Nationale Drug Monitor (NDM): actuele cijfers rondom drugs en criminaliteit

Wat zijn de laatste cijfers en ontwikkelingen op het gebied van illegale handel en productie van drugs? En wat zijn de actuele trends en cijfers rondom alcohol- en drugsgerelateerde criminaliteit en overlast? Deze en andere vragen keren terug in de Nationale Drug Monitor (NDM), waaraan ook Regioplan de afgelopen drie jaar een bijdrage heeft geleverd.

In Nederland volgen tal van organisaties de ontwikkelingen op het gebied van criminaliteit, overlast, drugs, alcohol en tabak. Ook verschijnen er in hoog tempo (wetenschappelijke) publicaties op dit terrein.

NDM: actueel overzicht

Voor beleidsmakers, professionals in de praktijk en diverse andere doelgroepen biedt de Nationale Drug Monitor (NDM) een actueel overzicht in de grote stroom aan informatie. De NDM geeft een overzicht van de laatste cijfers over het gebruik van alcohol, tabak, drugs, en ontwikkelingen in wetgeving, beleid, en alcohol- en druggerelateerde criminaliteit en overlast.

Twee onderdelen

Het Trimbos-Instituut produceert de NDM als geheel. In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid draagt ook Regioplan met onderzoek bij aan de NDM, vertelt onderzoeker Niels Raaijmakers. “Specifiek waren we de afgelopen jaren verantwoordelijk voor twee onderdelen. Het eerste onderdeel, over illegale handel, bezit en productie, behandelt onder andere de ontwikkelingen op het gebied van ontmantelde productielocaties, smokkelroutes, de opsporing en vervolging van Opiumwetdelicten, en recidive van Opiumwetdelinquenten.”

“In het andere onderdeel, over alcohol- en drugsgerelateerde criminaliteit en overlast, behandelen we onder andere nieuwe ontwikkelingen rondom verslavingsproblematiek in het gevangeniswezen, rijden onder invloed, alcohol- en drugsgebruik bij verdachten, en de activiteiten van de reclassering op dit gebied.”

Opnieuw daling instroom Opiumwetzaken

De laatste tussentijdse update van de NDM verscheen afgelopen februari, schetst Niels. “Daaruit bleek onder meer dat de instroom van Opiumwetzaken bij het OM in 2021 net als in 2020 daalde. Dat kwam vooral door de daling in ingestroomde zaken rondom cannabisteelt. Het aantal ingestroomde harddrugszaken nam namelijk wel toe, vooral rondom bezit van harddrugs.”

“Daarnaast bleek uit de update ook dat het aantal drugsonderzoeken dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) uitvoert wegens rijden onder invloed – in het kader van de Wet Middelenonderzoek bij geweldplegers – in 2021 is toegenomen. In dat jaar werden er 14.125 drugsonderzoeken wegens rijden onder invloed uitgevoerd, terwijl dit er in 2020 en 2019 nog respectievelijk 12.702 en 11.120 waren.”

Updaten van de informatie

Regioplan verzamelt cijfers en bronnen van verschillende partners in de strafrechtketen – zoals de politie, het Openbaar Ministerie (OM), de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de reclassering – en brengt de verschillende inzichten samen in de betreffende NDM-onderdelen. Verder organiseerde Regioplan jaarlijks meerdere zogenoemde duidingssessies, vertelt Niels. “Aan deze sessies nemen experts uit de strafrechtketen en de academische wereld deel. In de sessies vragen we hen naar mogelijke verklaringen voor trends, trendbreuken of andere opvallende bevindingen. Op die manier kunnen we de feiten en cijfers verder verrijken met ervaringen uit de praktijk en de wetenschap.”

Meer weten?

• De Nationale Drug Monitor bevat tal van interessante feiten en cijfers over illegale handel, bezit en productie en over alcohol- en drugsgerelateerde criminaliteit en overlast in Nederland.

