Professionalisering financiële administratie kinderopvang

Kinderopvangorganisaties zijn sinds 1 januari 2022 verplicht om maandelijks gegevens over de opvang van kinderen aan te leveren bij Toeslagen. Ook is er een stelselwijziging aangekondigd waarbij de financiering in de toekomst rechtstreeks bij kinderopvangorganisaties terechtkomt. In verband met beide ontwikkelingen hebben wij onderzocht wat de huidige staat van de kinderopvangsector is op het gebied van bedrijfsvoering en financiële administratie en welke mogelijkheden er zijn voor verbetering.

Per 1 januari 2022 zijn kinderopvangorganisaties verplicht om maandelijks gegevens over de opvang van kinderen aan te leveren bij de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst. Doel van deze regeling is om te voorkomen dat ouders onbedoeld fouten maken en eventueel onterecht ontvangen toeslagen moeten terugbetalen. In het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV is ook een stelselwijziging aangekondigd, waarbij de financiering in de toekomst rechtstreeks bij kinderopvangorganisaties terechtkomt. In verband met beide ontwikkelingen heeft het ministerie van SZW meer behoefte aan inzicht in de huidige staat van de kinderopvangsector op het gebied van bedrijfsvoering en financiële administratie en welke mogelijkheden er zijn voor verbetering.

Wij hebben voor dit onderzoek gekeken naar de manier waarop kinderopvangorganisaties de financiële administratie uitvoeren en hoe zij de maandelijkse gegevenslevering uitvoeren en beoordelen. Ook hebben we in kaart gebracht van welke softwarepakketten kinderopvangorganisaties gebruik maken, waarin we onderscheid maken tussen een softwarepakket dat specifiek is ontwikkeld voor de kinderopvang en een algemeen boekhoudkundig softwarepakket. Ten slotte zijn initiatieven ter ondersteuning voor de uitvoering van de financiële administratie binnen en buiten de kinderopvang geïnventariseerd, en welke ondersteuningsbehoeften kinderopvangorganisaties hebben.

Conclusies

Het overgrote deel van de kinderopvangorganisaties is in staat om de bedrijfsvoering en financiële administratie op een goede manier uit te voeren. Met name grotere organisaties, die vaker een softwarepakket hebben aangeschaft voor de uitvoering van de financiële administratie. De meer gespecialiseerde softwarepakketten bevatten vaak een automatische koppeling met de systemen van de Belastingdienst, wat de kans op fouten vermindert. Ook hebben grotere organisaties vaker één of meerdere financieel medewerkers in dienst. Kinderopvangorganisaties die knelpunten ervaren in het uitvoeren van de financiële administratie zijn met name kleinere kinderopvangorganisaties, zonder een softwaresysteem en/of zonder financieel-administratief medewerker in dienst. In kleinere organisaties wordt de financiële administratie vaker door een directeur of leidinggevende uitgevoerd, die zich ook bezighouden met de zorg en opvang van kinderen. Kinderopvangorganisaties met deze mate van professionalisering hebben ook vaker moeite met de maandelijkse gegevenslevering, door een gebrek aan tijd of omdat het geen prioriteit heeft.

Aanbevelingen en beleidsopties

Uit het onderzoek komen de volgende aanbevelingen naar voren om kinderopvangorganisaties te ondersteunen:
• creëer één centrale plek waar alle actuele informatie rond verplichte administraties overzichtelijk te vinden is;
• ontwikkel een e-learning over de regelgeving rond de financiële administratie;
• maak de beschikbare hulpmiddelen en informatie zo eenvoudig mogelijk;
• ondersteun kinderopvangorganisaties bij het opvragen van de benodigde gegevens van ouders;
• faciliteer kinderopvangorganisaties om van elkaar te leren.

Uit het onderzoek blijkt dat het gebruik van een softwarepakket ondersteuning kan bieden aan kinderopvangorganisaties voor de uitvoering van de financiële administratie. De volgende beleidsopties ter bevordering van het softwaregebruik in de sector kunnen verkend worden:
• een subsidie voor het gebruik van een softwarepakket;
• het verplichtstellen van het gebruik van een softwarepakket;
• het ontwikkelen van een basistool voor het bijhouden van de verplichte administraties.

