Werkveld: Onderwijs
RMC-aanpak verzuim 18+ en monitoring van jongeren in een kwetsbare positie (JIKP)
Door de medewerkers van de verschillende Regionale Meld- en Coördinatiefunctieregio’s (RMC-(sub)regio’s) wordt op uiteenlopende manieren gewerkt aan het voorkomen en terugdringen van voortijdige schooluitval. Ingrado heeft ons gevraagd een verkennend onderzoek uit te voeren dat voorziet in een overkoepelend inzicht in de wijze waarop de RMC-(sub)regio’s werken aan hun verzuim 18+- en JIKP-aanpak en tevens inzicht geeft in mogelijkheden om de huidige invulling te verbeteren.
Onderzoeksmethode
Om te komen tot een overkoepelend inzicht van de verzuim 18+ en JIKP-aanpak van de verschillende regio’s is op verschillende manieren data verzameld. De onderzoeksaanpak bestond grofweg uit drie fases:
Fase 1: online quicksan onder RMC-coördinatoren van de verschillende RMC-(sub)regio’s;
Fase 2: verdiepende kwalitatieve interview met RMC-coördinatoren;
Fase 3: werksessie met RMC-coördinatoren en Ingrado.
Algemene conclusies
RMC-aanpak Verzuim 18+
In algemene zin kunnen we concluderen dat de invulling van de verzuimaanpak 18+ een stuk eenduidiger gaat dan de invulling van de monitoringstaak voor JIKP. Uit de gesprekken blijkt dat de RMC-coördinatoren een duidelijke visie hebben over hoe (en door wie) verzuim 18+ aangepakt moet worden. Het is duidelijk wat hun taken en verantwoordelijkheden zijn bij het voorkomen en verminderen van verzuim 18+. Ze zijn daarnaast beter bekend en meer ingebed in het verzuimnetwerk (leerplicht en onderwijs) en weten welke lijnen en middelen ze kunnen inzetten om kwesties rondom verzuim op te lossen. Hoewel in de RMC-(sub)regio’s de invulling van de aanpak divers wordt vormgegeven, is er wel een gemeenschappelijke lijn te herkennen. Alle regio’s werken vanuit een preventief kader aan verzuim 18+ en proberen waar mogelijk aan te sluiten op de verzuimaanpak van leerplicht (verzuim 18-). Een al bestaande nauwe samenwerking met leerplicht en het onderwijs en de landelijke campagnes van Ingrado over de RMC-routekaart en de aandacht voor ‘aanwezigheid’ in plaats van verzuim, dragen volgens de RMC-coördinatoren bij aan een meer gemeenschappelijke (landelijke) invulling van verzuim 18+.
Monitoringstaak JIKP
De mate waarin RMC-regio’s verschillen in hoe ze hun monitoringstaak voor JIKP invullen is een stuk groter dan de regionale verschillen voor verzuim 18+. Sommige regio’s monitoren en signaleren alleen in cijfers en hebben een bescheiden rol in de uitvoering van de vervolgacties, andere regio’s zoeken actief de samenwerking op binnen het jeugdveld en het onderwijs om JIKP meer hands-on te begeleiden. De RMC-medewerkers moeten zich voor de aanpak voor JIKP navigeren door een netwerk waarin ze relatief minder bekend zijn (dan het onderwijs). De rol (toegevoegde waarde) van de RMC in de monitoring van JIKP is voor sommige RMC-coördinatoren en voor de ketenpartners niet altijd evident. De onderliggende redenen voor deze onduidelijkheid zijn onder meer het ontbreken van gezamenlijke doelstellingen en financiering voor de monitoring van JIKP en het ontbreken van een eenduidige definitie voor JIKP/ kwetsbare jongeren binnen de keten.
Aanbevelingen
Het is bijzonder dat de RMC-(sub)regio’s een beter beeld hebben van hun taken en verantwoordelijkheden als het gaat om het verminderen van verzuim 18+ en juist minder als gaat om het monitoren van JIKP. Dit is bijzonder omdat er geen wetgeving is over de invulling van de aanpak van verzuim 18+ maar wel over de monitoringstaak van JIKP. Op basis van de bevindingen hebben we Ingrado aangeraden om aan de slag te gaan met de volgende punten:
- Werk samen met de MBO Raad aan het versterken en verbeteren van een eenduidig verzuimbeleid op mbo-instellingen (waarin een eenduidige lijn wordt getrokken tussen de aanpak van verzuim 18 min en verzuim 18 plus).
