Evaluatie Wet versterking positie curator en Wet civielrechtelijk bestuursverbod

De Wet civielrechtelijk bestuursverbod en de Wet versterking positie curator zijn in 2016 en 2017 van kracht geworden, met als doel de aanpak van faillissementsfraude te verstevigen en de maatschappelijke schade door faillissementsfraude te beperken. In dit onderzoek is nagegaan hoe de wetten in de praktijk worden uitgevoerd.

Het doel van de evaluatie is te reconstrueren wat de beoogde doelen en maatregelen van de WVPC en de WCB zijn en wat hun onderlinge relatie is (werkzame elementen). Ook onderzoeken we welke resultaten in de praktijk met beide wetten zijn gerealiseerd.

Meer weten?

Lees dan het bijgevoegde eindrapport.

Naar een effectievere inrichting van de schuldhulpverlening

De schuldenproblematiek in Nederland is groot. Bijna één op de tien huishoudens worstelt met problematische schulden. Slechts een zesde van deze groep is in beeld bij de hulpverlening. Te veel huishoudens met problematische schulden zijn verstoken van hulp.

En dat is zorgelijk, want schuldenproblematiek heeft grote maatschappelijke gevolgen. Wie langdurig in geldstress leeft gaat vaak meer bij de dag leven, heeft vaker fysieke en mentale gezondheidsklachten, en functioneert slechter in het dagelijks leven en op de werkvloer.

Meer inzicht is nodig

Voor echte verbetering van de schuldhulpverlening is er meer inzicht nodig in de oorzaken van de knelpunten en in de noodzakelijke randvoorwaarden. In opdracht van de Tweede Kamer lichtte onze collega Bob van Waveren, samen met hoogleraar Nadja Jungmann en advocaat Arnoud Noordam, het stelsel van schuldhulpverlening door. Hoe kan de schuldhulpverlening effectiever worden ingericht?

Interessant artikel

Over dit onderzoek schreven Nadja en Bob onlangs een interessant artikel. Het volledige artikel is te vinden op de website van Sociaal Bestek.

Het klachtenstelsel in het po en vo nader bekeken

Elke school is verplicht om een klachtenregeling in te stellen, maar de manier waaróp klachten in de praktijk worden afgehandeld verschilt nogal. In opdracht van het ministerie van OCW dook Regioplan in de wondere wereld van het klachtenstelsel. Wat speelt er binnen de scholen? En: wat kan er beter?

Klachten over de kwaliteit van het onderwijs. Zorgen over hoe de school pestgedrag aanpakt. Een arbeidsconflict tussen leerkracht en directie.

Op elke school doen zich zo nu en dan problemen voor. Ouders, personeelsleden en leerlingen kunnen in zo’n geval een klacht indienen bij een klachtencommissie, vertelt Denise Bijman, onderzoeker binnen ons team Onderwijs en Arbeidsmarkt. “Elke school is namelijk wettelijk verplicht om een klachtenregeling in te stellen en om deze schriftelijk – bijvoorbeeld in de schoolgids of op de website – vast te leggen.”

Veel vrijheid

Verder is er echter maar weinig geregeld en hebben scholen veel vrijheid om zo’n klachtenregeling in te vullen. Zo worden veel klachten afgehandeld door een van de twee landelijke klachtencommissies, maar er zijn ook regionale klachtencommissies. Sommige scholen hebben zelfs een eigen commissie die klachten afhandelt.

Een pluriform landschap kortom. In opdracht van het ministerie van OCW onderzocht Regioplan hoe het klachtenstelsel in zowel het primair als het voortgezet onderwijs eruitziet, hoe scholen met klachten omgaan, en wat er eventueel verbeterd zou kunnen worden.

Interviews

Om een antwoord te vinden op die vragen bestudeerde het onderzoeksteam om te beginnen tientallen websites en schoolgidsen en werden de jaarverslagen van klachtencommissies geanalyseerd, vertelt Denise. “Ook hebben we een enquête uitgezet onder vertrouwenspersonen – die een belangrijke rol spelen in het interne klachtenproces op scholen – en leden van de medezeggenschapsraad, die de klachtenregeling formeel goedkeuren. Ten slotte hebben we tientallen betrokkenen geïnterviewd: vertegenwoordigers van schoolbesturen, vakbonden en ouderorganisaties, vertrouwenspersonen, MR-leden, leden van klachtencommissies en ouders. Kortom: iedereen die ook maar iets te maken heeft met het klachtenstelsel.”

