Werkveld: Arbeid en sociale zekerheid
Procesevaluatie Aanvullend Sociaal Pakket
Om mensen die in onzekerheid verkeren als gevolg van de coronacrisis zekerheid te kunnen bieden heeft het Ministerie van SZW – in aanvulling op de NOW en de TOZO – een zeer ambitieus pakket aan steun- en herstelmaatregelen samengesteld: het aanvullend sociaal pakket (ASP). In opdracht van SZW hebben wij het totstandkomingsproces van dit steun- en herstelpakket geëvalueerd.
Het aanvullend sociaal pakket (ASP) bestond uit vier ‘bouwstenen’: scholing en ontwikkeling voor behoud van werk, intensieve ondersteuning en begeleiding naar nieuw werk, bestrijding van jeugdwerkloosheid en aanpak van armoede en schulden. Hoewel er hoofdzakelijk is ingezet op het intensiveren en/of verstevigen van bestaand beleid, is ook nieuw beleid opgetuigd. De maatregelen zijn als één pakket door de besluitvorming gehaald en gepresenteerd, waarmee het pakket snel operationeel was.
Beleidsmedewerkers kijken met een positief gevoel terug op de totstandkoming van het pakket en spreken van een hectische periode, waarin goed en vanuit wederzijds vertrouwen in het gedeelde belang is samengewerkt met zowel interne (ASEA, FEZ en UVB) als externe (VNO-NCW, AWVN en UWV) partners.
Conclusies
We concludeerden dat het ministerie van SZW haar werk gedurende deze periode op adequate wijze heeft verricht, maar ook dat het ministerie onvoldoende was voorbereid op een crisis van deze omvang.
Ook concludeerden we dat de coronacrisis het ‘achterstallig onderhoud’ op de Nederlandse arbeidsmarkt nogmaals heeft blootgelegd en dat er weinig terecht is gekomen van het voornemen om eerder gedane aanbevelingen van de commissie Borstlap en de WRR te betrekken in de vormgeving van het pakket.
Meer weten?
Lees dan ons eindrapport.
Doelgroeponderzoek kwetsbare werkenden in Almere
In opdracht van de gemeente Almere onderzochten wij de ondersteuningsbehoeften voor Leven Lang Ontwikkelen (LLO) onder mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Daarnaast hebben we deze groep kwantitatief in kaart gebracht.
De gemeente Almere wil werk maken van een goed en toegankelijk aanbod om jezelf een leven lang te blijven ontwikkelen (LLO), specifiek voor inwoners met een wat meer kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. De gemeente Almere kent deze mensen echter onvoldoende om de juiste LLO-projecten voor hen op te zetten. Hiertoe hebben wij in opdracht van de gemeente Almere een onderzoek uitgevoerd.
Doel
Het doel van het onderzoek was om de groep kwetsbare werkenden binnen de gemeente Almere beter te kwantificeren en te kwalificeren. Meer inzicht in de onderzoeksgroep kan bruikbare informatie opleveren waarmee sleutelprojecten voor deze groepen kunnen worden opgezet.
Onderzoeksactiviteiten
Voor het kwantitatieve deel van het onderzoek werkten we samen met Onderzoek en Statistiek Almere (O&S). We hebben ten eerste de kenmerken van de onderzoeksgroep uiteen gezet, om vervolgens clusters van kwetsbare werkenden te identificeren. In het kwalitatieve deel van het onderzoek zijn we op zoek gegaan naar mensen die onder (een deel van) de clusters vallen. De werving bleek een uitdaging te zijn, waardoor we uiteindelijk vijf mensen hebben kunnen spreken over hun ondersteuningsbehoeften in het kader van LLO. Op basis van het kwantitatieve en kwalitatieve deel van het onderzoek hebben we een aantal aanbevelingen geformuleerd om de doelgroep te bereiken en in hun ondersteuningsbehoeften te voorzien.
Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de gemeente Almere, in samenwerking met O&S Almere. Benieuwd naar de resultaten? Lees het eindrapport of neem contact op met Bob van Waveren.