Evaluatie klantbeleving minimabeleid gemeente Leidschendam-Voorburg

Inwoners met een laag inkomen in de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar kunnen gebruikmaken van verschillende minimaregelingen. In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg voeren we een klantbelevingsonderzoek uit als onderdeel van hun evaluatie van het minimabeleid over de periode 2019-2022.

Inwoners met een laag inkomen in de gemeenten Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar kunnen gebruikmaken van verschillende minimaregelingen, zoals bijzondere bijstand, Ooievaarspas en collectieve zorgverzekering. De uitvoering hiervan wordt gedaan door de inkomensconsulenten van de gemeente Leidschendam-Voorburg, en in de toeleiding wordt samengewerkt met verschillende maatschappelijke partners.

Het onderzoek

De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft ons gevraagd om een klantbelevingsonderzoek onder minimahuishoudens uit te voeren als onderdeel van hun evaluatie van het minimabeleid over de periode 2019-2022. Het onderzoek moet inzicht bieden in de ervaringen van huishoudens die gebruikmaken van de minimaregelingen in Leidschendam-Voorburg, Voorschoten en Wassenaar.

Klantreisbenadering

Om het perspectief van de huishoudens in kaart te brengen houden we narratieve interviews en ontwikkelen we aan de hand daarvan klantreizen. Deze klantreizen laten zien welke relevante gebeurtenissen zich voordeden, wie daarin een belangrijke rol speelden en hoe de huishoudens de interactie met professionals hebben ervaren. Het perspectief van de minimahuishoudens is belangrijke input om het nieuwe minimabeleid effectief in te kunnen richten.

Verkennend onderzoek naar cliëntenparticipatie in het domein van Werk en Inkomen

Hoe betrek je cliënten op een goede manier bij beleidsvorming?. Op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat Regioplan de komende tijd onderzoek doen naar die vraag. Het doel: komen tot gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle cliëntenparticipatie.

Meerdere wettelijke kaders in het domein van Werk en Inkomen verplichten uitvoeringsorganisaties om cliënten in beleidsontwikkeling te laten participeren. Tegelijkertijd is het nu onduidelijk welke doelen de wetgever beoogt, wat organisaties onder cliëntenparticipatie verstaan, hoe zij daar invulling aan geven en welke beelden en verwachtingen andere betrokken hebben. Wij brengen in kaart hoe uitvoeringsorganisaties zoals UWV, SVB, gemeenten, het COA en DUO nu met cliëntenparticipatie omgaan. Ook gaan we met cliënten zelf in gesprek over de manier waarop zij denken dat cliënten bij beleid betrokken zouden moeten worden.

Het onderzoek komt op een interessant moment. Waar er kort voor en na de decentralisaties in onderzoek veel aandacht was voor cliëntenparticipatie, is deze aandacht de laatste jaren minder geworden. De resultaten van het onderzoek worden eind 2023 openbaar gemaakt.

Professionalisering van werkgeversdienstverlening

In arbeidsmarktregio’s werken partijen zoals UWV en gemeenten samen om personeelsvragen van werkgevers op te lossen. De Programmaraad Regionale Arbeidsmarkt ondersteunt de arbeidsmarktregio’s met middelen en kennisuitwisseling. Voor de Programmaraad zochten we uit hoe regio’s de middelen bedoeld voor het professionaliseren van werkgeversdienstverlening besteedden.

De volgende vragen stonden in dit onderzoek centraal:

1. Hoe hebben arbeidsmarkregio’s de middelen ingezet?
2. Wat hebben deze middelen in de ogen van de arbeidsmarktregio’s opgeleverd?
3. Wat zijn volgens de arbeidsmarktregio’s succesfactoren en knelpunten in het professionaliseren van de werkgeversdienstverlening?
4. Wat hebben arbeidsmarktregio’s nog meer nodig om werkgeversdienstverlening te kunnen professionaliseren?

Detacheringsfaciliteiten in de Participatiewet

De Participatiewet biedt gemeenten de mogelijkheid om mensen naar andere organisaties te detacheren. Hoe gemeenten die mogelijkheid invullen onderzochten we voor het SBCM.

