Werkveld: Sociaal domein
Evaluatie klantbeleving minimabeleid gemeente Leidschendam-Voorburg
Inwoners met een laag inkomen in de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar kunnen gebruikmaken van verschillende minimaregelingen. In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg voeren we een klantbelevingsonderzoek uit als onderdeel van hun evaluatie van het minimabeleid over de periode 2019-2022.
Inwoners met een laag inkomen in de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar kunnen gebruikmaken van verschillende minimaregelingen, zoals bijzondere bijstand, Ooievaarspas en collectieve zorgverzekering. De uitvoering hiervan wordt gedaan door de inkomensconsulenten van de gemeente Leidschendam-Voorburg, en in de toeleiding wordt samengewerkt met verschillende maatschappelijke partners.
Het onderzoek
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft ons gevraagd om een klantbelevingsonderzoek onder minimahuishoudens uit te voeren als onderdeel van hun evaluatie van het minimabeleid over de periode 2019-2022. Het onderzoek moet inzicht bieden in de ervaringen van huishoudens die gebruikmaken van de minimaregelingen in Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar.
Klantreisbenadering
Om het perspectief van de huishoudens in kaart te brengen houden we narratieve interviews en ontwikkelen we aan de hand daarvan klantreizen. Deze klantreizen laten zien welke relevante gebeurtenissen zich voordeden, wie daarin een belangrijke rol speelden en hoe de huishoudens de interactie met professionals hebben ervaren. Het perspectief van de minimahuishoudens is belangrijke input om het nieuwe minimabeleid effectief in te kunnen richten.
Meldpunt Mensenhandel in de Eenheid Den Haag
Een integraal meldpunt kan het signaleren en aanpakken van mensenhandel vergemakkelijken. Wij ondersteunden het RSIV bij het uitwerken van scenario’s rond de inrichting en positionering van een meldpunt.
Het signaleren van mensenhandel is een essentiële schakel in de aanpak van deze problematiek omdat (potentiële) slachtoffers afhankelijk kunnen zijn van mensen uit hun omgeving om uit de uitbuitingssituatie te kunnen komen. De brede groep (zorg)professionals kan een belangrijke rol spelen bij de signalering van onveiligheid, uitbuiting en afhankelijkheden.
In het Regionale Samenwerkingsverband Integrale Veiligheid (RSIV) is geconstateerd dat (zorg)professionals in de Eenheid Den Haag een centraal meldpunt mensenhandel missen. Het ontbreken van dit meldpunt staat, aldus het RSIV, een adequate signalering en opvolging van mensenhandel in de weg. Het RSIV heeft behoefte aan een advies waar en hoe een meldpunt voor signalen van mensenhandel gepositioneerd en ingericht kan worden.
Daarom heeft het RSIV Regioplan gevraagd om het maken van strategische keuzes voor te bereiden en over die keuze te adviseren, en hierbij op zoek te gaan naar een passend inrichtingsscenario vanuit de bestaande uitvoeringspraktijk. We leverden een advies en een implementatieplan op. Beiden zijn niet openbaar beschikbaar.
Mensenhandel: een analyse van samenwerking in en om Den Haag
Het aantal organisaties dat meewerkt aan het voorkomen en aanpakken van mensenhandel is groot. In de regio Den Haag brachten we in kaart hoe het netwerk van organisaties eruit ziet en hoe zij beter kunnen samenwerken.
De politieke en bestuurlijke aandacht voor mensenhandel nam de afgelopen paar jaar sterk toe. Gezien de complexiteit en veelzijdigheid van het fenomeen, vraagt een effectieve aanpak om samenwerking. In veel regio’s kan deze samenwerking beter. Vaak ontbreekt zicht op de aard en omvang van mensenhandel, is informatie-uitwisseling tussen organisaties niet optimaal ingericht of missen organisaties slagkracht.