Werken houdt criminaliteit op afstand

Jongeren en jongvolwassenen zonder baan lopen een hoger risico om betrokken te raken bij (ondermijnende) criminaliteit. Inzetten op betaald werk is daarom van groot belang bij de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.

Eerder onderzoek wijst op werk als beschermende factor tegen ondermijnende criminaliteit; inkomsten uit werk verkleinen de kans op financiële problemen, en verminderen daardoor de kwetsbaarheid voor rekrutering van ondermijnende criminaliteit.

Ondermijning: centraal thema

Ondermijning door georganiseerde criminaliteit is de afgelopen jaren een centraal thema in het veiligheidsbeleid van politie, justitie en bestuurlijke partners geworden. Zo zette het kabinet-Rutte III een zogenoemd Breed Offensief tegen Georganiseerde Criminaliteit (BOTOC) op. Binnen BOTOC werken acht gemeenten aan een geïntegreerde, preventieve aanpak van georganiseerde criminaliteit. Dit wordt uitgebreid naar nieuwe of aanvullende aanpakken in zestien gemeenten.

Daarnaast biedt het ministerie van SZW met het Impulsprogramma Voorkomen van Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit SZW ondersteuning aan initiatieven door de integrale aanpak te versterken met werkgerichte invalshoeken.

Preventieve aanpak

In het verlengde hiervan onderzochten wij – in opdracht van het ministerie van SZW – hoe gemeenten de samenwerking tussen de domeinen Veiligheid en Werk & Inkomen (W&I) kunnen vormgeven, zodat werk een essentieel en substantieel onderdeel wordt van de preventieve aanpak van ondermijning.

Daarvoor brachten we zowel belemmerende als stimulerende factoren in kaart, aan de hand van literatuuronderzoek en verdiepende interviews met vertegenwoordigers van gemeenten en andere betrokken partijen.

Weinig samenwerking

Ons onderzoek maakt onder meer duidelijk dat de afdelingen Veiligheid en W&I bij de meeste gemeenten met een preventieve aanpak van ondermijning, niet of nauwelijks samenwerken bij de vormgeving van hun aanpakken. Betrokkenen zeggen elkaars afdelingen niet goed te kennen, waardoor de toegevoegde waarde van W&I in veel gevallen niet genoeg bekend is bij de afdeling Veiligheid.

Ook sluit het reguliere aanbod van arbeidstoeleiding binnen de gemeentelijke initiatieven – bijvoorbeeld via re-integratiebedrijven of sociale werkplaatsen – niet altijd even goed aan bij de jeugdige (criminele) doelgroep.

Coaches en ondernemers

Liever werken gemeenten daarom buiten het reguliere systeem om, bijvoorbeeld via ‘outreachend’ werkende coaches of lokale ondernemers die de doelgroep actief benaderen en hulp aanbieden. Ook worden ervaringsdeskundigen ingezet die jongeren die dreigen af te glijden, indringend confronteren met de negatieve kanten van hun keuzes. Zo hopen de gemeenten dat een baan alsnog aantrekkelijker wordt dan geld verdienen met criminaliteit.

Tegelijkertijd is motiveren en begeleiding van de doelgroep lastig: veel criminele jongeren en jongvolwassen zijn gewend geraakt aan het verdienen van veel en relatief gemakkelijk crimineel geld en de bijbehorende status. Een deel van de legale werksectoren waarin zij kunnen werken, hebben bij hen bovendien een negatief imago. Ook de gemeenten hebben geen goed imago bij deze doelgroep.

Conclusies

Gemeenten die hebben geïnvesteerd in de samenwerking tussen de afdelingen Veiligheid en W&I (en andere partijen), blijken daarvan in de preventieve aanpak van ondermijning de vruchten te plukken. Daarbij geldt dat voldoende (bestuurlijk) draagvlak binnen de organisatie de uitvoering van de aanpak bevordert.

Verder blijkt een outreachende aanpak essentieel om deze doelgroep naar werk te begeleiden, in de vorm van coaches of jongerenwerkers die ‘de jongere oppakken en niet meer loslaten’ totdat hij of zij weer op het juiste pad is beland. Het opbouwen van een vertrouwensband, met begeleiding die aansluit bij het levensritme en de belevingswereld van de doelgroep, is daarbij cruciaal.