Naar aanleiding van de evaluatie van het SCP liggen de fundamenten onder de Participatiewet zes jaar na de inwerkingtreding van de wet onder een vergrootglas. Aannames over maakbaarheid, zelfredzaamheid en doenvermogen leidden vijf jaar geleden tot een hoge verwachting van de participatiemogelijkheden van mensen voor wie reguliere arbeid niet vanzelfsprekend is. Maar inmiddels is duidelijk dat het voor velen niet heeft geleid tot meer kansen op betaald werk. Met name de groep die voorheen gebruik kon maken van de Wet sociale werkvoorziening heeft moeite om binnen de huidige wettelijke kaders de stap naar regulier werk te maken. Deze constatering leidt ertoe dat de fundamentele aannames onder de Participatiewet nu door het hele land weer voorzichtig ter discussie worden gesteld.

Binnen de context van deze discussie zoeken lokale overheden en regionale samenwerkingsverbanden naar de beste manier om hun re-integratieverantwoordelijkheden in te vullen. Zij kunnen hier een veelvoud van instrumenten voor inzetten. Detacheren is daar één van. In de wijze waarop gemeenten naar dit instrument kijken, zien we de reflecties op de aannames onder de Participatiewet terug. Is detacheren een instrument met aanvullende meerwaarde? Voor wie zou detacheren ingezet moeten worden? Hoe kunnen we de werknemers bestaanszekerheid bieden zonder te grote financiële risico’s te lopen? Die vragen beantwoordden we in opdracht van SBCM.

Vooronderzoek Kennisplaats Werk en Inkomen

Hoe kan een nieuwe kennisplaats bijdragen aan de vertaling van onderzoek naar de praktijk? Voor ZonMw gingen we met deze vraag aan de slag.

Een van de sleutels tot het verbeteren van de effectiviteit van ondersteuning op het gebied van werk en inkomen ligt besloten in het handelen van professionals. Re-integratieconsultenten, arbeidsdeskundigen, jobcoaches, werkbegeleiders, schuldhulpverleners en al die andere professionals zijn degenen die via de interactie met hun cliënten een duwtje in de goede richting kunnen geven.

Om deze professionals te helpen maatwerk te leveren, is er de laatste jaren meer aandacht gekomen voor evidence-based practice (EBP); het afwegen van kennis uit onderzoek, inzichten gebaseerd op de eigen ervaring en behoeften van de klant om tot effectieve beslissingen te komen. Het versterken van evidence based werken is één van de pijlers in het nieuwe ZonMw-programma Vakkundig aan het Werk 2. In dit programma is daarom ruimte gereserveerd voor de ontwikkeling van een plek waar kennis uit onderzoek naar de praktijk wordt vertaald. Deze plek heeft de werktitel ‘Kennisplaats’.

Ter voorbereiding op de mogelijke ontwikkeling van deze kennisplaats vroeg ZonMw aan Regioplan om een vooronderzoek uit te voeren. Dit vooronderzoek was bedoeld om bij landelijke organisaties behoeften, wensen en ideeën te inventariseren, om behoeften bij professionals, leidinggevenden en beleidsmakers af te tasten en om bestaande initiatieven op een rijtje te zetten. De resultaten van het vooronderzoek zijn niet openbaar.

Deel kleinere kinderopvangorganisaties worstelt nog met verplichte administratie

De meeste Nederlandse kinderopvangorganisaties hebben hun financiële administratie goed op orde, maar kleinere organisaties hebben soms moeite om te voldoen aan nieuwe wettelijke vereisten om maandelijks gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst. Dat blijkt uit onderzoek dat Regioplan recent uitvoerde in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Een goede informatievoorziening en gespecialiseerde software kunnen helpen om de maandelijkse gegevensaanlevering te verbeteren, vertelt onderzoeker Rosanne Schaap.

Sinds 1 januari 2022 zijn kinderopvangorganisaties wettelijk verplicht om maandelijks gegevens over de kinderopvang aan te leveren bij de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst. Doel van deze regeling is vooral om te voorkomen dat ouders onbedoeld fouten maken en een eventueel onterecht ontvangen toeslag moeten terugbetalen.

Hoe staat het ervoor?

