Werkveld: Veiligheid en recht
Regioplan: impactvol onderzoek rondom criminaliteit en veiligheid
Witwaspraktijken, mensenhandel, de illegale handel in en productie van drugs: ondermijnende criminaliteit kent vele verschijningsvormen. Het team Zorg & Veiligheid van Regioplan heeft ruime ervaring met het uitvoeren van hoogstaand onderzoek op het snijvlak van (ondermijnende) criminaliteit, recht en veiligheid.
Dit doen we voor uiteenlopende opdrachtgevers in de (semi)publieke sector. Daarbij combineren we kwantitatief, statistisch onderzoek met kwalitatief onderzoek ‘in het veld’. Het doel: komen tot heldere inzichten en praktische aanbevelingen voor aanscherping van beleid.
Mensenhandel zichtbaar maken: leren van onderzoek in Ede en Utrecht
Mensenhandel komt overal ter wereld voor, ook in Nederland. Regioplan bracht in kaart hoe de gemeentes Ede en Utrecht mensenhandel aanpakken. Dat onderzoek leverde belangrijke inzichten op waarmee andere gemeenten hun voordeel kunnen doen.
Seksuele uitbuiting, arbeidsuitbuiting en criminele uitbuiting: mensenhandel komt overal ter wereld voor, ook in Nederland. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen schat dat er Nederland tussen de 5.000 en 7.500 mensen jaarlijks slachtoffer worden van mensenhandel.
Onderzoek in Ede en Utrecht
Lokale overheden staan momenteel voor de taak om te komen tot een lokale aanpak van mensenhandel. Vaak hebben ze echter beperkt zicht op de aard en de omvang van mensenhandel in hun gemeente.
In opdracht van CoMensha (Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de gemeenten Ede en Utrecht, onderzochten wij daarom hoe deze twee gemeenten mensenhandel lokaal in beeld brengen. Wat is de aard en de omvang van mensenhandel in Ede en Utrecht? Wat is de meest effectieve wijze om dit in kaart te brengen en te blijven monitoren? En: hoe kan deze kennis bijdragen aan de bestuurlijke en beleidsmatige ontwikkelingen in het veld?
Grote diversiteit
Net als op landelijk niveau, troffen we in de onderzochte gemeenten diverse vormen van mensenhandel aan. In beide gemeenten komen seksuele uitbuiting, criminele uitbuiting en arbeidsuitbuiting. Binnen deze vormen zijn weer verschillende risicoprofielen te onderscheiden; de kenmerken van slachtoffers zijn divers. Dat vraagt om een gedifferentieerde aanpak.
Aanbevelingen
Op basis van de knelpunten en succesfactoren die we in Ede en Utrecht tegenkwamen, kwamen we tot de volgende aanbevelingen voor andere gemeenten die met de aanpak van mensenhandel aan de slag willen.
Creëer inzicht
Om te komen tot een gerichte aanpak van mensenhandel, is het om te beginnen cruciaal dat gemeenten goed zicht hebben op de omvang en aard van het fenomeen; investeren in inzicht en in een goede probleemanalyse van de lokale situatie loont. Meer dan leunen op bestaande registraties (die vaak ontoereikend zijn), zouden gemeenten in gesprek kunnen en moeten gaan met groepen inwoners waarvan zij vermoeden dat ze een verhoogd risico op slachtofferschap hebben. Dit zijn bijvoorbeeld arbeidsmigranten, sekswerkers, jongeren in wijken met een lagere sociaaleconomische status of jongeren met een licht verstandelijke beperking.
Investeer in signalering en bewustwording
Ons onderzoek laat verder zien dat aanwezigheid van de gemeente en ketenpartners op plekken waar slachtoffers gevonden kunnen worden, de signalering ten goede komt. Daarnaast laat ons onderzoek ook zien dat professionals vooral letten op signalen van slachtoffers, en dat er winst valt te behalen door hun aandacht ook te richten op mogelijke daders en facilitators.
Uit ons onderzoek komen de volgende vijf randvoorwaarden voor effectieve informatieverzameling en -uitwisseling naar voren:
1. effectieve signalering;
2. eenduidige en toegankelijke registratie;
3. mogelijkheid tot informatiedeling;
4. duidelijke werkafspraken over informatieverzameling en -deling;
5. doorverwijzingsstructuur en een centraal aanspreek- of meldpunt.
