Werkveld: Arbeid en sociale zekerheid
Evaluatie Expeditieregeling – Subsidieregeling onderzoek en experimenten duurzame inzetbaarheidsinterventies
De Expeditieregeling is een subsidieregeling van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) die onderzoek en experimenten stimuleert over Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen. Regioplan en SEO Economisch Onderzoek evalueren deze regeling zodat het ministerie het proces kan verbeteren en meer kennis heeft over de effecten van de Expeditieregeling.
De Expeditieregeling ondersteunt werkgevers- en werknemersorganisaties, onderwijs- en onderzoeksinstellingen en andere relevante partijen bij het (door)ontwikkelen van praktijk- en wetenschappelijke kennis op het gebied van Duurzame Inzetbaarheid (DI) en Leven Lang Ontwikkelen (LLO). In de regeling krijgen samenwerkingsverbanden tussen praktijk en onderzoek de kans om te experimenteren, kennis breder toepasbaar te maken of door te ontwikkelen. Hierbij wordt een beweging gestimuleerd waarin interventies, werkwijzen en methodieken op het gebied van DI en LLO vaker, beter en sneller worden toegepast in bedrijven, sectoren en organisaties.
In het eerste deel van het onderzoek bieden we meer kennis over het proces van de eerste aanvraagperiode van de Expeditieregeling. We hebben hiervoor gekeken naar de manier waarop de regeling is ingericht en hoe de aanvraagprocedure is verlopen en ervaren door betrokken beleidsmakers en (potentiële) aanvragers. Op basis van de resultaten van de procesevaluatie kan het ministerie van SZW de tweede aanvraagperiode beter inrichten. De evaluatie over de effecten van de regeling verschijnt in 2025.
Hoe is het proces van de Expeditieregeling verlopen?
In de Expeditieregeling worden samenwerkingsverbanden gestimuleerd om te investeren in DI en LLO. De overheid speelt hierbij een faciliterende rol door via subsidies de financiele drempel voor partijen te verlagen. De Expeditieregeling onderscheidt zich van andere subsidieregelingen door de focus op kennisontwikkeling en bredere toepasbaarheid van kennis. Het samenwerkingsverband tussen onderzoek en praktijk kan daarbij het draagvlak voor activiteiten en de kans op bredere toepassing van kennis vergroten. Tegelijkertijd is er in de aanvragen meer aandacht gewenst voor de borging en overdraagbaarheid van kennis.
Na de eerste aanvraagperiode zijn er tien aanvragen ingediend, waarvan er vier aanvragen positief zijn beoordeeld. Het bereik en bekendheid van de subsidieregeling was beperkt. Ook hadden aanvragers weinig tijd en duidelijkheid om een aanvraag op te stellen, en hadden met name kleinere partijen onvoldoende capaciteit voor het indienen van een aanvraag. Daarom is het van belang dat aanvragers in de tweede aanvraagperiode beter bereikt en voldoende geïnformeerd worden over de subsidieregeling, en dat zij ook actief en tijdig op de hoogte worden gesteld van de openstelling van de subsidieregeling.
Het aanvraag- en beoordelingsproces in de Expeditieregeling is moeizaam verlopen. Zo was er onduidelijkheid over de aanvraagvoorwaarden en het beoordelingskader, en duurde het beoordelingsproces met een adviespanel en verschillende SZW directies lang, en was het verwarrend voor aanvragers. Voor de tweede aanvraag periode is het van belang dat aanvraagvoorwaarden worden verduidelijkt en dat er een duidelijk en gestructureerd beoordelinsproces is waarbij beoordelinsgcriteria en afwegingen van het adviespanel beter worden gecommuniceerd naar aanvragers.
Meer weten?
Lees dan de tussenreportage over de procesevaluatie van de Expeditieregeling of neem contact op met Rosanne.
Regioplan en onderzoek over Duurzame Inzetbaarheid & Leven Lang Ontwikkelen
Regioplan doet nog veel meer onderzoek op het gebied van duurzame inzetbaarheid. Kijk hiervoor eens op onze website: Uitgelicht – Duurzame inzetbaarheid – Regioplan.
“De uitdagingen voor het onderwijs worden steeds groter”
Een gezonde arbeidsmarkt, in het onderwijs en daarbuiten: daar leveren Jos Lubberman (directeur Onderwijs en Arbeidsmarkt) en zijn team graag een bijdrage aan. Ondertussen wordt het onderzoekswerk steeds efficiënter dankzij ontwikkelingen op het gebied van big data en AI. “Steeds vaker zetten we innovatieve datatechnieken in om patronen bloot te leggen.”
