aan lokale teams’ maakt duidelijk aan welke kwaliteitseisen de aanpak van huiselijk geweld, kindermishandeling en ontwikkelingsbedreiging van kinderen in lokale teams moet voldoen. Het werkpakket Werken aan veiligheid van het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming helpt gemeenten en uitvoeringsorganisaties om hier nader invulling aan te geven. Katrien de Vaan van Regioplan ondersteunt regio’s en gemeenten bij de implementatie van de Leidraad, onder andere als lid van het Expertteam Leidraad Werken aan veiligheid, dat het werkpakket ontwikkelde.

Het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming vraagt om sterke lokale teams, die een centrale rol spelen in de aanpak van onveiligheid in relaties. De Leidraad Werken aan veiligheid is een belangrijk instrument in het gereed maken van lokale teams voor het oppakken van die rol. Dat is een regionaal proces, omdat gemeenten onderling afhankelijk zijn voor een effectieve aanpak van deze thematiek waarin ook regionale partners een belangrijke rol spelen. Het is ook een proces waar veel regio’s al jaren aan werken, geïnitieerd onder het programma Geweld hoort nergens thuis met de voorloper van de Leidraad: het Kwaliteitskader Werken aan veiligheid voor lokale teams en gemeenten.

Het Expertteam Leidraad Werken aan veiligheid, waar Katrien onderdeel van uitmaakt, helpt gemeenten en regio’s al sinds 2020 bij de implementatie van deze verbeterslag in de lokale teams. De andere leden van het team zijn Marieke Blanken, Trijntje Kootstra en Els van der Weele. Alle producten die zij de afgelopen jaren ontwikkeld hebben ter ondersteuning van gemeenten bij deze opgave, zijn nu gebundeld in het Werkpakket Werken aan veiligheid.

Daarnaast ondersteunt Katrien ook los van het Expertteam regio’s bij de implementatie van de versterking van lokale teams en de ontwikkeling richting het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming. Meer weten? Neem vooral contact op!

 

 

Op het kruispunt van knelpunten: ervaringen van mensen met een beperking die mede vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) achterstelling en uitsluiting kunnen ervaren

Wij hebben een onderzoek uitgevoerd naar de positie van mensen met een beperking die ook vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) belemmeringen problematiek ervaren bij hun maatschappelijke participatie.

In opdracht van het College voor de Rechten van de Mens heeft Regioplan een onderzoek uitgevoerd naar de positie van mensen met een beperking die mede vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) belemmeringen ervaren bij hun maatschappelijke participatie. Het doel was om te verkennen op welke gebieden er meer aandacht nodig is voor hun specifieke problematiek, zodat hun rechten gewaarborgd kunnen worden. Om inzichten te verzamelen hebben wij zowel met de doelgroep van het onderzoek gesproken, als met (belangen)organisaties die zich inzetten voor de groep.

Opbrengsten interviews

In de interviews stond centraal welke knelpunten deze groep mensen met een beperking ondervinden. Hierbij lag de focus op de domeinen participatie, zorg (en wonen), onderwijs, en arbeid en bestaansminimum. Ook de mate van vertegenwoordiging door organisaties en in wet- en regelgeving is belicht. We hebben de respondenten ook gevraagd naar oplossingsrichtingen.

Uit de interviews zijn er een aantal belangrijke aandachtspunten naar voren gekomen:

• Aannames en vooroordelen over mensen met een beperking én over mensen met andere kenmerken waardoor zij tot een minderheidsgroep behoren, liggen ten grondslag aan veel van de ervaren knelpunten van de groep. De combinatie van deze vooroordelen – ‘dubbele aannames’ – zorgen voor uitdagingen in het alledaagse sociale contact, maar ook bij de duurzame toetreding tot de arbeidsmarkt, het onderwijs en de zorg. Een onderdeel hiervan is de taboesfeer die in sommige culturele minderheidsgemeenschappen hangt rond (psychische) beperkingen en hulpverlening. Deze taboes zijn veelal een gevolg van vooroordelen over het hebben van een beperking. Discriminatie en het gevoel er niet bij te horen en minder te kunnen dan iemand zonder beperking kunnen hierdoor geïnternaliseerd worden, met beperkte maatschappelijke participatie tot gevolg.