Als reactie hierop zijn veel gemeenten en netwerkpartners begonnen met het verbeteren van netwerksamenwerking. Ook in en om Den Haag is er ontwikkeling zichtbaar. Inmiddels zijn vanuit het Regionaal Samenwerkingsverband Integrale Veiligheid (RSIV) pogingen gedaan om zicht te krijgen op het grote aantal organisaties dat een bijdrage levert aan het voorkomen en bestrijden van mensenhandel of het beschermen van slachtoffers. In lijn hiermee vroeg het RSIV aan Regioplan om een onderzoek uit te voeren naar de samenwerking rond mensenhandel in de regionale eenheid Den Haag.
Het rapport is niet openbaar.
Titus Scholten BSc
Ik heb de studie Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie in de zomer van 2021 voltooid. Tijdens mijn studie heb ik geleerd hoe belangrijk het is om kennis te nemen van iedereens ervaringen en perspectieven. Zo krijg je het meest volledige beeld van complexe zaken. Ik werk sinds begin 2023 met veel plezier voor het team Mens en Samenleving. Om de meest kwetsbare groepen in onze samenleving te beschermen is goed beleidsonderzoek ontzettend belangrijk. Daarvoor wil ik mij inzetten bij Regioplan. Ik hoop de kennis die ik tijdens mijn studie (en mijn leven) heb opgedaan te kunnen gebruiken om de wereld om mij heen beter achter te laten dan dat ik haar heb aangetroffen.
Succesvolle pilot: ‘Sociaal juridische hulp om de hoek’
Waar kun je als burger met een sociaaljuridische vraag terecht als er in je directe omgeving geen hulp beschikbaar is? Inwoners van Heerenveen, Hengelo en Venray konden sinds begin 2021 – bij wijze van pilot – terecht bij een sociaaljuridisch spreekuur in de plaatselijke bibliotheek. En dat blijkt te werken, zo blijkt uit een evaluatie door Regioplan.
Vragen over werk, inkomen, een arbeidscontract of uitkeringen. Over trouwen, samenwonen of scheiden. Of over toeslagen, wonen, alimentatie en schulden. Wetten en regels zijn lang niet altijd even duidelijk voor iedereen, en voor veel burgers is het – zo blijkt uit onderzoek – in toenemende mate lastig geworden om mee te doen in de steeds complexer wordende samenleving.
Geen rechtsbijstand beschikbaar
Voor het aanpakken van sociaaljuridische problemen kunnen burgers een beroep doen op de rechtsbijstandsverlening (door Sociaal Raadslieden en door het Juridisch Loket), maar met name buiten de Randstad en in niet-stedelijke gebieden is deze eerstelijnsdiensverlening vaak niet beschikbaar in de directe omgeving. Ook weten veel burgers (maar ook veel vrijwilligers en professionals) vaak niet precies welke hulproutes ze zoal kunnen bewandelen, en met welke problematiek ze bij welke instantie terechtkunnen.
Drie pilots
Per 1 januari 2021 ging daarom – op initiatief van Sociaal Werk Nederland en de Koninklijke Bibliotheek – de pilot ‘Sociaal juridische hulp om de hoek’ van start, gericht op het versterken van het aanbod van en de samenwerking tussen de dienstverleners aan de voorkant van het sociaaljuridische domein. Concreet ging het hierbij om drie min of meer vergelijkbare deelprojecten: in Hengelo, Venray, en in Heerenveen en omgeving.
In deze drie middelgrote gemeentes werden inloopspreekuren ingesteld in de bibliotheek, verzorgd door een sociaaljuridisch dienstverlener (SJD’er). Daarnaast was er tijd gereserveerd voor nazorg, zoals het contact opnemen met instanties, het opstellen van brieven, het opstarten van procedures en het uitzoeken van zaken.