Na het afronden van de studie Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente werkte Jos bij diverse onderzoeksbureaus als onderzoeker. Onderwijs en arbeidsmarkt lopen als een rode draad door zijn loopbaan, vertelt hij. “De uitdagingen voor het onderwijs worden steeds groter, met name op het gebied van personeelstekorten. Hoe kom je tot een goede match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt? Hoe kun je werk maken van duurzame inzetbaarheid, zodat mensen langer met plezier aan het werk blijven? En hoe kun je het onderwijs anders organiseren, zodanig dat je – ook in tijden van oplopende lerarentekorten – continuïteit kunt blijven bieden zónder concessies te doen aan de kwaliteit? Het zijn vragen die me altijd hebben gefascineerd en die relevanter zijn dan ooit.”
Governance en medezeggenschap
Daarnaast spelen er binnen het onderwijs – afgezien van de krappe arbeidsmarkt – op dit moment nog meer interessante vraagstukken, vervolgt Jos. “De methodische aanpak van schoolverzuim bijvoorbeeld, en vraagstukken op het gebied van governance. Rondom dat laatste thema hebben we dit voorjaar, samen met het CAOP en Leeuwendaal, een zogenoemd ‘breed gesprek’ georganiseerd, over governance en (mede)zeggenschap in het onderwijs. Daarbij zijn we in gesprek gegaan met álle spelers binnen het onderwijs – van onderwijspersoneel, ouders en leerlingen tot schoolleiders, (g)mr-leden, bestuurders en toezichthouders – om na te gaan hoe tot een blijvende adequate rolverdeling te komen tussen de verschillende actoren in de school.”
Gezonde arbeidsmarkt
In 2016 kwam Jos als senior onderzoeker naar Regioplan. Inhoudelijk was er meteen een klik, blikt hij terug. “Net als bij vorige werkgevers kwam ik hier terecht in een omgeving waarin er van alles speelde rondom thema’s als onderwijs en arbeidsmarkt. Bovendien zijn de thema’s die in het onderwijs spelen – bijvoorbeeld rondom anders organiseren en duurzame inzetbaarheid – ook relevant voor sectoren als de zorg en de techniek. Dat maakt het enorm interessant om je met dit soort onderwerpen bezig te houden. Sowieso leveren we vanuit Regioplan graag een bijdrage aan een gezonde arbeidsmarkt.”
Inhoudelijk betrokken
Bij het aantreden van de nieuwe, vierkoppige directie, begin vorig jaar, was het niet voor niets een bewuste keuze om als directeur inhoudelijk betrokken te blijven bij projecten, vertelt Jos. “Natuurlijk komen er zodra je directeur wordt ook de nodige andere taken op je af. Op facilitair vlak bijvoorbeeld. En uiteraard hebben we als bureau ook zelf te maken met de krappe arbeidsmarkt. Maar we wilden alle vier ook inhoudelijk betrokken blijven. Binnen mijn eigen vakgebied speelt er op dit moment zó veel dat ik graag – vanuit een onafhankelijke positie – mijn bijdrage wil blijven leveren aan een oplossing voor urgente maatschappelijke vraagstukken.”
Datagedreven onderzoek
Als directeur heeft Jos ook Regioplans datateam onder zijn hoede, vertelt hij. “Anders organiseren in het onderwijs draait ook om de vraag hoe je het werk zo efficiënt mogelijk kunt inrichten, zonder in te boeten aan kwaliteit. Precies zo proberen we ook in ons eigen werk voortdurend te zoeken naar manieren om ons werk zo efficiënt mogelijk aan te vliegen. De technologie helpt daarbij een handje. Zo zijn er steeds meer mogelijkheden om grote hoeveelheden data te analyseren. Steeds vaker zetten we innovatieve datatechnieken als textmining, webscraping en dashboarding in om patronen bloot te leggen en zo te komen tot nog betere, relevantere resultaten voor onze opdrachtgevers.”
ChatGPT
Ook de ontwikkelingen rondom artificial intelligence (AI) volgt Regioplan op de voet, vervolgt Jos. “Neem een tool als ChatGPT. De mogelijkheden van dit soort toepassingen zal alleen maar groeien. Het is enorm interessant om te onderzoeken hoe een toepassing als ChatGPT ons in de toekomst zou kunnen helpen bij het versneld uitvoeren van bijvoorbeeld deskresearch; als je AI kunt inzetten om grote hoeveelheden informatie te analyseren en samen te vatten, scheelt dat onder de streep enorm veel tijd. Tegelijkertijd blijft de rol van de individuele onderzoeker uiteraard belangrijk; je hebt in de loop der jaren vaak zoveel specialistische kennis vergaard, dat je dat niet zomaar uit een AI-tool kunt halen. Juist in de combinatie schuilen op termijn denk ik veel mogelijkheden.”