Aanbevelingen

Voor een succesvolle, preventieve aanpak van ondermijnende criminaliteit, is het belangrijk dat gemeenten investeren in de interne, domeinoverstijgende samenwerking tussen de afdelingen Veiligheid en W&I. Het is raadzaam om bij de verschillende afdelingen te investeren in kennis en bewustwording van verantwoordelijkheden in de preventieve aanpak van ondermijning. Daarvoor zijn tools beschikbaar bij onder andere de VNG, het CCV en Divosa.

Ook is het belangrijk dat gemeenten verkennen of samenwerking met externe partijen (zoals coaches en jongerenwerkers) nodig is om de doelgroep naar arbeid toe te leiden. Een persoonsgerichte en integrale aanpak is daarbij essentieel; door de jongeren integraal te ondersteunen, kan toekomstperspectief worden geboden.

Tot slot kunnen gemeenten (nog) meer inzetten op de samenwerking met geschikte, lokale werkgevers en onderwijsinstellingen voor jongeren die nog leerplichtig zijn.

Meer weten?

Ons eindrapport bevat nog veel meer achtergronden, conclusies en aanbevelingen.

“Intensieve regie op complexe casuïstiek wérkt”

Complexe casuïstiek vraagt om een intensieve vorm van regie. De gemeente Goeree-Overflakkee werkt inmiddels ruim twee jaar met zogenoemde intensieve casusregie bij casussen met complex huiselijk geweld. Onze recente evaluatie laat zien dat die aanpak werkt en werpt meer licht op de werkzame mechanismen.

In complexe casuïstiek komen problemen op verschillende leefdomeinen en bij verschillende betrokkenen (gezinsleden, (ex-)partners, familieleden) bij elkaar. Die problematiek beïnvloedt ook de relatie tussen deze betrokkenen.

Om in zulke complexe casussen effectief hulp te kunnen verlenen, is intensieve regie op de casus essentieel. Alleen op die manier kunnen alle problemen in samenhang worden aangepakt en kunnen de verschillende lijnen van hulp en interventie blijvend op elkaar worden afgestemd.

Evaluatie: intensieve casusregie op Goeree-Overflakkee

De gemeente Goeree-Overflakkee werkt inmiddels ruim twee jaar met intensief casusregisseurs (ICR’s) op complexe huiselijk-geweldcasussen. De casusregisseurs zijn werkzaam binnen de lokale toegang tot zorg en ondersteuning en zijn intensief en langdurig betrokken.

Recent evalueerden we de aanpak op Goeree-Overflakkee. Het onderzoek laat duidelijk zien dat deze aanpak op basis van intensieve casusregie werkt, vertelt projectleider Katrien de Vaan. “De effectiviteit van de aanpak blijkt te worden bepaald door drie mechanismen. Om te beginnen door de houding van de casusregisseur, die meerstemmig werkt richting gezin en ketenpartners. Een ander belangrijk mechanisme is de intensieve werkwijze van holistisch en systemisch analyseren. Ten slotte is de positionering van de casusregisseur, als langdurig betrokken ‘spin in het web’ van de hulpverlening, een belangrijke succesfactor.”

Intensieve casusregie leidt er volgens Katrien toe dat de direct betrokkenen gemotiveerd zijn voor hulp, dat die hulp aansluit bij wat ze nodig hebben, en dat de hulp doorloopt zo lang als nodig is. “Dat leidt uiteindelijk tot het waargenomen effect: de zeer beperkte terugval in casussen die door casusregisseurs zijn afgesloten, en de vorderingen in het doorbreken van patronen in casussen die nog níet afgesloten zijn.”