Maar: in hoeverre hebben kinderopvangorganisaties hun financiële administratie en hun bedrijfsvoering op orde? Welke knelpunten ondervinden ze? En: hoe kunnen kinderopvangorganisaties beter ondersteund worden bij het uitvoeren van de financiële administratie? In opdracht van het ministerie van SZW deed Regioplan onlangs onderzoek naar deze en andere vragen, vertelt onderzoeker Rosanne Schaap. “We zijn eerst gaan praten met sleutelfiguren – bij het ministerie, bij de Belastingdienst en bij verschillende brancheorganisaties – om uit te vinden welke knelpunten zij zoal zien, als startpunt voor de rest van het onderzoek.”

“Vervolgens hebben we een enquête gehouden onder kinderopvangorganisaties over de huidige staat van de financiële administratie en bedrijfsvoering en hun ervaringen met het uitvoeren van de financiële administratie. Ook hebben we tien kinderopvangorganisaties nader onderzocht in een casestudy. Verder hebben we in kaart gebracht welke softwarepakketten er zoal in de markt beschikbaar zijn, waarbij we onderscheid hebben gemaakt tussen softwarepakketten die specifiek zijn ontwikkeld voor de kinderopvang en algemeen boekhoudkundige softwarepakketten.”

“Ook hebben we gekeken naar Initiatieven binnen en buiten de kinderopvangsector waar kinderopvangorganisaties gebruik van kunnen maken ter ondersteuning van de financiële administratie. Ten slotte hebben we een zogenoemde inzichtensessie georganiseerd met verschillende partijen in de sector. Wat betekenen de gevonden resultaten? En: wat zouden goede verbeterinitiatieven zijn?”

Goed op orde

Een belangrijke conclusie van het onderzoek is dat de meeste kinderopvangorganisaties hun financiële administratie vrij goed op orde hebben, schetst Rosanne. “Bij de meeste organisaties loopt het eigenlijk gewoon goed. Zeker naarmate organisaties wat groter zijn, hebben ze vaker softwarepakketten aangeschaft die hen helpen bij het bijhouden van de administratie. De meer gespecialiseerde softwarepakketten bevatten bovendien vaak een automatische koppeling met de systemen van de Belastingdienst, wat de kans op fouten vermindert. Ook hebben grotere organisaties vaker één of meerdere financieel medewerkers in dienst.”

Grotere kans op fouten

Kleinere organisaties doen hun administratie dan weer vaker handmatig in een tool als Excel, vervolgt Rosanne. “Dat vergroot de kans op fouten. Bovendien hebben kleinere organisaties vaak geen financieel medewerker in dienst. Dan doet bijvoorbeeld de directeur of een leidinggevende de administratie zelf, terwijl ze zich ook bezighouden met de zorg en opvang van kinderen. Ook dat zorgt voor een grotere kans op fouten.”

De kinderopvangorganisaties die naar eigen zeggen moeite hebben met de maandelijkse aanlevering, geven een gebrek aan tijd als belangrijke reden hiervoor, vervolgt Rosanne. “Soms ontbreken de gegevens van de ouders. En sommige kinderopvangorganisaties geven aan dat de uitvoering van de financiële administratie simpelweg geen prioriteit heeft.”

Centraal informatiepunt

Het brengt de onderzoekers tot een aantal aanbevelingen om de maandelijkse gegevenslevering verder te verbeteren. Eén aanbeveling is om alle actuele informatie rond verplichte administraties op één centrale plek beschikbaar te stellen, vertelt Rosanne. “Er is al veel informatie beschikbaar voor kinderopvangorganisaties, alleen is die nu nog vaak versnipperd. Een centraal informatiepunt zou wat dat betreft een uitkomst zijn.”

“In het verlengde daarvan raden we het ministerie aan om te investeren in een e-learningmodule over de uitvoering van de regelgeving rond de financiële administratie. In algemene zin raden we aan om de beschikbare hulpmiddelen en informatie zo eenvoudig mogelijk te houden.”

Softwaregebruik stimuleren

Het gebruik van software helpt verder – zo blijkt uit het onderzoek – enorm om de maandelijkse gegevensaanlevering te stroomlijnen, vertelt Rosanne. “De overheid zou er daarom bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om het gebruik van software te stimuleren. Nader onderzoek is nodig om te bepalen wat de beste optie is.”

Meer weten?