- Communiceer de onduidelijkheden over de monitoringstaak van JIKP aan het ministerie van OCW.
- Stel een handreiking op over de doelgroep JIKP om te komen tot een scherpere definitie afbakening van de doelgroep en duidelijkheid over de taak/doelstelling van de RMC bij JIKP (onder meer t.b.v. een heldere communicatie binnen de gemeentelijke organisatie).
Meer informatie? Lees meer over de bevindingen in het onderzoeksrapport of neem contact op met Suna Duysak.
Effecten Lerarenagenda en Noodplan lerarentekort Amsterdam
Sinds 2020 treffen de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen een aantal maatregelen om het werken in het Amsterdamse onderwijs aantrekkelijker te maken. Wij onderzochten in opdracht van de gemeente en Amsterdamse schoolbesturen in hoeverre deze maatregelen succesvol zijn.
De maatregelen die de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen treffen om het primair onderwijs aantrekkelijker te maken voor leraren (zoals voorrang op een huurwoning), sluiten goed aan bij wat leraren willen. Dat blijkt uit ons onderzoek. Tegelijkertijd blijft aandacht voor onder meer goed werkgeverschap nodig om het nog altijd oplopende lerarentekort enigszins het hoofd te kunnen bieden.
Getroffen maatregelen
Sinds 2020 treffen de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen een aantal maatregelen om het werken in het Amsterdamse onderwijs aantrekkelijker te maken. Zo ontvangen leraren in het Amsterdamse basisonderwijs een extra toelage bovenop het salaris. Daarnaast zijn er onder meer maatregelen genomen op het terrein van huisvesting en mobiliteit. Leraren krijgen bijvoorbeeld voorrang op een huurwoning en bij de aanvraag van een parkeervergunning.
Goede aansluiting
In opdracht van de gemeente en de besturen brachten wij aspecten in kaart die er volgens het onderwijspersoneel toe doen bij de keuze voor een baan in het Amsterdamse basisonderwijs én wat voor zittend personeel redenen zijn om een baan elders te zoeken. Er zijn verschillende dingen die je volgens het veld kunt doen om het lerarentekort aan te pakken: goed werkgeverschap, de aanpak van problemen rond huisvesting en mobiliteit, een betere beloning, en meer maatwerk in de opleidingen. De maatregelen die de gemeente Amsterdam en Amsterdamse schoolbesturen treffen om het lerarentekort in de gemeente terug te dringen sluiten hier goed bij aan, zo blijkt uit ons onderzoek.
Meer weten? In ons uitgebreide eindrapport kun je alle resultaten en bevindingen terugvinden. Voor specifieke vragen over het onderzoek kun je terecht bij Jacob.
Evaluatie Wet Gratis Schoolboeken (WGS)
De afgelopen maanden hebben we, samen met SEO, de Wet gratis schoolboeken (WGS) geëvalueerd. De belangrijkste ontwikkeling die we zien is de voortschrijdende digitalisering van het voortgezet onderwijs. De digitalisering heeft een grote impact op de leermiddelenmarkt, maar ook in de klas.
Veranderende markt
De grotere uitgevers leggen inmiddels het accent op de ontwikkeling van digitale leermiddelen. Deze bieden zij aan als LiFo-product: een gecombineerd pakket van een digitale licentie en een verbruiksboek per leerling. Bij digitale leermiddelen speelt distributie een minder grote rol. Een aantal scholen is daarom begonnen met de aanbesteding direct bij de uitgever. Door dergelijke ontwikkelingen staat de positie van distributeurs onder druk.
Duurdere leermiddelen
Volgens scholen zijn de leermiddelen duurder geworden. Ze komen minder vaak uit met het bedrag dat ze in de lumpsum ontvangen voor leermiddelen. Scholen wijten de kostenstijging in belangrijke mate aan de kosten van het LiFo-product. Bovendien kunnen scholen die willen kiezen voor een papieren versie van de methode dat steeds vaker alleen nog doen door het hele LiFo-pakket af te nemen. Door de stijgende kosten stuurt de schoolleiding meer dan voorheen op de keuze voor leermiddelen.
