Werkveld: Arbeid en sociale zekerheid
Belemmeringen voor werkzoekende asielzoekers
Welke belemmeringen ervaren asielzoekers als ze willen toetreden tot de Nederlandse arbeidsmarkt? Dat is de centrale vraag in een onderzoek dat we uitvoeren in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
Binnen het onderzoek kijken we onder meer naar de zogenoemde 24 weken-eis, die bepaalt dat asielzoekers – als aan bepaalde aanvullende voorwaarden is voldaan – binnen een tijdsbestek van 52 weken maximaal 24 weken betaald mogen werken. In hoeverre belemmert deze eis de toetreding van asielzoekers tot de arbeidsmarkt? En: welk effect zou een eventuele aanpassing of afschaffing van deze maatregel hebben?
Voor het onderzoek analyseren we tal van data (waaronder een bestandanalyse van de tewerkstellingsvergunningen). Daarnaast interviewen we onder meer diverse experts en bevragen we asielzoekers en statushouders over hun ervaringen en ideeën. Voor de juridische analyse werken we samen met prof. mr. Lieneke Slingenberg, hoogleraar Migrants and the Rule of Law bij de VU.
Het eindrapport wordt in 2023 verwacht.
Meer weten?
Neem dan contact op met projectleider Heleen Schols.
Inge Otto MA
Mijn onderzoekswerk bij Regioplan biedt mij drie belangrijke zaken: samenwerking, verdieping, en maatschappelijke relevantie. Hier geniet ik dagelijks van. Ik werk graag aan projecten over onderwijs en arbeid(smarkt), maar ook veel andere thema’s boeien mij. In het verleden heb ik gewerkt bij hogescholen, universiteiten en bij adviesbureaus die gespecialiseerd zijn in hoger onderwijs en kwaliteitszorg. Binnen Regioplan werk ik onder meer mee aan onderzoeken over voortgezet onderwijs, duurzame inzetbaarheid, en cliëntenparticipatie.
Nieuw: verkennend onderzoek naar cliëntenparticipatie
Hoe betrek je cliënten op een goede manier bij beleidsvorming? In opdracht van het ministerie van SZW gaat Regioplan de komende tijd onderzoek doen naar die vraag. Het doel: komen tot gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle cliëntenparticipatie.
Wet- en regelgeving (zoals de Participatiewet en de Wet SUWI) verplicht gemeenten en instanties als UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om cliënten bij de beleidsontwikkeling te betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van cliëntenraden en participatieraden. Naast deze formele vormen van cliëntenparticipatie gebruiken gemeenten en instanties ook informele vormen om burgers te betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van wijktafels, panels en dialoogsessies.
Veel voordelen
Cliëntenparticipatie kent veel voordelen. Zo kan het leiden tot doeltreffender (en doelmatiger) beleid, dat optimaal aansluit bij de belevingswereld van de mensen voor wie het beleid bedoeld is. Ook zorgt cliëntenparticipatie voor meer draagvlak voor beleid, en daarmee voor een kleinere kloof tussen overheid en burgers. En verder zorgt cliëntenparticipatie vaak voor empowerment: cliënten voelen zich beter gehoord en leren en passant meer over de complexiteit van beleidsvorming.
Meer inzicht
Tegelijkertijd is cliëntenparticipatie geen eenduidig begrip; elke organisatie geeft er – binnen de wettelijke kaders – haar eigen invulling aan. In opdracht van het ministerie van SZW voert Regioplan de komende tijd daarom een verkennend onderzoek uit naar cliëntenparticipatie, vertelt projectleider Yannick Bleeker. “Het ministerie wil graag meer inzicht krijgen in alle beelden en verwachtingen rondom cliëntenparticipatie, als basis voor (eventuele) aanscherping van de wettelijke kaders. Een bijkomend doel van het onderzoek is om de huidige organisatie en uitvoering van cliëntenparticipatie in de praktijk in kaart te brengen.”
“De komende maanden gaan we in gesprek met burgers, cliëntenraden en bestuurders over hoe de cliëntenparticipatie momenteel is ingericht én over hoe deze volgens hen ingericht zou moeten worden. Hopelijk kunnen we zo bijdragen aan meer inzicht en aan gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle cliëntenparticipatie.”
Meer weten?