• Het gebrek aan kennis bij organisaties over de mensen over wie het onderzoek gaat en het hierbij aansluitende tekort aan gepaste ondersteuning van de groep, is een knelpunt dat in alle domeinen een rol speelt. Dit komt onder andere tot uiting in het gebrek aan kennis over culturele diversiteit in de zorg, het tekort aan taalscholen die ervaring hebben met lesgeven aan blinde mensen, de ontoegankelijkheid van instellingen zoals ziekenhuizen en scholen, en de beperkte mogelijkheden om met een beperking en onvoldoende Nederlandse taalbeheersing aan het werk te gaan.

• De fysieke ontoegankelijkheid van de openbare ruimte is ten slotte een veelgenoemd thema dat maatschappelijke participatie van de groep belemmert. Op het eerste gezicht lijkt dit niet specifiek voor de doelgroep van het onderzoek, maar is het een relevante uitdaging voor iedereen met een beperking. De gesprekken maken echter duidelijk dat het hebben van intersectionele kenmerken deze knelpunten versterkt en extra drempels bij maatschappelijke participatie opwerpt. Ook het niet voldoende spreken van de taal versterkt de fysieke ontoegankelijkheid van de openbare leefomgeving. Wanneer oplossingen voor fysieke ontoegankelijkheid moeilijk gevonden kunnen worden, door bijvoorbeeld taalverschillen of aannames van anderen, kan dit isolatie en terugtrekking uit de samenleving tot gevolg hebben.

In het licht van het naleven van het VN-verdrag handicap ligt er een belangrijke rol voor belangenorganisaties om zicht te hebben op de ervaringen van de doelgroep van het onderzoek. De gesprekken met organisaties maken duidelijk dat, hoewel zij veel van dezelfde signalen zien van de knelpunten van de groep, de vertegenwoordiging van de groep door organisaties vaak een uitdaging is. Organisaties hebben vaak geen specifieke aandacht voor de doelgroep, maar zien hen als deel van hun bredere achterban. Hierdoor, maar ook vanwege het door de doelgroep ervaren gebrek aan representatie en diversiteit binnen organisaties, worden organisaties moeilijk gevonden door de doelgroep en is de doelgroep ook moeilijk bereikbaar voor deze organisaties. Ook wat betreft wetgeving en beleid stellen de respondenten dat hun participatie beperkt is. Er wordt niet of nauwelijks naar de groep geluisterd en de representatie van de groep in de politiek is beperkt.

Aanbevelingen

Op basis van de genoemde intersectionele knelpunten van de groep en de aangedragen oplossingen door de respondenten, hebben we aanbevelingen geformuleerd. Deze aanbevelingen kunnen gebruikt worden door het College om de overheid aan te sporen om de rechten van de doelgroep zoals neergelegd in het VN-verdrag handicap beter te borgen. De aanbevelingen worden in het onderzoeksrapport uitgewerkt. Zie ook de aanbevelingen die het College doet op basis van ons onderzoek.

Meer weten?

Neem dan contact op met Annemieke of Job.

“Beleidsmakers, ga nou eens écht kijken in de samenleving”

Waarom werkt bepaald beleid – bijvoorbeeld op het gebied van armoede – wél, en ander beleid juist weer helemaal níet? Het is een vraag die Coco Bastiaansen (die deze zomer begon als onderzoeker in ons team Zorg & Veiligheid) al tijden bezighoudt.

Tijdens haar studie Sociaalpedagogische Hulpverlening raakte Coco Bastiaansen gefascineerd door de kloof die er soms gaapt tussen de wereld van beleid aan de ene, en de praktijk van alledag aan de andere kant. “Na een stage bij de gemeente Rotterdam ben ik in die stad aan de slag gegaan als maatschappelijk werker. In die rol kwam ik over de vloer bij gezinnen in achterstandswijken die kampten met schulden. Daar zag ik met eigen ogen hoe groot de invloed van beleid vaak is. Beleid kan een oplossing bieden voor de problemen van mensen, maar het kan ook echt de plank misslaan.”

Geen goed beeld

“Een voorbeeld? In veel gemeenten kunnen mensen met een laag inkomen vaak gratis of met korting allerlei leuke dingen kunnen doen. Maar de brief waarmee mensen daarvan op de hoogte worden gesteld, is vaak enorm ingewikkeld – met als gevolg dat een groot deel van de doelgroep zo’n pas nooit aanvraagt.”

