Werkveld: Jeugd
Wat werkt bij de domeinoverstijgende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling?
Investeer in het persoonlijk (leren) kennen van het netwerk. Voer structureel bestuurlijk overleg over richting, inrichting en proces. En informeer actief en regelmatig naar de toereikendheid van middelen. Het zijn slechts enkele voorbeelden van belangrijke do’s binnen de domeinoverstijgende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). De belangrijkste aanbevelingen hebben we nu samengevat in een handige oplegger.
Wat werkt bij de domeinoverstijgende aanpak van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (HGKM)? Samen met Hiemstra & De Vries, het Athena Instituut en een ervaringsdeskundige onderzochten we de belangrijkste barrières en werkzame elementen rondom domeinoverstijgende samenwerking, afstemming en regie in de aanpak van huiselijk geweld in het lokaal veld.
Alle aanbevelingen op een rij
In de oplegger gaan we dieper in op netwerkelementen, prioriteiten per niveau en actor en succesfactoren. De oplegger is bedoeld voor regio’s die voor de opgave van domeinoverstijgende samenwerking staan. Door na te gaan welke werkzame elementen al wel en nog niet aanwezig zijn, worden onderlinge afhankelijkheden en belangrijke randvoorwaarden inzichtelijk.
Dit draagt bij aan het versterken van de samenwerking, afstemming en regie, en daarmee aan de effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Meer weten?
Neem dan contact op met Eline of Katrien. Of lees ons eindrapport.
Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling: naar een effectievere aanpak
Hoe kan kennis uit de Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling ingezet worden voor een effectievere aanpak van deze problematiek? Regioplan ontwikkelde een aantal instrumenten die gemeenten, regio’s en hun ketenpartners daarbij helpen. In onze recent gepubliceerde eindrapportage bundelen we bovendien alle inzichten voor verbetering van het gebruik van de Impactmonitor.
Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn veelvoorkomende vormen van geweld, met ernstige en langdurige gevolgen voor alle betrokkenen.
De Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling van het CBS laat op structurele basis zien hoe het er in Nederland voor staat met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, en wat de impact is van deze aanpak op de levens van de betreffende mensen. Doel van de monitoring is om bij te dragen aan verbetering van de effectiviteit van die aanpak.
Gerichte ondersteuning
Regioplan voert regelmatig projecten uit die betrekking hebben op de problematiek en aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, vertelt onderzoeker Frank Kriek. “Zo ondersteunden we in het najaar van 2021 en het voorjaar van 2022 regio’s bij het werken met de Impactmonitor. Daarbij keken we onder meer naar het beleid en de uitvoeringspraktijk van gemeenten, regio’s en hun ketenpartners. Onze ondersteuning was gericht op zowel het breder bekend maken van het bestaan en de inhoud van de Impactmonitor als op het praktische gebruik ervan; hoe vind ik welke cijfers?”
“Daarnaast boden we ondersteuning bij de inzet van de cijfers voor ontwikkeling en evaluatie van beleid en voor het sturen op de uitvoering van de aanpak. Daarbij werd ook informatie opgehaald om de monitor verder te ontwikkelen.”
Inzichten gebundeld
Onlangs publiceerde Regioplan een rapportage waarin alle inzichten voor verbetering van het gebruik van de Impactmonitor zijn gebundeld, vertelt Frank. “Het rapport bevat nuttige adviezen voor de verdere ontwikkeling van de Impactmonitor. Ook hebben we verschillende instrumenten ontwikkeld om gemeenten en regio’s bij het gebruik van de Impactmonitor te ondersteunen en daarmee het kennisgestuurd werken te versterken.”
Meer weten?
Op de website van VNG kun je het eindrapport en alle afzonderlijke instrumenten downloaden.
De rol van werk in de lokale, preventieve aanpak van ondermijning
Ondermijning door georganiseerde criminaliteit is de afgelopen jaren een centraal thema in het veiligheidsbeleid van politie, justitie en bestuurlijke partners geworden. Door het kabinet-Rutte III is bijvoorbeeld een Breed Offensief tegen Georganiseerde Criminaliteit (BOTOC) opgezet. Daarnaast biedt het ministerie van SZW met het Impulsprogramma Voorkomen van Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit SZW ondersteuning aan initiatieven door de integrale aanpak te versterken met werkgerichte invalshoeken.