Geen dienstverlening
Op verzoek van de initiatiefnemers evalueerde Regioplan de pilot. Vóórdat deze spreekuren werden ingesteld, was er nauwelijks sprake van sociaaljuridische dienstverlening in de drie betrokken plaatsen, schetst onderzoeker Frank Kriek. “Inwoners met hulpvragen met een juridisch aspect konden tot dan toe alleen gebruikmaken van de advocatuur of van het juridisch loket in een grotere plaats verderop. Het inloopspreekuur zou dit gat moeten opvullen, zo was de gedachte.”
Escalatie voorkomen
Na een ietwat langzame start werden de spreekuren uiteindelijk goed gevonden door inwoners en door andere hulpverleners. Cliënten voelen zich bovendien in hoge mate serieus genomen en waardeerden de persoonlijke aandacht en het luisterend oor, vertelt Frank. “Uit de vele gesprekken met cliënten en partners in het netwerk komt duidelijk naar voren dat de spreekuren bijdragen aan het voorkomen van de escalatie van problematiek. Zo vinden cliënten dat door de dienstverlening hun problemen overzichtelijk zijn geworden, zodat hieraan gewerkt kan worden en deze zich niet opstapelen. Ook kregen zij beter inzicht in hun financiële problematiek. Eén cliënt vertelde dat door de dienstverlening zijn schulden niet verder waren opgelopen en dat – doordat de terugvordering werd gepauzeerd – acute geldproblemen konden worden afgewend.”
Door de pilot ontstond er bovendien beter inzicht in het netwerk rond het juridisch spreekuur, vervolgt Frank. “Netwerkpartners zijn nu beter op de hoogte van het aanbod en verwijzen actief door.”
Netwerksamenwerking kan beter
Tegelijkertijd was het project ook gericht op het versterken van de samenwerking tussen de dienstverleners die actief zijn in het sociaaljuridisch domein. De resultaten hiervan kunnen nog beter en verschillen in hoge mate per pilot, schetst Frank. “Er liggen nog veel kansen om de samenwerking te optimaliseren en te versterken. Maatschappelijk werkers stellen in gesprekken dat er wel degelijk sprake is samenwerking is binnen het netwerk, maar dat die samenwerking zowel aan de voorkant (als het gaat om cliënten door te verwijzen naar de sociaaljuridische dienstverlening) als aan de achterkant (cliënten die geholpen zijn verder te begeleiden en te ondersteunen als zij dat nodig hebben) nog beter kan worden georganiseerd.”
Bibliotheek: geschikte plek
Al met al hebben de spreekuren op een innovatieve, laagdrempelige manier bijgedragen aan het duurzaam en kwalitatief oplossen van sociaaljuridische problemen, concluderen de onderzoekers. Frank: “Uit de pilot komt duidelijk naar voren dat de vraag naar sociaaljuridische hulp groot genoeg is om in een middelgrote gemeente vier uur per week een inloopspreekuur te organiseren. De bibliotheek blijkt verder een geschikte plek voor zo’n spreekuur; vanwege de zichtbaarheid en de korte lijnen met organisaties die aanpalende hulpverlening bieden.”
Voor burgers met een sociaaljuridische hulpvraag is dit alles goed nieuws, benadrukt Frank. “Nu is het aan de betrokken gemeenten om te beslissen in hoeverre ze deze laagdrempelige en kosteloze sociaaljuridische dienstverlening structureel willen aanbieden.”
Meer weten?
Neem dan contact op met Frank. Of lees ons uitgebreide eindrapport met alle bevindingen, conclusies en aanbevelingen.
Intensivering armoede- en schuldenaanpak
Door de coronacrisis is de Rijksoverheid extra gaan investeren in haar armoede- en schuldenaanpak, om zodoende te voorkomen dat deze problematiek fors toeneemt. De geïntensiveerde armoede- en schuldenaanpak heeft verschillende doelstellingen, die tot verdere verbeteringen moeten leiden in o.a. schuldenpreventie en uitvoering van schuldhulp.