Bied snel perspectief
Hoewel zicht op slachtoffers een voorwaarde is voor het kunnen aanpakken van mensenhandel, is alleen investeren in signaleren niet voldoende. Het succes van de aanpak hangt namelijk ook af van de mate waarin gemeenten erin slagen om op signalen te reageren en daadwerkelijk actie te ondernemen. Als ze daar niet in slagen, kan dat ertoe leiden dat slachtoffers het vertrouwen in hulpverlening verliezen en zich opnieuw aangetrokken voelen tot de omgeving waar ze eigenlijk afscheid van willen nemen. Ook kan het ertoe leiden dat slachtoffers buiten beeld raken.
Besteed in de gehele organisatie aandacht aan mensenhandel
Naast meer aandacht voor signalering en het opvolgen van signalen, moet op elk niveau van de organisatie voldoende aandacht zijn voor mensenhandel. Steeds vaker spelen ketenregisseurs, aandachtsfunctionarissen en zorgcoördinatoren een belangrijke rol in het aanjagen van de ontwikkeling in gemeenten. Ook gemeenteraden spelen een belangrijke rol bij het op de agenda zetten van mensenhandel en het meegeven van kaders.
Blijf leren
Juist in het geval van complexe, veranderlijke en ongestructureerde vraagstukken als mensenhandel, waarbij het lastig zal blijven om via onderzoek een compleet en volledig beeld van de omvang en de aard te krijgen, is het cruciaal om gezamenlijk te leren door te doen en om goede voorbeelden uit te wisselen. We bevelen daarom aan om de landelijke ontwikkeling van de mensenhandel te (blijven) beschouwen als een lerende praktijk. Partijen als CoMensha, de VNG en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) kunnen een belangrijke rol spelen in het ondersteunen, begeleiden en faciliteren van die lerende praktijk.
Meer weten?
• Een uitgebreide beschrijving van de bevindingen uit Ede en Utrecht en onze aanbevelingen voor andere gemeenten is terug te vinden in het eindrapport.
• Of neem voor meer informatie contact op met projectleider Yannick Bleeker.
Wet Bibob: handvatten voor meer lokale focus bij aanpak ondermijning
Het zogenoemde Bibob-beleid – waarmee gemeentes hun eigen integriteit kunnen bewaken – is een belangrijk instrument bij de bestrijding van ondermijnende criminaliteit. Regioplan voert geregeld onderzoeken uit naar de Wet Bibob. Zo onderzochten we eerder al de implementatie, toepassing en knelpunten van de wetswijzigingen uit 2013. En in 2022 evalueerden we het lokale Bibob-beleid voor een middelgrote gemeente. Deze evaluatie leverde interessante inzichten op, waarmee de gemeente haar huidige Bibob-beleid verder kan toespitsen op de lokale problematiek.
Op grond van de Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) kunnen gemeenten onderzoek doen naar aanvragers en houders van vergunningen, overheidsopdrachten en subsidies, en naar wederpartijen bij vastgoedtransacties.
De bedoeling van de wet is om te voorkomen dat de overheid onbedoeld criminele activiteiten faciliteert; door het verstrekken van subsidies of vergunningen bijvoorbeeld, door het aangaan van vastgoedtransacties of door het gunnen van overheidsopdrachten.
Belangrijk maatwerk-instrument
De Wet Bibob trad op 1 juni 2003 in werking. Later – in 2013, 2020 en 2022– werd de reikwijdte van de wet verder verruimd. Maar niet alle toepassingsmogelijkheden zijn voor alle gemeenten relevant, vertelt senior onderzoeker Marije Kuin. “Bovendien beschikken gemeenten vaak over beperkte capaciteit en financiële middelen. Ook willen ze bonafide inwoners zo min mogelijk belasten met administratieve verplichtingen van Bibob-procedures. Dit vraagt van gemeenten dat zij goed zicht hebben op lokale problematiek, zodat ze het Bibob-beleid zo efficiënt mogelijk kunnen toepassen.”
Evaluaties op landelijk en lokaal niveau
In 2019/2020 voerde Regioplan al een landelijk onderzoek uit naar de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob 2013, vertelt Marije. “In deze evaluatie onderzochten we de implementatie en uitvoering van deze wet, waaronder de uitbreiding van het toepassingsbereik en de informatiepositie van bestuursorganen.”
“Daarnaast voerden we recent – om meer zicht te krijgen op de toepassing van de huidige Wet Bibob in de praktijk – voor een middelgrote gemeente een uitgebreide, lokale evaluatie uit. Hoe verhoudt de toepassing van de wet in deze gemeente zich tot de wettelijk mogelijke toepassingen? Hoe hebben andere, vergelijkbare gemeenten hun Bibob-beleid ingericht? En in hoeverre is het bestaande beleid voldoende toekomstbestendig? Deze en andere onderzoeksvragen passeerden de revue.”