Kennismakelaar
Een laatste interessante ontwikkeling is Regioplans groeiende rol als kennismakelaar, vertelt Jos. “Als je het hebt over kennis die in de hoofden van individuele onderzoekers zit, mag niet onvermeld blijven dat we onze expertise steeds vaker actief delen met de buitenwereld; tijdens workshops en trainingen bijvoorbeeld. Ook zijn we sinds kort betrokken bij de Kennisrotonde, een initiatief van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) waarbij zogenoemde Kennismakelaars vragen van professionals uit de onderwijspraktijk beantwoorden op basis van wetenschappelijk gefundeerde inzichten over wat wel en wat níet werkt. Onze eerste adviezen – over zij-instroom en over de ‘sense-of-belonging’ van wo-studenten – zijn inmiddels gepubliceerd. Erg leuk om ook op deze manier – buiten het reguliere onderzoeks- en advieswerk voor opdrachtgevers – een bijdrage te leveren aan een sterk onderwijsveld.”
Op het kruispunt van knelpunten: ervaringen van mensen met een beperking die mede vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) achterstelling en uitsluiting kunnen ervaren
Wij hebben een onderzoek uitgevoerd naar de positie van mensen met een beperking die ook vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) belemmeringen problematiek ervaren bij hun maatschappelijke participatie.
In opdracht van het College voor de Rechten van de Mens heeft Regioplan een onderzoek uitgevoerd naar de positie van mensen met een beperking die mede vanwege hun huidskleur, etnische kenmerken, religie, culturele achtergrond en/of migratie (van hen of hun ouders) belemmeringen ervaren bij hun maatschappelijke participatie. Het doel was om te verkennen op welke gebieden er meer aandacht nodig is voor hun specifieke problematiek, zodat hun rechten gewaarborgd kunnen worden. Om inzichten te verzamelen hebben wij zowel met de doelgroep van het onderzoek gesproken, als met (belangen)organisaties die zich inzetten voor de groep.
Opbrengsten interviews
In de interviews stond centraal welke knelpunten deze groep mensen met een beperking ondervinden. Hierbij lag de focus op de domeinen participatie, zorg (en wonen), onderwijs, en arbeid en bestaansminimum. Ook de mate van vertegenwoordiging door organisaties en in wet- en regelgeving is belicht. We hebben de respondenten ook gevraagd naar oplossingsrichtingen.
Uit de interviews zijn er een aantal belangrijke aandachtspunten naar voren gekomen:
• Aannames en vooroordelen over mensen met een beperking én over mensen met andere kenmerken waardoor zij tot een minderheidsgroep behoren, liggen ten grondslag aan veel van de ervaren knelpunten van de groep. De combinatie van deze vooroordelen – ‘dubbele aannames’ – zorgen voor uitdagingen in het alledaagse sociale contact, maar ook bij de duurzame toetreding tot de arbeidsmarkt, het onderwijs en de zorg. Een onderdeel hiervan is de taboesfeer die in sommige culturele minderheidsgemeenschappen hangt rond (psychische) beperkingen en hulpverlening. Deze taboes zijn veelal een gevolg van vooroordelen over het hebben van een beperking. Discriminatie en het gevoel er niet bij te horen en minder te kunnen dan iemand zonder beperking kunnen hierdoor geïnternaliseerd worden, met beperkte maatschappelijke participatie tot gevolg.
• Het gebrek aan kennis bij organisaties over de mensen over wie het onderzoek gaat en het hierbij aansluitende tekort aan gepaste ondersteuning van de groep, is een knelpunt dat in alle domeinen een rol speelt. Dit komt onder andere tot uiting in het gebrek aan kennis over culturele diversiteit in de zorg, het tekort aan taalscholen die ervaring hebben met lesgeven aan blinde mensen, de ontoegankelijkheid van instellingen zoals ziekenhuizen en scholen, en de beperkte mogelijkheden om met een beperking en onvoldoende Nederlandse taalbeheersing aan het werk te gaan.
• De fysieke ontoegankelijkheid van de openbare ruimte is ten slotte een veelgenoemd thema dat maatschappelijke participatie van de groep belemmert. Op het eerste gezicht lijkt dit niet specifiek voor de doelgroep van het onderzoek, maar is het een relevante uitdaging voor iedereen met een beperking. De gesprekken maken echter duidelijk dat het hebben van intersectionele kenmerken deze knelpunten versterkt en extra drempels bij maatschappelijke participatie opwerpt. Ook het niet voldoende spreken van de taal versterkt de fysieke ontoegankelijkheid van de openbare leefomgeving. Wanneer oplossingen voor fysieke ontoegankelijkheid moeilijk gevonden kunnen worden, door bijvoorbeeld taalverschillen of aannames van anderen, kan dit isolatie en terugtrekking uit de samenleving tot gevolg hebben.
