“Erg leuk om eens een andere sector te leren kennen”

Het afgelopen jaar was onze collega Hedwig Rossing namens Regioplan gedetacheerd bij het Sectorinstituut Transport en Logistiek (STL). Daar coördineerde ze meerdere interne onderzoeksvragen rondom duurzame inzetbaarheid én leerde ze en passant een heel nieuwe sector kennen. “De coronacrisis heeft laten zien hoe belangrijk de sector Transport & Logistiek is.”

Het personeelstekort in de transport- en logistieksector is – net als in veel andere sectoren – al tijden nijpend. Een groeiend aantal ondernemers in transport en logistiek geeft aan te kampen met een groot tekort aan personeel; het aantal vacatures blijft hoog, terwijl ook de pensioenuitstroom verder toeneemt.

Duurzame inzetbaarheid

Het Sectorinstituut Transport en Logistiek (STL) is opgericht door de sociale partners in de sector om ervoor te zorgen de arbeidsmarkt in balans is. Duurzame inzetbaarheid is daarbij een belangrijk thema, vertelt Hedwig. “STL doet geregeld onderzoek naar hoe het oplopende personeelstekort in de sector kan worden aangepakt. Namens Regioplan was ik afgelopen jaar enkele dagen per week gedetacheerd bij STL om de incidentele onderzoeksvragen te coördineren en uit te zetten bij andere bureaus.”

Zes onderzoeken

In totaal ging het om zes onderzoeken. Daarbij ging het onder meer om een onderzoek naar de belangstelling van jongeren elders uit de EU om eventueel in Nederland als chauffeur te gaan werken. Andere onderzoeken richtten zich bijvoorbeeld op het imago van werken in de sector en op manieren om roosters beter aan te laten sluiten bij de wensen van werknemers.

Leerzaam traject

Nu deze onderzoeken goeddeels zijn afgerond, kijkt Hedwig zelf terug op een enorm leerzaam traject. “Waar ik me bij Regioplan met name bezighoud met beleidsonderzoek, ging het in dit detacheringstraject ook om bijvoorbeeld markt- en ontwerponderzoek. Erg interessant om het onderwerp duurzame inzetbaarheid – waar ik me bij Regioplan al vaker mee bezig heb gehouden – eens vanuit een andere hoek te benaderen.”

Andere dynamiek

“Verder is het sowieso interessant om een keer langere tijd bij een andere organisatie rond te lopen, met een andere omvang en een andere cultuur. De dynamiek bij een sectorinstituut – dat werkt aan concrete producten en diensten voor zowel werkgevers en werknemers – is toch anders dan bij een bureau als Regioplan, waar je doorgaans op een meer abstract niveau met beleid bezig bent. Ook in dat opzicht was dit een erg boeiende en leerzame opdracht.”

Trots

Eerder werkte Hedwig met name voor sectoren als de zorg en het onderwijs, vertelt ze. “De transport- en logistieksector kende ik niet echt. Wat dat betreft was het ook gewoon erg leuk om een keer bij een heel andere sector binnen te kijken, met andere typen mensen. Wat me daarbij vooral is opgevallen: de mensen in deze sector zijn vrijwel zonder uitzondering enorm trots op wat ze doen. Zeker sinds de coronacrisis is duidelijk geworden hoeveel maatschappelijke impact het heeft als aanvoerlijnen verstoord raken en er plotseling geen producten meer in de schappen liggen. Mooi om te zien hoe het besef steeds verder indaalt dat de wereld tot stilstand komt zonder transport en logistiek.”

Mariska Veenstra MSc

Bij Regioplan zet ik mij in voor kwetsbare groepen in onze samenleving en focus ik mij op thema’s als inclusie, diversiteit en integratie. Gegrond beleid is het instrument om de gewenste veranderingen te kunnen waarmaken. In mijn rol als beleidsonderzoeker ben ik pragmatisch en zet ik het doel centraal: het onderzoek moet toepasbaar zijn om bij te dragen aan verandering in de praktijk. Als sociaal psycholoog bekijk ik beleidsvraagstukken waar mogelijk vanuit een gedragsperspectief: inzicht hebben in gedragsbepalers kan namelijk bijdragen aan het creëren van effectiever beleid.

Wat kunnen we leren van de arbeidsmarktintegratie van mensen uit Oekraïne?