“De beleidspraktijk vooruit helpen: dáár doen we het voor”
In de tien jaar dat hij nu bij Regioplan werkt, zag directeur Yannick Bleeker (33) het onderzoek steeds dichter tegen de samenleving aankruipen. Binnen het veld van Werk, Participatie en Sociale Zekerheid valt er volgens hem nog veel interessant werk te verzetten. “We doen dit werk omdat we iets voor de praktijk willen betekenen.”
Tijdens zijn studie Sociologie werd Yannicks belangstelling voor onderzoek echt aangewakkerd, vertelt hij. “Sociologie bleek een heel mooie studie, die je in staat stelt om latente structuren in de samenleving zichtbaar te maken. In mijn eerste jaar deden we onderzoek naar factoren die crimineel gedrag beïnvloeden. Het was voor mij een openbaring hoeveel je wel niet te weten kunt komen met een doordachte vragenlijst en voldoende goede data. Het gevoel van verwondering tijdens dat eerste onderzoek is altijd een drijfveer gebleven.”
Spannend en leerzaam
Sinds begin 2022 is Yannick een van de vier nieuwe directeuren van Regioplan. Het was een spannend en leerzaam jaar, vertelt hij. “Tot twee jaar geleden had ik niet per se gedacht dat zo’n functie iets voor mij zou zijn, maar het bevalt uitstekend. We praten veel met collega’s over hun professionele ontwikkeling en over hoe ze het beste uit zichzelf kunnen halen. Het allermooiste is als je ziet dat mensen hun talent verder weten te ontplooien en je ze ziet groeien. Dat is denk ik wel het allermooiste aan deze rol: onderzoekers de kansen geven waar ik zelf eerder ook zo van geprofiteerd heb.”
Met de voeten in de praktijk
In de afgelopen tien jaar zag Yannick bij Regioplan veel veranderen. “We creëren nog steeds nieuwe kennis. Tegelijkertijd proberen we op nieuwe manieren die kennis een plek in de praktijk te geven. Wij willen kennis van invloed laten zijn op beleidsontwikkeling. Alleen goed onderzoek is dan niet altijd genoeg. Het vraagt van onderzoekers dat ze meedenken en meedoen én dat ze een beetje macht uit handen geven. Zelf vind ik dat een mooie ontwikkeling; om vanuit nieuwe kennis, gelijkwaardig met burgers, professionals en bestuurders, na te denken over betere ondersteuning en nieuw beleid.”
Voorbeeld: UWV
Yannick noemt als voorbeeld het actieonderzoek dat Regioplan momenteel uitvoert voor uitkeringsinstantie UWV, met als doel om nieuwe handelingsperspectieven voor professionals te ontwikkelen. “In dat onderzoek zijn we begonnen met een intensieve analysefase. We spraken veel uitkeringsgerechtigden en observeerden gesprekken tussen uitkeringsgerechtigden en professionals. Vervolgens hebben we nieuwe handelingsperspectieven voor professionals ontworpen. Dat hebben we gedaan samen met de TU Delft en Centerdata én met professionals en burgers.”
“Ik ben ervan overtuigd dat de interactie tussen de professional en de klant de plek is waar het moet gebeuren. Het beleid en de organisatie moeten daarop gericht zijn. Daarom betrekken we ook mensen uit de organisatie van UWV bij de ontwikkeling van de handelingsperspectieven.”
Handhaving in sociale zekerheid
Een ander interessant onderzoek richt zich op de vraag hoe andere landen omgaan met handhaving in de sociale zekerheid, vertelt Yannick. “De toeslagenaffaire ligt natuurlijk nog vers in het geheugen. Hoe tragisch ook, die affaire heeft wél een interessante – en voor veel burgers relevante – discussie in gang gezet. Hoe kunnen we er enerzijds voor zorgen dat mensen geen misbruik maken van sociale voorzieningen, terwijl we tegelijkertijd de menselijkheid niet uit het oog verliezen? Een heel actueel en relevant thema, en het is mooi om in het hart van die discussie onderzoek te doen.”