In het licht van het naleven van het VN-verdrag handicap ligt er een belangrijke rol voor belangenorganisaties om zicht te hebben op de ervaringen van de doelgroep van het onderzoek. De gesprekken met organisaties maken duidelijk dat, hoewel zij veel van dezelfde signalen zien van de knelpunten van de groep, de vertegenwoordiging van de groep door organisaties vaak een uitdaging is. Organisaties hebben vaak geen specifieke aandacht voor de doelgroep, maar zien hen als deel van hun bredere achterban. Hierdoor, maar ook vanwege het door de doelgroep ervaren gebrek aan representatie en diversiteit binnen organisaties, worden organisaties moeilijk gevonden door de doelgroep en is de doelgroep ook moeilijk bereikbaar voor deze organisaties. Ook wat betreft wetgeving en beleid stellen de respondenten dat hun participatie beperkt is. Er wordt niet of nauwelijks naar de groep geluisterd en de representatie van de groep in de politiek is beperkt.
Aanbevelingen
Op basis van de genoemde intersectionele knelpunten van de groep en de aangedragen oplossingen door de respondenten, hebben we aanbevelingen geformuleerd. Deze aanbevelingen kunnen gebruikt worden door het College om de overheid aan te sporen om de rechten van de doelgroep zoals neergelegd in het VN-verdrag handicap beter te borgen. De aanbevelingen worden in het onderzoeksrapport uitgewerkt. Zie ook de aanbevelingen die het College doet op basis van ons onderzoek.
Meer weten?
Monitor Charter Diversiteit: toenemende aandacht voor diversiteit en inclusie op de werkvloer
Hoe staat het met de vorderingen rondom diversiteit en inclusie bij de ondertekenaars van het Charter Diversiteit? In opdracht van de SER brengen we dit jaarlijks in beeld. Onlangs verscheen ons monitoringsrapport over 2022, waarin we de vorderingen op het gebied van diversiteit en inclusief nader onder de loep nemen.
SER Diversiteit in Bedrijf ondersteunt organisaties bij het bevorderen van een gemêleerd personeelsbestand en een inclusief bedrijfsklimaat. Door het Charter Diversiteit te ondertekenen kunnen bedrijven en organisaties laten zien dat ze zich inzetten voor meer diversiteit en inclusie op de werkvloer. Vijf dimensies staan daarbij centraal: arbeidsvermogen, culturele diversiteit, sekse, leeftijd en LHBTI+.
Nadruk op instroom
Op 31 december 2022 telde het Charter Diversiteit 416 ondertekenaars: zowel private en als (semi)publieke organisaties, groot en mkb, en uit verschillende sectoren. Op het gebied van diversiteit richtten de meeste ondertekenaars zich in 2022 met name op de instroom van diversiteitsgroepen, vertelt onderzoeker Noor Galesloot. “De meeste aandacht ging uit naar het aantrekken van medewerkers met een niet-westerse migratieachtergrond, medewerkers met een beperkt arbeidsvermogen en vrouwen. Ook focusten ondertekenaars zich op de doorstroom van vrouwen naar hogere posities.”
In algemene zin kregen behoud en doorstroom van medewerkers dan weer minder aandacht, vervolgt Noor. ”Om daadwerkelijk meer diversiteit in het personeelsbestand te realiseren, is het belangrijk dat Charterondertekenaars hun D&I-beleid richten op de héle ‘employee journey’.
LHBTI+
Verder is er – ondanks de toegenomen aandacht voor de dimensie LHBTI+/seksuele oriëntatie – nog steeds weinig zicht op de in-, door- en uitstroom van LHBTI+-medewerkers, vervolgt Noor. “Charterondertekenaars vinden het weliswaar belangrijk om zich in te zetten voor deze groep, maar door de sensitiviteit rondom deze gegevens – het is lastig om (aanstaande) medewerkers te vragen naar hun seksuele oriëntatie – houden ze de daadwerkelijke aantallen weinig bij.”
Organisatiecultuur
De doelstellingen op het gebied van inclusie waren in 2022 vooral gericht op het verbeteren van de organisatiecultuur, vervolgt Noor. “Daarbij ging het bijvoorbeeld om het aanbieden van specifieke voorzieningen voor medewerkers en scholing over inclusief leiderschap. Ook ging het onder meer over het bevorderen van de participatie van diversiteitsgroepen binnen de organisatie, bijvoorbeeld door programma’s voor ontwikkeling van divers talent en door toegankelijke maatregelen en procedures.”