Zonder laptop geen toegang tot onderwijs?
Door de digitalisering is de toegang tot devices als laptop of chromebook voor veel leerlingen bijna onontkoombaar geworden. Veel scholen wijzen er vooralsnog op dat een device geen leermiddel is en dus niet gedekt wordt door de WGS, ze vragen daarom ouders om een device aan te schaffen voor hun kind. Ouders komen dus voor aanvullende kosten te staan.
Van de evaluatie doen we verslag in drie deelrapporten. In het eerste deelrapport bespreken we de bekostiging en het gebruik van devices. In het tweede deelrapport gaan we in op de ontwikkelingen rondom leermiddelen in het vo. In het syntheserapport brengen we de resultaten van de eerste twee deelrapporten samen. Donderdag 30 september 2021 heeft minister Slob (OCW) de rapporten aan de Tweede Kamer aangeboden. De rapporten lees je hier.
Meer informatie? Neem contact op met Jacob van der Wel.
Thuiszitters en schoolverzuim in Apeldoorn
In opdracht van de Rekenkamercommissie van Apeldoorn hebben we onderzoek gedaan naar de aard en omvang van het schoolverzuim en het aantal thuiszitters in Apeldoorn. Het onderzoek geeft niet alleen inzicht in de aard en omvang van de problematiek van de afgelopen jaren, maar biedt ook een doorkijk naar de achterliggende redenen.
Algemeen beeld
In het onderzoek hebben we allereerst de algemene stand van zaken geschetst voor wat betreft het beleid, de uitvoering en de ervaringen van stakeholders omtrent schoolverzuim en thuiszitters. De huidige cijfers laten zien dat de verzuim- en thuiszittersaantallen van Apeldoorn onder het landelijk gemiddelde liggen. De daling in het aantal thuiszitters wordt echter met name verklaard door de definitiewijziging van het begrip. De officiële leerplichttellingen geven geen volledig beeld van het aantal jeugdigen dat daadwerkelijk thuiszit. Daarnaast lijkt de gemeente nog onvoldoende inzicht en grip te hebben op leerlingen die zorgwekkend verzuimen (bijvoorbeeld leerlingen met frequent ziekteverzuim), onder meer door beperkingen in wet- en regelgeving om in te grijpen bij dit type verzuim.
Daarnaast worden de schotten in de geldstromen tussen onderwijs en zorg (nog steeds) als erg hoog ervaren. De betrokken professionals hebben behoefte aan betere afspraken over casusregie en terugkoppeling en meer flexibiliteit en maatwerkoplossingen in de aanpak van de thuiszittersproblematiek. De gesproken ouders van thuiszittende leerlingen geven aan zich onvoldoende gehoord te voelen door de school en zorgverleners. De kernboodschap is dat ouders en kinderen met name een persoonlijk en open gesprek hebben gemist met de school en zorgverleners.
Aanbevelingen Rekenkamercommissie
Aan het college hebben wij aanbevolen om alle thuiszitters (ook die met een geoorloofde reden thuiszitten) te rapporteren in de jaarlijkse leerplichtverslagen en om het beleid omtrent geoorloofd verzuim meer in lijn te brengen met de preventieve verzuimaanpak. Dit kan door de (al ingevoerde) M@ZL-methodiek (Medische Advisering van Ziekgemelde Leerling) op meer vo-scholen uit te rollen (M@ZL is een beproefde methodiek voor een integrale aanpak van zorgwekkend ziekteverzuim bij scholieren in het vo en mbo). Ook vragen we aandacht voor het evalueren van de vernieuwde regieafspraken, het creëren van een frictiebudget tussen onderwijs en zorg en het organiseren van jaarlijkse gesprekken tussen raadsleden en (ouders van) thuiszittende jeugdigen.
Meer informatie
De PMA en het gespreksverslag zijn via de gemeentelijke website terug te zien en lezen. Raadpleeg het volledige onderzoeksrapport voor meer informatie of neem contact op met onderzoeker Suna Duysak.