Beleidsmedewerkers en maatschappelijk werkers hebben vaak simpelweg geen goed beeld van de belevingswereld van hun doelgroep, merkte Coco. “Als jij zelf niet arm bent, is het gewoon enorm lastig om te snappen hoe het is voor mensen om in armoede te leven. Beleidsmakers zou ik dus vooral willen aanraden om erop uit te gaan en nou eens écht te gaan kijken in de samenleving en te praten met de mensen waarvoor het beleid gemaakt wordt.”

Generatiearmoede

Coco raakte door haar werk steeds meer gefascineerd door de vraag waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen in een samenleving en welke factoren daarbij meespelen. “Daarom ben ik nog verder gaan studeren, om te beginnen in Tilburg waar ik een premaster Sociologie heb gedaan. Daarna heb ik een jaar de master Social Research gedaan in Trento in Italië, en in Tilburg nog de master Sociologie. In dezelfde stad heb ik vervolgens nog een tijdje gewerkt als junior onderzoeker bij Tranzo – een wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn – en bij de afdeling cognitieve neuropsychologie van de universiteit.”

Vooral in die laatste functie kwamen Coco’s eerdere ervaringen vanuit haar studie Sociaalpedagogische Hulpverlening en in de Rotterdamse praktijk goed van pas, vertelt ze. “Een onderzoek waar ik me vooral mee bezig heb gehouden ging over de aanpak van generatiearmoede. Wat voor invloed heeft armoede op de werking van de hersenen? En hoe kunnen het gemeentelijk beleid en de manier van hulpverlening hierop aangepast worden zodat het bijdraagt aan het welzijn van de mensen? Enorm interessant.”

Korte vs. lange termijn

Het is al uit meerdere onderzoeken gebleken dat de hersenen anders werken wanneer mensen schaarste, zoals armoede, ervaren, vertelt Coco. “Mensen die in armoede leven, zijn vooral gericht op de korte termijn en zijn daardoor ook minder goed in staat om op de lange termijn te denken. Bij beleidsmakers ontbreekt dit soort kennis vaak, waardoor er een mismatch ontstaat tussen het beleid aan de ene, en de belevingswereld van de doelgroep aan de andere kant.”

Twee brillen

Coco werkte nog een tijdje bij de gemeente Den Haag en bij een beleidsonderzoeksbureau in Breda, om uiteindelijk terecht te komen bij Regioplan als medior onderzoeker in het team Zorg & Veiligheid. “Beleidsonderzoek vind ik razend interessant. Op dit moment houd ik me binnen ons team bezig met een onderzoek naar de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Een onderwerp dat nieuw voor me is, maar dat ik wel enorm interessant vind. Leuk om me daar in te verdiepen.”

Als beleidsonderzoeker komt Coco’s praktijkervaring sowieso goed van pas, denkt ze. “Uiteindelijk gaat het er simpelweg om dat beleid datgene doet waarvoor het bedoeld is. Dat klinkt heel eenvoudig, maar ik heb met eigen ogen gezien hoe lastig dat kan zijn. Daardoor kan ik goed door twee brillen naar beleid kijken, en die ervaring breng ik graag mee naar Regioplan.”

Onderzoek naar uitvoering van verslavingszorg in Enschede

Voor de rekenkamer van de gemeente Enschede voerden wij een onderzoek uit naar de uitvoering van de verslavingszorg in Enschede en regiogemeenten. Doel van het onderzoek was om inzichtelijker te maken uit welke activiteiten die verslavingszorg precies bestaat en wat de ingezette (financiële) middelen en behaalde doelen per activiteit zijn.In de regio Enschede gaat er relatief veel geld van de gemeentelijke begroting naar verslavingszorg, terwijl het tegelijkertijd niet strikt is afgebakend welke activiteiten allemaal onder verslavingszorg vallen. Voor dit onderzoek hebben we samengewerkt met onderzoeksbureau Cebeon.