In het onderzoek is veel aandacht voor hoe andere landen met dit dilemma omgaan. “Daar kan de Nederlandse overheid wellicht van leren. Zo is het Verenigd Koninkrijk een interessant voorbeeld. Daar heeft de overheid de afgelopen tien jaar hard gewerkt aan het vereenvoudigen van het socialezekerheidsstelsel, door zeven regelingen te vervangen door één heldere regeling voor de burger. In combinatie met een vereenvoudigd aanvraagproces heeft dat in elk geval geleid tot flinke bureaucratische besparingen. Of de burger onder de streep ook écht beter af is, is de volgende vraag – maar het is wel een interessante ontwikkeling waar we in Nederland wellicht ook iets mee kunnen.”
Cliëntenparticipatie
Onlangs werd er een nieuw project opgestart waar Yannick en zijn team veel zin in hebben. “Voor het ministerie van SZW gaan we nu een verkennend onderzoek uitvoeren naar cliëntparticipatie. Daartoe gaan we het komend jaar in gesprek met burgers, cliëntenraden en bestuurders over hoe cliëntenparticipatie ingericht zou moeten worden. Hopelijk kunnen we zo bijdragen aan gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle participatie, door cliënten wat meer macht in beleidsontwikkeling te geven.”
De toekomst
Onderzoek kan volgens Yannick veel betekenen in het verbeteren van de beleidspraktijk. “Mensen zijn veerkrachtig en kunnen heel veel zelf oplossen. Maar goed beleid en goede ondersteuning kunnen echt het verschil maken. Ik kijk ernaar uit om daar met Regioplan een bijdrage aan te blijven leveren.”
Intensivering armoede- en schuldenaanpak
Door de coronacrisis is de Rijksoverheid extra gaan investeren in haar armoede- en schuldenaanpak, om zodoende te voorkomen dat deze problematiek fors toeneemt. De geïntensiveerde armoede- en schuldenaanpak heeft verschillende doelstellingen, die tot verdere verbeteringen moeten leiden in o.a. schuldenpreventie en uitvoering van schuldhulp.
In het kader van deze doelstellingen zijn er negentien schuldhulpinitiatieven gesubsidieerd die elk een rol spelen in het verbeteren van armoede- en schuldenbeleid. Daaronder vallen bijvoorbeeld initiatieven die schuldsanerings- en afbetalingsregelingen willen vereenvoudigen, of die voorlichtingsmaterialen ontwikkelen.
In opdracht van het ministerie van SZW hebben wij al deze initiatieven gevolgd om de voortgang in kaart te brengen. Initiatieven hebben hiervoor zelf verantwoordingsinformatie aangeleverd, die door ons op een reeks indicatoren is getoetst. Bij die toetsing zijn ook experts uit het veld betrokken om de onderzoeksconclusies aan te scherpen.
Conclusies en aanbevelingen
De duidelijkste meetbare voortgang hebben de initiatieven geboekt in het uitbreiden van samenwerkingen met partners als gemeenten, grote schuldeisers en schuldhulpverleners. Over de waardering van de initiatieven door hun doelgroepen worden minder systematisch cijfers bijgehouden. Initiatieven zijn overwegend tevreden over de beschikbare expertise en de draagkracht bij de stakeholders waar ze zich op richten, maar hebben desalniettemin soms wel te maken gehad met een langere opstartfase dan verwacht.
In onze aanbevelingen benadrukken we daarom ook dat een goede inbedding van initiatieven in bestaande structuren om tijd vraagt. Om de voortgang daarbij te bewaken, is het raadzaam dat de overheid bij het geven van nieuwe subsidies initiatieven vraagt om systematisch te rapporteren over vooraf opgestelde kerncriteria.
Nieuwsgierig geworden naar de bevindingen?
Neem contact op met Miranda. Of download het eindrapport.
Onderzoek sociale zekerheid: hoe handhaven andere landen?
Van de toeslagenaffaire tot de ‘boodschappenaffaire’: het Nederlandse handhavingsbeleid op het gebied van sociale zekerheid lag de afgelopen jaren regelmatig onder vuur. In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) onderzocht Regioplan het handhavingsbeleid in zes andere Europese landen. Hoe ziet dat beleid eruit? En: wat kan Nederland leren van de ervaringen in het buitenland?
Ons stelsel van sociale zekerheid is gebaseerd op solidariteit. Om te voorkomen dat het maatschappelijk draagvlak afneemt door uitkeringsfraude, zijn handhaving en toezicht belangrijk. Het formuleren en uitvoeren van handhavingsbeleid betekent echter voortdurend zoeken naar balans: ruimte om oog te houden voor de mens achter de uitkering aan de ene kant, en slagkracht om daadwerkelijk misbruik aan te pakken aan de andere.