Handvatten voor aanscherping
“Op basis van onder meer een literatuurstudie, interviews met Bibob-onderzoekers binnen de gemeente en in vergelijkbare gemeenten, werksessies met diverse ketenpartners én overkoepelende analyses, hebben we een uitgebreid eindrapport opgeleverd. Daarin hebben we handvatten opgenomen waarmee deze gemeente het huidige Bibob-beleid verder kan aanscherpen op basis van de lokale problematiek. Daarnaast hebben we aanbevelingen opgesteld voor hoe deze gemeente de uitvoering van het Bibob-beleid intern het beste kan organiseren.”
Nationale Drug Monitor (NDM): actuele cijfers rondom drugs en criminaliteit
Wat zijn de laatste cijfers en ontwikkelingen op het gebied van illegale handel en productie van drugs? En wat zijn de actuele trends en cijfers rondom alcohol- en drugsgerelateerde criminaliteit en overlast? Deze en andere vragen keren terug in de Nationale Drug Monitor (NDM), waaraan ook Regioplan de afgelopen drie jaar een bijdrage heeft geleverd.
In Nederland volgen tal van organisaties de ontwikkelingen op het gebied van criminaliteit, overlast, drugs, alcohol en tabak. Ook verschijnen er in hoog tempo (wetenschappelijke) publicaties op dit terrein.
NDM: actueel overzicht
Voor beleidsmakers, professionals in de praktijk en diverse andere doelgroepen biedt de Nationale Drug Monitor (NDM) een actueel overzicht in de grote stroom aan informatie. De NDM geeft een overzicht van de laatste cijfers over het gebruik van alcohol, tabak, drugs, en ontwikkelingen in wetgeving, beleid, en alcohol- en druggerelateerde criminaliteit en overlast.
Twee onderdelen
Het Trimbos-Instituut produceert de NDM als geheel. In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid draagt ook Regioplan met onderzoek bij aan de NDM, vertelt onderzoeker Niels Raaijmakers. “Specifiek waren we de afgelopen jaren verantwoordelijk voor twee onderdelen. Het eerste onderdeel, over illegale handel, bezit en productie, behandelt onder andere de ontwikkelingen op het gebied van ontmantelde productielocaties, smokkelroutes, de opsporing en vervolging van Opiumwetdelicten, en recidive van Opiumwetdelinquenten.”
“In het andere onderdeel, over alcohol- en drugsgerelateerde criminaliteit en overlast, behandelen we onder andere nieuwe ontwikkelingen rondom verslavingsproblematiek in het gevangeniswezen, rijden onder invloed, alcohol- en drugsgebruik bij verdachten, en de activiteiten van de reclassering op dit gebied.”
Opnieuw daling instroom Opiumwetzaken
De laatste tussentijdse update van de NDM verscheen afgelopen februari, schetst Niels. “Daaruit bleek onder meer dat de instroom van Opiumwetzaken bij het OM in 2021 net als in 2020 daalde. Dat kwam vooral door de daling in ingestroomde zaken rondom cannabisteelt. Het aantal ingestroomde harddrugszaken nam namelijk wel toe, vooral rondom bezit van harddrugs.”
“Daarnaast bleek uit de update ook dat het aantal drugsonderzoeken dat het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) uitvoert wegens rijden onder invloed – in het kader van de Wet Middelenonderzoek bij geweldplegers – in 2021 is toegenomen. In dat jaar werden er 14.125 drugsonderzoeken wegens rijden onder invloed uitgevoerd, terwijl dit er in 2020 en 2019 nog respectievelijk 12.702 en 11.120 waren.”
Updaten van de informatie
Regioplan verzamelt cijfers en bronnen van verschillende partners in de strafrechtketen – zoals de politie, het Openbaar Ministerie (OM), de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de reclassering – en brengt de verschillende inzichten samen in de betreffende NDM-onderdelen. Verder organiseerde Regioplan jaarlijks meerdere zogenoemde duidingssessies, vertelt Niels. “Aan deze sessies nemen experts uit de strafrechtketen en de academische wereld deel. In de sessies vragen we hen naar mogelijke verklaringen voor trends, trendbreuken of andere opvallende bevindingen. Op die manier kunnen we de feiten en cijfers verder verrijken met ervaringen uit de praktijk en de wetenschap.”