Sinds de Russische inval in Oekraïne, in februari 2022, zijn tienduizenden mensen uit Oekraïne naar Nederland gevlucht. Op 1 november 2022 verbleven er circa 65 duizend Oekraïense vluchtelingen tussen de 15 en 65 jaar in Nederland. Volgens het CBS had 46 procent van hen op dat moment betaald werk als werknemer, en dit aandeel groeit naar verwachting nog steeds. Daarmee is de arbeidsparticipatie van Oekraïners hoog in vergelijking met andere groepen met een vluchtachtergrond.

De intrede van deze mensen op de arbeidsmarkt is dus een uitgelezen mogelijkheid om meer te leren over arbeidsmarktintegratie. Welke verschillen in wet- en regelgeving zijn er, en hoe stimuleren of belemmeren die verschillen de arbeidsparticipatie? Hoe kunnen we de bestaande kennis over werkzame mechanismen van arbeidstoeleiding aanvullen? En welke individuele kenmerken doen ertoe?

Met subsidie van Instituut Gak doet Regioplan de komende maanden – samen met OpenEmbassy – onderzoek naar deze en andere vragen. Naast literatuuronderzoek en data-analyse bestaat het onderzoek uit interviews met vluchtelingen uit Oekraïne, werkgevers, beleidsmakers en andere professionals. Het uiteindelijke doel: goed zicht krijgen op de arbeidsmarktintegratie van mensen uit Oekraïne en de werkzame mechanismes, om daar lessen uit te kunnen trekken voor de arbeidsmarktintegratie van nieuwkomers in algemene zin.

Meer weten?

Neem dan contact op met Miranda of Heleen.

De arbeidsmarktintegratie van mensen uit Oekraïne

Sinds de Russische inval in Oekraïne, in februari 2022, zijn tienduizenden mensen uit Oekraïne naar Nederland gevlucht. Op 1 november 2022 verbleven er circa 65 duizend Oekraïense vluchtelingen tussen de 15 en 65 jaar in Nederland. Volgens het CBS had 46 procent van hen op dat moment betaald werk als werknemer, en dit aandeel groeit naar verwachting nog steeds. Daarmee is de arbeidsparticipatie van Oekraïners hoog in vergelijking met andere groepen met een vluchtachtergrond.

De intrede van deze mensen op de arbeidsmarkt is dus een uitgelezen mogelijkheid om meer te leren over arbeidsmarktintegratie. Welke verschillen in wet- en regelgeving zijn er, en hoe stimuleren of belemmeren die verschillen de arbeidsparticipatie? Hoe kunnen we de bestaande kennis over werkzame mechanismen van arbeidstoeleiding aanvullen? En welke individuele kenmerken doen ertoe?

Met subsidie van Instituut Gak doet Regioplan de komende maanden – samen met OpenEmbassy – onderzoek naar deze en andere vragen. Naast literatuuronderzoek en data-analyse bestaat het onderzoek uit interviews met vluchtelingen uit Oekraïne, werkgevers, beleidsmakers en andere professionals. Het uiteindelijke doel: goed zicht krijgen op de arbeidsmarktintegratie van mensen uit Oekraïne en de werkzame mechanismes, om daar lessen uit te kunnen trekken voor de arbeidsmarktintegratie van nieuwkomers in algemene zin.

Meer weten?

Neem dan contact op met Miranda Witvliet of Annemieke Mack.

Belemmeringen voor werkzoekende asielzoekers

Welke belemmeringen ervaren asielzoekers als ze willen toetreden tot de Nederlandse arbeidsmarkt? Dat is de centrale vraag in een onderzoek dat we uitvoeren in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Binnen het onderzoek kijken we onder meer naar de zogenoemde 24 weken-eis, die bepaalt dat asielzoekers – als aan bepaalde aanvullende voorwaarden is voldaan – binnen een tijdsbestek van 52 weken maximaal 24 weken betaald mogen werken. In hoeverre belemmert deze eis de toetreding van asielzoekers tot de arbeidsmarkt? En: welk effect zou een eventuele aanpassing of afschaffing van deze maatregel hebben?

Voor het onderzoek analyseren we tal van data (waaronder een bestandanalyse van de tewerkstellingsvergunningen). Daarnaast interviewen we onder meer diverse experts en bevragen we asielzoekers en statushouders over hun ervaringen en ideeën. Voor de juridische analyse werken we samen met prof. mr. Lieneke Slingenberg, hoogleraar Migrants and the Rule of Law bij de VU.