Randvoorwaarden

De genoemde mechanismen werken niet vanzelf, maar vereisen onder andere:
• voldoende tijd om tot opbouw van een volledige caseload te komen;
• de mogelijkheid voor casusregisseurs om hun tijd flexibel in te delen, afhankelijk van wat een casus vraagt;
• de ruimte om buiten staande structuren te werken en de inzet van zowel casusregisseurs als management om dat daadwerkelijk mogelijk te maken;
• de juiste kennis, vaardigheden en ervaring bij de uitvoerders van intensieve casusregie;
• een duidelijke en stevige positionering;
• een duidelijk belegde verantwoordelijkheid voor implementatie.

Katrien: “De intensieve regie op complexe casuïstiek vanuit lokale teams sluit aan bij wat het Toekomstscenario Kind en Gezinsbescherming van lokale teams zal gaan vragen, en waar ook het Kwaliteitskader Werken aan veiligheid voor lokale (wijk)teams en gemeenten op aangepast zal worden. Ons onderzoek bevat dan ook belangrijke en bruikbare lessen voor de ontwikkeling van een lokale aanpak rondom onveiligheid in gezinnen in de nabije toekomst.”

Meer weten?

Lees ons eindrapport. Of neem contact op met Katrien.

Klachtenstelsel po en vo: nader onderzoek 2022

Voor personeelsleden, ouders en (in het voortgezet onderwijs) leerlingen bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen. Regioplan deed onderzoek naar het functioneren van de klachtenregeling en het klachtenstelsel in het primair en voortgezet onderwijs.

Het klachtenstelsel is een complex stelsel met verschillende routes en betrokken partijen. Een belangrijk onderscheid wordt gemaakt tussen de informele fase in scholen (de voorfase), waarbij de vertrouwenspersoon een sleutelrol heeft, en de formele fase, via een klachtencommissie. De meeste klachten worden afgehandeld zonder formele klachtenprocedure. Uit het onderzoek blijkt dat de mogelijkheden voor klachtenafhandeling vaak nog ondoorzichtig zijn. Dit vraagt om een betere informatievoorziening vanuit scholen.

Belemmeringen

Sommige ouders, personeelsleden en leerlingen voelen een belemmering om een melding te maken of klacht in te dienen bij de school. Dit heeft vaak te maken met angst voor gevolgen of denken dat een klachtenprocedure geen nut heeft. Ook kan het gebrek aan een externe vertrouwenspersoon in de school reden zijn om zich niet te melden. Binnen scholen varieert de professionaliteit van vertrouwenspersonen, zij delen bijvoorbeeld in sommige gevallen geen jaarverslag of periodiek overzicht. Ook de facilitering in tijd en middelen blijft vaak achter.

Beperkt zicht op vervolgstappen

Scholen zijn verplicht om zich aan te sluiten bij een klachtencommissie op landelijk, regionaal of lokaal niveau. De meeste scholen zijn aangesloten bij een landelijke commissie. Deze landelijke partijen zetten ook actief in op professionalisering en kennisdeling. Bij regionale of lokale commissies gebeurt dat meer informeel. Maar een klein deel van de ingediende klachten wordt gegrond verkaard. Soms wordt ook klacht voorafgaand aan een procedure al ingetrokken, omdat partijen er ondering toch uitkomen. De ervaring is dat procedures soms lang kunnen duren. De adviezen van klachtencommissies zijn niet bindend. Daarom is er maar beperkt zicht op de vervolgstappen die scholen zetten.

Aanbevelingen

Op basis van het onderzoek komen wij tot een aantal aanbevelingen, zowel voor de voorfase als de procedures bij klachtencommissies:

1. Zorg voor beter vindbare en toegankelijke informatie over klachtenprocedures
2. Zorg in alle scholen voor ten minste één interne en één externe vertrouwenspersoon
3. Borg de professionaliteit van vertrouwenspersonen beter
4. Laat scholen verplicht aansluiten bij een landelijke klachtencommissie
5. Zorg voor een snellere afhandeling van klachten
6. Maak het advies van klachtencommissies bindend

“Enorm leuk om samen te bouwen aan een nieuwe organisatie”

Zorg & Veiligheid: het is een werkveld waarin Katrien de Vaan zich al jaren als een vis in het water voelt. Inmiddels heeft ze ook haar eerste jaar als directielid erop zitten. “Ik haal nog altijd veel energie uit het zelf uitvoeren van projecten.”