Inhoud van het onderzoek

Het onderzoek omvat verscheidene facetten van de zorgactiviteiten van Tactus, de hoofdaanbieder van verslavingszorg in de regio Enschede, zoals preventie, bemoeizorg, dagopvang, beschermd wonen en ambulante zorg. Om scherp te krijgen hoe deze activiteiten precies behoren bij te dragen aan het tegengaan van verslavingsproblematiek, hebben we gesproken met beleidsmakers, personeel en cliënten van Tactus en diverse ketenpartners. Tegelijkertijd is er door Cebeon een financiële analyse uitgevoerd van de uitgaven van de gemeente Enschede aan de verschillende activiteiten, waarbij ook de verantwoordingsinformatie van Tactus is meegenomen. Daarbij is een vergelijking gemaakt met drie andere gemeenten, om de uitkomsten in een breder perspectief te plaatsen.

Conclusies en aanbevelingen

Hoewel uit het onderzoek bleek dat Tactus ruimschoots voldoet aan de randvoorwaarden voor effectief verslavingsbeleid, kunnen op basis van het onderzoek geen harde uitspraken gedaan worden over effectiviteit en efficiëntie van de verslavingszorg. De verantwoordingsinformatie van Tactus bevat namelijk weinig gegevens over de (lange termijn-) resultaten van de diverse trajecten. Deels komt dit doordat resultaten soms moeilijk meetbaar te maken zijn, zoals bij verslavingspreventie. Een andere oorzaak is echter dat de gemeente Enschede geen heldere indicatoren hanteert voor een effectmeting, zoals cijfers over terugval van (ex-) cliënten, waarover Tactus vervolgens zou kunnen verantwoorden. Een belangrijke aanbeveling uit het onderzoek was daarom om dergelijke indicatoren in de toekomst concreter te maken, zodat de gemeente meer inzicht heeft en beter bij kan sturen in de uitgaven en opbrengsten van de verslavingszorg.

Meer weten over dit onderzoek?
Download hieronder het eindrapport of neem contact op met Niek of Frank.

Evaluatie programma Welsaam Wageningen door inwonersgesprekken

Het beleidsprogramma voor het welzijnsbeleid van de gemeente Wageningen kwam in 2018 na uitgebreide inspraak van inwoners tot stand. Bij het evalueren van dit beleidsprogramma vond de gemeente het belangrijk om de perspectieven van inwoners wederom nadrukkelijk mee te nemen, zodat het toekomstige beleid goed bij de inwoners aan blijft sluiten. Voor de evaluatie van de uitgevoerde activiteiten hebben wij daarom diverse groepen inwoners geïnterviewd die in de voorgaande jaren ondersteuning hebben gekregen op diverse leefgebieden. In deze gesprekken hebben wij ons gericht op ondersteuningsactiviteiten op zes verschillende thema’s: jeugd, vluchtelingen, mantelzorgers, vrijwilligers, leefbaarheid en maatschappelijk werk bij levensvraagstukken.

Alle geëvalueerde beleidsactiviteiten zijn uitgevoerd door organisaties die onder het samenwerkingsverband Welsaam vielen. Als leidraad voor de evaluatie is gebruik gemaakt van wetenschappelijk onderzoek naar factoren die bijdragen aan effectief sociaal beleid voor de diverse thema’s: de zogenoemde werkende elementen van het beleid. In de inwonersgesprekken zijn de activiteiten van Welsaam getoetst op de aanwezigheid van deze werkzame elementen, om zodoende de ervaringen van inwoners beter te kunnen duiden.

Uit het onderzoek komt naar voren dat bewoners met name de laagdrempeligheid van de hulpverlening vanuit Welsaam over het algemeen hoog waarderen. Deze laagdrempeligheid vergroot de bereidheid van inwoners om hun problemen met de hulpverleners te delen, wat het leveren van maatwerk in hulpverlening ten goede komt. Bij effectief maatwerk hoort ook dat hulpverleners mensen goed kunnen begeleiden in het inzetten van hun eigen netwerk voor de nodige hulp.

Er waren ook thema’s waar nog aanzienlijke verbetering te behalen viel. Zo bleek uit de gesprekken een zekere behoefte aan meer maatwerk in de taallessen voor vluchtelingen. Tevens bleek dat de mogelijkheden in mantelzorgondersteuning nog beter onder de aandacht gebracht konden worden. Tot slot valt op dat bij het organiseren van leefbaarheidsinitiatieven de communicatie tussen burger en gemeente soms nog te wensen over liet.

Meer weten over dit onderzoek?

Lees hier het eindrapport of neem contact op met Niek of Frank!