Het eindrapport wordt in 2023 verwacht.

Meer weten?

Neem dan contact op met projectleider Heleen Schols.

Inge Otto MA

Mijn onderzoekswerk bij Regioplan biedt mij drie belangrijke zaken: samenwerking, verdieping, en maatschappelijke relevantie. Hier geniet ik dagelijks van. Ik werk graag aan projecten over onderwijs en arbeid(smarkt), maar ook veel andere thema’s boeien mij. In het verleden heb ik gewerkt bij hogescholen, universiteiten en bij adviesbureaus die gespecialiseerd zijn in hoger onderwijs en kwaliteitszorg. Binnen Regioplan werk ik onder meer mee aan onderzoeken over voortgezet onderwijs, duurzame inzetbaarheid, en cliëntenparticipatie.

Nieuw: verkennend onderzoek naar cliëntenparticipatie

Hoe betrek je cliënten op een goede manier bij beleidsvorming? In opdracht van het ministerie van SZW gaat Regioplan de komende tijd onderzoek doen naar die vraag. Het doel: komen tot gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle cliëntenparticipatie.

Wet- en regelgeving (zoals de Participatiewet en de Wet SUWI) verplicht gemeenten en instanties als UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om cliënten bij de beleidsontwikkeling te betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van cliëntenraden en participatieraden. Naast deze formele vormen van cliëntenparticipatie gebruiken gemeenten en instanties ook informele vormen om burgers te betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van wijktafels, panels en dialoogsessies.

Veel voordelen

Cliëntenparticipatie kent veel voordelen. Zo kan het leiden tot doeltreffender (en doelmatiger) beleid, dat optimaal aansluit bij de belevingswereld van de mensen voor wie het beleid bedoeld is. Ook zorgt cliëntenparticipatie voor meer draagvlak voor beleid, en daarmee voor een kleinere kloof tussen overheid en burgers. En verder zorgt cliëntenparticipatie vaak voor empowerment: cliënten voelen zich beter gehoord en leren en passant meer over de complexiteit van beleidsvorming.

Meer inzicht

Tegelijkertijd is cliëntenparticipatie geen eenduidig begrip; elke organisatie geeft er – binnen de wettelijke kaders – haar eigen invulling aan. In opdracht van het ministerie van SZW voert Regioplan de komende tijd daarom een verkennend onderzoek uit naar cliëntenparticipatie, vertelt projectleider Yannick Bleeker. “Het ministerie wil graag meer inzicht krijgen in alle beelden en verwachtingen rondom cliëntenparticipatie, als basis voor (eventuele) aanscherping van de wettelijke kaders. Een bijkomend doel van het onderzoek is om de huidige organisatie en uitvoering van cliëntenparticipatie in de praktijk in kaart te brengen.”

“De komende maanden gaan we in gesprek met burgers, cliëntenraden en bestuurders over hoe de cliëntenparticipatie momenteel is ingericht én over hoe deze volgens hen ingericht zou moeten worden. Hopelijk kunnen we zo bijdragen aan meer inzicht en aan gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle cliëntenparticipatie.”

Meer weten?

Neem dan contact op met Yannick of Rosanne.

“De beleidspraktijk vooruit helpen: dáár doen we het voor”

In de tien jaar dat hij nu bij Regioplan werkt, zag directeur Yannick Bleeker (33) het onderzoek steeds dichter tegen de samenleving aankruipen. Binnen het veld van Werk, Participatie en Sociale Zekerheid valt er volgens hem nog veel interessant werk te verzetten. “We doen dit werk omdat we iets voor de praktijk willen betekenen.”

Tijdens zijn studie Sociologie werd Yannicks belangstelling voor onderzoek echt aangewakkerd, vertelt hij. “Sociologie bleek een heel mooie studie, die je in staat stelt om latente structuren in de samenleving zichtbaar te maken. In mijn eerste jaar deden we onderzoek naar factoren die crimineel gedrag beïnvloeden. Het was voor mij een openbaring hoeveel je wel niet te weten kunt komen met een doordachte vragenlijst en voldoende goede data. Het gevoel van verwondering tijdens dat eerste onderzoek is altijd een drijfveer gebleven.”