Nieuw actieonderzoek rondom arbeidsparticipatie: ontwikkelen van een gesprekswijzer voor professionals
Hoe kunnen professionals werkgevers het beste helpen met dienstverlening op maat bij het in dienst nemen en houden van mensen met een arbeidsbeperking? Daar is nog niet veel over bekend. Samen met Amsterdam UMC starten we daarom een actieonderzoek op.
De arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking blijft achter bij die van de rest van de beroepsbevolking. Zeker in de huidige arbeidsmarktsituatie betekent dit dat er talent onbenut blijft. Maar ook voor werkgevers is de lage arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking een probleem. Onderzoek laat namelijk zien dat werkgevers, ook in bedrijfseconomische zin, baat hebben bij een inclusieve werkplek.
Concrete handelingsperspectieven
Inmiddels is er steeds meer bekend over de effectiviteit van instrumenten voor werkgevers, zoals de no risk-polis en loonkostensubsidie. Ook weten we steeds meer over waarom werkgevers mensen met een arbeidsbeperking in dienst nemen en houden, en over succes- en faalfactoren hiervoor.
Over hoe professionals werkgevers hierbij kunnen helpen met kennis en kunde/expertise, is echter veel minder bekend. In een nieuw actieonderzoek ontwikkelen we daarom, samen met Amsterdam UMC, een keuzehulp met werkwijzen voor deze professionals om werkgevers te helpen bij concrete praktijkvragen of problemen. In de regio’s Zwolle en Groot-Amsterdam onderzoeken we hoe werkgeversadviseurs het gesprek met (potentiële) werkgevers aangaan, welke instrumenten en hulpmiddelen ze daarbij inzetten, en wat voor welke werkgever het beste werkt. Deze kennis vertalen we naar praktische hulpmiddelen voor de professional. Daarnaast is in een lerend netwerk continu aandacht voor de aansluiting met en implementatie in de praktijk.
Doel en planning
Uiteindelijk maken we een gesprekswijzer met gereedschapskoffer voor de professional, om samen met de werkgever tot de beste werkgeversdienstverlening op maat te komen.
Het actieonderzoek wordt uitgevoerd met financiering van ZonMw in het kader van Vakkundig aan het Werk 2. Het project loopt tot en met 2026.
Effecten Lerarenagenda en Noodplan lerarentekort Amsterdam
Sinds 2020 treffen de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen een aantal maatregelen om het werken in het Amsterdamse onderwijs aantrekkelijker te maken. Wij onderzochten in opdracht van de gemeente en Amsterdamse schoolbesturen in hoeverre deze maatregelen succesvol zijn.
De maatregelen die de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen treffen om het primair onderwijs aantrekkelijker te maken voor leraren (zoals voorrang op een huurwoning), sluiten goed aan bij wat leraren willen. Dat blijkt uit ons onderzoek. Tegelijkertijd blijft aandacht voor onder meer goed werkgeverschap nodig om het nog altijd oplopende lerarentekort enigszins het hoofd te kunnen bieden.
Getroffen maatregelen
Sinds 2020 treffen de gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen een aantal maatregelen om het werken in het Amsterdamse onderwijs aantrekkelijker te maken. Zo ontvangen leraren in het Amsterdamse basisonderwijs een extra toelage bovenop het salaris. Daarnaast zijn er onder meer maatregelen genomen op het terrein van huisvesting en mobiliteit. Leraren krijgen bijvoorbeeld voorrang op een huurwoning en bij de aanvraag van een parkeervergunning.
Goede aansluiting
In opdracht van de gemeente en de besturen brachten wij aspecten in kaart die er volgens het onderwijspersoneel toe doen bij de keuze voor een baan in het Amsterdamse basisonderwijs én wat voor zittend personeel redenen zijn om een baan elders te zoeken. Er zijn verschillende dingen die je volgens het veld kunt doen om het lerarentekort aan te pakken: goed werkgeverschap, de aanpak van problemen rond huisvesting en mobiliteit, een betere beloning, en meer maatwerk in de opleidingen. De maatregelen die de gemeente Amsterdam en Amsterdamse schoolbesturen treffen om het lerarentekort in de gemeente terug te dringen sluiten hier goed bij aan, zo blijkt uit ons onderzoek.
