Werken houdt criminaliteit op afstand

Jongeren en jongvolwassenen zonder baan lopen een hoger risico om betrokken te raken bij (ondermijnende) criminaliteit. Inzetten op betaald werk is daarom van groot belang bij de aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit.

Eerder onderzoek wijst op werk als beschermende factor tegen ondermijnende criminaliteit; inkomsten uit werk verkleinen de kans op financiële problemen, en verminderen daardoor de kwetsbaarheid voor rekrutering van ondermijnende criminaliteit.

Ondermijning: centraal thema

Ondermijning door georganiseerde criminaliteit is de afgelopen jaren een centraal thema in het veiligheidsbeleid van politie, justitie en bestuurlijke partners geworden. Zo zette het kabinet-Rutte III een zogenoemd Breed Offensief tegen Georganiseerde Criminaliteit (BOTOC) op. Binnen BOTOC werken acht gemeenten aan een geïntegreerde, preventieve aanpak van georganiseerde criminaliteit. Dit wordt uitgebreid naar nieuwe of aanvullende aanpakken in zestien gemeenten.

Daarnaast biedt het ministerie van SZW met het Impulsprogramma Voorkomen van Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit SZW ondersteuning aan initiatieven door de integrale aanpak te versterken met werkgerichte invalshoeken.

Preventieve aanpak

In het verlengde hiervan onderzochten wij – in opdracht van het ministerie van SZW – hoe gemeenten de samenwerking tussen de domeinen Veiligheid en Werk & Inkomen (W&I) kunnen vormgeven, zodat werk een essentieel en substantieel onderdeel wordt van de preventieve aanpak van ondermijning.

Daarvoor brachten we zowel belemmerende als stimulerende factoren in kaart, aan de hand van literatuuronderzoek en verdiepende interviews met vertegenwoordigers van gemeenten en andere betrokken partijen.

Weinig samenwerking

Ons onderzoek maakt onder meer duidelijk dat de afdelingen Veiligheid en W&I bij de meeste gemeenten met een preventieve aanpak van ondermijning, niet of nauwelijks samenwerken bij de vormgeving van hun aanpakken. Betrokkenen zeggen elkaars afdelingen niet goed te kennen, waardoor de toegevoegde waarde van W&I in veel gevallen niet genoeg bekend is bij de afdeling Veiligheid.

Ook sluit het reguliere aanbod van arbeidstoeleiding binnen de gemeentelijke initiatieven – bijvoorbeeld via re-integratiebedrijven of sociale werkplaatsen – niet altijd even goed aan bij de jeugdige (criminele) doelgroep.

Coaches en ondernemers

Liever werken gemeenten daarom buiten het reguliere systeem om, bijvoorbeeld via ‘outreachend’ werkende coaches of lokale ondernemers die de doelgroep actief benaderen en hulp aanbieden. Ook worden ervaringsdeskundigen ingezet die jongeren die dreigen af te glijden, indringend confronteren met de negatieve kanten van hun keuzes. Zo hopen de gemeenten dat een baan alsnog aantrekkelijker wordt dan geld verdienen met criminaliteit.

Tegelijkertijd is motiveren en begeleiding van de doelgroep lastig: veel criminele jongeren en jongvolwassen zijn gewend geraakt aan het verdienen van veel en relatief gemakkelijk crimineel geld en de bijbehorende status. Een deel van de legale werksectoren waarin zij kunnen werken, hebben bij hen bovendien een negatief imago. Ook de gemeenten hebben geen goed imago bij deze doelgroep.

Conclusies

Gemeenten die hebben geïnvesteerd in de samenwerking tussen de afdelingen Veiligheid en W&I (en andere partijen), blijken daarvan in de preventieve aanpak van ondermijning de vruchten te plukken. Daarbij geldt dat voldoende (bestuurlijk) draagvlak binnen de organisatie de uitvoering van de aanpak bevordert.

Verder blijkt een outreachende aanpak essentieel om deze doelgroep naar werk te begeleiden, in de vorm van coaches of jongerenwerkers die ‘de jongere oppakken en niet meer loslaten’ totdat hij of zij weer op het juiste pad is beland. Het opbouwen van een vertrouwensband, met begeleiding die aansluit bij het levensritme en de belevingswereld van de doelgroep, is daarbij cruciaal.