Risicoanalyse waarborgtaak Vervangingsfonds (Vf)
Het Vervangingsfonds (Vf) voert de wettelijke taak uit om een waarborg te bieden aan schoolbesturen voor de kosten die scholen maken voor de vervanging van ziek onderwijspersoneel. Na een lange aanloop is het wetsvoorstel om de wettelijke waarborgtaak van het Vf af te schaffen door het parlement aangenomen. In opdracht van het Vf voerden wij i.s.m. Cebeon een analyse uit om inzicht te krijgen in de mogelijke financiële risico’s voor schoolbesturen wanneer de wettelijke waarborgtaak komt te vervallen en in de mogelijkheden die er zijn om de eventuele risico’s te beperken.
Het Vervangingsfonds (Vf) voert de wettelijke taak uit om een waarborg te bieden aan schoolbesturen voor de kosten die scholen maken voor de vervanging van ziek onderwijspersoneel. Na een lange aanloop is het wetsvoorstel om de wettelijke waarborgtaak van het Vf af te schaffen door het parlement aangenomen. Daarmee komt de verplichte aansluiting van schoolbesturen te vervallen en zal de ministeriële aanwijzing van het Vf als rechtspersoon voor de uitvoering van deze taak worden ingetrokken. Dit betekent dat de status van het Vf als privaatrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (zbo) (tevens) komt te vervallen.
Met het ingaan van de wetswijziging zal ook de overgebleven groep schoolbesturen in het primair onderwijs eigenrisicodrager (ERD) worden. De betrokken partijen geven aan dat de overgang op een zorgvuldige manier moet plaatsvinden, dat het verdwijnen van de wettelijke waarborgtaak niet mag leiden tot financiële problemen voor schoolbesturen en dat de continuïteit van het onderwijs niet in gevaar mag komen.
Om de overgang goed te laten lopen, heeft het Vf een nadere analyse laten uitvoeren om inzicht te krijgen in de mogelijke financiële risico’s voor schoolbesturen wanneer de wettelijke waarborgtaak komt te vervallen en in de mogelijkheden die er zijn om de eventuele risico’s te beperken. In dit rapport zijn de belangrijkste bevindingen uit deze analyse nader uiteengezet.
Doel onderzoek
Het doel van de analyse is inzicht krijgen in hoe financiële problemen bij schoolbesturen door het verdwijnen van de wettelijke waarborgtaak voorkomen kunnen worden.
Om dat doel te bereiken is onderzoek gedaan naar:
- de financiële risico’s van schoolbesturen die eigenrisicodrager worden;
- hoe de risico’s voor schoolbesturen kunnen worden opgevangen en voorkomen na het wegvallen van de wettelijke waarborgtaak van het Vf;
- het instrumentarium dat nodig is om een zorgvuldige overgang naar ERD-schap mogelijk te maken;
- welke rol een vangnet kan spelen bij het voorkomen van financiële risico’s;
- een aantal toekomstscenario’s met verschillende opties voor een vangnet.
Om inzicht in de bovenstaande punten te verschaffen zijn in het onderzoek drie fases doorlopen: (Fase A) inventarisatie van kwantitatieve data (brongegevens Vf en DUO-data) en kwalitatieve verdieping (deskresearch en interviews met experts Vf en schoolbesturen), (Fase B) risicoanalyse (kwantitatieve
risico-inschatting op basis bestandsinformatie) en (Fase C) scenario-ontwikkeling (ontwikkelen scenarioschets en opties).
Meer informatie? Neem contact op met Bjørn Dekker.
Evaluatie ‘Goed worden goed blijven’ (GWGB) 3.0
Sinds maart 2009 ondersteunt de PO-raad met het subsidieprogramma ‘Goed worden, goed blijven (GWGB)’ (zeer) zwak of onvoldoende beoordeelde scholen in het primair en speciaal onderwijs. Het doel van het programma is het werken aan kwaliteitsverbetering. Wij evalueerden de doeltreffendheid als doelmatigheid van het ondersteuningsprogramma, resulterend in aanbevelingen voor verbetering ten behoeve van een mogelijk vervolg van de projectsubsidie vanuit het ministerie van OCW.