Meer weten? In ons uitgebreide eindrapport kun je alle resultaten en bevindingen terugvinden. Voor specifieke vragen over het onderzoek kun je terecht bij Jacob.
Professionalisering financiële administratie kinderopvang
Kinderopvangorganisaties zijn sinds 1 januari 2022 verplicht om maandelijks gegevens over de opvang van kinderen aan te leveren bij Toeslagen. Ook is er een stelselwijziging aangekondigd waarbij de financiering in de toekomst rechtstreeks bij kinderopvangorganisaties terechtkomt. In verband met beide ontwikkelingen hebben wij onderzocht wat de huidige staat van de kinderopvangsector is op het gebied van bedrijfsvoering en financiële administratie en welke mogelijkheden er zijn voor verbetering.
Per 1 januari 2022 zijn kinderopvangorganisaties verplicht om maandelijks gegevens over de opvang van kinderen aan te leveren bij de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst. Doel van deze regeling is om te voorkomen dat ouders onbedoeld fouten maken en eventueel onterecht ontvangen toeslagen moeten terugbetalen. In het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV is ook een stelselwijziging aangekondigd, waarbij de financiering in de toekomst rechtstreeks bij kinderopvangorganisaties terechtkomt. In verband met beide ontwikkelingen heeft het ministerie van SZW meer behoefte aan inzicht in de huidige staat van de kinderopvangsector op het gebied van bedrijfsvoering en financiële administratie en welke mogelijkheden er zijn voor verbetering.
Wij hebben voor dit onderzoek gekeken naar de manier waarop kinderopvangorganisaties de financiële administratie uitvoeren en hoe zij de maandelijkse gegevenslevering uitvoeren en beoordelen. Ook hebben we in kaart gebracht van welke softwarepakketten kinderopvangorganisaties gebruik maken, waarin we onderscheid maken tussen een softwarepakket dat specifiek is ontwikkeld voor de kinderopvang en een algemeen boekhoudkundig softwarepakket. Ten slotte zijn initiatieven ter ondersteuning voor de uitvoering van de financiële administratie binnen en buiten de kinderopvang geïnventariseerd, en welke ondersteuningsbehoeften kinderopvangorganisaties hebben.
Conclusies
Het overgrote deel van de kinderopvangorganisaties is in staat om de bedrijfsvoering en financiële administratie op een goede manier uit te voeren. Met name grotere organisaties, die vaker een softwarepakket hebben aangeschaft voor de uitvoering van de financiële administratie. De meer gespecialiseerde softwarepakketten bevatten vaak een automatische koppeling met de systemen van de Belastingdienst, wat de kans op fouten vermindert. Ook hebben grotere organisaties vaker één of meerdere financieel medewerkers in dienst. Kinderopvangorganisaties die knelpunten ervaren in het uitvoeren van de financiële administratie zijn met name kleinere kinderopvangorganisaties, zonder een softwaresysteem en/of zonder financieel-administratief medewerker in dienst. In kleinere organisaties wordt de financiële administratie vaker door een directeur of leidinggevende uitgevoerd, die zich ook bezighouden met de zorg en opvang van kinderen. Kinderopvangorganisaties met deze mate van professionalisering hebben ook vaker moeite met de maandelijkse gegevenslevering, door een gebrek aan tijd of omdat het geen prioriteit heeft.
Aanbevelingen en beleidsopties
Uit het onderzoek komen de volgende aanbevelingen naar voren om kinderopvangorganisaties te ondersteunen:
• creëer één centrale plek waar alle actuele informatie rond verplichte administraties overzichtelijk te vinden is;
• ontwikkel een e-learning over de regelgeving rond de financiële administratie;
• maak de beschikbare hulpmiddelen en informatie zo eenvoudig mogelijk;
• ondersteun kinderopvangorganisaties bij het opvragen van de benodigde gegevens van ouders;
• faciliteer kinderopvangorganisaties om van elkaar te leren.