Herijking
Nu die balans de afgelopen jaren steeds meer ter discussie is komen te staan, deed Regioplan (in opdracht van het ministerie van SZW) de afgelopen maanden uitgebreid onderzoek naar het handhavingsbeleid in andere Europese landen, vertelt Bob van Waveren, die het onderzoek samen met Noor Galesloot en Yannick Bleeker uitvoerde. “We waren vooral benieuwd naar hoe het op andere plekken gesteld is met die balans tussen de menselijke maat aan de ene, en slagkracht om misbruik aan te pakken aan de andere kant. Wat zijn de belangrijkste verplichtingen waaraan uitkeringsontvangers moeten voldoen? Welke sancties kunnen er worden opgelegd? En wat doen overheden om te voorkomen dat mensen vergissingen of fouten maken? Het uiteindelijk doel van dit internationale vergelijkingsonderzoek: inspiratie bieden voor een herijking van het Nederlandse handhavingsbeleid.”
Beleidsuitgangspunten
Het onderzoek omvatte deskresearch en interviews met experts uit zes Europese landen (België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk). Dat leverde interessante inzichten op als het gaat om de uitgangspunten van beleid, schetst Bob. “Zo concluderen we dat er in de meeste onderzochte landen sprake lijkt te zijn van relatief veel vertrouwen in burgers. Dit vertrouwen uit zich in meerdere landen ook in concrete initiatieven. Het vergisrecht, het eenmalige recht om fouten te mogen maken, in Frankrijk is hier een goed voorbeeld van.”
“Aanzienlijke verschillen zien we als we kijken we naar het vertrouwen in professionals. De wettelijke en protocollaire ruimte die professionals krijgen om autonoom en naar eigen inzicht te handelen is bijvoorbeeld hoog in België en laag in het Verenigd Koninkrijk.”
Andere verschillen (en overeenkomsten) zag het onderzoeksteam onder meer als het gaat om de kwaliteit van de dienstverlening voor de burger, het maatschappelijk draagvlak voor het socialezekerheidsstelsel, en de manier waarop landen kijken naar het onderscheid tussen fouten en fraude.
Wetgeving en beleid
Het onderzoek richtte zich verder niet alleen op de beleidsuitgangspunten, maar ook op verschillen in wetgeving en beleid. Ook daar vonden de onderzoekers in het oog springende verschillen tussen de landen, schetst Bob. “Landen verschillen bijvoorbeeld in de mate waarin zij hun handhavingsbeleid centraal of juist decentraal organiseren. Ook wordt het handhavingsbeleid in sommige landen ingebed in de bredere context van het bestrijden van misstanden op de arbeidsmarkt, waaronder arbeidsuitbuiting, mensenhandel en georganiseerde criminaliteit.”
Praktische uitvoering
Ook keek het onderzoeksteam naar de praktische uitvoering, vervolgt Bob. “Daar zagen we bijvoorbeeld dat landen sterk verschillen als het gaat om de mate waarin er sprake is van face-to-face- of digitaal en online contact. Ook zagen we in enkele landen – met name in Denemarken en Finland – een tendens richting het meer digitaliseren van de uitvoering van het socialezekerheidsbeleid. In deze landen hoef je als burger bij een uitkeringsaanvraag geen inkomsensgegevens meer te overleggen, die worden voor je uit de systemen gehaald.”
Uitdagingen
Ten slotte bracht het onderzoeksteam de belangrijkste uitdagingen in kaart die in de onderzochte landen spelen rondom het handhavingsbeleid. Bob: “Een voorbeeld van zo’n specifieke uitdaging zijn de ruime discretionaire bevoegdheden in België. Die scheppen veel ruimte voor maatwerk, maar kunnen ook leiden tot verschillende besluiten in gelijke of vergelijkbare omstandigheden, en daarmee de rechtsgelijkheid onder druk zetten. Verder kennen sommige landen – zoals Finland en België – complexe socialezekerheidsstelsels, wat ze relatief duur maakt in de uitvoering. Dat kan ten koste kan gaan van de bereikbaarheid voor burgers. En verder zagen we uitdagingen op het gebied van grootschalige dataverzameling en -uitwisseling. In het Verenigd Koninkrijk, Finland, Denemarken en België speelt dit een grote rol in de uitvoering en handhaving van de uitkeringsregelingen, maar het ontwikkelen van zo’n data-infrastructuur gaat gepaard met grote technische en juridische uitdagingen.”