In het kader van deze doelstellingen zijn er negentien schuldhulpinitiatieven gesubsidieerd die elk een rol spelen in het verbeteren van armoede- en schuldenbeleid. Daaronder vallen bijvoorbeeld initiatieven die schuldsanerings- en afbetalingsregelingen willen vereenvoudigen, of die voorlichtingsmaterialen ontwikkelen.
In opdracht van het ministerie van SZW hebben wij al deze initiatieven gevolgd om de voortgang in kaart te brengen. Initiatieven hebben hiervoor zelf verantwoordingsinformatie aangeleverd, die door ons op een reeks indicatoren is getoetst. Bij die toetsing zijn ook experts uit het veld betrokken om de onderzoeksconclusies aan te scherpen.
Conclusies en aanbevelingen
De duidelijkste meetbare voortgang hebben de initiatieven geboekt in het uitbreiden van samenwerkingen met partners als gemeenten, grote schuldeisers en schuldhulpverleners. Over de waardering van de initiatieven door hun doelgroepen worden minder systematisch cijfers bijgehouden. Initiatieven zijn overwegend tevreden over de beschikbare expertise en de draagkracht bij de stakeholders waar ze zich op richten, maar hebben desalniettemin soms wel te maken gehad met een langere opstartfase dan verwacht.
In onze aanbevelingen benadrukken we daarom ook dat een goede inbedding van initiatieven in bestaande structuren om tijd vraagt. Om de voortgang daarbij te bewaken, is het raadzaam dat de overheid bij het geven van nieuwe subsidies initiatieven vraagt om systematisch te rapporteren over vooraf opgestelde kerncriteria.
Nieuwsgierig geworden naar de bevindingen?
Neem contact op met Miranda. Of download het eindrapport.
Mensenhandel zichtbaar maken: leren van onderzoek in Ede en Utrecht
Mensenhandel komt overal ter wereld voor, ook in Nederland. Regioplan bracht in kaart hoe de gemeentes Ede en Utrecht mensenhandel aanpakken. Dat onderzoek leverde belangrijke inzichten op waarmee andere gemeenten hun voordeel kunnen doen.
Seksuele uitbuiting, arbeidsuitbuiting en criminele uitbuiting: mensenhandel komt overal ter wereld voor, ook in Nederland. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen schat dat er Nederland tussen de 5.000 en 7.500 mensen jaarlijks slachtoffer worden van mensenhandel.
Onderzoek in Ede en Utrecht
Lokale overheden staan momenteel voor de taak om te komen tot een lokale aanpak van mensenhandel. Vaak hebben ze echter beperkt zicht op de aard en de omvang van mensenhandel in hun gemeente.
In opdracht van CoMensha (Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de gemeenten Ede en Utrecht, onderzochten wij daarom hoe deze twee gemeenten mensenhandel lokaal in beeld brengen. Wat is de aard en de omvang van mensenhandel in Ede en Utrecht? Wat is de meest effectieve wijze om dit in kaart te brengen en te blijven monitoren? En: hoe kan deze kennis bijdragen aan de bestuurlijke en beleidsmatige ontwikkelingen in het veld?
Grote diversiteit
Net als op landelijk niveau, troffen we in de onderzochte gemeenten diverse vormen van mensenhandel aan. In beide gemeenten komen seksuele uitbuiting, criminele uitbuiting en arbeidsuitbuiting. Binnen deze vormen zijn weer verschillende risicoprofielen te onderscheiden; de kenmerken van slachtoffers zijn divers. Dat vraagt om een gedifferentieerde aanpak.
Aanbevelingen
Op basis van de knelpunten en succesfactoren die we in Ede en Utrecht tegenkwamen, kwamen we tot de volgende aanbevelingen voor andere gemeenten die met de aanpak van mensenhandel aan de slag willen.