Leereffect

Op basis van al deze input is Regioplan gekomen tot een aantal kenmerken waaraan het klachtenstelsel volgens de geïnterviewden idealiter voldoet. Denise: “We zien onder meer dat op lang niet elke school een ‘leereffect’ optreedt naar aanleiding van de ingediende klachten. Regelmatig ontbreekt een overzicht van de behandelde klachten, wat het lastig maakt om het beleid aan te passen op zaken die vaak misgaan. Wat daarbij ook niet meehelpt is dat de uitspraken van de klachtencommissies nu niet-bindend zijn.”

Onafhankelijk?

Ook de afhankelijkheid binnen het klachtenstelsel staat nog wel eens ter discussie, schetst Denise. “In hoeverre zijn de mensen die een klacht afhandelen – van de vertrouwenspersoon tot de leden van de klachtencommissie – ook écht onafhankelijk? Zo kwamen we een klachtencommissie tegen waarin een oud-bestuurder van de betreffende school zitting had. Ook zo iemand kan uiteraard goed onafhankelijk zijn, maar het kan wel zorgen voor twijfel bij degene die de klacht indient.”

“Ander genoemd obstakel is de laagdrempeligheid; hoe makkelijk is het om een klacht in te dienen? Wat blijkt: de route is lang niet altijd duidelijk. Niet alleen voor de klagers zelf, maar soms ook voor de vertrouwenspersoon en MR-leden.”

Eenduidigheid

“Ten slotte kwamen we veel opmerkingen tegen over de eenduidigheid van de klachtafhandeling: volgt in soortgelijke gevallen ook een soortgelijke uitspraak? Bij de twee landelijke klachtencommissies is dat goed geregeld; zij maken hun uitspraken openbaar en overleggen ook geregeld onderling over uitspraken. Maar bij regionale en interne commissies is dat doorgaans minder structureel geregeld.”

Zorg voor een duidelijke routing

Op basis van deze bevindingen doet Regioplan in het eindrapport een aantal aanbevelingen voor verbetering van het klachtenstelsel. Zorg om te beginnen voor een duidelijke ‘routing’, schetst Denise. “Zorg voor beter vindbare en toegankelijke informatie over de klachtenprocedure, zodat iedereen – klagers én interne betrokkenen – precies weet hoe het proces werkt. Verder adviseren we – om het gevoel van onafhankelijkheid te borgen – om op elke school ten minste één interne en één externe vertrouwenspersoon aan te stellen. Op die manier kunnen klagers kiezen bij wie ze het liefst aankloppen.”

Investeer in professionaliteit

Investeer bovendien in de professionaliteit van de interne vertrouwenspersoon, vervolgt Denise. “De interne vertrouwenspersoon doet dit werk vaak naast zijn of haar reguliere bezigheden. Zo zijn er veel leerkrachten die dit werk erbij doen en er eigenlijk te weinig tijd voor hebben. Ook hebben ze vaak geen specifieke opleiding gevolg voor dit werk. Voor de kwaliteit van de klachtenafhandeling kan het zeker geen kwaad om hierin te investeren.”

Zoek aansluiting bij landelijke commissies

Een ander kwaliteitsverhogend advies is om scholen verplicht te laten aansluiten bij een van de twee landelijke klachtencommissies, vertelt Denise. “Door de grote nadruk op zorgvuldigheid en eenduidigheid is de kwaliteit hier vaak beter geborgd. Bovendien staan deze landelijke commissies verder van de scholen af, wat goed is voor het gevoel van onafhankelijkheid van de klager.”

Maak uitspraken bindend

“Verder luidt ons advies om de uitspraak van de klachtencommissies bindend te maken – zodat je als klager zeker weet dat de school er iets mee gaat doen en ervan leert – én om te zorgen voor een snellere afhandeling van klachten.”

Al met al is er genoeg werk aan de winkel, concludeert Denise. “Elke klacht verdient het om serieus genomen te worden. Des te belangrijker voor scholen om te investeren in een deugdelijke klachtenregeling, die recht doet aan de belangen van alle partijen.”

Meer weten?

Neem voor meer informatie contact op met Denise.