Bewustwording en draagvlak
Verder zetten Charterondertekenaars veel activiteiten in ter bevordering van bewustwording en draagvlak op het gebied van diversiteit en inclusie, concluderen de onderzoekers. “Dit vertaalt zich ook in positieve resultaten: de meesten vinden dat de bewustwording en het draagvlak onder medewerkers zijn toegenomen ten opzichte van vorig jaar. Dit is in lijn met bevindingen uit eerdere monitors; we zien dus een positieve trend op dit vlak. Ook medewerkers lijken meer tevreden: een groot deel van de Chartondertekenaars geeft aan dat ze hogere scores hebben behaald bij medewerkertevredenheidsonderzoeken.”
Meer weten?
Lees dan onze factsheet of download het volledige eindrapport.
Save the date: slotconferentie Mentale vitaliteit van werkenden op 27 februari 2024
Op dinsdag 27 februari organiseert ZonMw de slotconferentie Mentale vitaliteit van werkenden in de Prodentfabriek in Amersfoort. Noteer deze datum alvast in je agenda!
Voor wie?
De conferentie is bedoeld voor iedereen die zich inzet om werkenden te helpen zich mentaal sterk en fit te laten (en blijven) voelen. Bijvoorbeeld voor HR-medewerkers, A&O-professionals, leidinggevenden, werkgevers en werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, brancheorganisatie, onderzoekers, beleidsmakers en andere geïnteresseerden.
Wat kun je verwachten?
Tijdens de conferentie zetten we de afgeronde projecten van het onderzoeksprogramma Mentale vitaliteit van werkenden centraal. We delen hun ervaringen en leerpunten over de inzet van innovatieve interventies waarmee je zelf aan de slag kunt om:
• werkenden die hun mentale vitaliteit willen versterken te ondersteunen;
• mentaal vitaal thuiswerken te ondersteunen en stimuleren;
• te voorkomen dat werkenden in de toekomst mentale klachten ontwikkelen.
Ook delen we de resultaten van de kennisvoucherregelening. Via deze regeling huurden arbeidsmarkt- en opleidingsfondsen, brancheorganisaties, organisaties voor zelfstandigen en werkgever- en werknemersorganisaties geaccrediteerde professionals in om de mentale vitaliteit van werknemers te bevorderen die hier, als gevolg van de coronapandemie, behoefte aan hebben.
Het programma is inspirerend en interactief. We sluiten af met een netwerkborrel waar je kunt napraten met vakgenoten.
Meld je aan
Binnenkort volgt meer informatie over het programma en de sprekers. De toegang is gratis en het aantal plekken is beperkt. Zet 27 februari in je agenda en meld je alvast aan. Dan ben je verzekerd van een plek. Hopelijk tot dan!
Monitoring actieplan ‘Dichterbij dan je denkt’
In opdracht van het Ministerie van SZW hebben wij het actieplan ‘Dichterbij dan je denkt’ geëvalueerd. Het actieplan heeft als doel om op korte termijn de krapte op de arbeidsmarkt te verminderen door meer mensen naar werk of leerwerktraject te begeleiden, en om werkgevers en werkzoekenden uit het onbenut arbeidspotentieel dichterbij elkaar te brengen. In het onderzoek hebben we gekeken naar de activiteiten van het landelijk projectteam, de landelijk opererende partijen en de arbeidsmarktregio’s.
Welke activiteiten zijn er uitgevoerd in het actieplan ‘Dichterbij dan je denkt’?
Het landelijk projectteam was een belangrijke aanjager en facilitator voor de uitvoering van activiteiten. Zo hebben zij een toolkit ontwikkeld voor arbeidsmarktregio’s, bestaande uit communicatiemiddelen zoals video’s, posters en een menukaart. Ook heeft het landelijk projectteam nieuwsbrieven verspreid, en vragenuurtjes en webinars georganiseerd om regio’s op de hoogte te houden van ontwikkelingen in het actieplan en om ervaringen met elkaar te delen. Landelijke partijen hebben middelen ontvangen voor initiatieven die bijdragen aan de realisatie van het actieplan. Zo zijn er activiteiten uitgevoerd om werkgevers te ondersteunen bij het realiseren van banen voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, is het gedachtegoed van open hiring, functiecreatie en jobcarving verder verspreid en zijn er nationale werkbezoekdagen en Meet & Greets op grotere schaal georganiseerd. Arbeidsmarktregio’s hebben een decentralisatie-uitkering ontvangen om zelf te bepalen welke activiteiten zij in het kader van het actieplan uitvoeren. De vrijheid werd als zeer waardevol ervaren, omdat regio’s de keuze voor activiteiten in samenwerking met partijen in de regio konden bepalen en konden afstemmen op de kenmerken en behoeften van de regio. De middelen zijn gebruikt om bestaande activiteiten te intensiveren en om nieuwe activiteiten te ontplooien.