Creëer inzicht
Om te komen tot een gerichte aanpak van mensenhandel, is het om te beginnen cruciaal dat gemeenten goed zicht hebben op de omvang en aard van het fenomeen; investeren in inzicht en in een goede probleemanalyse van de lokale situatie loont. Meer dan leunen op bestaande registraties (die vaak ontoereikend zijn), zouden gemeenten in gesprek kunnen en moeten gaan met groepen inwoners waarvan zij vermoeden dat ze een verhoogd risico op slachtofferschap hebben. Dit zijn bijvoorbeeld arbeidsmigranten, sekswerkers, jongeren in wijken met een lagere sociaaleconomische status of jongeren met een licht verstandelijke beperking.
Investeer in signalering en bewustwording
Ons onderzoek laat verder zien dat aanwezigheid van de gemeente en ketenpartners op plekken waar slachtoffers gevonden kunnen worden, de signalering ten goede komt. Daarnaast laat ons onderzoek ook zien dat professionals vooral letten op signalen van slachtoffers, en dat er winst valt te behalen door hun aandacht ook te richten op mogelijke daders en facilitators.
Uit ons onderzoek komen de volgende vijf randvoorwaarden voor effectieve informatieverzameling en -uitwisseling naar voren:
1. effectieve signalering;
2. eenduidige en toegankelijke registratie;
3. mogelijkheid tot informatiedeling;
4. duidelijke werkafspraken over informatieverzameling en -deling;
5. doorverwijzingsstructuur en een centraal aanspreek- of meldpunt.
Bied snel perspectief
Hoewel zicht op slachtoffers een voorwaarde is voor het kunnen aanpakken van mensenhandel, is alleen investeren in signaleren niet voldoende. Het succes van de aanpak hangt namelijk ook af van de mate waarin gemeenten erin slagen om op signalen te reageren en daadwerkelijk actie te ondernemen. Als ze daar niet in slagen, kan dat ertoe leiden dat slachtoffers het vertrouwen in hulpverlening verliezen en zich opnieuw aangetrokken voelen tot de omgeving waar ze eigenlijk afscheid van willen nemen. Ook kan het ertoe leiden dat slachtoffers buiten beeld raken.
Besteed in de gehele organisatie aandacht aan mensenhandel
Naast meer aandacht voor signalering en het opvolgen van signalen, moet op elk niveau van de organisatie voldoende aandacht zijn voor mensenhandel. Steeds vaker spelen ketenregisseurs, aandachtsfunctionarissen en zorgcoördinatoren een belangrijke rol in het aanjagen van de ontwikkeling in gemeenten. Ook gemeenteraden spelen een belangrijke rol bij het op de agenda zetten van mensenhandel en het meegeven van kaders.
Blijf leren
Juist in het geval van complexe, veranderlijke en ongestructureerde vraagstukken als mensenhandel, waarbij het lastig zal blijven om via onderzoek een compleet en volledig beeld van de omvang en de aard te krijgen, is het cruciaal om gezamenlijk te leren door te doen en om goede voorbeelden uit te wisselen. We bevelen daarom aan om de landelijke ontwikkeling van de mensenhandel te (blijven) beschouwen als een lerende praktijk. Partijen als CoMensha, de VNG en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) kunnen een belangrijke rol spelen in het ondersteunen, begeleiden en faciliteren van die lerende praktijk.
Meer weten?
• Een uitgebreide beschrijving van de bevindingen uit Ede en Utrecht en onze aanbevelingen voor andere gemeenten is terug te vinden in het eindrapport.
• Of neem voor meer informatie contact op met projectleider Yannick Bleeker.
“Intensieve regie op complexe casuïstiek wérkt”
Complexe casuïstiek vraagt om een intensieve vorm van regie. De gemeente Goeree-Overflakkee werkt inmiddels ruim twee jaar met zogenoemde intensieve casusregie bij casussen met complex huiselijk geweld. Onze recente evaluatie laat zien dat die aanpak werkt en werpt meer licht op de werkzame mechanismen.