Zorg & Veiligheid was niet de richting waarin Katriens loopbaan zich in eerste instantie ontwikkelde. Na haar studie Geschiedenis wilde ze graag de onderzoekswereld in, maar promotieplekken waren op dat moment schaars, blikt ze terug. “Zo kwam ik terecht bij de gemeente Haarlemmermeer, op de raadsgriffie. Daar raakte ik gefascineerd door het politiek-bestuurlijke krachtenveld binnen een gemeente. Maar: het onderzoek bleef trekken. Uiteindelijk kwam ik terecht bij een onderzoeksbureau dat mensen zocht speciaal voor rekenkameronderzoek: iets waar mijn ervaring op de griffie mij inmiddels de perfecte basis voor had gegeven.”

In 2009 maakte Katrien de overstap naar Regioplan, als onderzoeker binnen het toenmalige cluster Criminaliteit & Veiligheid. In de loop der jaren bouwde ze via tientallen projecten vervolgens gestaag aan haar profiel als projectleider en adviseur op het gebied van zorg en veiligheid. “Veiligheid binnen gezinnen, jeugdbescherming, maar ook de inrichting van het sociaal domein: ik vond en vind het enorm interessante thema’s om me in te verdiepen. Niet alleen omdat het inhoudelijk interessante thema’s zijn, maar ook omdat juist deze onderwerpen op bestuurlijk niveau voortdurend in beweging zijn.”

Decentralisatie van de jeugdzorg

Als voorbeeld noemt Katrien de decentralisatie van de jeugdzorg, in 2015. “Die decentralisatie – waarbij de gemeenten verantwoordelijk werden gemaakt voor de jeugdzorg – heeft allerlei nieuwe uitdagingen opgeleverd. Opeens werd er heel erg gestuurd op beheersbaarheid, maar daardoor verdwenen het beoogde langetermijneffect en de effectiviteit van het beleid uit beeld. Dat levert een hele ingewikkelde en interessante spanning op. De meeste gemeenten zijn intrinsiek namelijk best gemotiveerd om te doen wat er nodig is, maar om écht effectief te zijn zullen ze moeten investeren. Ze moeten dieper in de materie duiken, meer tijd aan een casus besteden, beter proberen te begrijpen wat er precies aan de hand is.”

“Maar het probleem is dat zo’n investering niet meteen rendeert; daar gaan vaak jaren overheen. Daar komt bij dat, als de gemeenten het goed doen, er uiteindelijk minder specialistische zorg nodig is – maar die ligt dan weer niet bij gemeenten zélf. Uiteindelijk plukken de gemeenten zelf dus niet de financiële vruchten van hun eigen beleid. Het beheersmatigheidsdenken op de korte termijn belemmert kortom dat je dát gaat doen wat op de lange termijn werkt en ook goedkoper is.”

Complexe casuïstiek

Katrien ziet gemeenten vooral worstelen met complexe casuïstiek. “De eerste jaren was het zoeken naar een nieuwe balans. Wie is nu precies waarvoor verantwoordelijk? Complexe casussen waarin huiselijk geweld een rol speelt, zijn bovendien vaak ook complexe jeugdhulpcasussen – en dan spelen vaak óók GGZ-problematiek bij volwassenen en financiële problemen nog een rol. Binnen het werkveld zijn we nog altijd met elkaar aan het leren hoe dit allemaal het beste werkt.”

Ondermijnende criminaliteit

Een ander interessant thema binnen het brede werkveld Zorg & Veiligheid is ondermijning, schetst Katrien. “Ook op dat vlak gebeurt er nu landelijk en lokaal natuurlijk ontzettend veel. Zó veel, dat de wet- en regelgeving om georganiseerde ondermijnende criminaliteit aan te pakken vaak al na een paar jaar niet meer goed aansluit op wat er in de praktijk nodig is. Bovendien is het op sommige terreinen echt nog uitproberen wat nou wel en niet werkt, en hoe je daar dan een aanpak op inricht. Het is enorm interessant om met beleidsonderzoek bij te dragen aan die zoektocht.”