Conclusies
Op zowel landelijk als regionaal niveau zijn activiteiten uitgevoerd die bijdragen aan de doelen van het actieplan. De activiteiten hebben met name een bijdrage geleverd aan het bij elkaar brengen van werkgevers en en werkzoekenden en door activiteiten te organiseren die zijn gericht op de ontmoeting tussen werkzoekenden en werkgevers. Ook zijn bestaande activiteiten geïntensiveerd en nieuwe activiteiten geïnitieerd, met het bereiken van meer werkzoekenden en werkgevers als gevolg. Het is waarschijnlijk dat met deze activiteiten werkgevers zijn gestimuleerd om anders naar hun werving te kijken en werkzoekenden zijn gestimuleerd om aan het werk te gaan of aan een leerwerktraject deel te nemen. Het actieplan heeft er ook voor gezorgd dat er nieuwe en sterkere samenwerkingsverbanden zijn ontstaan tussen partijen in de regio.
Meer weten over de activiteiten die zijn uitgevoerd in het kader van het actieplan?
Lees hier het onderzoeksrapport of neem contact op met Yannick of Rosanne.
Evaluatie Wet arbeidsmarkt in balans
De invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) zorgde ervoor dat regels rond ontslag en arbeidscontracten veranderden. Deze veranderingen brengen met zich mee dat, bijvoorbeeld, payrollkrachten en oproepkrachten meer zekerheid krijgen en het voor werkgevers aantrekkelijker is geworden om werknemers een vast contract aan te bieden.
Met de Wab beoogt de regering om verschillen tussen de bestaanszekerheid van flexibel werkenden en werknemers met een vast contract te verkleinen. Samen met onderzoeksbureaus SEOR, Centerdata en Cebeon en met de Erasmus Universiteit Rotterdam voert Regioplan de monitoring en evaluatie van de Wab uit.
De eindresultaten van het onderzoek worden naar verwachting in de tweede helft van 2025 openbaar gemaakt.
“Tijdens de coronacrisis wist SZW enorm snel te schakelen”
Aan het begin van de coronacrisis stelde het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in korte tijd een enorm ambitieus pakket aan maatregelen samen. Tegelijkertijd was het ministerie onvoldoende voorbereid op een crisis van deze omvang en legde de crisis het achterstallig onderhoud op de Nederlandse arbeidsmarkt bloot. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit de procesevaluatie die Regioplan onlangs uitvoerde naar de totstandkoming van het aanvullend sociaal pakket (ASP).
Om mensen die in onzekerheid verkeren door de coronacrisis zekerheid te kunnen bieden, stelde het ministerie van SZW – in aanvulling op overbruggingsmaatregelen als de NOW en de TOZO – een zeer ambitieus pakket aan steun- en herstelmaatregelen samen: het aanvullend sociaal pakket (ASP). Het doel van dit pakket was om mensen die in onzekerheid verkeerden door de coronacrisis de zekerheid te bieden dat ze aanspraak konden maken op passende begeleiding bij het zoeken naar werk of naar nieuwe bedrijfsactiviteiten en inkomen.
In opdracht van het ministerie evalueerde Regioplan onlangs het totstandkomingsproces van dit steun- en herstelpakket. Hoe kwam het pakket precies tot stand? Wat ging er goed bij die totstandkoming? Maar ook: wat kon er in retrospectief beter?
Ambitieus pakket
Het ASP bestond uit vier ‘bouwstenen’: scholing en ontwikkeling voor behoud van werk, intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk, bestrijding van jeugdwerkloosheid, en aanpak van armoede en schulden. Hoewel er hoofdzakelijk werd ingezet op het intensiveren en/of verstevigen van bestaand beleid, werd er ook nieuw beleid opgetuigd.
Al met al heeft het ministerie in korte tijd een enorm ambitieus pakket aan maatregelen opgesteld, schetst onderzoeker Noor Galesloot. “Ondanks het feit dat deze periode door veel van de beleidsmedewerkers met wie wij hebben gesproken is ervaren als een hectische tijd waarin erg veel overuren zijn gemaakt, kijken de meesten van hen met een positief gevoel terug. Er werd goed en vanuit wederzijds vertrouwen samengewerkt met zowel interne als externe partners, zoals VNO-NCW en UWV.”