Lees dan het eindrapport en bekijk de infographic. Of neem contact op met Rosanne.

Nieuwkomers en Werk: wat werkt bij het begeleiden van nieuwkomers naar de arbeidsmarkt?

door Marina Lazëri en Job Velseboer

Statushouders aan het werk

In april 2023 berichtte het CBS dat het aantal statushouders met werk in 2022 is toegenomen in vergelijking met het jaar ervoor. Van het cohort dat in 2014 een verblijfsvergunning kreeg, heeft 45% een baan. Dat is goed nieuws, maar betekent wel dat de arbeidsparticipatie nog altijd verbeterd kan worden. Dit geldt nog meer voor statushouders die minder lang in Nederland zijn. Uit onderzoek blijkt dat statushouders belemmeringen kunnen ervaren bij het verkennen van de arbeidsmarkt, het vinden van een betaalde baan, en het behouden van een duurzame baan. Denk hierbij aan het voldoende beheersen van de Nederlandse taal, het hebben van sociale netwerken die nieuwkomers wegwijs kunnen maken op de arbeidsmarkt, en het hebben van voldoende kennis over de arbeidsmarkt en relevante sectoren.

Om een oplossing te bieden voor deze en andere knelpunten, zet een breed scala aan initiatieven zich in om statushouders te begeleiden op weg naar betaald werk. Dit doen zij bijvoorbeeld door het aanbieden van leerwerktrajecten, matching met werkgevers, of het verzorgen van vaktaallessen aan statushouders. Het Platform Nieuwkomers en Werk ondersteunt initiatieven die statushouders naar werk begeleiden. Het platform wordt gefinancierd door de Goldschmeding Foundation en beheerd door OpenEmbassy. Bij Regioplan evalueren wij de initiatieven die worden ondersteund door het platform. We onderzoeken wat wel en niet werkt bij het begeleiden van statushouders naar betaald werk, en vertalen dit naar lessen en handvatten voor het initiatief en het platform. Op deze manier dragen we bij aan een inclusieve arbeidsmarkt voor statushouders, en de kennisverwerving over de ‘werkzame mechanismen’ die hen naar werk begeleiden.

Het evalueren van de initiatieven

Al sinds 2019 doen we onafhankelijk onderzoek naar de initiatieven die door het platform worden ondersteund, en naar de methoden die zij hebben ontwikkeld om statushouders naar werk te begeleiden. Hierbij brengen we in beeld op welke manier de initiatieven dit beogen te doen (1), en onderzoeken we in hoeverre de initiatieven deze doelen realiseren (2). Dit doen we met name door middel van het opstellen van de beleidstheorie van de initiatieven, het uitzetten van vragenlijsten, en door interviews af te nemen met deelnemers, werkgevers, en andere betrokkenen.

De initiatieven kunnen variëren in aard en omvang. Het kan gaan om kleinschalige trajecten die een groep nieuwkomers willen bereiken met een specifieke vakinhoudelijke achtergrond, maar het kan ook gaan om grootschalige trajecten die een groter aantal statushouders willen begeleiden naar betaald werk. Momenteel richt het platform zich op initiatieven die gericht zijn op de sectoren zorg en ICT, naar aanleiding van de arbeidstekorten in beide sectoren. Zo beoogt het platform een tweezijdige maatschappelijke impact te hebben: nieuwkomers ondersteunen bij het vinden en behouden van werk, en arbeidstekorten in twee sleutelsectoren aanpakken. In ons evaluatieonderzoek houden we de ontwikkelingen binnen deze sectoren dan ook nadrukkelijk in de gaten.

Het platform richt zich op nieuwkomers. In de praktijk betekent dit dat de initiatieven gericht zijn op statushouders, maar ook meer algemeen op mensen met een migratieachtergrond die recentelijk naar Nederland zijn gekomen en hier uitdagingen ondervinden bij hun arbeidsparticipatie. De doelgroep van de initiatieven kan hierdoor bestaan uit mensen met een vluchtachtergrond, maar ook uit gezinsmigranten, of een enkele EU-migrant.