In het verlengde hiervan onderzochten wij hoe gemeenten de samenwerking tussen de domeinen Veiligheid en Werk & Inkomen kunnen vormgeven, zodat werk een essentieel en substantieel onderdeel wordt van de preventieve aanpak van ondermijning. Daarvoor brachten we zowel belemmerende als stimulerende factoren in kaart. Dit resulteerde in concrete aanbevelingen voor de ministeries van SZW, JenV en voor gemeenten.
Nieuwsgierig geworden naar de bevindingen?
Download hier dan het onderzoeksrapport.
We voerden dit onderzoek uit in opdracht van het ministerie van SZW, in samenwerking met Jan Dirk de Jong.
Aanpak Verzuim 18+ en monitoring JKIP
Hoe pakken de RMC-regio’s het verzuim 18+ en de monitoring van Jongeren in Kwetsbare Positie (JIKP) aan? En hoe kunnen deze RMC-taken verder worden verbeterd? In opdracht van Ingrado deden we onderzoek naar die vraag en formuleerden we aanbevelingen voor verbetering van de verzuimaanpak en monitoring.
Voor jongeren tot 18 jaar is er wettelijk veel geregeld als het aankomt op de aanpak van verzuim; de Leerplichtwet kent strakke en duidelijke regels rondom ongeoorloofd verzuim. Maar voor jongeren van 18 jaar en ouder vervalt de leerplicht, schetst Regioplan-onderzoeker Suna Duysak. “Vanaf dat moment krijgen jongeren die nog geen startkwalificatie hebben gehaald hulp van de zogenoemde Regionale Meld- en Coördinatiepunten om tóch een startkwalificatie te halen. Met zo’n startkwalificatie – oftewel minimaal een diploma op mbo2-niveau – kunnen ze vervolgens de arbeidsmarkt op.”
Eigen invulling
Maar waar de Leerplichtwet heel strak voorschrijft wat verzuim is en aan welke regels jongeren moeten voldoen, is het werk van de RMC-regio’s minder strak afgebakend. Suna: “In de praktijk zie je dat elke regio daardoor zijn eigen invulling geeft aan de aanpak van het verzuim 18+.”
“Verder zijn de RMC-regio’s sinds 2019 verantwoordelijk voor de monitoring van jongeren in een kwetsbare positie, de zogenoemde JIKP-doelgroep. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om minder zelfredzame jongeren in het speciaal voortgezet onderwijs en het praktijkonderwijs die doorstromen naar het mbo, en die daar relatief vaak uitvallen. Ook hier loopt de aanpak per regio behoorlijk uiteen.”
Uitgebreid onderzoek
Ingrado (de landelijke brancheorganisatie voor leerplicht en RMC) vroeg Regioplan om in kaart te brengen hoe de RMC-regio’s invulling geven aan de aanpak rondom verzuim 18+ en aan het monitoren van jongeren in een kwetsbare positie. Suna: “Om hier beter zicht op te krijgen, hebben we de RMC-regio’s bevraagd via een online enquête – waaraan 52 van de 60 regio’s gehoor hebben gegeven – en hebben we vervolgens bij vijftien RMC-regio’s een verdiepende case study uitgevoerd. Ten slotte hebben we de belangrijkste bevindingen die hieruit naar voren kwamen verder aangescherpt in een werksessie met zes regio’s en met Ingrado zelf.”
Duidelijk visie rondom verzuim 18+
In algemene zin concludeert het onderzoeksteam dat de invulling van de verzuimaanpak 18+ een stuk eenduidiger wordt ingevuld dan de monitoringstaak voor JIKP, vertelt Suna. “Uit de gesprekken blijkt dat de RMC-coördinatoren een duidelijke visie hebben over hoe en door wie het verzuim 18+ aangepakt moet worden. Het is de regio’s duidelijk wat hun taken en verantwoordelijkheden zijn bij het voorkomen en verminderen van dit type verzuim. Ook zijn ze beter bekend en meer ingebed in het verzuimnetwerk rondom leerplicht en onderwijs, en weten ze welke lijnen en middelen ze kunnen inzetten om kwesties rondom verzuim op te lossen.”