Wat kan Nederland hiervan leren?
Al met al laat het onderzoek volgens Bob zien dat de handhavingsstelsels van de zes onderzochte landen aanzienlijke verschillen én overeenkomsten bevatten. “Twee trends lijken zich af te tekenen: meer ruimte om oog te houden voor de mens achter de uitkering, en een toename van grootschalige data-infrastructuur bij de uitvoering van de uitkeringsregelingen. Het ministerie van SZW gaat zich de komende maanden beraden op de lessen die uit het onderzoek te trekken zijn voor de herijking van het handhavingsbeleid voor de sociale zekerheid.”
Meer weten?
Onze eindrapportage bevat nog veel meer inzichten en conclusies over het handhavingsstelsel in andere landen.
Werken houdt criminaliteit op afstand
Jongeren en jongvolwassenen zonder baan lopen een hoger risico om betrokken te raken bij (ondermijnende) criminaliteit. Inzetten op betaald werk is daarom van groot belang bij de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.
Eerder onderzoek wijst op werk als beschermende factor tegen ondermijnende criminaliteit; inkomsten uit werk verkleinen de kans op financiële problemen, en verminderen daardoor de kwetsbaarheid voor rekrutering van ondermijnende criminaliteit.
Ondermijning: centraal thema
Ondermijning door georganiseerde criminaliteit is de afgelopen jaren een centraal thema in het veiligheidsbeleid van politie, justitie en bestuurlijke partners geworden. Zo zette het kabinet-Rutte III een zogenoemd Breed Offensief tegen Georganiseerde Criminaliteit (BOTOC) op. Binnen BOTOC werken acht gemeenten aan een geïntegreerde, preventieve aanpak van georganiseerde criminaliteit. Dit wordt uitgebreid naar nieuwe of aanvullende aanpakken in zestien gemeenten.
Daarnaast biedt het ministerie van SZW met het Impulsprogramma Voorkomen van Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit SZW ondersteuning aan initiatieven door de integrale aanpak te versterken met werkgerichte invalshoeken.
Preventieve aanpak
In het verlengde hiervan onderzochten wij – in opdracht van het ministerie van SZW – hoe gemeenten de samenwerking tussen de domeinen Veiligheid en Werk & Inkomen (W&I) kunnen vormgeven, zodat werk een essentieel en substantieel onderdeel wordt van de preventieve aanpak van ondermijning.
Daarvoor brachten we zowel belemmerende als stimulerende factoren in kaart, aan de hand van literatuuronderzoek en verdiepende interviews met vertegenwoordigers van gemeenten en andere betrokken partijen.
Weinig samenwerking
Ons onderzoek maakt onder meer duidelijk dat de afdelingen Veiligheid en W&I bij de meeste gemeenten met een preventieve aanpak van ondermijning, niet of nauwelijks samenwerken bij de vormgeving van hun aanpakken. Betrokkenen zeggen elkaars afdelingen niet goed te kennen, waardoor de toegevoegde waarde van W&I in veel gevallen niet genoeg bekend is bij de afdeling Veiligheid.
Ook sluit het reguliere aanbod van arbeidstoeleiding binnen de gemeentelijke initiatieven – bijvoorbeeld via re-integratiebedrijven of sociale werkplaatsen – niet altijd even goed aan bij de jeugdige (criminele) doelgroep.
Coaches en ondernemers
Liever werken gemeenten daarom buiten het reguliere systeem om, bijvoorbeeld via ‘outreachend’ werkende coaches of lokale ondernemers die de doelgroep actief benaderen en hulp aanbieden. Ook worden ervaringsdeskundigen ingezet die jongeren die dreigen af te glijden, indringend confronteren met de negatieve kanten van hun keuzes. Zo hopen de gemeenten dat een baan alsnog aantrekkelijker wordt dan geld verdienen met criminaliteit.