Meer weten?
• De Nationale Drug Monitor bevat tal van interessante feiten en cijfers over illegale handel, bezit en productie en over alcohol- en drugsgerelateerde criminaliteit en overlast in Nederland.
Werken houdt criminaliteit op afstand
Jongeren en jongvolwassenen zonder baan lopen een hoger risico om betrokken te raken bij (ondermijnende) criminaliteit. Inzetten op betaald werk is daarom van groot belang bij de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.
Eerder onderzoek wijst op werk als beschermende factor tegen ondermijnende criminaliteit; inkomsten uit werk verkleinen de kans op financiële problemen, en verminderen daardoor de kwetsbaarheid voor rekrutering van ondermijnende criminaliteit.
Ondermijning: centraal thema
Ondermijning door georganiseerde criminaliteit is de afgelopen jaren een centraal thema in het veiligheidsbeleid van politie, justitie en bestuurlijke partners geworden. Zo zette het kabinet-Rutte III een zogenoemd Breed Offensief tegen Georganiseerde Criminaliteit (BOTOC) op. Binnen BOTOC werken acht gemeenten aan een geïntegreerde, preventieve aanpak van georganiseerde criminaliteit. Dit wordt uitgebreid naar nieuwe of aanvullende aanpakken in zestien gemeenten.
Daarnaast biedt het ministerie van SZW met het Impulsprogramma Voorkomen van Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit SZW ondersteuning aan initiatieven door de integrale aanpak te versterken met werkgerichte invalshoeken.
Preventieve aanpak
In het verlengde hiervan onderzochten wij – in opdracht van het ministerie van SZW – hoe gemeenten de samenwerking tussen de domeinen Veiligheid en Werk & Inkomen (W&I) kunnen vormgeven, zodat werk een essentieel en substantieel onderdeel wordt van de preventieve aanpak van ondermijning.
Daarvoor brachten we zowel belemmerende als stimulerende factoren in kaart, aan de hand van literatuuronderzoek en verdiepende interviews met vertegenwoordigers van gemeenten en andere betrokken partijen.
Weinig samenwerking
Ons onderzoek maakt onder meer duidelijk dat de afdelingen Veiligheid en W&I bij de meeste gemeenten met een preventieve aanpak van ondermijning, niet of nauwelijks samenwerken bij de vormgeving van hun aanpakken. Betrokkenen zeggen elkaars afdelingen niet goed te kennen, waardoor de toegevoegde waarde van W&I in veel gevallen niet genoeg bekend is bij de afdeling Veiligheid.
Ook sluit het reguliere aanbod van arbeidstoeleiding binnen de gemeentelijke initiatieven – bijvoorbeeld via re-integratiebedrijven of sociale werkplaatsen – niet altijd even goed aan bij de jeugdige (criminele) doelgroep.
Coaches en ondernemers
Liever werken gemeenten daarom buiten het reguliere systeem om, bijvoorbeeld via ‘outreachend’ werkende coaches of lokale ondernemers die de doelgroep actief benaderen en hulp aanbieden. Ook worden ervaringsdeskundigen ingezet die jongeren die dreigen af te glijden, indringend confronteren met de negatieve kanten van hun keuzes. Zo hopen de gemeenten dat een baan alsnog aantrekkelijker wordt dan geld verdienen met criminaliteit.
Tegelijkertijd is motiveren en begeleiding van de doelgroep lastig: veel criminele jongeren en jongvolwassen zijn gewend geraakt aan het verdienen van veel en relatief gemakkelijk crimineel geld en de bijbehorende status. Een deel van de legale werksectoren waarin zij kunnen werken, hebben bij hen bovendien een negatief imago. Ook de gemeenten hebben geen goed imago bij deze doelgroep.
Conclusies
Gemeenten die hebben geïnvesteerd in de samenwerking tussen de afdelingen Veiligheid en W&I (en andere partijen), blijken daarvan in de preventieve aanpak van ondermijning de vruchten te plukken. Daarbij geldt dat voldoende (bestuurlijk) draagvlak binnen de organisatie de uitvoering van de aanpak bevordert.
Verder blijkt een outreachende aanpak essentieel om deze doelgroep naar werk te begeleiden, in de vorm van coaches of jongerenwerkers die ‘de jongere oppakken en niet meer loslaten’ totdat hij of zij weer op het juiste pad is beland. Het opbouwen van een vertrouwensband, met begeleiding die aansluit bij het levensritme en de belevingswereld van de doelgroep, is daarbij cruciaal.