Hoewel de regio’s de aanpak divers invullen, valt er volgens Suna wel een gemeenschappelijke lijn te ontdekken. “Alle regio’s werken vanuit een preventief kader aan verzuim 18+ en proberen waar mogelijk aan te sluiten op de verzuimaanpak van jongeren tot 18 jaar die onder de leerplicht vallen.”
Monitoring JIKP: minder eenduidig
Anders ligt dat bij de monitoringstaak voor JIKP. Hier zijn de verschillen tussen de regio’s een stuk groter, vertelt Suna. “Sommige regio’s focussen zich puur op de cijfers en hebben een bescheiden rol in de uitvoering van de vervolgacties. Andere regio’s zoeken dan weer actief de samenwerking op binnen het jeugdveld en met het onderwijs om deze jongeren meer hands-on te begeleiden.”
De RMC-medewerkers moeten voor de aanpak voor JIKP bovendien navigeren door een netwerk waarin ze relatief minder bekend zijn, vertelt Suna. “De toegevoegde waarde van de RMC in de monitoring van JIKP is voor sommige RMC-coördinatoren en voor de ketenpartners niet altijd even duidelijk.”
“Verder is het bijzonder dat de RMC-(sub)regio’s een beter beeld hebben van hun taken en verantwoordelijkheden als het gaat om het verminderen van verzuim 18+, en juist mínder als gaat om het monitoren van JIKP. En dat terwijl er geen wetgeving is over de invulling van de aanpak van verzuim 18+, maar wél over de monitoringstaak.”
Aanbevelingen
Op basis van deze en andere conclusies is het onderzoeksteam gekomen tot een aantal aanbevelingen, vertelt Suna. “In de eerste plaats adviseren we de RMC-regio’s om, samen met de MBO Raad, te werken aan het versterken en verbeteren van een eenduidig verzuimbeleid op mbo-instellingen, waarbij de verzuimaanpak van 18-plussers zoveel mogelijk gelijk wordt getrokken met die van studenten jonger dan 18.”
“Verder adviseren we Ingrado om onduidelijkheden over de monitoringstaak van JIKP te delen met het ministerie van OCW, zodat het ministerie hierover meer duidelijkheid kan scheppen. En ten slotte doen we de aanbeveling om een handreiking op te stellen over de doelgroep JIKP, zodat er meer duidelijkheid ontstaat over de taken en doelstellingen van de RMC-regio’s en over de definitie van de JIPK-doelgroep. Zo voorkom je spraakverwarring en kun je voorzieningen beter op elkaar afstemmen.”
Vervolg
Het onderzoek is inmiddels gedeeld met het ministerie van OCW. Ingrado voert samen met de MBO Raad momenteel gesprekken met mbo-scholen en RMC-teams om later dit jaar een handreiking verzuim 18+ te publiceren. De resultaten van ons onderzoek worden hierin meegenomen.
Meer weten?
Lees ons eindrapport! Of neem contact op met Suna voor meer informatie.
Ontwikkeling methodiek kinderrechtenmonitor
Het Kinderrechtencollectief wil vanaf 2023 jaarlijks een kinderrechtenmonitor publiceren. Wij helpen het collectief met het ontwikkelen van de monitor.
De Nederlandse staat heeft het VN-Kinderrechtenverdrag geratificeerd en legt daarom iedere vijf jaar verantwoording af aan het VN-Kinderrechtencomité over hoe het gaat met de naleving van kinderrechten.
Het Kinderrechtencollectief, dat bestaat uit verschillende kinderrechtenorganisaties, wil graag een vinger aan de pols houden en de aanbevelingen van het VN-Kinderrechtencomité volgen. Daarom wil het Kinderrechtencollectief een kinderrechtenmonitor ontwikkelen. De monitor moet als input dienen voor de kinderrechtendialogen met ministeries.
Wij helpen het Kinderrechtencollectief met het ontwikkelen van de monitor, zodat de monitor vanaf 2023 jaarlijks kan worden uitgebracht.
Evaluatie Meer Kans op Werk Jongeren
De Amsterdamse aanpak van jeugdwerkloosheid (Meer Kans op Werk Jongeren) beoogt de kansen van jongeren te vergroten op werk en een goede toekomst. Regioplan zal deze aanpak evalueren, zodat de gemeente Amsterdam deze aanpak verder kan doorontwikkelen en een zo goed mogelijke dienstverlening kan blijven bieden.