Checks and balances
“Wél concluderen sommige gesprekspartners terugkijkend dat zij wellicht iets zijn doorgeslagen in dit vertrouwen en dat er geen of minder sprake is geweest van de checks and balances die normaal gesproken deel uitmaken van het proces, zoals het (vragen om het) opstellen van business cases, het ‘tegenleunen’ en het stellen van kritische vragen. Desondanks zien gesprekspartners achteraf geen aanleiding om aan te nemen dat er partijen zijn die misbruik hebben gemaakt van dit vertrouwen.”
Achterstallig onderhoud
Regioplan concludeert volgens Noor dan ook dat het ministerie gedurende deze periode adequaat heeft gehandeld. “Maar: dat wil niet zeggen dat er geen ruimte is voor verbetering. Het ministerie was onvoldoende voorbereid op een crisis van deze omvang; er is heel veel van medewerkers gevraagd. Ook concludeerden we dat de coronacrisis het ‘achterstallig onderhoud’ op de Nederlandse arbeidsmarkt nogmaals heeft blootgelegd en dat er weinig terecht is gekomen van het voornemen om eerder gedane aanbevelingen van de commissie Borstlap en de WRR te betrekken in de vormgeving van het pakket. Of, zoals meerdere gesprekspartners opmerkten: in het kader van het ASP moesten er structuren worden opgetuigd die er eigenlijk al hadden moeten zijn.”
Meer weten?
Lees dan ons eindrapport. Of neem contact op met onderzoeker Bob van Waveren.
“Onbewust laten we ons de hele dag door beïnvloeden”
Mariska Veenstra (28) is altijd al gefascineerd geweest door menselijk gedrag en door de vraag waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen. Die fascinatie kan ze goed kwijt in haar rol als onderzoeker binnen ons team Mens & Samenleving.
Mariska voltooide haar bachelor Sociologie aan de VU in Amsterdam, waarna ze haar studieloopbaan in dezelfde stad vervolgde met een master Sociale Psychologie. “Binnen mijn bachelor volgde ik op een gegeven moment de minor Psychologie en het brein, waarbij je onderzoekt welke triggers van invloed zijn op ons gedrag. Dat vond ik enorm interessant, al werd er voor mijn gevoel nét iets te veel ingezoomd op hoe menselijk gedrag werkt op het niveau van onze breindeeltjes. In de master Sociale Psychologie ging het vervolgens meer over de vraag hoe menselijk gedrag ontstaat en hoe je het kunt beïnvloeden.”
Eigen keuzes?
Daarin kwam voor Mariska alles samen, vertelt ze. “Ik ben altijd al gefascineerd geweest door de vraag waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen. We denken toch vaak dat we autonoom zijn en dat we, los van anderen, onze eigen keuzes maken. Maar onbewust laten we ons juist de hele dag door beïnvloeden, zonder dat we het echt door hebben; bijvoorbeeld door culturele normen en onze sociale context, de mensen om ons heen, en tal van andere factoren.”
“Neem de waarschuwingen op pakjes sigaretten. Voor welke doelgroepen werkt dit soort prikkels wel, en voor welke juist niet? En waarom dan precies? Bij Sociale Psychologie leer je om door die bril naar menselijk gedrag te kijken en naar de hele wereld die daarachter schuilgaat.”
Consumentenbeïnvloeding
Tijdens een onderzoekstage kwam Mariska terecht bij een bureau dat met name onderzoek deed naar consumentenbeïnvloeding. “Dan gaat het bijvoorbeeld om de vraag welke drempels mensen ervaren bij het aanschaffen van bepaalde producten; ook interessant, maar ik miste op een gegeven moment toch wel heel erg het maatschappelijk relevante aspect. Na mijn afstuderen heb ik twee jaar gewerkt bij een adviesbureau dat zich met name bezighoudt met duurzame inzetbaarheid. Hier ging ik onder andere aan de slag met de vraag hoe we werknemers en werkgevers kunnen stimuleren om aan de slag te gaan met basisvaardigheden. En nu werk ik dus sinds dit voorjaar bij Regioplan, waar ik me als beleidsonderzoeker binnen het team Mens & Samenleving bezighoud met uiteenlopende onderwerpen.”