Spannend en leerzaam

Sinds begin 2022 is Yannick een van de vier nieuwe directeuren van Regioplan. Het was een spannend en leerzaam jaar, vertelt hij. “Tot twee jaar geleden had ik niet per se gedacht dat zo’n functie iets voor mij zou zijn, maar het bevalt uitstekend. We praten veel met collega’s over hun professionele ontwikkeling en over hoe ze het beste uit zichzelf kunnen halen. Het allermooiste is als je ziet dat mensen hun talent verder weten te ontplooien en je ze ziet groeien. Dat is denk ik wel het allermooiste aan deze rol: onderzoekers de kansen geven waar ik zelf eerder ook zo van geprofiteerd heb.”

Met de voeten in de praktijk

In de afgelopen tien jaar zag Yannick bij Regioplan veel veranderen. “We creëren nog steeds nieuwe kennis. Tegelijkertijd proberen we op nieuwe manieren die kennis een plek in de praktijk te geven. Wij willen kennis van invloed laten zijn op beleidsontwikkeling. Alleen goed onderzoek is dan niet altijd genoeg. Het vraagt van onderzoekers dat ze meedenken en meedoen én dat ze een beetje macht uit handen geven. Zelf vind ik dat een mooie ontwikkeling; om vanuit nieuwe kennis, gelijkwaardig met burgers, professionals en bestuurders, na te denken over betere ondersteuning en nieuw beleid.”

Voorbeeld: UWV

Yannick noemt als voorbeeld het actieonderzoek dat Regioplan momenteel uitvoert voor uitkeringsinstantie UWV, met als doel om nieuwe handelingsperspectieven voor professionals te ontwikkelen. “In dat onderzoek zijn we begonnen met een intensieve analysefase. We spraken veel uitkeringsgerechtigden en observeerden gesprekken tussen uitkeringsgerechtigden en professionals. Vervolgens hebben we nieuwe handelingsperspectieven voor professionals ontworpen. Dat hebben we gedaan samen met de TU Delft en Centerdata én met professionals en burgers.”

“Ik ben ervan overtuigd dat de interactie tussen de professional en de klant de plek is waar het moet gebeuren. Het beleid en de organisatie moeten daarop gericht zijn. Daarom betrekken we ook mensen uit de organisatie van UWV bij de ontwikkeling van de handelingsperspectieven.”

Handhaving in sociale zekerheid

Een ander interessant onderzoek richt zich op de vraag hoe andere landen omgaan met handhaving in de sociale zekerheid, vertelt Yannick. “De toeslagenaffaire ligt natuurlijk nog vers in het geheugen. Hoe tragisch ook, die affaire heeft wél een interessante – en voor veel burgers relevante – discussie in gang gezet. Hoe kunnen we er enerzijds voor zorgen dat mensen geen misbruik maken van sociale voorzieningen, terwijl we tegelijkertijd de menselijkheid niet uit het oog verliezen? Een heel actueel en relevant thema, en het is mooi om in het hart van die discussie onderzoek te doen.”

In het onderzoek is veel aandacht voor hoe andere landen met dit dilemma omgaan. “Daar kan de Nederlandse overheid wellicht van leren. Zo is het Verenigd Koninkrijk een interessant voorbeeld. Daar heeft de overheid de afgelopen tien jaar hard gewerkt aan het vereenvoudigen van het socialezekerheidsstelsel, door zeven regelingen te vervangen door één heldere regeling voor de burger. In combinatie met een vereenvoudigd aanvraagproces heeft dat in elk geval geleid tot flinke bureaucratische besparingen. Of de burger onder de streep ook écht beter af is, is de volgende vraag – maar het is wel een interessante ontwikkeling waar we in Nederland wellicht ook iets mee kunnen.”

Cliëntenparticipatie

Onlangs werd er een nieuw project opgestart waar Yannick en zijn team veel zin in hebben. “Voor het ministerie van SZW gaan we nu een verkennend onderzoek uitvoeren naar cliëntparticipatie. Daartoe gaan we het komend jaar in gesprek met burgers, cliëntenraden en bestuurders over hoe cliëntenparticipatie ingericht zou moeten worden. Hopelijk kunnen we zo bijdragen aan gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle participatie, door cliënten wat meer macht in beleidsontwikkeling te geven.”