Door de coronacrisis is de jeugdwerkloosheid sterk gestegen. Om te kunnen voldoen aan de toenemende ondersteuningsbehoefte van een grote en diverse groep jongeren besloot de gemeente Amsterdam de crisisaanpak Meer Kans op Werk Jongeren (MKOWJ) te starten. MKOWJ is een kop op de bestaande aanpak van jeugdwerkloosheid, gericht op het vergroten van de kansen op werk en een goede toekomst van jongeren.
In opdracht van de gemeente Amsterdam zal Regioplan een evaluatie uitvoeren van de MKOWJ-aanpak. Doelstelling is om meer inzicht te verkrijgen in de werkzame elementen van de aanpak en de aanpak op basis van dit inzicht verder door te ontwikkelen.
Geboorteverlof in trek; veel media-aandacht voor evaluatie WIEG
Bijna driekwart van de partners in loondienst neemt na de geboorte van hun kind aanvullend geboorteverlof op van in totaal zes weken. Jonge ouders met een hoog inkomen deden dit wel beduidend vaker dan ouders met een lager inkomen. Dat blijkt uit de door Regioplan uitgevoerde evaluatie van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG), die afgelopen week door veel media werd opgepikt.
De regeling voor aanvullend geboorteverlof werd geïntroduceerd in de zomer van 2020. Sindsdien mogen partners in loondienst, na een week betaald geboorteverlof, nog eens vijf weken aanvullend verlof opnemen. Die vijf weken extra verlof worden deels vergoed door het UWV; partners krijgen tot 70 procent van hun salaris doorbetaald.
Veel animo
De regeling is in trek, zo blijkt uit onze evaluatie. 74 procent van de partners die er recht op hebben, nam inderdaad aanvullend verlof op. Het overgrote deel van hen gebruikte de hele periode van vijf weken. 16 procent hield het bij de eerste week regulier geboorteverlof, en 10 procent nam helemaal geen verlof op.
De partners die gebruikmaken van het aanvullend geboorteverlof, doen dat vooral om meer tijd met hun pasgeboren kind door te brengen.
Verschil tussen hoge en lage inkomens
Bij dit alles is er wel een aanzienlijk verschil tussen hoge en lage inkomens. Huishoudens met een laag inkomen (minder dan 4.000 euro netto per maand) maken fors minder gebruik van de regeling dan gezinnen met een hoger inkomen (63 versus 85 procent). Voor partners die geen gebruik maakten van de nieuwe regeling, was financiële onhaalbaarheid een van de belangrijkste redenen.
Projectleider Hetty Visee: “Om de beoogde gelijkere verdeling van arbeid en zorgtaken tussen de ouders te realiseren, is het belangrijk dat financiën geen belemmering vormen voor de opname van het verlof. Mede met het oog op de introductie van het gedeeltelijk betaald ouderschapsverlof per 2 augustus aanstaande vinden wij het belangrijk om te monitoren in hoeverre de nu gesignaleerde ontwikkelingen in het gebruik zich doorzetten.”
Veel media-aandacht
Onze evaluatie van de WIEG werd de afgelopen week door veel landelijke media opgepikt, onder meer door de NOS, RTL Nieuws, de Volkskrant, NRC en NU.nl.
Meer weten?
Neem dan contact op met Hetty.
Aanpak jeugdwerkloosheid voor kwetsbare schoolverlaters
Om kwetsbare schoolverlaters een duwtje in de rug te geven richting werk, worden zij extra ondersteund door hun scholen en gemeenten. Wij onderzoeken hoe deze ondersteuning in de praktijk vorm krijgt en welke lessen we hieruit kunnen trekken.
Kwetsbare schoolverlaters aan het werk
Jongeren worden in coronatijden hard geraakt door het plotselinge verlies in werkgelegenheid in bepaalde sectoren. Als onderdeel van het sociaal pakket heeft het kabinet specifieke middelen vrijgemaakt om schoolverlaters met een grotere kans op werkloosheid naar werk of (vervolg)onderwijs te begeleiden. Deze middelen gaan naar scholen (voortgezet speciaal onderwijs, praktijkonderwijs en mbo’s) en gemeenten (afdeling W&I en RMC). Aan hen de taak om samen te werken om kwetsbare schoolverlaters te ondersteunen. Hiertoe ontplooien zijn activiteiten in drie fases: tijdens school, van school en nazorg.