Uit het onderzoek blijkt dat het gebruik van een softwarepakket ondersteuning kan bieden aan kinderopvangorganisaties voor de uitvoering van de financiële administratie. De volgende beleidsopties ter bevordering van het softwaregebruik in de sector kunnen verkend worden:
• een subsidie voor het gebruik van een softwarepakket;
• het verplichtstellen van het gebruik van een softwarepakket;
• het ontwikkelen van een basistool voor het bijhouden van de verplichte administraties.
Evaluatie klantbeleving minimabeleid gemeente Leidschendam-Voorburg
Inwoners met een laag inkomen in de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar kunnen gebruikmaken van verschillende minimaregelingen. In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg voeren we een klantbelevingsonderzoek uit als onderdeel van hun evaluatie van het minimabeleid over de periode 2019-2022.
Inwoners met een laag inkomen in de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar kunnen gebruikmaken van verschillende minimaregelingen, zoals bijzondere bijstand, Ooievaarspas en collectieve zorgverzekering. De uitvoering hiervan wordt gedaan door de inkomensconsulenten van de gemeente Leidschendam-Voorburg, en in de toeleiding wordt samengewerkt met verschillende maatschappelijke partners.
Het onderzoek
De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft ons gevraagd om een klantbelevingsonderzoek onder minimahuishoudens uit te voeren als onderdeel van hun evaluatie van het minimabeleid over de periode 2019-2022. Het onderzoek moet inzicht bieden in de ervaringen van huishoudens die gebruikmaken van de minimaregelingen in Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar.
Klantreisbenadering
Om het perspectief van de huishoudens in kaart te brengen houden we narratieve interviews en ontwikkelen we aan de hand daarvan klantreizen. Deze klantreizen laten zien welke relevante gebeurtenissen zich voordeden, wie daarin een belangrijke rol speelden en hoe de huishoudens de interactie met professionals hebben ervaren. Het perspectief van de minimahuishoudens is belangrijke input om het nieuwe minimabeleid effectief in te kunnen richten.
Verkennend onderzoek naar cliëntenparticipatie in het domein van Werk en Inkomen
Hoe betrek je cliënten op een goede manier bij beleidsvorming?. Op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat Regioplan de komende tijd onderzoek doen naar die vraag. Het doel: komen tot gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle cliëntenparticipatie.
Meerdere wettelijke kaders in het domein van Werk en Inkomen verplichten uitvoeringsorganisaties om cliënten in beleidsontwikkeling te laten participeren. Tegelijkertijd is het nu onduidelijk welke doelen de wetgever beoogt, wat organisaties onder cliëntenparticipatie verstaan, hoe zij daar invulling aan geven en welke beelden en verwachtingen andere betrokken hebben. Wij brengen in kaart hoe uitvoeringsorganisaties zoals UWV, SVB, gemeenten, het COA en DUO nu met cliëntenparticipatie omgaan. Ook gaan we met cliënten zelf in gesprek over de manier waarop zij denken dat cliënten bij beleid betrokken zouden moeten worden.
Het onderzoek komt op een interessant moment. Waar er kort voor en na de decentralisaties in onderzoek veel aandacht was voor cliëntenparticipatie, is deze aandacht de laatste jaren minder geworden. De resultaten van het onderzoek worden eind 2023 openbaar gemaakt.
Professionalisering van werkgeversdienstverlening
In arbeidsmarktregio’s werken partijen zoals UWV en gemeenten samen om personeelsvragen van werkgevers op te lossen. De Programmaraad Regionale Arbeidsmarkt ondersteunt de arbeidsmarktregio’s met middelen en kennisuitwisseling. Voor de Programmaraad zochten we uit hoe regio’s de middelen bedoeld voor het professionaliseren van werkgeversdienstverlening besteedden.