Tegelijkertijd is motiveren en begeleiding van de doelgroep lastig: veel criminele jongeren en jongvolwassen zijn gewend geraakt aan het verdienen van veel en relatief gemakkelijk crimineel geld en de bijbehorende status. Een deel van de legale werksectoren waarin zij kunnen werken, hebben bij hen bovendien een negatief imago. Ook de gemeenten hebben geen goed imago bij deze doelgroep.
Conclusies
Gemeenten die hebben geïnvesteerd in de samenwerking tussen de afdelingen Veiligheid en W&I (en andere partijen), blijken daarvan in de preventieve aanpak van ondermijning de vruchten te plukken. Daarbij geldt dat voldoende (bestuurlijk) draagvlak binnen de organisatie de uitvoering van de aanpak bevordert.
Verder blijkt een outreachende aanpak essentieel om deze doelgroep naar werk te begeleiden, in de vorm van coaches of jongerenwerkers die ‘de jongere oppakken en niet meer loslaten’ totdat hij of zij weer op het juiste pad is beland. Het opbouwen van een vertrouwensband, met begeleiding die aansluit bij het levensritme en de belevingswereld van de doelgroep, is daarbij cruciaal.
Aanbevelingen
Voor een succesvolle, preventieve aanpak van ondermijnende criminaliteit, is het belangrijk dat gemeenten investeren in de interne, domeinoverstijgende samenwerking tussen de afdelingen Veiligheid en W&I. Het is raadzaam om bij de verschillende afdelingen te investeren in kennis en bewustwording van verantwoordelijkheden in de preventieve aanpak van ondermijning. Daarvoor zijn tools beschikbaar bij onder andere de VNG, het CCV en Divosa.
Ook is het belangrijk dat gemeenten verkennen of samenwerking met externe partijen (zoals coaches en jongerenwerkers) nodig is om de doelgroep naar arbeid toe te leiden. Een persoonsgerichte en integrale aanpak is daarbij essentieel; door de jongeren integraal te ondersteunen, kan toekomstperspectief worden geboden.
Tot slot kunnen gemeenten (nog) meer inzetten op de samenwerking met geschikte, lokale werkgevers en onderwijsinstellingen voor jongeren die nog leerplichtig zijn.
Meer weten?
Ons eindrapport bevat nog veel meer achtergronden, conclusies en aanbevelingen.
Verkenning stelsel schuldhulpverlening
Te veel huishoudens met problematische schulden zijn verstoken van hulp. Aanvullende maatregelen schieten te kort in bereik en effectiviteit. Voor echte verbetering is er meer inzicht nodig in de oorzaken van de knelpunten en in de noodzakelijke randvoorwaarden. Dat is de conclusie van een doorlichting van het stelsel van de schuldhulpverlening.
Regioplan voerde deze verkenning uit in samenwerking met Nadja Jungmann en Arnoud Noordam, in opdracht van het ministerie van SZW. De aanleiding was de aanhoudende constatering dat zowel het bereik de effectiviteit van de huidige schuldhulp tekortschiet. De schuldenproblematiek in Nederland is groot. Bijna één op de tien huishoudens worstelt met problematische schulden. Slechts een zesde van deze groep is in beeld bij de hulpverlening.
Deze cijfers zijn al een tijd vrij constant en geven aanleiding tot zorg. Schuldenproblematiek heeft namelijk grote maatschappelijke gevolgen. De Tweede Kamer vroeg via de motie van het lid Van Beukering-Huijbregts aan de regering om te verkennen welke mogelijkheden er zijn om het minnelijke en wettelijke traject samen te voegen. Ook vroeg de Kamer om meer dwang in het minnelijk traject, een wettelijk recht op een aflospauze, een wettelijke reactietermijn en een betere bescherming van kleine schuldeisers. De minister heeft de reeks aan moties opgevat als een verzoek van de Kamer om de balans op te maken en in dat kader te inventariseren wat de in de moties gevraagde maatregelen kunnen betekenen om de gewenste verbeterslag in de schuldhulpverlening te realiseren.