Maatschappelijke problemen

Voor Katrien markeerde 2022 een belangrijke mijlpaal in haar loopbaan bij Regioplan. In januari nam ze, samen met Jos Lubberman, Miranda Witvliet en Yannick Bleeker, namelijk het stokje over van de toenmalige directie. “Maatschappelijke problemen worden steeds ingewikkelder, met veel verschillende spelers, met verschillende en vaak ook tegengestelde belangen. Tegelijkertijd werkt de overheid steeds meer kennisgestuurd en evidence based.”

“Wij denken dat we, vanuit onze onderzoeksmethodieken en de brede kennis die we als bureau hebben opgebouwd, heel erg goed bij kunnen dragen aan netwerken die met elkaar oplossingen voor maatschappelijke problemen willen ontwikkelen en implementeren. Wij zagen met ons vieren duidelijk voor ons hoe we die nieuwe rol als Regioplan zouden kunnen inkleden, en de toenmalige directie heeft ons vervolgens de ruimte geboden om die ideeën in de praktijk te brengen.”

Samen bouwen

Inmiddels is de nieuwe directie een klein jaar op weg. Het eerste jaar is goed bevallen, vertelt Katrien. “Het is gewoon enorm leuk om, samen met alle medewerkers, te bouwen aan een nieuwe organisatie. Tegelijkertijd ziet een gemiddelde werkdag er voor mij nu natuurlijk wel – op zijn zachtst gezegd – wat anders uit dan voorheen. Opeens ben je niet alleen projectleider of adviseur, maar ook directielid en manager – en dat zijn taken die niet altijd even makkelijk te plannen zijn.”

“Sowieso heb ik van meet af aan gezegd dat ik óók in de uitvoering actief wil blijven. Daar haal ik namelijk nog altijd heel veel energie uit. Bovendien wil ik mezelf inhoudelijk blijven ontwikkelen en feeling blijven houden met de praktijk. Veiligheid in gezinnen, jeugdbescherming, het sociaal domein, ondermijning: het is allemaal nog altijd veel te interessant om dat te laten liggen.”

Wat werkt bij de domeinoverstijgende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling?

Investeer in het persoonlijk (leren) kennen van het netwerk. Voer structureel bestuurlijk overleg over richting, inrichting en proces. En informeer actief en regelmatig naar de toereikendheid van middelen. Het zijn slechts enkele voorbeelden van belangrijke do’s binnen de domeinoverstijgende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). De belangrijkste aanbevelingen hebben we nu samengevat in een handige oplegger.

Wat werkt bij de domeinoverstijgende aanpak van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (HGKM)? Samen met Hiemstra & De Vries, het Athena Instituut en een ervaringsdeskundige onderzochten we de belangrijkste barrières en werkzame elementen rondom domeinoverstijgende samenwerking, afstemming en regie in de aanpak van huiselijk geweld in het lokaal veld.

Alle aanbevelingen op een rij

In de oplegger gaan we dieper in op netwerkelementen, prioriteiten per niveau en actor en succesfactoren. De oplegger is bedoeld voor regio’s die voor de opgave van domeinoverstijgende samenwerking staan. Door na te gaan welke werkzame elementen al wel en nog niet aanwezig zijn, worden onderlinge afhankelijkheden en belangrijke randvoorwaarden inzichtelijk.

Dit draagt bij aan het versterken van de samenwerking, afstemming en regie, en daarmee aan de effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Meer weten?

Neem dan contact op met Eline of Katrien. Of lees ons eindrapport.

Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling: naar een effectievere aanpak

Hoe kan kennis uit de Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling ingezet worden voor een effectievere aanpak van deze problematiek? Regioplan ontwikkelde een aantal instrumenten die gemeenten, regio’s en hun ketenpartners daarbij helpen. In onze recent gepubliceerde eindrapportage bundelen we bovendien alle inzichten voor verbetering van het gebruik van de Impactmonitor.

Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn veelvoorkomende vormen van geweld, met ernstige en langdurige gevolgen voor alle betrokkenen.

De Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling van het CBS laat op structurele basis zien hoe het er in Nederland voor staat met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, en wat de impact is van deze aanpak op de levens van de betreffende mensen. Doel van de monitoring is om bij te dragen aan verbetering van de effectiviteit van die aanpak.

Gerichte ondersteuning

Regioplan voert regelmatig projecten uit die betrekking hebben op de problematiek en aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, vertelt onderzoeker Frank Kriek. “Zo ondersteunden we in het najaar van 2021 en het voorjaar van 2022 regio’s bij het werken met de Impactmonitor. Daarbij keken we onder meer naar het beleid en de uitvoeringspraktijk van gemeenten, regio’s en hun ketenpartners. Onze ondersteuning was gericht op zowel het breder bekend maken van het bestaan en de inhoud van de Impactmonitor als op het praktische gebruik ervan; hoe vind ik welke cijfers?”

“Daarnaast boden we ondersteuning bij de inzet van de cijfers voor ontwikkeling en evaluatie van beleid en voor het sturen op de uitvoering van de aanpak. Daarbij werd ook informatie opgehaald om de monitor verder te ontwikkelen.”

Inzichten gebundeld

Onlangs publiceerde Regioplan een rapportage waarin alle inzichten voor verbetering van het gebruik van de Impactmonitor zijn gebundeld, vertelt Frank. “Het rapport bevat nuttige adviezen voor de verdere ontwikkeling van de Impactmonitor. Ook hebben we verschillende instrumenten ontwikkeld om gemeenten en regio’s bij het gebruik van de Impactmonitor te ondersteunen en daarmee het kennisgestuurd werken te versterken.”

Meer weten?

Op de website van VNG kun je het eindrapport en alle afzonderlijke instrumenten downloaden.

Evaluatie verruiming Wet Finec

Om de maatschappelijke schade van financieel-economische criminaliteit te verminderen, is de Wet verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit (Finec) ingevoerd. Wij evalueren deze wet in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC).

De Wet Finec is in 2015 ingevoerd om de maatschappelijke schade van financieel-economische criminaliteit te verminderen door de aantrekkingskracht die uitgaat van deze vorm van criminaliteit te beperken.

De Wet Finec houdt een wijziging in van tien onderdelen in het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op economische delicten (WED). Deze verruimingen richten zich op het vergroten van de pakkans door het verbeteren van de opsporingsmogelijkheden voor verschillende vormen van financieel-economische criminaliteit, het verminderen van de ‘winstgevendheid’ van verschillende vormen van financieel-economische criminaliteit en het verhogen van de maximumstraffen en de verruiming van de strafbaarstelling van vormen van financieel-economische criminaliteit.

Binnen dit onderzoek evalueren we de uitvoering, de effectiviteit en het doelbereik van de tien verruimingen in de Wet Finec. De resultaten worden in de zomer van 2023 verwacht.

Opdrachtgever

We voeren dit onderzoek uit in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), in samenwerking met prof. mr. Matthijs Nelemans van Tilburg University.

De rol van werk in de lokale, preventieve aanpak van ondermijning

Ondermijning door georganiseerde criminaliteit is de afgelopen jaren een centraal thema in het veiligheidsbeleid van politie, justitie en bestuurlijke partners geworden. Door het kabinet-Rutte III is bijvoorbeeld een Breed Offensief tegen Georganiseerde Criminaliteit (BOTOC) opgezet. Daarnaast biedt het ministerie van SZW met het Impulsprogramma Voorkomen van Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit SZW ondersteuning aan initiatieven door de integrale aanpak te versterken met werkgerichte invalshoeken.