In ons eindrapport lees je verder meer over de achtergronden en bevindingen. Ook reageerde minister Wiersma (Primair en Voortgezet Onderwijs) inmiddels op ons rapport in een kamerbrief.

Update veiligheidsonderdelen in de Nationale Drug Monitor

De Nationale Drug Monitor (NDM) geeft een actueel beeld van het gebruik van drugs, alcohol en tabak in Nederland. Daarnaast biedt de NDM een overzicht van relevante beleidsontwikkelingen en de alcohol- en drugsgerelateerde criminaliteit.

De onderdelen over illegale handel, productie en bezit van drugs en over criminaliteit en overlast door alcohol- en drugsgebruikers in de Nationale Drug Monitor bevatten nu ook informatie over 2021! Wij voerden een tussentijdse update uit voor het WODC. De update staat op: nationaledrugmonitor.nl

België: interessante hoorzitting over bestuurlijke integriteit

Welke ervaringen zijn er in Nederland met de Wet Bibob? En wat zou België kunnen leren van deze integriteitswetgeving? Op uitnodiging van de Belgische federale overheid namen onze collega’s Marije Kuin en Ger Homburg onlangs deel aan een interessante expertmeeting over bestuurlijke integriteit.

De Wet Bibob is in 2003 in werking getreden en is bedoeld om de integriteit van overheden te beschermen tegen het faciliteren van criminele activiteiten. Op grond van deze wet kunnen overheidsinstanties zoals gemeenten en provincies onderzoek doen naar aanvragers en houders van vergunningen, overheidsopdrachten en subsidies en naar wederpartijen bij vastgoedtransacties.

In de loop der jaren is de wet uitgegroeid tot een belangrijk bestuurlijk instrument voor gemeenten om de eigen integriteit te beschermen en om ondermijnende criminaliteit te bestrijden. Dat blijkt ook uit een landelijke evaluatie die Regioplan in 2019/2020 uitvoerde naar de Wet Bibob.

Expertmeeting

In België is op dit moment vergelijkbare wetgeving in voorbereiding. Op uitnodiging van de Belgische Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken namen onze collega’s Marije en Ger daarom onlangs deel aan een bijeenkomst in Brussel om daar namens Regioplan meer uitleg te geven over de Wet Bibob.

Tijdens een zogenoemde hoorzitting kwamen onder meer de uitkomsten van het eerder uitgevoerde evaluatieonderzoek aan bod, vertelt Marije. “Ook hebben we vragen beantwoord over de toegenomen aandacht voor de Wet Bibob als bestuurlijk instrument tegen ondermijning, de verschillen in de toepassing van de Wet Bibob tussen kleinere en grotere gemeenten, en de expertise die gemeenten in huis moeten halen voor de uitvoering van hun Bibob-beleid.”

“Al met al was het erg interessant om een keer van gedachten te wisselen over hoe deze thema’s spelen in België en om te horen tegen welke specifieke uitdagingen de overheid daar aanloopt bij de bestrijding van ondermijnende criminaliteit.”

 

Evaluatie Wet Bibob: handvatten voor meer lokale focus

Het zogenoemde Bibob-beleid – waarmee gemeentes hun eigen integriteit kunnen bewaken – is een belangrijk instrument gebleken bij de bestrijding van ondermijnende criminaliteit. Voor een middelgrote gemeente evalueerden we recent het lokale Bibob-beleid. Deze evaluatie leverde interessante inzichten op, waarmee de gemeente haar huidige Bibob-beleid verder kan toespitsen op de lokale problematiek.

Op grond van de Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) kunnen gemeenten onderzoek doen naar aanvragers en houders van vergunningen, overheidsopdrachten en subsidies, en naar wederpartijen bij vastgoedtransacties.

De bedoeling is dat de wet voorkomt dat de overheid onbedoeld criminele activiteiten faciliteert; door het verstrekken van subsidies of vergunningen bijvoorbeeld, door het aangaan van vastgoedtransacties of door het gunnen van overheidsopdrachten.

Belangrijk maatwerk-instrument

De Wet Bibob trad op 1 juni 2003 in werking. Later – in 2013 en 2020 – werd de reikwijdte van de wet verder verruimd. Inmiddels zijn nieuwe wijzigingen aanstaande, bedoeld om het toepassingsbereik van de wet verder te vergroten.