Aanbevelingen
Voor een succesvolle, preventieve aanpak van ondermijnende criminaliteit, is het belangrijk dat gemeenten investeren in de interne, domeinoverstijgende samenwerking tussen de afdelingen Veiligheid en W&I. Het is raadzaam om bij de verschillende afdelingen te investeren in kennis en bewustwording van verantwoordelijkheden in de preventieve aanpak van ondermijning. Daarvoor zijn tools beschikbaar bij onder andere de VNG, het CCV en Divosa.
Ook is het belangrijk dat gemeenten verkennen of samenwerking met externe partijen (zoals coaches en jongerenwerkers) nodig is om de doelgroep naar arbeid toe te leiden. Een persoonsgerichte en integrale aanpak is daarbij essentieel; door de jongeren integraal te ondersteunen, kan toekomstperspectief worden geboden.
Tot slot kunnen gemeenten (nog) meer inzetten op de samenwerking met geschikte, lokale werkgevers en onderwijsinstellingen voor jongeren die nog leerplichtig zijn.
Meer weten?
Ons eindrapport bevat nog veel meer achtergronden, conclusies en aanbevelingen.
“Intensieve regie op complexe casuïstiek wérkt”
Complexe casuïstiek vraagt om een intensieve vorm van regie. De gemeente Goeree-Overflakkee werkt inmiddels ruim twee jaar met zogenoemde intensieve casusregie bij casussen met complex huiselijk geweld. Onze recente evaluatie laat zien dat die aanpak werkt en werpt meer licht op de werkzame mechanismen.
In complexe casuïstiek komen problemen op verschillende leefdomeinen en bij verschillende betrokkenen (gezinsleden, (ex-)partners, familieleden) bij elkaar. Die problematiek beïnvloedt ook de relatie tussen deze betrokkenen.
Om in zulke complexe casussen effectief hulp te kunnen verlenen, is intensieve regie op de casus essentieel. Alleen op die manier kunnen alle problemen in samenhang worden aangepakt en kunnen de verschillende lijnen van hulp en interventie blijvend op elkaar worden afgestemd.
Evaluatie: intensieve casusregie op Goeree-Overflakkee
De gemeente Goeree-Overflakkee werkt inmiddels ruim twee jaar met intensief casusregisseurs (ICR’s) op complexe huiselijk-geweldcasussen. De casusregisseurs zijn werkzaam binnen de lokale toegang tot zorg en ondersteuning en zijn intensief en langdurig betrokken.
Recent evalueerden we de aanpak op Goeree-Overflakkee. Het onderzoek laat duidelijk zien dat deze aanpak op basis van intensieve casusregie werkt, vertelt projectleider Katrien de Vaan. “De effectiviteit van de aanpak blijkt te worden bepaald door drie mechanismen. Om te beginnen door de houding van de casusregisseur, die meerstemmig werkt richting gezin en ketenpartners. Een ander belangrijk mechanisme is de intensieve werkwijze van holistisch en systemisch analyseren. Ten slotte is de positionering van de casusregisseur, als langdurig betrokken ‘spin in het web’ van de hulpverlening, een belangrijke succesfactor.”
Intensieve casusregie leidt er volgens Katrien toe dat de direct betrokkenen gemotiveerd zijn voor hulp, dat die hulp aansluit bij wat ze nodig hebben, en dat de hulp doorloopt zo lang als nodig is. “Dat leidt uiteindelijk tot het waargenomen effect: de zeer beperkte terugval in casussen die door casusregisseurs zijn afgesloten, en de vorderingen in het doorbreken van patronen in casussen die nog níet afgesloten zijn.”
Randvoorwaarden
De genoemde mechanismen werken niet vanzelf, maar vereisen onder andere:
• voldoende tijd om tot opbouw van een volledige caseload te komen;
• de mogelijkheid voor casusregisseurs om hun tijd flexibel in te delen, afhankelijk van wat een casus vraagt;
• de ruimte om buiten staande structuren te werken en de inzet van zowel casusregisseurs als management om dat daadwerkelijk mogelijk te maken;
• de juiste kennis, vaardigheden en ervaring bij de uitvoerders van intensieve casusregie;
• een duidelijke en stevige positionering;
• een duidelijk belegde verantwoordelijkheid voor implementatie.