In complexe casuïstiek komen problemen op verschillende leefdomeinen en bij verschillende betrokkenen (gezinsleden, (ex-)partners, familieleden) bij elkaar. Die problematiek beïnvloedt ook de relatie tussen deze betrokkenen.
Om in zulke complexe casussen effectief hulp te kunnen verlenen, is intensieve regie op de casus essentieel. Alleen op die manier kunnen alle problemen in samenhang worden aangepakt en kunnen de verschillende lijnen van hulp en interventie blijvend op elkaar worden afgestemd.
Evaluatie: intensieve casusregie op Goeree-Overflakkee
De gemeente Goeree-Overflakkee werkt inmiddels ruim twee jaar met intensief casusregisseurs (ICR’s) op complexe huiselijk-geweldcasussen. De casusregisseurs zijn werkzaam binnen de lokale toegang tot zorg en ondersteuning en zijn intensief en langdurig betrokken.
Recent evalueerden we de aanpak op Goeree-Overflakkee. Het onderzoek laat duidelijk zien dat deze aanpak op basis van intensieve casusregie werkt, vertelt projectleider Katrien de Vaan. “De effectiviteit van de aanpak blijkt te worden bepaald door drie mechanismen. Om te beginnen door de houding van de casusregisseur, die meerstemmig werkt richting gezin en ketenpartners. Een ander belangrijk mechanisme is de intensieve werkwijze van holistisch en systemisch analyseren. Ten slotte is de positionering van de casusregisseur, als langdurig betrokken ‘spin in het web’ van de hulpverlening, een belangrijke succesfactor.”
Intensieve casusregie leidt er volgens Katrien toe dat de direct betrokkenen gemotiveerd zijn voor hulp, dat die hulp aansluit bij wat ze nodig hebben, en dat de hulp doorloopt zo lang als nodig is. “Dat leidt uiteindelijk tot het waargenomen effect: de zeer beperkte terugval in casussen die door casusregisseurs zijn afgesloten, en de vorderingen in het doorbreken van patronen in casussen die nog níet afgesloten zijn.”
Randvoorwaarden
De genoemde mechanismen werken niet vanzelf, maar vereisen onder andere:
• voldoende tijd om tot opbouw van een volledige caseload te komen;
• de mogelijkheid voor casusregisseurs om hun tijd flexibel in te delen, afhankelijk van wat een casus vraagt;
• de ruimte om buiten staande structuren te werken en de inzet van zowel casusregisseurs als management om dat daadwerkelijk mogelijk te maken;
• de juiste kennis, vaardigheden en ervaring bij de uitvoerders van intensieve casusregie;
• een duidelijke en stevige positionering;
• een duidelijk belegde verantwoordelijkheid voor implementatie.
Katrien: “De intensieve regie op complexe casuïstiek vanuit lokale teams sluit aan bij wat het Toekomstscenario Kind en Gezinsbescherming van lokale teams zal gaan vragen, en waar ook het Kwaliteitskader Werken aan veiligheid voor lokale (wijk)teams en gemeenten op aangepast zal worden. Ons onderzoek bevat dan ook belangrijke en bruikbare lessen voor de ontwikkeling van een lokale aanpak rondom onveiligheid in gezinnen in de nabije toekomst.”
Meer weten?
Lees ons eindrapport. Of neem contact op met Katrien.
Zorg&Sociaalweb opiniepanel: samenwerking eerste- en tweedelijnszorg en sociale basis kan beter
De samenwerking tussen de eerste- en tweedelijnszorg en de sociale basis staat in veel gemeenten nog in de kinderschoenen. Dat blijkt uit het Zorg&Sociaalweb opiniepanel, dat in samenwerking met Regioplan tot stand is gekomen.
In samenwerking met Zorg&Sociaalweb beheren we sinds kort het nieuwe Zorg&Sociaalweb opiniepanel, waar professionals uit het sociaal domein en de zorgsector mee kunnen praten over hun expertisegebied(en).