De praktijk in kaart brengen
Het ministerie van SZW wil via een praktijkgericht onderzoek graag inzicht in de ervaringen met de maatregelen van de aanpak jeugdwerkloosheid in de praktijk. Hoe werken de betrokkenen professionals vanuit de scholen en gemeenten op uitvoeringsniveau samen om de jongeren te helpen in de overgang van school naar werk? En welke interventies zetten zij hierbij in, en wat zijn daarmee hun ervaringen? De uitkomsten van het onderzoek worden gebruikt voor toekomstige beleidsontwikkeling en voor de verantwoording richting de Tweede Kamer.
Tussentijdse inzichten
Ons onderzoek bestaat uit een verkenningsfase en een verdiepingsfase. Begin 2022 hebben we de verkenningsfase uitgevoerd, bestaande uit een literatuurstudie naar praktijkvoorbeelden en interviews met regionale coördinatoren jeugdwerkloosheid. De inzichten hieruit zijn geland in een tussenrapportage.
Deze tussenrapportage laat zien dat de aanpak van jeugdwerkloosheid in de arbeidsmarktregio’s golfbewegingen kent, afhankelijk van wanneer hier rijksfinanciering voor beschikbaar is. Dit is onwenselijk voor het behoud van de regionale samenwerking en coördinatie van de aanpak. Verder zien we dat veel interventies erop gericht zijn om jongeren een doorgaande begeleiding te bieden tijdens de transitie van school naar werk, door de begeleiding vanuit de gemeente te vervroegen of juist vanuit de school door te laten lopen.
Dit is in lijn met aanbevelingen uit het IBO jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt, dat in 2019 verscheen. Wel signaleren veel regiocoördinatoren dat er nog te veel in ‘hokjes’ wordt gedacht, omdat bepaalde vormen van ondersteuning bijvoorbeeld alleen beschikbaar zijn voor jongeren zonder startkwalificatie of op Mbo Entree niveau. Ook jongeren die buiten deze ‘hokjes’ vallen, kunnen kwetsbaar zijn en aanvullende ondersteuning behoeven.
Vervolg: Verdieping in de praktijk
In de tweede helft van 2022 vindt de verdiepingsfase van het onderzoek plaats, waarin we een aantal casestudies uitvoeren in arbeidsmarktregio’s. Daarbij gaan we met de verschillende professionals uit de praktijk in gesprek over hun aanpak en samenwerking. Ook voeren we interviews met de jongeren zelf en gaan we activiteiten observeren. Naast een eindrapport ontwikkelen we een actiegericht product voor professionals, mede geholpen door een praktijkpanel met daarin diverse veldpartijen.
Kinderrechtenanalyse UNICEF Nederland
UNICEF is ’s werelds grootste kinderrechtenorganisatie en zet zich ook in Nederland in voor een betere toekomst van ieder kind. Voor UNICEF Nederland voeren wij de komende maanden een kinderrechtenanalyse uit.
UNICEF Nederland wil graag zicht op belangrijke strategische thema’s wat betreft ongelijkheid en kwetsbaarheden van kinderen en jongeren in Nederland. Wij voeren daarom in de periode januari – april 2022 een kinderrechtenanalyse uit, waarin we op basis van een documentstudie en interviews thema’s addreseren waar kinderrechten in Nederland in het geding zijn. De analyse moet ook leiden tot zicht op witte vlekken, knelpunten en kansen voor de inclusie en ontwikkeling van kinderen in Nederland.
Niek van Ansem MSc
In mijn dagelijks leven hield het mij al veel bezig hoe allerlei soorten problemen door de politiek worden aangepakt en wat daarin de verschillen zijn, tussen landen maar ook tussen gemeenten. In die brede interesse ligt mijn drijfveer voor beleidsonderzoek besloten. Dat komt tot uiting wanneer ik complexe beleidsthema’s en -vraagstukken toegankelijk in woorden moet vangen, zodat een diepgaand rapport tegelijkertijd lekker leest. Die vertaalslag vind ik een bijzonder leuke uitdaging in de vele creatieve fases die het onderzoeksproces kent. Een rode draad in mijn nieuwsgierigheid is daarbij de vraag hoe jeugdigen en gezinnen beter kunnen worden geholpen als er problemen spelen op meerdere leefgebieden.