De toekomst

Onderzoek kan volgens Yannick veel betekenen in het verbeteren van de beleidspraktijk. “Mensen zijn veerkrachtig en kunnen heel veel zelf oplossen. Maar goed beleid en goede ondersteuning kunnen echt het verschil maken. Ik kijk ernaar uit om daar met Regioplan een bijdrage aan te blijven leveren.”

Intensivering armoede- en schuldenaanpak

Door de coronacrisis is de Rijksoverheid extra gaan investeren in haar armoede- en schuldenaanpak, om zodoende te voorkomen dat deze problematiek fors toeneemt. De geïntensiveerde armoede- en schuldenaanpak heeft verschillende doelstellingen, die tot verdere verbeteringen moeten leiden in o.a. schuldenpreventie en uitvoering van schuldhulp.

In het kader van deze doelstellingen zijn er negentien schuldhulpinitiatieven gesubsidieerd die elk een rol spelen in het verbeteren van armoede- en schuldenbeleid. Daaronder vallen bijvoorbeeld initiatieven die schuldsanerings- en afbetalingsregelingen willen vereenvoudigen, of die voorlichtingsmaterialen ontwikkelen.

In opdracht van het ministerie van SZW hebben wij al deze initiatieven gevolgd om de voortgang in kaart te brengen. Initiatieven hebben hiervoor zelf verantwoordingsinformatie aangeleverd, die door ons op een reeks indicatoren is getoetst. Bij die toetsing zijn ook experts uit het veld betrokken om de onderzoeksconclusies aan te scherpen.

Conclusies en aanbevelingen

De duidelijkste meetbare voortgang hebben de initiatieven geboekt in het uitbreiden van samenwerkingen met partners als gemeenten, grote schuldeisers en schuldhulpverleners. Over de waardering van de initiatieven door hun doelgroepen worden minder systematisch cijfers bijgehouden. Initiatieven zijn overwegend tevreden over de beschikbare expertise en de draagkracht bij de stakeholders waar ze zich op richten, maar hebben desalniettemin soms wel te maken gehad met een langere opstartfase dan verwacht.

In onze aanbevelingen benadrukken we daarom ook dat een goede inbedding van initiatieven in bestaande structuren om tijd vraagt. Om de voortgang daarbij te bewaken, is het raadzaam dat de overheid bij het geven van nieuwe subsidies initiatieven vraagt om systematisch te rapporteren over vooraf opgestelde kerncriteria.

Nieuwsgierig geworden naar de bevindingen?

Neem contact op met Miranda. Of download het eindrapport.

Onderzoek sociale zekerheid: hoe handhaven andere landen?

Van de toeslagenaffaire tot de ‘boodschappenaffaire’: het Nederlandse handhavingsbeleid op het gebied van sociale zekerheid lag de afgelopen jaren regelmatig onder vuur. In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) onderzocht Regioplan het handhavingsbeleid in zes andere Europese landen. Hoe ziet dat beleid eruit? En: wat kan Nederland leren van de ervaringen in het buitenland?

Ons stelsel van sociale zekerheid is gebaseerd op solidariteit. Om te voorkomen dat het maatschappelijk draagvlak afneemt door uitkeringsfraude, zijn handhaving en toezicht belangrijk. Het formuleren en uitvoeren van handhavingsbeleid betekent echter voortdurend zoeken naar balans: ruimte om oog te houden voor de mens achter de uitkering aan de ene kant, en slagkracht om daadwerkelijk misbruik aan te pakken aan de andere.

Herijking

Nu die balans de afgelopen jaren steeds meer ter discussie is komen te staan, deed Regioplan (in opdracht van het ministerie van SZW) de afgelopen maanden uitgebreid onderzoek naar het handhavingsbeleid in andere Europese landen, vertelt Bob van Waveren, die het onderzoek samen met Noor Galesloot en Yannick Bleeker uitvoerde. “We waren vooral benieuwd naar hoe het op andere plekken gesteld is met die balans tussen de menselijke maat aan de ene, en slagkracht om misbruik aan te pakken aan de andere kant. Wat zijn de belangrijkste verplichtingen waaraan uitkeringsontvangers moeten voldoen? Welke sancties kunnen er worden opgelegd? En wat doen overheden om te voorkomen dat mensen vergissingen of fouten maken? Het uiteindelijk doel van dit internationale vergelijkingsonderzoek: inspiratie bieden voor een herijking van het Nederlandse handhavingsbeleid.”