Verkennend onderzoek in vier stappen
Om de Kamer te voorzien is verkennend onderzoek verricht: het is gebaseerd op literatuuronderzoek, op interviews en workshops met de betrokken actoren en op een juridische analyse. Het onderzoek bestond uit vier stappen. Om te beginnen is uitgewerkt welke maatschappelijke uitgangspunten ten grondslag liggen aan het stelsel van schuldhulpverlening. Waarbij het stelsel is gedefinieerd als het geheel dat valt onder de Wgs, de Wsnp en de schuldenbewinden zoals geregeld in boek 1 BW. Vervolgens is geïnventariseerd welke knelpunten er bekend zijn ten aanzien van de maatschappelijke uitgangspunten. In de derde stap zijn vier maatregelen (elk opgebouwd uit een aantal deelmaatregelen) onderzocht op draagvlak en juridische haalbaarheid en zijn deze geplaatst in de context van de geïdentificeerde knelpunten. In de laatste stap is de vraag beantwoord in hoeverre de maatregelen zullen leiden tot de gewenste verbeterslag in de schuldhulpverlening.
Uitkomsten
De uitkomsten van het onderzoek hebben de minister onderbouwing gegeven om een aantal maatregelen concreet uit te werken. Zo ligt er een wetsvoorstel om te komen tot een verplichte reactietermijn voor schuldeisers om door te geven hoe hoog een achterstand is en of zij al dan niet bereid zijn om mee te werken aan een schuldregelingsvoorstel. Daarnaast heeft de minister aangekondigd dat zij de toeleiding van inwoners naar de Wsnp wil versterken en ook wil dat mensen die worden toegelaten tot een wettelijke schuldsanering vanuit de gemeente begeleiding behouden gedurende de regeling. De minister wil dat alle gemeenten gebruik maken van een Kwaliteitskader schuldhulpverlening en dat zij het breed moratorium vaker inzetten. De in het onderzoek uitgewerkte suggestie om de preferente positie van de overheid af te schaffen houdt de minister vooralsnog in beraad.
De onderzoekers menen dat dit zaken zijn die van waarde kunnen zijn omdat ze mogelijk een bijdrage leveren aan het verbeteren van de schuldenaanpak. Maar voor echte verbetering is meer inzicht nodig is in de oorzaken van de knelpunten en in de noodzakelijke randvoorwaarden in het stelsel.
Meer weten?
– Lees ons eindrapport en de bijbehorende beleidsreactie.
– In Sociaal Bestek verscheen een interessant artikel over dit onderzoek.
“De verhouding tussen werk en gezondheid is erg interessant”
Gezondheid, preventie en werk: op het snijvlak van die onderwerpen beweegt Rosanne Schaap (28) zich als onderzoeker het liefst. Met het einde van haar promotietraject in zicht, begon ze op 1 september bij Regioplan als onderzoeker binnen ons team Werk, Participatie & Sociale Zekerheid. “Hier werk je veel meer met elkaar samen aan een onderzoeksproject.”
Tijdens haar studie Gezondheidswetenschappen aan de VU ontdekte Rosanne – die altijd al geïnteresseerd was in alles wat raakt aan gezondheid – dat ze preventie een enorm interessant thema vond. “Hoe kun je de gezondheid van onze samenleving verbeteren? Een complexe vraag, alleen al omdat je te maken hebt met allerlei verschillende stakeholders: burgers, overheden, ziekenhuizen, maatschappelijke organisaties… Het is interessant om te zien hoe al die partijen samenwerken en hoe geprobeerd wordt om al die verschillende – vaak tegengestelde – belangen bij elkaar te brengen.”
Gezondheid en werk
Tijdens een stage raakte Rosanne verder geïnteresseerd in de verhouding tussen gezondheid en werk. “Mensen met gezondheidsklachten vinden het vaak moeilijk om daar op het werk over te vertellen. Zeker als je klachten niet direct zichtbaar zijn aan de buitenkant, kan het best lastig zijn om je collega’s te vragen om daar rekening mee te houden. Met dat onderwerp wilde ik verder; ik vond en vind het interessant om te zien hoe groot de rol is die werk in iemands leven speelt en hoe ook gezondheid daarin meespeelt.”
Promotie
Na haar master besloot Rosanne haar onderzoeksambities verder te ontplooien tijdens een promotietraject bij het Amsterdam UMC. “Mijn onderzoek richt zich specifiek op twee kwetsbare groepen: mensen met een lagere opleiding – die vaak meer fysiek werk doen – en mensen met een arbeidsbeperking. Deze groepen krijgen beduidend vaker dan hogeropgeleiden te maken met gezondheidsproblemen. Hoe kun je deze mensen duurzaam aan het werk houden en voorkomen dat ze uitvallen? Wat is de rol van de leidinggevende daarin? En wat kunnen professionals op het gebied van werk en gezondheid doen om deze werknemers te ondersteunen?”