Goed worden, goed blijven 3.0
Sinds maart 2009 bestaat er voor scholen in het primair en speciaal onderwijs van onvoldoende kwaliteit een ondersteuningsprogramma om te werken aan kwaliteitsverbetering. Scholen die van de Inspectie van het Onderwijs het oordeel (zeer) zwak of onvoldoende hebben ontvangen, kunnen een beroep doen op deze ondersteuning en zo toewerken naar een stabielere basis voor voldoende kwaliteit. De ondersteuning wordt georganiseerd door de PO-Raad met subsidie van het ministerie van OCW. Momenteel gebeurt dit onder de vlag van Goed worden, goed blijven 3.0. Aan het eind van het schooljaar 2020-2021 loopt de huidige projectsubsidie aan de PO-Raad voor Goed worden, goed blijven 3.0 af. Het ministerie van OCW wil een besluit over voortzetting van deze subsidie nemen op basis van een door een onafhankelijke partij uitgevoerde evaluatie. In deze rapportage doen wij, Regioplan, verslag van onze bevindingen uit deze evaluatie.
Onderzoeksmethode
Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen hebben we gekozen voor een gefaseerde aanpak. Na het startgesprek zijn we begonnen met interviews met het projectteam en de inspectie en een verkenning van beschikbare informatie (fase 1). Vervolgens hebben we gesproken met uitvoerders (het projectteam, analisten en vliegeniers) en gebruikers (scholen en besturen) van GWGB (fase 2).
Aanbevelingen
Het programma Goed worden, goed blijven is een doeltreffend programma. Een groot deel van de zeer zwakke scholen maakt gebruik van de ondersteuning, bijna alle scholen en schoolbesturen zijn tevreden en zien ook meerwaarde in de ondersteuning en scholen die hebben deelgenomen verbeteren zich binnen afzienbare tijd naar een voldoende en houden deze verbetering ook vast.
Op basis van de genoemde verbeterpunten in de gesprekken komen wij tot de volgende aanbevelingen om de doeltreffendheid (met name de duurzaamheid van verbetering) verder te vergroten:
- Voer standaard een evaluatiegesprek met de school na afloop van het herstelonderzoek, waarin aandacht wordt besteed aan borging.
- Zorg, als er meerdere scholen van hetzelfde bestuur worden ondersteund, voor een goede verbinding tussen verschillende trajecten.
- Zorg voor een bondiger format van de analyserapportage.
- Houd er bij de administratie van de trajecten rekening mee dat het programma wordt geëvalueerd.
Meer informatie? Lees het onderzoeksrapport of neem contact op met Jacob van der Wel.
Oudertevredenheid Passend Onderwijs Zuidoost Utrecht
Hoe tevreden zijn ouders over de extra ondersteuning die hun kinderen krijgen op school, en hoe kan dit worden verbeterd? Op verzoek van het samenwerkingsverband VO Zuidoost Utrecht (SWV ZOU) deden wij een ouderteverdenheidsonderzoek naar de uitvoering van passend onderwijs op de scholen aangesloten bij het samenwerkingsverband.
Onderzoeksmethode
In het onderzoek peilden we de tevredenheid van ouders over de extra ondersteuning die hun kinderen krijgen op scholen die aangesloten zijn bij het Samenwerkingsverband VO Zuidoost Utrecht (SWV ZOU). Het onderzoek richtte zich specifiek op ouders van leerlingen met een ontwikkelperspectief (OPP). Het doel van de peiling was tweeledig: (1) het geeft een beknopt zicht op hoe scholen de extra ondersteuning uitvoeren en (2) hoe ouders deze uitvoering ervaren. Met behulp van een online enquête zijn de ervaringen van 228 ouders geïnventariseerd.
Benchmarkrapportage
We hebben de kernbevindingen samengevat in een algemeen rapport, waaraan we ook enkele aanbevelingen hebben gekoppeld. Daarnaast hebben we individuele schoolrapportages opgesteld waarin de scores van de individuele scholen grafisch en met beknopte beschrijvingen zijn weergegeven (zie fbeeldingen hieronder voor een impressie). Het samenwerkingsverband heeft deze rapportages gebruikt om met scholen in gesprek te gaan over hun schoolspecifieke resultaten die in de peiling naar voren zijn gekomen.