Platform Jongeren & Werk
Zo is Mariska als onderzoeker betrokken bij het Platform Jongeren & Werk, een initiatief van de Goldschmeding Foundation. “Dit platform ondersteunt en verbindt verschillende maatschappelijke initiatieven die zich inzetten voor kwetsbare jongeren op de arbeidsmarkt. Zo krijgen deze jongeren de kans hun talenten te ontwikkelen en onderwijs te volgen om aan de slag te kunnen op de arbeidsmarkt. Vanuit Regioplan zijn we als onafhankelijk onderzoekspartner verbonden aan dit platform en onderzoeken we wat de werkzame elementen zijn binnen de verschillende initiatieven. Hoe kun je als platform zoveel mogelijk impact maken?”
Eenzelfde rol bekleedt Regioplan bij het Platform Nieuwkomers & Werk, vertelt Mariska. “We onderzoeken wat wel en niet werkt bij het begeleiden van statushouders naar betaald werk, en vertalen dit naar lessen en handvatten voor het initiatief en het platform. Welke obstakels kom je tegen bij het begeleiden van statushouders naar betaald werk? En hoe kun je ervoor zorgen dat nieuwkomers snel en gelijkwaardig aan het werk kunnen?”
Nieuwe werelden
Het onderzoekswerk voor deze platforms sluit goed aan bij Mariska’s achtergrond in arbeidsmarktvraagstukken, vertelt ze. “Maar inmiddels kwamen er ook nieuwe onderwerpen op mijn pad. Zo ben ik betrokken bij een onderzoek op het gebied van jeugdzorg. En voor een grote gemeente onderzoeken we in hoeverre initiatieven op het gebied van antidiscriminatie en verbinding ook daadwerkelijk bijdragen aan de gestelde beleidsdoelen. Allebei nieuwe werelden, erg leuk om daar dieper in te duiken.”
Veel ruimte
Bij Regioplan bevindt Mariska zich onder gelijkgestemden, heeft ze gemerkt. “Iedereen werkt hier vanuit eenzelfde soort drive om met gedegen onderzoek bij te dragen aan maatschappelijke vraagstukken. Tegelijkertijd krijg je veel ruimte om te ontdekken welke thema’s je interesseren en waar je graag aan zou willen werken. Ook krijg je alle ruimte om jezelf te ontwikkelen, bijvoorbeeld op het gebied van persoonlijk leiderschap.”
Actieonderzoek
Ondertussen kruipt het bloed waar het niet gaan kan en komt Mariska’s eerste liefde – menselijk gedrag – met enige regelmaat om de hoek kijken. “Uiteindelijk bevatten veel beleidsvraagstukken ook vaak een gedragscomponent; als je goed inzicht hebt in menselijk gedrag en in de barrières die mensen ervaren, kun je beter beleid maken. Het lijkt me interessant om te kijken hoe we als onderzoeksteam gedrag nóg meer zouden kunnen meenemen in onze beleidsevaluaties.”
“Dat sluit ook goed aan bij de stappen die Regioplan op dit moment zet op het gebied van actieonderzoek, waarbij de onderzoeker niet alleen observeert en interpreteert, maar ook zélf deelneemt aan het onderzoeksproces. Het lijkt me enorm interessant om, vanuit mijn kennis van sociale psychologie en menselijk gedrag, verder bij te dragen aan die ontwikkeling.”
Artikel Sociaal Bestek: handhaving sociale zekerheid in andere landen
Van de toeslagenaffaire tot de ‘boodschappenaffaire’: het Nederlandse handhavingsbeleid op het gebied van sociale zekerheid lag de afgelopen jaren regelmatig onder vuur. Onlangs verscheen in Sociaal Bestek een interessant artikel over ons eerdere onderzoek naar het handhavingsbeleid in andere landen.
In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) onderzocht Regioplan eind 2022 het handhavingsbeleid in zes andere Europese landen (België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk). Hoe is het op andere plekken gesteld met de balans tussen de menselijke maat aan de ene, en slagkracht om misbruik aan te pakken aan de andere kant? Wat zijn de belangrijkste verplichtingen waaraan uitkeringsontvangers moeten voldoen? En: wat doen overheden om te voorkomen dat mensen vergissingen of fouten maken?
Artikel Sociaal Bestek
Het onderzoek – dat ten doel had om inspiratie te bieden voor een herijking van het Nederlandse handhavingsbeleid – liet zien dat de handhavingsstelsels van de zes onderzochte landen aanzienlijke verschillen én overeenkomsten bevatten.
Over dit onderzoek schreven onderzoekers Noor Galesloot, Bob van Waveren en Yannick Bleeker onlangs een artikel voor Sociaal Bestek. In het artikel gaan ze dieper in op de belangrijkste bevindingen en conclusies, aan de hand van de vier belangrijkste dilemma’s die het ministerie tegenkomt binnen de herijking van het Nederlandse handhavingsbeleid.
Meer weten?
Download dan de pdf van het artikel.