Beleidsuitgangspunten

Het onderzoek omvatte deskresearch en interviews met experts uit zes Europese landen (België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk). Dat leverde interessante inzichten op als het gaat om de uitgangspunten van beleid, schetst Bob. “Zo concluderen we dat er in de meeste onderzochte landen sprake lijkt te zijn van relatief veel vertrouwen in burgers. Dit vertrouwen uit zich in meerdere landen ook in concrete initiatieven. Het vergisrecht, het eenmalige recht om fouten te mogen maken, in Frankrijk is hier een goed voorbeeld van.”

“Aanzienlijke verschillen zien we als we kijken we naar het vertrouwen in professionals. De wettelijke en protocollaire ruimte die professionals krijgen om autonoom en naar eigen inzicht te handelen is bijvoorbeeld hoog in België en laag in het Verenigd Koninkrijk.”

Andere verschillen (en overeenkomsten) zag het onderzoeksteam onder meer als het gaat om de kwaliteit van de dienstverlening voor de burger, het maatschappelijk draagvlak voor het socialezekerheidsstelsel, en de manier waarop landen kijken naar het onderscheid tussen fouten en fraude.

Wetgeving en beleid

Het onderzoek richtte zich verder niet alleen op de beleidsuitgangspunten, maar ook op verschillen in wetgeving en beleid. Ook daar vonden de onderzoekers in het oog springende verschillen tussen de landen, schetst Bob. “Landen verschillen bijvoorbeeld in de mate waarin zij hun handhavingsbeleid centraal of juist decentraal organiseren. Ook wordt het handhavingsbeleid in sommige landen ingebed in de bredere context van het bestrijden van misstanden op de arbeidsmarkt, waaronder arbeidsuitbuiting, mensenhandel en georganiseerde criminaliteit.”

Praktische uitvoering

Ook keek het onderzoeksteam naar de praktische uitvoering, vervolgt Bob. “Daar zagen we bijvoorbeeld dat landen sterk verschillen als het gaat om de mate waarin er sprake is van face-to-face- of digitaal en online contact. Ook zagen we in enkele landen – met name in Denemarken en Finland – een tendens richting het meer digitaliseren van de uitvoering van het socialezekerheidsbeleid. In deze landen hoef je als burger bij een uitkeringsaanvraag geen inkomsensgegevens meer te overleggen, die worden voor je uit de systemen gehaald.”

Uitdagingen

Ten slotte bracht het onderzoeksteam de belangrijkste uitdagingen in kaart die in de onderzochte landen spelen rondom het handhavingsbeleid. Bob: “Een voorbeeld van zo’n specifieke uitdaging zijn de ruime discretionaire bevoegdheden in België. Die scheppen veel ruimte voor maatwerk, maar kunnen ook leiden tot verschillende besluiten in gelijke of vergelijkbare omstandigheden, en daarmee de rechtsgelijkheid onder druk zetten. Verder kennen sommige landen – zoals Finland en België – complexe socialezekerheidsstelsels, wat ze relatief duur maakt in de uitvoering. Dat kan ten koste kan gaan van de bereikbaarheid voor burgers. En verder zagen we uitdagingen op het gebied van grootschalige dataverzameling en -uitwisseling. In het Verenigd Koninkrijk, Finland, Denemarken en België speelt dit een grote rol in de uitvoering en handhaving van de uitkeringsregelingen, maar het ontwikkelen van zo’n data-infrastructuur gaat gepaard met grote technische en juridische uitdagingen.”

Wat kan Nederland hiervan leren?

Al met al laat het onderzoek volgens Bob zien dat de handhavingsstelsels van de zes onderzochte landen aanzienlijke verschillen én overeenkomsten bevatten. “Twee trends lijken zich af te tekenen: meer ruimte om oog te houden voor de mens achter de uitkering, en een toename van grootschalige data-infrastructuur bij de uitvoering van de uitkeringsregelingen. Het ministerie van SZW gaat zich de komende maanden beraden op de lessen die uit het onderzoek te trekken zijn voor de herijking van het handhavingsbeleid voor de sociale zekerheid.”

Meer weten?

Onze eindrapportage bevat nog veel meer inzichten en conclusies over het handhavingsstelsel in andere landen.