Aanbevelingen

Voor een succesvolle, preventieve aanpak van ondermijnende criminaliteit, is het belangrijk dat gemeenten investeren in de interne, domeinoverstijgende samenwerking tussen de afdelingen Veiligheid en W&I. Het is raadzaam om bij de verschillende afdelingen te investeren in kennis en bewustwording van verantwoordelijkheden in de preventieve aanpak van ondermijning. Daarvoor zijn tools beschikbaar bij onder andere de VNG, het CCV en Divosa.

Ook is het belangrijk dat gemeenten verkennen of samenwerking met externe partijen (zoals coaches en jongerenwerkers) nodig is om de doelgroep naar arbeid toe te leiden. Een persoonsgerichte en integrale aanpak is daarbij essentieel; door de jongeren integraal te ondersteunen, kan toekomstperspectief worden geboden.

Tot slot kunnen gemeenten (nog) meer inzetten op de samenwerking met geschikte, lokale werkgevers en onderwijsinstellingen voor jongeren die nog leerplichtig zijn.

Meer weten?

Ons eindrapport bevat nog veel meer achtergronden, conclusies en aanbevelingen.

Verkenning stelsel schuldhulpverlening

Te veel huishoudens met problematische schulden zijn verstoken van hulp. Aanvullende maatregelen schieten te kort in bereik en effectiviteit. Voor echte verbetering is er meer inzicht nodig in de oorzaken van de knelpunten en in de noodzakelijke randvoorwaarden. Dat is de conclusie van een doorlichting van het stelsel van de schuldhulpverlening.

Regioplan voerde deze verkenning uit in samenwerking met Nadja Jungmann en Arnoud Noordam, in opdracht van het ministerie van SZW. De aanleiding was de aanhoudende constatering dat zowel het bereik de effectiviteit van de huidige schuldhulp tekortschiet. De schuldenproblematiek in Nederland is groot. Bijna één op de tien huishoudens worstelt met problematische schulden. Slechts een zesde van deze groep is in beeld bij de hulpverlening.

Deze cijfers zijn al een tijd vrij constant en geven aanleiding tot zorg. Schuldenproblematiek heeft namelijk grote maatschappelijke gevolgen. De Tweede Kamer vroeg via de motie van het lid Van Beukering-Huijbregts aan de regering om te verkennen welke mogelijkheden er zijn om het minnelijke en wettelijke traject samen te voegen. Ook vroeg de Kamer om meer dwang in het minnelijk traject, een wettelijk recht op een aflospauze, een wettelijke reactietermijn en een betere bescherming van kleine schuldeisers. De minister heeft de reeks aan moties opgevat als een verzoek van de Kamer om de balans op te maken en in dat kader te inventariseren wat de in de moties gevraagde maatregelen kunnen betekenen om de gewenste verbeterslag in de schuldhulpverlening te realiseren.

Verkennend onderzoek in vier stappen

Om de Kamer te voorzien is verkennend onderzoek verricht: het is gebaseerd op literatuuronderzoek, op interviews en workshops met de betrokken actoren en op een juridische analyse. Het onderzoek bestond uit vier stappen. Om te beginnen is uitgewerkt welke maatschappelijke uitgangspunten ten grondslag liggen aan het stelsel van schuldhulpverlening. Waarbij het stelsel is gedefinieerd als het geheel dat valt onder de Wgs, de Wsnp en de schuldenbewinden zoals geregeld in boek 1 BW. Vervolgens is geïnventariseerd welke knelpunten er bekend zijn ten aanzien van de maatschappelijke uitgangspunten. In de derde stap zijn vier maatregelen (elk opgebouwd uit een aantal deelmaatregelen) onderzocht op draagvlak en juridische haalbaarheid en zijn deze geplaatst in de context van de geïdentificeerde knelpunten. In de laatste stap is de vraag beantwoord in hoeverre de maatregelen zullen leiden tot de gewenste verbeterslag in de schuldhulpverlening.