De volgende vragen stonden in dit onderzoek centraal:
1. Hoe hebben arbeidsmarkregio’s de middelen ingezet?
2. Wat hebben deze middelen in de ogen van de arbeidsmarktregio’s opgeleverd?
3. Wat zijn volgens de arbeidsmarktregio’s succesfactoren en knelpunten in het professionaliseren van de werkgeversdienstverlening?
4. Wat hebben arbeidsmarktregio’s nog meer nodig om werkgeversdienstverlening te kunnen professionaliseren?
Detacheringsfaciliteiten in de Participatiewet
De Participatiewet biedt gemeenten de mogelijkheid om mensen naar andere organisaties te detacheren. Hoe gemeenten die mogelijkheid invullen onderzochten we voor het SBCM.
Naar aanleiding van de evaluatie van het SCP liggen de fundamenten onder de Participatiewet zes jaar na de inwerkingtreding van de wet onder een vergrootglas. Aannames over maakbaarheid, zelfredzaamheid en doenvermogen leidden vijf jaar geleden tot een hoge verwachting van de participatiemogelijkheden van mensen voor wie reguliere arbeid niet vanzelfsprekend is. Maar inmiddels is duidelijk dat het voor velen niet heeft geleid tot meer kansen op betaald werk. Met name de groep die voorheen gebruik kon maken van de Wet sociale werkvoorziening heeft moeite om binnen de huidige wettelijke kaders de stap naar regulier werk te maken. Deze constatering leidt ertoe dat de fundamentele aannames onder de Participatiewet nu door het hele land weer voorzichtig ter discussie worden gesteld.
Binnen de context van deze discussie zoeken lokale overheden en regionale samenwerkingsverbanden naar de beste manier om hun re-integratieverantwoordelijkheden in te vullen. Zij kunnen hier een veelvoud van instrumenten voor inzetten. Detacheren is daar één van. In de wijze waarop gemeenten naar dit instrument kijken, zien we de reflecties op de aannames onder de Participatiewet terug. Is detacheren een instrument met aanvullende meerwaarde? Voor wie zou detacheren ingezet moeten worden? Hoe kunnen we de werknemers bestaanszekerheid bieden zonder te grote financiële risico’s te lopen? Die vragen beantwoordden we in opdracht van SBCM.
Vooronderzoek Kennisplaats Werk en Inkomen
Hoe kan een nieuwe kennisplaats bijdragen aan de vertaling van onderzoek naar de praktijk? Voor ZonMw gingen we met deze vraag aan de slag.
Een van de sleutels tot het verbeteren van de effectiviteit van ondersteuning op het gebied van werk en inkomen ligt besloten in het handelen van professionals. Re-integratieconsultenten, arbeidsdeskundigen, jobcoaches, werkbegeleiders, schuldhulpverleners en al die andere professionals zijn degenen die via de interactie met hun cliënten een duwtje in de goede richting kunnen geven.
Om deze professionals te helpen maatwerk te leveren, is er de laatste jaren meer aandacht gekomen voor evidence-based practice (EBP); het afwegen van kennis uit onderzoek, inzichten gebaseerd op de eigen ervaring en behoeften van de klant om tot effectieve beslissingen te komen. Het versterken van evidence based werken is één van de pijlers in het nieuwe ZonMw-programma Vakkundig aan het Werk 2. In dit programma is daarom ruimte gereserveerd voor de ontwikkeling van een plek waar kennis uit onderzoek naar de praktijk wordt vertaald. Deze plek heeft de werktitel ‘Kennisplaats’.
Ter voorbereiding op de mogelijke ontwikkeling van deze kennisplaats vroeg ZonMw aan Regioplan om een vooronderzoek uit te voeren. Dit vooronderzoek was bedoeld om bij landelijke organisaties behoeften, wensen en ideeën te inventariseren, om behoeften bij professionals, leidinggevenden en beleidsmakers af te tasten en om bestaande initiatieven op een rijtje te zetten. De resultaten van het vooronderzoek zijn niet openbaar.