Maar niet alle toepassingsmogelijkheden zijn voor alle gemeenten relevant, vertelt onderzoeker Marije Kuin. “Bovendien beschikken gemeenten vaak over beperkte capaciteit en financiële middelen. Ook willen ze bonafide inwoners zo min mogelijk belasten met administratieve verplichtingen van Bibob-procedures. Dit vraagt van gemeenten dat zij goed zicht hebben op lokale problematiek, zodat ze het Bibob-beleid zo efficiënt mogelijk kunnen toepassen.”

Evaluatie op landelijk en lokaal niveau

In 2019/2020 voerde Regioplan al een landelijk onderzoek uit naar de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013, vertelt Marije. “In deze evaluatie onderzochten we de implementatie en uitvoering van deze wet, waaronder de uitbreiding van het toepassingsbereik en de informatiepositie van bestuursorganen.”

“Daarnaast voerden we recent – om meer zicht te krijgen op de toepassing van de huidige Wet Bibob in de praktijk – voor een middelgrote gemeente een uitgebreide, lokale evaluatie uit. Hoe verhoudt de toepassing van de wet in deze gemeente zich tot de wettelijk mogelijke toepassingen? Hoe hebben andere, vergelijkbare gemeenten hun Bibob-beleid ingericht? En in hoeverre is het bestaande beleid voldoende toekomstbestendig? Deze en andere onderzoeksvragen passeerden de revue.”

Aanbevelingen

“Op basis van onder meer een literatuurstudie, interviews met Bibob-onderzoekers binnen de gemeente en in vergelijkbare gemeenten, werksessies met diverse ketenpartners én overkoepelende analyses, hebben we een uitgebreid eindrapport opgeleverd. Daarin hebben we handvatten opgenomen waarmee deze gemeente het huidige Bibob-beleid verder kan aanscherpen op basis van de lokale problematiek. Daarnaast hebben we aanbevelingen opgesteld voor hoe deze gemeente de uitvoering van het Bibob-beleid intern het beste kan organiseren.”

 

“Crimineel gedrag fascineert me enorm”

Voor een goede thriller kun je haar ’s nachts wakker maken: Ditte van Haalen. Als onderzoeker binnen ons team Zorg & Veiligheid is ze gefascineerd door crimineel gedrag: waar wordt het precies door veroorzaakt?

Vanuit haar brede algemene interesse koos Ditte na de middelbare school voor de interdisciplinaire bachelor Liberal Arts & Sciences in Utrecht. Daarbinnen volgde ze de minor Criminologie. Haar aansluitende masterstudie bracht haar vervolgens naar Leiden, waar ze Forensische Criminologie studeerde.

De appel valt in die zin niet ver van de boom, lacht Ditte. “Mijn ouders hebben allebei gewerkt in de forensische sector, en hun verhalen spraken al vroeg tot mijn verbeelding. Dat ik die richting op zou gaan, was dan ook geen grote verrassing. Ik ben altijd al gefascineerd geweest door de vraag waarom mensen crimineel gedrag vertonen. Waar komt het vandaan?”

Nature & nurture

Een écht sluitend antwoord op die vraag heeft de wetenschap nog altijd niet gevonden, vertelt Ditte. “Waarschijnlijk is het echt een combinatie van nature en nurture: crimineel gedrag is vaak het gevolg van een slechte jeugd of een slechte opvoeding, maar het zit ook deels in je genen. Mensen maken de keuze voor criminaliteit lang niet altijd vrijwillig. Daar zou het beleid denk ik ook meer op gericht moeten zijn: hoe kunnen we voorkomen dat iemand verder afglijdt?”

Weigeraanpak

Na haar master Criminologie rondde Ditte in Utrecht nog cum laude de master Applied Cognitive Psychology af, waarna ze als junior onderzoeker in het Radboudumc onderzoek deed naar huiselijk geweld. Begin dit jaar begon ze bij Regioplan als onderzoeker binnen het Team Zorg & Veiligheid, vertelt ze. “Ook hier kan ik mijn hart ophalen. Zo werk ik op dit moment mee aan de evaluatie van de zogenoemde weigeraanpak. Sommige verdachten van een strafbaar feit weigeren om mee te werken aan een gedragskundig onderzoek, waardoor het lastiger wordt om een eventuele stoornis vast te stellen en TBS op te leggen. Dit was bijvoorbeeld het geval in de zaak van Michael P., die in 2017 Anne Faber verkrachtte en vermoordde.”