Geleerde lessen uit de praktijk

In de afgelopen jaren dat we de initiatieven die betrokken zijn bij het platform hebben geëvalueerd, hebben we veel inzichten verkregen over wat werkt bij het begeleiden van nieuwkomers naar werk. Door de verschillende initiatieven te onderzoeken, kunnen we elementen van een aanpak identificeren die ervoor kunnen zorgen dat een initiatief haar doelen realiseert. Hier zien we bijvoorbeeld de onderstaande mechanismen nadrukkelijk een rol spelen in een succesvolle aanpak:

• Intensief contact, begeleiding en ondersteuning van de deelnemers zijn de sleutels tot succes voor veel initiatieven. Zo kunnen deelnemers voldoende oefenen met de vaardigheden die ze nodig hebben om succesvol aan het werk te gaan.

• Afspraken met werkgevers vanaf de start van het traject: vaak ligt het knelpunt voor nieuwkomers op de arbeidsmarkt bij werkgevers en hun aarzelingen om nieuwkomers aan te nemen. Wanneer initiatieven zich inzetten op verbinding met werkgevers, en ook vroeg contact tussen werkgevers en deelnemers faciliteren, zijn de werkgevers meer bekend met het initiatief en de doelgroep. Hierdoor kunnen zij meer bereid worden om samen met de doelgroep te werken. Bekend maakt bemind, in veel gevallen.

• Wanneer initiatieven zelfredzaamheid bij nieuwkomers faciliteren dragen ze bij aan hogere slagingskansen voor deelnemers. Nieuwkomers kunnen duurzamer deelnemen aan de arbeidsmarkt, en hebben ook meer agency met betrekking tot hun eigen wensen en toekomstperspectief.

• Ook als deelnemers meer inzicht krijgen in de Nederlandse werkcultuur maken ze meer kans op succesvolle deelname aan de arbeidsmarkt. Niet alleen kunnen ze makkelijker aan een baan komen, maar ze kunnen ook makkelijker langdurige arbeidsrelaties aangaan doordat ze bekend zijn met verwachtingen op de werkvloer.

• Initiatieven die bijdragen aan taalverwerving van de deelnemers bieden hen ook meer kansen op de arbeidsmarkt. Zo kunnen deelnemers de Nederlandse arbeidsmarkt beter navigeren, en vergroten zij ook hun baankansen voor meer gespecialiseerde arbeidsposities. Ook nadrukkelijke aandacht voor verschillende taalniveaus van deelnemers is belangrijk gedurende een traject, omdat nieuwkomers verschillende behoeften kunnen hebben met betrekking tot taal.

• Verder is nazorg een belangrijk werkzaam component van initiatieven. Een traject is niet afgerond als deelnemers een training of een ander programma doorlopen. Om duurzame arbeidsparticipatie te waarborgen, kunnen initiatieven ondersteuning en begeleiding aanbieden, ook wanneer de deelnemers al een baan hebben gevonden. Zo kunnen deelnemers eventuele uitdagingen en knelpunten die ze op de werkvloer tegenkomen bespreken in een vertrouwde context.

Aandachtspunten en kansen

Naast de succesfactoren die we tegenkomen in de evaluaties kunnen de initiatieven alsnog geconfronteerd worden met uitdagingen en belemmeringen:

• Werkgevers werven blijft een grote uitdaging. Soms vergt de samenwerking met de initiatieven en de deelnemers namelijk een grotere tijdsinvestering dan de werkgevers gewend zijn. Hoe kunnen initiatieven meer werkgevers geïnteresseerd krijgen in de samenwerking?

• Taal blijft een aandachtspunt, met name voor werkgevers. Soms willen werkgevers een hoger taalniveau van de deelnemers dan deelnemers machtig zijn. Maar ook als het hebben van een bepaald taalniveau geen vereiste is voor een werkgever, moeten de meeste nieuwkomers alsnog voldoen aan taaleisen vanuit hun inburgeringstraject voordat zij kunnen deelnemen aan een initiatief. Daarnaast willen nieuwkomers zich ook graag comfortabel voelen op de werkvloer en in informele gesprekken, en ervaren zij de taal dan soms als een belemmering. Hoe kunnen de initiatieven verdere taalontwikkeling ondersteunen? En hoe kunnen initiatieven (nog) beter de mogelijkheden verkennen waarbij taal minder centraal staat?