Aan de eerste peiling in het panel namen 85 respondenten deel, werkzaam bij gemeenten en diverse zorg- en welzijnsorganisaties; van jeugdzorginstellingen tot ouderen- en gehandicaptenzorgaanbieders. We vroegen hen naar de inzet van de zogenoemde ‘sociale basis’ bij zorg en ondersteuning in het sociaal domein.
Samenwerking in de kinderschoenen
Uit het onderzoek blijkt onder meer dat 90 procent van de ondervraagden vindt dat de samenwerking tussen de eerste- en tweedelijnszorg en de sociale basis in zijn of haar gemeente nog in de kinderschoenen staat. Verder geeft 67 procent aan dat er binnen de gemeente wel degelijk voldoende politiek-bestuurlijk draagvlak bestaat om te investeren in de sociale basis.
Meer weten over de resultaten? Op Zorg&Sociaalweb staat een uitgebreider artikel over de resultaten van deze eerste peiling.
Neem ook deel aan het panel
Ben je een professional uit het sociaal domein of de zorgsector? En wil je ook deelnemen aan het Zorg&Sociaalweb opiniepanel? Meld je dan nu aan!
“Enorm leuk om samen te bouwen aan een nieuwe organisatie”
Zorg & Veiligheid: het is een werkveld waarin Katrien de Vaan zich al jaren als een vis in het water voelt. Inmiddels heeft ze ook haar eerste jaar als directielid erop zitten. “Ik haal nog altijd veel energie uit het zelf uitvoeren van projecten.”
Zorg & Veiligheid was niet de richting waarin Katriens loopbaan zich in eerste instantie ontwikkelde. Na haar studie Geschiedenis wilde ze graag de onderzoekswereld in, maar promotieplekken waren op dat moment schaars, blikt ze terug. “Zo kwam ik terecht bij de gemeente Haarlemmermeer, op de raadsgriffie. Daar raakte ik gefascineerd door het politiek-bestuurlijke krachtenveld binnen een gemeente. Maar: het onderzoek bleef trekken. Uiteindelijk kwam ik terecht bij een onderzoeksbureau dat mensen zocht speciaal voor rekenkameronderzoek: iets waar mijn ervaring op de griffie mij inmiddels de perfecte basis voor had gegeven.”
In 2009 maakte Katrien de overstap naar Regioplan, als onderzoeker binnen het toenmalige cluster Criminaliteit & Veiligheid. In de loop der jaren bouwde ze via tientallen projecten vervolgens gestaag aan haar profiel als projectleider en adviseur op het gebied van zorg en veiligheid. “Veiligheid binnen gezinnen, jeugdbescherming, maar ook de inrichting van het sociaal domein: ik vond en vind het enorm interessante thema’s om me in te verdiepen. Niet alleen omdat het inhoudelijk interessante thema’s zijn, maar ook omdat juist deze onderwerpen op bestuurlijk niveau voortdurend in beweging zijn.”
Decentralisatie van de jeugdzorg
Als voorbeeld noemt Katrien de decentralisatie van de jeugdzorg, in 2015. “Die decentralisatie – waarbij de gemeenten verantwoordelijk werden gemaakt voor de jeugdzorg – heeft allerlei nieuwe uitdagingen opgeleverd. Opeens werd er heel erg gestuurd op beheersbaarheid, maar daardoor verdwenen het beoogde langetermijneffect en de effectiviteit van het beleid uit beeld. Dat levert een hele ingewikkelde en interessante spanning op. De meeste gemeenten zijn intrinsiek namelijk best gemotiveerd om te doen wat er nodig is, maar om écht effectief te zijn zullen ze moeten investeren. Ze moeten dieper in de materie duiken, meer tijd aan een casus besteden, beter proberen te begrijpen wat er precies aan de hand is.”