“Het Ministerie van Justitie en Veiligheid probeert al jaren om dit met verschillende maatregelen tegen te gaan, zoals het aanscherpen van definities en criteria en het verlengen van de observatieperiode in het Pieter Baan Centrum (PBC). In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) onderzoeken wij momenteel in hoeverre deze maatregelen ook echt werken. Heeft de weigeraanpak het beoogde effect gehad? Erg interessant om daaraan bij te dragen.”

The Sinner

Bij Regioplan voelt Ditte zich erg thuis. Maar: ruimte voor ontspanning ná het werk is er ook. “In mijn vrije tijd lees ik graag detectives, en voor een spannende serie mag je me ook altijd wakker maken. Mijn kijktip? Recent heb ik op Netflix erg genoten van The Sinner, over een getroubleerde rechercheur die allerlei bizarre moorden oplost. Erg spannend en goed.”

Inzet Aware bij stalking

In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) deden wij onderzoek naar de inzet en beschikbaarheid van Aware bij stalking in centrumgemeenten. Aware (Abused Woman’s Active Response Emergency programme) is een mobiel alarmsysteem dat wordt ingezet voor slachtoffers van stalking en bedreiging. Als het slachtoffer bedreigd of lastiggevallen wordt, kan deze met één druk op de knop een melding doen. Vervolgens worden verschillende instanties ingeschakeld, waaronder de politie, justitie, reclassering en hulpverlening. Sinds 2016 is Aware een erkende interventie in de databank Effectieve Sociale Interventies van Movisie 

Dit onderzoek naar de toeleiding naar, beschikbaarheid, inzet en het gebruik van, evenals de ervaringen met Aware en vergelijkbare interventies biedt inzicht in: 

  • de mate waarin Aware (of andere interventies ter verhoging van veiligheid) beschikbaar is voor alle slachtoffers van stalking en bedreiging in de relationele sfeer met de hoogste risicotaxatie; 
  • de factoren die de mate van inzet en beschikbaarheid bepalen;
  • mogelijkheden om de inzet van Aware (verder) te optimaliseren. 

Door middel van een enquête onder alle centrumgemeenten, een documentstudie en diverse thematische werksessies is informatie over de inzet en beschikbaarheid van Aware opgehaald. Bijna alle (32 van de 35) centrumgemeenten financieren de inzet van Aware. In alle centrumgemeenten is Aware beschikbaar voor slachtoffers van stalking (of bedreiging) in de relationele sfeer met de hoogste risicotaxatie. Sommige gemeenten stellen Aware ook beschikbaar voor andere doelgroepen. Een hulpverleningstraject voor het slachtoffer is vrijwel altijd gekoppeld aan de inzet van het alarmsysteem. Het werkproces voor de inzet van Aware is in alle regio’s op grote lijnen vergelijkbaar.

Het onderzoek brengt ook enkele succesfactoren en knelpunten in kaart. Zo zijn een goede ‘infrastructuur’ voor de inzet van Aware en de betrokkenheid van verschillende invalshoeken in de besluitvorming essentieel. Een sluitend netwerk van partners die voldoende tijd en capaciteit hebben en waarbinnen rollen en verantwoordelijkheden helder zijn komen snelle en goede toepassing ten goede. Knelpunten hebben o.a. te maken met informatiedeling tussen betrokken partners, afstemming over de hulpverlening van plegers en overdracht van casuïstiek naar andere partijen zoals lokale wijkteams.

Meer informatie?

Lees het onderzoeksrapport of neem contact op met Frank.

Kabinet voelt voor alomvattende aanpak van ‘homogenezing’

In lijn met het onderzoek dat we recent samen met de VU (Faculteit Religie en Theologie) uitvoerden, streeft het kabinet naar een meer alomvattende aanpak van zogenaamde therapieën voor ‘homogenezing’. Om de menselijke waardigheid van eenieder te kunnen waarborgen, zo schrijven de betrokken ministers, wil het kabinet deze praktijken nu en in de toekomst voorkomen en tegengaan. Een wettelijk verbod zou hieraan kunnen bijdragen: zo’n verbod is normstellend en biedt steun voor mensen die conversiepraktijken hebben ondergaan, stellen de betrokken ministers. Maar: het initiatief hiervoor laat het kabinet aan de Tweede Kamer.