Multi-problematiek
“Wat deze twee doelgroepen extra kwetsbaar maakt, is dat ze relatief vaak ook problemen hebben op andere levensterreinen, bijvoorbeeld in de thuissituatie of financieel. Er speelt gewoon vaak veel in de levens van deze mensen, en dan wordt het lastig om aan je leefstijl te werken – waardoor de kans dat ze uitvallen óók weer groter wordt. Vaak is het belangrijk om eerst de onderliggende problemen op te lossen, dat maakt de kans een stuk groter dat deze mensen duurzaam en met plezier aan het werk blijven.”
Vastbijten
Rosanne verwacht haar promotieonderzoek binnenkort af te ronden. Op 1 september is ze daarnaast begonnen als onderzoeker bij Regioplan. “Ik vind het heerlijk om me in een onderwerp vast te bijten en via literatuuronderzoek, interviews en vragenlijsten te komen tot nieuwe inzichten. Tegelijkertijd wilde ik ook meer praktijkgericht onderzoek doen. Zo kwam ik terecht bij Regioplan, specifiek in het team Werk, Participatie & Sociale Zekerheid. De onderwerpen sluiten perfect aan op mijn interesses en op mijn promotieonderzoek.”
Andere dynamiek
De dynamiek is bij Regioplan wel anders dan binnen een promotietraject, constateert Rosanne. “Hier zit je veel minder op je eigen eilandje; je leest je razendsnel in op een nieuw onderwerp en spart met meerdere collega’s over de juiste aanpak. Erg leuk om – in overleg met de opdrachtgever – de onderzoeksvraag snel te vertalen naar een concrete onderzoeksaanpak.”
Kinderopvang
“Op dit moment ben ik onder meer betrokken bij een onderzoek voor de gemeente Amsterdam naar gesubsidieerde arbeid en bij een project in de kinderopvangsector. Naar aanleiding van de toeslagenaffaire zijn kinderopvangorganisaties sinds dit jaar verplicht om maandelijks gegevens aan te leveren over de genoten opvang. In het licht van deze ontwikkeling onderzoeken wij de knelpunten en ondersteuningsbehoeften van kinderopvangorganisaties in de bedrijfsvoering en financiële administratie.”
Bier en breien
Rosanne is naar eigen zeggen meteen lekker ‘in het diepe’ gegooid. Gelukkig is er óók tijd voor ontspanning. “Tijdens de coronaperiode heb ik samen met twee vriendinnen een bier & brei-club opgericht. Wat we precies doen? De naam zegt het al: we gaan lekker eten met een biertje erbij, daarna gaan we breien. Ik ben nog steeds bezig met mijn eerste sjaal.”
De rol van werk in de lokale, preventieve aanpak van ondermijning
Ondermijning door georganiseerde criminaliteit is de afgelopen jaren een centraal thema in het veiligheidsbeleid van politie, justitie en bestuurlijke partners geworden. Door het kabinet-Rutte III is bijvoorbeeld een Breed Offensief tegen Georganiseerde Criminaliteit (BOTOC) opgezet. Daarnaast biedt het ministerie van SZW met het Impulsprogramma Voorkomen van Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit SZW ondersteuning aan initiatieven door de integrale aanpak te versterken met werkgerichte invalshoeken.
In het verlengde hiervan onderzochten wij hoe gemeenten de samenwerking tussen de domeinen Veiligheid en Werk & Inkomen kunnen vormgeven, zodat werk een essentieel en substantieel onderdeel wordt van de preventieve aanpak van ondermijning. Daarvoor brachten we zowel belemmerende als stimulerende factoren in kaart. Dit resulteerde in concrete aanbevelingen voor de ministeries van SZW, JenV en voor gemeenten.
Nieuwsgierig geworden naar de bevindingen?
Download hier dan het onderzoeksrapport.
We voerden dit onderzoek uit in opdracht van het ministerie van SZW, in samenwerking met Jan Dirk de Jong.