Impressie individuele schoolrapportages (2 van 11 pagina’s)
Meer informatie? Neem contact op met Suna Duysak.
Effectmeting Voortgezet Leren 2021-2023
De VO-raad stimuleert onder vo-scholen en schoolbesturen integraal en duurzaam te werken aan onderwijs- en schoolontwikkeling door middel van de activiteiten van het programma Voortgezet Leren scholen. De VO-raad heeft behoefte aan een jaarlijkse monitor van de voortgang en heeft ons gevraagd een impactmeting uit te voeren, bestaande uit een meting in de herfst van 2021 en een meting in 2022.
Doelstelling programmaplan
Het doel van Voortgezet Leren is het integraal werken aan onderwijs- en schoolontwikkeling in de scholen te versnellen, te verbreden en te verduurzamen. Het programma kent daartoe drie strategische doelen:
- scholen werken duurzaam aan onderwijsontwikkeling ter versterking van de onderwijskwaliteit;
- scholen ontwikkelen zich duurzaam als professionele schoolorganisatie;
- het voortgezet onderwijs ontwikkelt zich verder als een lerende sector.
In 2019 en 2021 zijn al twee metingen uitgevoerd voor de eerste fase van het programma Voortgezet Leren 2019-2020. In de meting van 2021 is een aanvullende nulmeting gehouden naar de mate waarin de sector zich toegerust voelt om duurzaam en integraal te werken aan de schooleigen ambities. Concreet wil het programma binnen de termijn van drie jaar (2021-2023) de volgende effecten realiseren:
- Een toename van de mate waarin bestuurders en schoolleiders de meerwaarde ervaren en bijbehorende mogelijkheden kennen van de verschillende onderwerpen waarlangs zij integraal en duurzaam aan de slag kunnen met onderwijs- en schoolontwikkeling.
- Een toename van de mate waarin onderwijsprofessionals zich toegerust voelen om integraal en duurzaam te werken aan het realiseren van de schooleigen ambities ten aanzien van het onderwijs en de professionalisering van de schoolorganisatie.
- Een toename in het aantal scholen voortgezet onderwijs dat integraal en duurzaam werkt aan het realiseren van de schooleigen ambities ten aanzien van het onderwijs en de professionalisering van de schoolorganisatie.
Onderzoeksmethode
Om de voortgang van de impactdoelstelling te meten is gebruikgemaakt van een online enquête ten behoeve van de dataverzameling. De enquête is breed uitgezet in de sector en heeft geïnventariseerd in welke mate scholen duurzaam en integraal kunnen werken aan thema’s (schooleigen ambities) die verbonden zijn aan het programma Voortgezet Leren. Daarnaast zijn de bekendheid, deelname en de meerwaarde van de activiteiten van het programma Voortgezet Leren gemeten. Ook is de ondersteuningsbehoefte van deelnemers gepeild en de impact van de coronamaatregelen en corona-steungelden op de mate waarin men kon werken aan de schooleigen ambities.
Meer informatie? Neem contact op met Suna Duysak.
Doelen en impact Voortgezet Leren 2019-2020
De VO-raad en Schoolinfo stimuleren door middel van de activiteiten van het programma Voortgezet Leren de ontwikkeling van toekomstgericht onderwijs in samenhang met een professionele schoolorganisatie op vo-scholen en schoolbesturen. Schoolinfo en de VO-raad hebben behoefte aan een jaarlijkse monitor van de voortgang en hebben ons gevraagd een impactmeting uit te voeren, bestaande uit een meting in de herfst van 2019 en een meting in 2020.
Enquêteonderzoek
Om de voortgang van de impactdoelstelling te meten is gebruikgemaakt van een online enquête ten behoeve van de dataverzameling. De enquête is breed uitgezet in de sector en inventariseert in welke mate op scholen gericht gewerkt wordt aan thema’s (ambities) die verbonden zijn aan het programma Voortgezet Leren. Verder is gevraagd naar de mening over het belang (urgentie) van het thema en in hoeverre het werken aan de thema’s bijdraagt aan de doelstellingen van het onderwijs op de school.
De meting geeft inzicht in de stand van zaken wat betreft de volgende onderwijsthema’s:
Meer informatie? Neem contact op met Suna Duysak.