Katrien: “De intensieve regie op complexe casuïstiek vanuit lokale teams sluit aan bij wat het Toekomstscenario Kind en Gezinsbescherming van lokale teams zal gaan vragen, en waar ook het Kwaliteitskader Werken aan veiligheid voor lokale (wijk)teams en gemeenten op aangepast zal worden. Ons onderzoek bevat dan ook belangrijke en bruikbare lessen voor de ontwikkeling van een lokale aanpak rondom onveiligheid in gezinnen in de nabije toekomst.”
Meer weten?
Lees ons eindrapport. Of neem contact op met Katrien.
Klachtenstelsel po en vo: nader onderzoek 2022
Voor personeelsleden, ouders en (in het voortgezet onderwijs) leerlingen bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen. Regioplan deed onderzoek naar het functioneren van de klachtenregeling en het klachtenstelsel in het primair en voortgezet onderwijs.
Het klachtenstelsel is een complex stelsel met verschillende routes en betrokken partijen. Een belangrijk onderscheid wordt gemaakt tussen de informele fase in scholen (de voorfase), waarbij de vertrouwenspersoon een sleutelrol heeft, en de formele fase, via een klachtencommissie. De meeste klachten worden afgehandeld zonder formele klachtenprocedure. Uit het onderzoek blijkt dat de mogelijkheden voor klachtenafhandeling vaak nog ondoorzichtig zijn. Dit vraagt om een betere informatievoorziening vanuit scholen.
Belemmeringen
Sommige ouders, personeelsleden en leerlingen voelen een belemmering om een melding te maken of klacht in te dienen bij de school. Dit heeft vaak te maken met angst voor gevolgen of denken dat een klachtenprocedure geen nut heeft. Ook kan het gebrek aan een externe vertrouwenspersoon in de school reden zijn om zich niet te melden. Binnen scholen varieert de professionaliteit van vertrouwenspersonen, zij delen bijvoorbeeld in sommige gevallen geen jaarverslag of periodiek overzicht. Ook de facilitering in tijd en middelen blijft vaak achter.
Beperkt zicht op vervolgstappen
Scholen zijn verplicht om zich aan te sluiten bij een klachtencommissie op landelijk, regionaal of lokaal niveau. De meeste scholen zijn aangesloten bij een landelijke commissie. Deze landelijke partijen zetten ook actief in op professionalisering en kennisdeling. Bij regionale of lokale commissies gebeurt dat meer informeel. Maar een klein deel van de ingediende klachten wordt gegrond verkaard. Soms wordt ook klacht voorafgaand aan een procedure al ingetrokken, omdat partijen er ondering toch uitkomen. De ervaring is dat procedures soms lang kunnen duren. De adviezen van klachtencommissies zijn niet bindend. Daarom is er maar beperkt zicht op de vervolgstappen die scholen zetten.
Aanbevelingen
Op basis van het onderzoek komen wij tot een aantal aanbevelingen, zowel voor de voorfase als de procedures bij klachtencommissies:
1. Zorg voor beter vindbare en toegankelijke informatie over klachtenprocedures
2. Zorg in alle scholen voor ten minste één interne en één externe vertrouwenspersoon
3. Borg de professionaliteit van vertrouwenspersonen beter
4. Laat scholen verplicht aansluiten bij een landelijke klachtencommissie
5. Zorg voor een snellere afhandeling van klachten
6. Maak het advies van klachtencommissies bindend
“Enorm leuk om samen te bouwen aan een nieuwe organisatie”
Zorg & Veiligheid: het is een werkveld waarin Katrien de Vaan zich al jaren als een vis in het water voelt. Inmiddels heeft ze ook haar eerste jaar als directielid erop zitten. “Ik haal nog altijd veel energie uit het zelf uitvoeren van projecten.”
Zorg & Veiligheid was niet de richting waarin Katriens loopbaan zich in eerste instantie ontwikkelde. Na haar studie Geschiedenis wilde ze graag de onderzoekswereld in, maar promotieplekken waren op dat moment schaars, blikt ze terug. “Zo kwam ik terecht bij de gemeente Haarlemmermeer, op de raadsgriffie. Daar raakte ik gefascineerd door het politiek-bestuurlijke krachtenveld binnen een gemeente. Maar: het onderzoek bleef trekken. Uiteindelijk kwam ik terecht bij een onderzoeksbureau dat mensen zocht speciaal voor rekenkameronderzoek: iets waar mijn ervaring op de griffie mij inmiddels de perfecte basis voor had gegeven.”