In sommige gesloten culturele en religieuze gemeenschappen wordt geprobeerd om iemands seksuele oriëntatie of genderidentiteit te onderdrukken of te veranderen via zogenoemde ‘conversietherapie’. Een wettelijk verbod op deze omstreden ‘therapie’ zou grote symbolische waarde hebben voor de LHBTI+-gemeenschap, zo blijkt uit onderzoek dat we onlangs samen met de VU uitvoerden naar ‘homogenezing’.

‘Onverteerbaar’

We voerden het onderzoek uit in opdracht van de ministeries van OCW en J&V. De betrokken ministers Dijkgraaf (OCW) en Yeşilgöz (J&V) scharen zich in hun op 5 juli verstuurde beleidsreactie achter onze conclusie dat een wettelijk verbod op conversietherapieën een steun in de rug kan zijn voor de slachtoffers.

Minister Dijkgraaf benadrukt dat zulke praktijken niet passen binnen onze samenleving: “Iedereen moet de ruimte hebben om zich te ontwikkelen, zonder beperkingen.”

Minister Yeşilgöz noemt het ‘onverteerbaar’ als mensen onder zware druk gedwongen worden te ontkennen wie ze zijn: “Door duidelijk de norm te stellen en door veilige plekken om hierover te spreken, weten slachtoffers dat ze hulp kunnen krijgen en aangifte kunnen doen.”

De ministers onderschrijven echter ook onze bevinding dat de handhaving van een verbod lastig uitvoerbaar is en dat er bij een verbod rekening gehouden moet worden met verschillende rechten van betrokkenen. Het kabinet wacht nu op een wetsvoorstel dat D66, VVD, PvdA en GroenLinks vorig jaar hebben aangekondigd, schrijven de ministers aan de Tweede Kamer. Na indiening maakt het kabinet zijn standpunt kenbaar.

Samenhangend pakket

Regioplan-onderzoeker Heleen Schols vindt het goed om te zien dat het kabinet de belangrijkste conclusies uit het eindrapport onderschrijft en actie wil ondernemen. “Het is goed om te lezen dat het kabinet wil sturen op een samenhangend pakket aan maatregelen, waarbij de boodschap duidelijk is: de overheid keurt ‘conversietherapie’ af.”

“Alleen zo’n aanpak kan de voedingsbodem voor deze praktijken verkleinen en het begrip voor LHBTI+-personen vergroten. Want uiteindelijk is het niet voldoende om deze praktijken te verbieden, maar is er een cultuurverandering nodig om ’homogenezing’ te voorkomen en tegen te gaan.”

Meer weten?

Neem dan contact op met Heleen.

Lokaal plan van aanpak ouderenmishandeling

Het tegengaan van ouderenmishandeling is één van de speerpunten die de gemeenten in de regio West-Brabant in hun regionale aanpak ‘Geweld hoort nergens thuis’ hebben benoemd. De gemeente Roosendaal heeft nu prioriteit gegeven aan het opstellen van een lokaal plan van aanpak ouderenmishandeling. Regioplan schrijft dit plan, in nauwe samenwerking met de gemeente.

Ouderenmishandeling is een aparte vorm van huiselijk geweld waarbij andere vormen, dynamieken en samenwerkingspartners aan de orde zijn. Dit maakt dat een eigen plan van aanpak de aanpak van ouderenmishandeling ten goede komt. Het plan voor de gemeente Roosendaal bestaat uit verschillende onderdelen. Zo maken we een risicoanalyse om risicofactoren en -profielen in beeld te brengen en benoemen we welke lokale en regionale partners een belangrijke rol (kunnen) vervullen in de lokale aanpak. In het plan zijn een aantal actielijnen opgenomen waaraan concrete doelen en acties verbonden zijn. Deze zijn vervolgens aan een tijdlijn verbonden om inzichtelijk te maken welke focus voor de korte en lange termijn gekozen is.
Het plan is in nauwe samenwerking met de gemeente en uitvoerende organisaties opgesteld; hun (praktijk)kennis is essentieel om te komen tot een solide en concrete aanpak.

Meer weten?
Heeft uw gemeente ook interesse in ondersteuning bij het opstellen van een lokaal plan van aanpak ouderenmishandeling? Of wilt u weten wat wij verder voor u kunnen betekenen in het kader van de aanpak ouderenmishandeling? Neem dan contact op met Frank.