• De tijdsbesteding vanuit initiatieven en werkgevers kan een knelpunt vormen. Wanneer intensieve begeleiding van deelnemers nodig is, die buiten een regulier takenpakket valt, zijn betrokkenen soms minder geneigd om de meerwaarde van een initiatief te zien. Hoe kunnen initiatieven werkgevers hierin ondersteunen?

Er zijn kansen om deze en andere uitdagingen aan te pakken, met name door de genoemde werkzame elementen die we hebben geïdentificeerd in de initiatieven. Het blijft een aandachtspunt voor initiatieven die nieuwkomers naar werk willen begeleiden, om hun aanpak aan te laten sluiten bij deze knelpunten. Het continu ontwikkelen van innovatieve initiatieven, gebaseerd op wat we al weten over de arbeidstoeleiding van nieuwkomers, kan de arbeidsparticipatie dan ook sterk verbeteren.

Daarnaast zien we groeimogelijkheden bij de samenwerking tussen verschillende initiatieven en organisaties die nieuwkomers (willen) ondersteunen. Initiatieven onderscheiden zich van elkaar in hoe effectief zij een bepaald aspect van het begeleiden van nieuwkomers naar werk aanpakken. Zo weten sommige initiatieven beter de zelfredzaamheid van nieuwkomers aan te moedigen, zijn andere initiatieven in de gelegenheid om uitgebreide taalondersteuning aan te bieden, en is er een aantal initiatieven dat erin slaagt om werkgevers al vroeg met deelnemers te verbinden. Door intensievere samenwerking kunnen initiatieven zich specialiseren in wat ze het beste doen, maar kunnen ze tegelijkertijd ook hun kennis en kunde aan andere initiatieven overdragen. Kennisverwerving is dan ook een gezamenlijk project, en door ons evaluatieonderzoek dragen we hieraan bij.

Regioplan is als onderzoekspartner ook betrokken bij het Platform Jongeren en Werk, waarbij we de impact evalueren van betrokken initiatieven die door het platform worden ondersteund. Deze initiatieven zetten zich in om jongeren aan het werk te krijgen en helpen hen om duurzaam aan het werk te blijven, ook de meest kwetsbare jongeren.

Meer mogelijkheden voor jongeren met bijbaantje of vakantiewerk

Bied jongeren met een bijbaantje of vakantiewerk de mogelijkheid om ook op zondagen te werken. En verbied flitsbezorging voor kinderen jonger dan 16 jaar. Dit zijn twee belangrijke aanbevelingen uit ons onderzoek naar modernisering van de wetgeving rondom kinderarbeid. Minister Van Gennip (SZW) heeft inmiddels laten weten deze (en andere) aanbevelingen over te nemen, zo blijkt uit haar onlangs gepubliceerde beleidsreactie.

Veel Nederlandse kinderen hebben een bijbaantje of doen vakantiewerk; bijvoorbeeld als vakkenvuller in de supermarkt, als bezorger van reclamefolders of – als ze wat ouder zijn – in de horeca. Van de 13- en 14-jarigen heeft ongeveer 30 procent een bijbaantje of vakantiewerk; onder 15- en 16-jarigen is dat ongeveer 60 procent.

Kinderarbeid: strikte regels

Alweer even geleden onderzocht Regioplan – in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – welke mogelijkheden er zijn om de bestaande wet- en regelgeving rondom kinderarbeid te moderniseren, vertelt onderzoeker Jacob van der Wel. “De regels rondom kinderarbeid zijn strikt. Zo mogen 13- tot 15-jarigen in totaal maximaal twaalf uur per week werken, maar alleen tot 19.00 uur en niet op zondag. Ook mogen kinderen van deze leeftijd niet werken in een horecagelegenheid.”

Ruimere mogelijkheden

Om deze bestaande regels beter te laten aansluiten op de maatschappelijke ontwikkelingen – zoals het feit dat winkels op steeds meer plekken op zondag open zijn – heeft Regioplan de aanbeveling gedaan om werken voor kinderen ook op zondag mogelijk maken. Ook zouden 13- tot 15-jarigen op niet-schooldagen tot 20.00 uur moeten mogen werken; een uur langer dus dan voorheen.