“Maar het probleem is dat zo’n investering niet meteen rendeert; daar gaan vaak jaren overheen. Daar komt bij dat, als de gemeenten het goed doen, er uiteindelijk minder specialistische zorg nodig is – maar die ligt dan weer niet bij gemeenten zélf. Uiteindelijk plukken de gemeenten zelf dus niet de financiële vruchten van hun eigen beleid. Het beheersmatigheidsdenken op de korte termijn belemmert kortom dat je dát gaat doen wat op de lange termijn werkt en ook goedkoper is.”
Complexe casuïstiek
Katrien ziet gemeenten vooral worstelen met complexe casuïstiek. “De eerste jaren was het zoeken naar een nieuwe balans. Wie is nu precies waarvoor verantwoordelijk? Complexe casussen waarin huiselijk geweld een rol speelt, zijn bovendien vaak ook complexe jeugdhulpcasussen – en dan spelen vaak óók GGZ-problematiek bij volwassenen en financiële problemen nog een rol. Binnen het werkveld zijn we nog altijd met elkaar aan het leren hoe dit allemaal het beste werkt.”
Ondermijnende criminaliteit
Een ander interessant thema binnen het brede werkveld Zorg & Veiligheid is ondermijning, schetst Katrien. “Ook op dat vlak gebeurt er nu landelijk en lokaal natuurlijk ontzettend veel. Zó veel, dat de wet- en regelgeving om georganiseerde ondermijnende criminaliteit aan te pakken vaak al na een paar jaar niet meer goed aansluit op wat er in de praktijk nodig is. Bovendien is het op sommige terreinen echt nog uitproberen wat nou wel en niet werkt, en hoe je daar dan een aanpak op inricht. Het is enorm interessant om met beleidsonderzoek bij te dragen aan die zoektocht.”
Maatschappelijke problemen
Voor Katrien markeerde 2022 een belangrijke mijlpaal in haar loopbaan bij Regioplan. In januari nam ze, samen met Jos Lubberman, Miranda Witvliet en Yannick Bleeker, namelijk het stokje over van de toenmalige directie. “Maatschappelijke problemen worden steeds ingewikkelder, met veel verschillende spelers, met verschillende en vaak ook tegengestelde belangen. Tegelijkertijd werkt de overheid steeds meer kennisgestuurd en evidence based.”
“Wij denken dat we, vanuit onze onderzoeksmethodieken en de brede kennis die we als bureau hebben opgebouwd, heel erg goed bij kunnen dragen aan netwerken die met elkaar oplossingen voor maatschappelijke problemen willen ontwikkelen en implementeren. Wij zagen met ons vieren duidelijk voor ons hoe we die nieuwe rol als Regioplan zouden kunnen inkleden, en de toenmalige directie heeft ons vervolgens de ruimte geboden om die ideeën in de praktijk te brengen.”
Samen bouwen
Inmiddels is de nieuwe directie een klein jaar op weg. Het eerste jaar is goed bevallen, vertelt Katrien. “Het is gewoon enorm leuk om, samen met alle medewerkers, te bouwen aan een nieuwe organisatie. Tegelijkertijd ziet een gemiddelde werkdag er voor mij nu natuurlijk wel – op zijn zachtst gezegd – wat anders uit dan voorheen. Opeens ben je niet alleen projectleider of adviseur, maar ook directielid en manager – en dat zijn taken die niet altijd even makkelijk te plannen zijn.”
“Sowieso heb ik van meet af aan gezegd dat ik óók in de uitvoering actief wil blijven. Daar haal ik namelijk nog altijd heel veel energie uit. Bovendien wil ik mezelf inhoudelijk blijven ontwikkelen en feeling blijven houden met de praktijk. Veiligheid in gezinnen, jeugdbescherming, het sociaal domein, ondermijning: het is allemaal nog altijd veel te interessant om dat te laten liggen.”