Professionalisering financiële administratie kinderopvang
Kinderopvangorganisaties zijn sinds 1 januari 2022 verplicht om maandelijks gegevens over de opvang van kinderen aan te leveren bij Toeslagen. Ook is er een stelselwijziging aangekondigd waarbij de financiering in de toekomst rechtstreeks bij kinderopvangorganisaties terechtkomt. In verband met beide ontwikkelingen hebben wij onderzocht wat de huidige staat van de kinderopvangsector is op het gebied van bedrijfsvoering en financiële administratie en welke mogelijkheden er zijn voor verbetering.
Per 1 januari 2022 zijn kinderopvangorganisaties verplicht om maandelijks gegevens over de opvang van kinderen aan te leveren bij de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst. Doel van deze regeling is om te voorkomen dat ouders onbedoeld fouten maken en eventueel onterecht ontvangen toeslagen moeten terugbetalen. In het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV is ook een stelselwijziging aangekondigd, waarbij de financiering in de toekomst rechtstreeks bij kinderopvangorganisaties terechtkomt. In verband met beide ontwikkelingen heeft het ministerie van SZW meer behoefte aan inzicht in de huidige staat van de kinderopvangsector op het gebied van bedrijfsvoering en financiële administratie en welke mogelijkheden er zijn voor verbetering.
Wij hebben voor dit onderzoek gekeken naar de manier waarop kinderopvangorganisaties de financiële administratie uitvoeren en hoe zij de maandelijkse gegevenslevering uitvoeren en beoordelen. Ook hebben we in kaart gebracht van welke softwarepakketten kinderopvangorganisaties gebruik maken, waarin we onderscheid maken tussen een softwarepakket dat specifiek is ontwikkeld voor de kinderopvang en een algemeen boekhoudkundig softwarepakket. Ten slotte zijn initiatieven ter ondersteuning voor de uitvoering van de financiële administratie binnen en buiten de kinderopvang geïnventariseerd, en welke ondersteuningsbehoeften kinderopvangorganisaties hebben.
Conclusies
Het overgrote deel van de kinderopvangorganisaties is in staat om de bedrijfsvoering en financiële administratie op een goede manier uit te voeren. Met name grotere organisaties, die vaker een softwarepakket hebben aangeschaft voor de uitvoering van de financiële administratie. De meer gespecialiseerde softwarepakketten bevatten vaak een automatische koppeling met de systemen van de Belastingdienst, wat de kans op fouten vermindert. Ook hebben grotere organisaties vaker één of meerdere financieel medewerkers in dienst. Kinderopvangorganisaties die knelpunten ervaren in het uitvoeren van de financiële administratie zijn met name kleinere kinderopvangorganisaties, zonder een softwaresysteem en/of zonder financieel-administratief medewerker in dienst. In kleinere organisaties wordt de financiële administratie vaker door een directeur of leidinggevende uitgevoerd, die zich ook bezighouden met de zorg en opvang van kinderen. Kinderopvangorganisaties met deze mate van professionalisering hebben ook vaker moeite met de maandelijkse gegevenslevering, door een gebrek aan tijd of omdat het geen prioriteit heeft.
Aanbevelingen en beleidsopties
Uit het onderzoek komen de volgende aanbevelingen naar voren om kinderopvangorganisaties te ondersteunen:
• creëer één centrale plek waar alle actuele informatie rond verplichte administraties overzichtelijk te vinden is;
• ontwikkel een e-learning over de regelgeving rond de financiële administratie;
• maak de beschikbare hulpmiddelen en informatie zo eenvoudig mogelijk;
• ondersteun kinderopvangorganisaties bij het opvragen van de benodigde gegevens van ouders;
• faciliteer kinderopvangorganisaties om van elkaar te leren.
Uit het onderzoek blijkt dat het gebruik van een softwarepakket ondersteuning kan bieden aan kinderopvangorganisaties voor de uitvoering van de financiële administratie. De volgende beleidsopties ter bevordering van het softwaregebruik in de sector kunnen verkend worden:
• een subsidie voor het gebruik van een softwarepakket;
• het verplichtstellen van het gebruik van een softwarepakket;
• het ontwikkelen van een basistool voor het bijhouden van de verplichte administraties.