Deze aanbevelingen zijn door de minister overgenomen, vertelt Jacob. “De totale toegestane werktijd per week verandert niet; die blijft twaalf uur. Maar kinderen hebben nu wel de mogelijkheid om bijvoorbeeld ook op zondag vakken te vullen. Andere aanbevelingen – bijvoorbeeld om de leeftijd om achter de kassa te mogen werken te verlagen van 16 naar 15 jaar – nam de minister niet over.”

Uitgebreide reactie

Wat dit onderzoek volgens Jacob bijzonder maakt, is de uitgebreide beleidsreactie die minister Karien van Gennip gaf op het onderzoek van Regioplan. “Het komt niet zo vaak voor dat een minister per aanbeveling haar afwegingen openbaar maakt en uitgebreid beargumenteert waarom ze bepaalde zaken wel, en andere níet overneemt. Voor ons als beleidsonderzoekers is dat natuurlijk enorm interessant en leuk om te zien.”

Flitsbezorgers en influencers

Een aanbeveling die de minister wel overnam, is een expliciet verbod op flitsbezorging van boodschappen voor kinderen tot 16 jaar; het rijden op een elektrische fiets in druk verkeer is te gevaarlijk, en de druk om de boodschappen snel af te leveren is voor veel 16-minners te groot. In de media werd vooral dit verbod eruit gelicht, merkte Jacob. “Terwijl er in de praktijk al heel weinig kinderen van onder de 16 zijn die voor een flitsbezorger werken.”

Verder was er in de media veel aandacht voor de status van jonge influencers: kinderen die geld verdienen met vloggen. Jacob: “Onze aanbeveling – die de minister nu gaat onderzoeken – is om deze jonge influencers te laten vallen onder dezelfde regels als jonge artiesten, die maar een beperkt aantal dagen in het jaar mogen werken. Maar ook hierbij is het goed om te beseffen dat het in de praktijk gaat om een zeer beperkte groep.”

Beter passend

De belangrijkste door de minister overgenomen aanbeveling is toch vooral de versoepeling van de toegestane werktijden, benadrukt Jacob. “Kinderen met een bijbaantje of vakantie geven aan dat ze het werk doorgaans leuk vinden en dat het een mooie gelegenheid biedt om wat bij te verdienen. Met de nieuwe regels biedt de minister deze kinderen nét wat meer ruimte, beter passend bij de huidige maatschappij.”

Meer weten?

Lees dan ons eindrapport. Of neem contact op met Jacob.

Onderzoek Platform Nieuwkomers en Werk

Platform Nieuwkomers en Werk is een programma dat initiatieven ondersteunt die nieuwkomers in Nederland naar werk begeleiden. Het platform wordt gefinancierd door de Goldschmeding Foundation en beheerd door OpenEmbassy.

Al sinds 2019 doet Regioplan onafhankelijk onderzoek naar de initiatieven die worden ondersteund en naar de methodieken die het Platform heeft ontwikkeld om nieuwkomers naar werk toe te leiden. Wij volgen de initiatieven en evalueren ze aan de hand van ‘realistische evaluatie’. Hierbij brengen we in beeld hoe initiatieven nieuwkomers naar werk toe willen leiden en onderzoeken in hoeverre de initiatieven slagen in het realiseren van hun doelen. De initiatieven variëren in omvang en aard: het kan werkgevers betreffen die specifieke en kleinschalige trajecten willen inrichten voor nieuwkomers, maar ook initiatieven specifiek opgericht om grotere aantallen nieuwkomers te begeleiden naar werk.

Momenteel richt het platform zich op de sectoren zorg en ICT. In ons onderzoek besteden we daarom ook aandacht aan de specifieke kenmerken van deze sectoren en hoe ze worden geadresseerd door de initiatieven.

We brengen voor elk evaluatieonderzoek een eindrapportage uit. Ook brengen we jaarlijks een overkoepelend rapport uit, waarin we de belangrijkste lessen, aandachtspunten en resultaten samenvatten van de initiatieven die bij het platform zijn aangesloten.

Meer weten?

– In dit rapport gaan we dieper in op de belangrijkste bevindingen die we de afgelopen jaren hebben opgedaan tijdens dit onderzoek.
– Eerder al schreven onderzoekers Marina Lazëri en Job Velseboer een artikel over de belangrijkste geleerde lessen, inzichten en kansen.