In 2009 maakte Katrien de overstap naar Regioplan, als onderzoeker binnen het toenmalige cluster Criminaliteit & Veiligheid. In de loop der jaren bouwde ze via tientallen projecten vervolgens gestaag aan haar profiel als projectleider en adviseur op het gebied van zorg en veiligheid. “Veiligheid binnen gezinnen, jeugdbescherming, maar ook de inrichting van het sociaal domein: ik vond en vind het enorm interessante thema’s om me in te verdiepen. Niet alleen omdat het inhoudelijk interessante thema’s zijn, maar ook omdat juist deze onderwerpen op bestuurlijk niveau voortdurend in beweging zijn.”
Decentralisatie van de jeugdzorg
Als voorbeeld noemt Katrien de decentralisatie van de jeugdzorg, in 2015. “Die decentralisatie – waarbij de gemeenten verantwoordelijk werden gemaakt voor de jeugdzorg – heeft allerlei nieuwe uitdagingen opgeleverd. Opeens werd er heel erg gestuurd op beheersbaarheid, maar daardoor verdwenen het beoogde langetermijneffect en de effectiviteit van het beleid uit beeld. Dat levert een hele ingewikkelde en interessante spanning op. De meeste gemeenten zijn intrinsiek namelijk best gemotiveerd om te doen wat er nodig is, maar om écht effectief te zijn zullen ze moeten investeren. Ze moeten dieper in de materie duiken, meer tijd aan een casus besteden, beter proberen te begrijpen wat er precies aan de hand is.”
“Maar het probleem is dat zo’n investering niet meteen rendeert; daar gaan vaak jaren overheen. Daar komt bij dat, als de gemeenten het goed doen, er uiteindelijk minder specialistische zorg nodig is – maar die ligt dan weer niet bij gemeenten zélf. Uiteindelijk plukken de gemeenten zelf dus niet de financiële vruchten van hun eigen beleid. Het beheersmatigheidsdenken op de korte termijn belemmert kortom dat je dát gaat doen wat op de lange termijn werkt en ook goedkoper is.”
Complexe casuïstiek
Katrien ziet gemeenten vooral worstelen met complexe casuïstiek. “De eerste jaren was het zoeken naar een nieuwe balans. Wie is nu precies waarvoor verantwoordelijk? Complexe casussen waarin huiselijk geweld een rol speelt, zijn bovendien vaak ook complexe jeugdhulpcasussen – en dan spelen vaak óók GGZ-problematiek bij volwassenen en financiële problemen nog een rol. Binnen het werkveld zijn we nog altijd met elkaar aan het leren hoe dit allemaal het beste werkt.”
Ondermijnende criminaliteit
Een ander interessant thema binnen het brede werkveld Zorg & Veiligheid is ondermijning, schetst Katrien. “Ook op dat vlak gebeurt er nu landelijk en lokaal natuurlijk ontzettend veel. Zó veel, dat de wet- en regelgeving om georganiseerde ondermijnende criminaliteit aan te pakken vaak al na een paar jaar niet meer goed aansluit op wat er in de praktijk nodig is. Bovendien is het op sommige terreinen echt nog uitproberen wat nou wel en niet werkt, en hoe je daar dan een aanpak op inricht. Het is enorm interessant om met beleidsonderzoek bij te dragen aan die zoektocht.”
Maatschappelijke problemen
Voor Katrien markeerde 2022 een belangrijke mijlpaal in haar loopbaan bij Regioplan. In januari nam ze, samen met Jos Lubberman, Miranda Witvliet en Yannick Bleeker, namelijk het stokje over van de toenmalige directie. “Maatschappelijke problemen worden steeds ingewikkelder, met veel verschillende spelers, met verschillende en vaak ook tegengestelde belangen. Tegelijkertijd werkt de overheid steeds meer kennisgestuurd en evidence based.”
“Wij denken dat we, vanuit onze onderzoeksmethodieken en de brede kennis die we als bureau hebben opgebouwd, heel erg goed bij kunnen dragen aan netwerken die met elkaar oplossingen voor maatschappelijke problemen willen ontwikkelen en implementeren. Wij zagen met ons vieren duidelijk voor ons hoe we die nieuwe rol als Regioplan zouden kunnen inkleden, en de toenmalige directie heeft ons vervolgens de ruimte geboden om die ideeën in de praktijk te brengen.”