In het verlengde hiervan onderzochten wij hoe gemeenten de samenwerking tussen de domeinen Veiligheid en Werk & Inkomen kunnen vormgeven, zodat werk een essentieel en substantieel onderdeel wordt van de preventieve aanpak van ondermijning. Daarvoor brachten we zowel belemmerende als stimulerende factoren in kaart. Dit resulteerde in concrete aanbevelingen voor de ministeries van SZW, JenV en voor gemeenten.

Nieuwsgierig geworden naar de bevindingen?

Download hier dan het onderzoeksrapport.

We voerden dit onderzoek uit in opdracht van het ministerie van SZW, in samenwerking met Jan Dirk de Jong.

Programma Veilige Steden krijgt vervolg na positieve evaluatie

Goed nieuws: minister Dijkgraaf heeft vorige week aan de Tweede Kamer laten weten dat hij de samenwerking met gemeenten op het gebied van Veilige Steden wil voortzetten. Uit een recente evaluatie door Panteia blijkt dat het programma de afgelopen vier jaar heeft geleid tot meer veiligheid voor vrouwen en meisjes én dat de deelnemende gemeenten de ondersteuning door Regioplan als positief hebben ervaren.

Binnen het programma Veilige Steden (een initiatief van het ministerie van OCW) zetten momenteel zestien gemeenten zich extra in voor de veiligheid van vrouwen en meisjes in de openbare ruimte en bij het uitgaan. Regioplan ondersteunt de deelnemende gemeenten en hun partners hierbij met kennis, advies en het faciliteren van uitwisseling.

Toegevoegde waarde

Onderzoeksbureau Panteia evalueerde het programma onlangs. Op basis van deskresearch en interviews met gemeenten en hun samenwerkingspartners concludeert Panteia dat het programma de afgelopen vier jaar van toegevoegde waarde is geweest voor de (sociale) veiligheid van vrouwen en meisjes.

Alhoewel de gemeenten nog geen volledig inzicht hebben in de effecten van hun activiteiten op de veiligheid en de veiligheidsbeleving, zijn ze over het algemeen tevreden over wat er de afgelopen jaren bereikt is. Zo hebben ze meer kennis en inzicht gekregen in de lokale situatie en is er sprake van meer bewustwording onder zowel inwoners als professionals over wat straatintimidatie is, hoe het voelt en hoe vaak het voorkomt. Ook is de meldingsbereidheid van slachtoffers en gedupeerden toegenomen, is de aanpak van straatintimidatie op de lokale politieke agenda gezet, en is er sprake van betere samenwerking met maatschappelijke organisaties.

Gemeenten positief over ondersteuning door Regioplan

In het kader van deze evaluatie keek Panteia ook naar de ondersteuning door Regioplan. De afgelopen vier jaar hebben we gemeenten inhoudelijk begeleid en meegedacht over onder meer beleidsplannen. Ook beheren we de programmawebsite (www.programmaveiligesteden.nl) en ondersteunden van we de kennisuitwisseling tussen gemeenten.

Alhoewel de mate en intensiteit van het contact tussen gemeente en Regioplan per geval verschilde (afhankelijk van de fase waarin de betreffende gemeente zich bevond), verliepen de communicatie en afstemming volgens de gemeenten prettig. Ze zijn verder zeer te spreken over de kwaliteit van de ondersteuning en de expertise van de mensen bij Regioplan. Met name bij het opzetten of het verder uitwerken van het plan van aanpak, het helder krijgen van definities, de kadering van de aanpak en het leveren van informatie over het thema vonden gemeenten het prettig dat ze contact konden zoeken met Regioplan. Als verbeterpunt benoemden enkele gemeenten dat extra nadruk op concrete handvatten waardevol zou zijn.

Samenwerking wordt voortgezet

Naar aanleiding van deze in grote lijnen positieve evaluatie liet minister Dijkgraaf op 14 oktober aan de Tweede Kamer weten dat hij de samenwerking met gemeenten op het gebied van Veilige Steden wil voortzetten. Wordt vervolgd!

Meer weten over Veilige Steden?

Neem dan contact op met Heleen.