Samen bouwen
Inmiddels is de nieuwe directie een klein jaar op weg. Het eerste jaar is goed bevallen, vertelt Katrien. “Het is gewoon enorm leuk om, samen met alle medewerkers, te bouwen aan een nieuwe organisatie. Tegelijkertijd ziet een gemiddelde werkdag er voor mij nu natuurlijk wel – op zijn zachtst gezegd – wat anders uit dan voorheen. Opeens ben je niet alleen projectleider of adviseur, maar ook directielid en manager – en dat zijn taken die niet altijd even makkelijk te plannen zijn.”
“Sowieso heb ik van meet af aan gezegd dat ik óók in de uitvoering actief wil blijven. Daar haal ik namelijk nog altijd heel veel energie uit. Bovendien wil ik mezelf inhoudelijk blijven ontwikkelen en feeling blijven houden met de praktijk. Veiligheid in gezinnen, jeugdbescherming, het sociaal domein, ondermijning: het is allemaal nog altijd veel te interessant om dat te laten liggen.”
Wat werkt bij de domeinoverstijgende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling?
Investeer in het persoonlijk (leren) kennen van het netwerk. Voer structureel bestuurlijk overleg over richting, inrichting en proces. En informeer actief en regelmatig naar de toereikendheid van middelen. Het zijn slechts enkele voorbeelden van belangrijke do’s binnen de domeinoverstijgende aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). De belangrijkste aanbevelingen hebben we nu samengevat in een handige oplegger.
Wat werkt bij de domeinoverstijgende aanpak van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (HGKM)? Samen met Hiemstra & De Vries, het Athena Instituut en een ervaringsdeskundige onderzochten we de belangrijkste barrières en werkzame elementen rondom domeinoverstijgende samenwerking, afstemming en regie in de aanpak van huiselijk geweld in het lokaal veld.
Alle aanbevelingen op een rij
In de oplegger gaan we dieper in op netwerkelementen, prioriteiten per niveau en actor en succesfactoren. De oplegger is bedoeld voor regio’s die voor de opgave van domeinoverstijgende samenwerking staan. Door na te gaan welke werkzame elementen al wel en nog niet aanwezig zijn, worden onderlinge afhankelijkheden en belangrijke randvoorwaarden inzichtelijk.
Dit draagt bij aan het versterken van de samenwerking, afstemming en regie, en daarmee aan de effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Meer weten?
Neem dan contact op met Eline of Katrien. Of lees ons eindrapport.
Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling: naar een effectievere aanpak
Hoe kan kennis uit de Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling ingezet worden voor een effectievere aanpak van deze problematiek? Regioplan ontwikkelde een aantal instrumenten die gemeenten, regio’s en hun ketenpartners daarbij helpen. In onze recent gepubliceerde eindrapportage bundelen we bovendien alle inzichten voor verbetering van het gebruik van de Impactmonitor.
Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn veelvoorkomende vormen van geweld, met ernstige en langdurige gevolgen voor alle betrokkenen.
De Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling van het CBS laat op structurele basis zien hoe het er in Nederland voor staat met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, en wat de impact is van deze aanpak op de levens van de betreffende mensen. Doel van de monitoring is om bij te dragen aan verbetering van de effectiviteit van die aanpak.
Gerichte ondersteuning
Regioplan voert regelmatig projecten uit die betrekking hebben op de problematiek en aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, vertelt onderzoeker Frank Kriek. “Zo ondersteunden we in het najaar van 2021 en het voorjaar van 2022 regio’s bij het werken met de Impactmonitor. Daarbij keken we onder meer naar het beleid en de uitvoeringspraktijk van gemeenten, regio’s en hun ketenpartners. Onze ondersteuning was gericht op zowel het breder bekend maken van het bestaan en de inhoud van de Impactmonitor als op het praktische gebruik ervan; hoe vind ik welke cijfers?”
“Daarnaast boden we ondersteuning bij de inzet van de cijfers voor ontwikkeling en evaluatie van beleid en voor het sturen op de uitvoering van de aanpak. Daarbij werd ook informatie opgehaald om de monitor verder te ontwikkelen.”
Inzichten gebundeld
Onlangs publiceerde Regioplan een rapportage waarin alle inzichten voor verbetering van het gebruik van de Impactmonitor zijn gebundeld, vertelt Frank. “Het rapport bevat nuttige adviezen voor de verdere ontwikkeling van de Impactmonitor. Ook hebben we verschillende instrumenten ontwikkeld om gemeenten en regio’s bij het gebruik van de Impactmonitor te ondersteunen en daarmee het kennisgestuurd werken te versterken.”
Meer weten?
Op de website van VNG kun je het eindrapport en alle afzonderlijke instrumenten downloaden.