Uitkomsten

De uitkomsten van het onderzoek hebben de minister onderbouwing gegeven om een aantal maatregelen concreet uit te werken. Zo ligt er een wetsvoorstel om te komen tot een verplichte reactietermijn voor schuldeisers om door te geven hoe hoog een achterstand is en of zij al dan niet bereid zijn om mee te werken aan een schuldregelingsvoorstel. Daarnaast heeft de minister aangekondigd dat zij de toeleiding van inwoners naar de Wsnp wil versterken en ook wil dat mensen die worden toegelaten tot een wettelijke schuldsanering vanuit de gemeente begeleiding behouden gedurende de regeling. De minister wil dat alle gemeenten gebruik maken van een Kwaliteitskader schuldhulpverlening en dat zij het breed moratorium vaker inzetten. De in het onderzoek uitgewerkte suggestie om de preferente positie van de overheid af te schaffen houdt de minister vooralsnog in beraad.

De onderzoekers menen dat dit zaken zijn die van waarde kunnen zijn omdat ze mogelijk een bijdrage leveren aan het verbeteren van de schuldenaanpak. Maar voor echte verbetering is meer inzicht nodig is in de oorzaken van de knelpunten en in de noodzakelijke randvoorwaarden in het stelsel.

Meer weten?

– Lees ons eindrapport en de bijbehorende beleidsreactie.
– In Sociaal Bestek verscheen een interessant artikel over dit onderzoek.

“De verhouding tussen werk en gezondheid is erg interessant”

Gezondheid, preventie en werk: op het snijvlak van die onderwerpen beweegt Rosanne Schaap (28) zich als onderzoeker het liefst. Met het einde van haar promotietraject in zicht, begon ze op 1 september bij Regioplan als onderzoeker binnen ons team Werk, Participatie & Sociale Zekerheid. “Hier werk je veel meer met elkaar samen aan een onderzoeksproject.”

Tijdens haar studie Gezondheidswetenschappen aan de VU ontdekte Rosanne – die altijd al geïnteresseerd was in alles wat raakt aan gezondheid – dat ze preventie een enorm interessant thema vond. “Hoe kun je de gezondheid van onze samenleving verbeteren? Een complexe vraag, alleen al omdat je te maken hebt met allerlei verschillende stakeholders: burgers, overheden, ziekenhuizen, maatschappelijke organisaties… Het is interessant om te zien hoe al die partijen samenwerken en hoe geprobeerd wordt om al die verschillende – vaak tegengestelde – belangen bij elkaar te brengen.”

Gezondheid en werk

Tijdens een stage raakte Rosanne verder geïnteresseerd in de verhouding tussen gezondheid en werk. “Mensen met gezondheidsklachten vinden het vaak moeilijk om daar op het werk over te vertellen. Zeker als je klachten niet direct zichtbaar zijn aan de buitenkant, kan het best lastig zijn om je collega’s te vragen om daar rekening mee te houden. Met dat onderwerp wilde ik verder; ik vond en vind het interessant om te zien hoe groot de rol is die werk in iemands leven speelt en hoe ook gezondheid daarin meespeelt.”

Promotie

Na haar master besloot Rosanne haar onderzoeksambities verder te ontplooien tijdens een promotietraject bij het Amsterdam UMC. “Mijn onderzoek richt zich specifiek op twee kwetsbare groepen: mensen met een lagere opleiding – die vaak meer fysiek werk doen – en mensen met een arbeidsbeperking. Deze groepen krijgen beduidend vaker dan hogeropgeleiden te maken met gezondheidsproblemen. Hoe kun je deze mensen duurzaam aan het werk houden en voorkomen dat ze uitvallen? Wat is de rol van de leidinggevende daarin? En wat kunnen professionals op het gebied van werk en gezondheid doen om deze werknemers te ondersteunen?”

Multi-problematiek

“Wat deze twee doelgroepen extra kwetsbaar maakt, is dat ze relatief vaak ook problemen hebben op andere levensterreinen, bijvoorbeeld in de thuissituatie of financieel. Er speelt gewoon vaak veel in de levens van deze mensen, en dan wordt het lastig om aan je leefstijl te werken – waardoor de kans dat ze uitvallen óók weer groter wordt. Vaak is het belangrijk om eerst de onderliggende problemen op te lossen, dat maakt de kans een stuk groter dat deze mensen duurzaam en met plezier aan het werk blijven.”

Vastbijten

Rosanne verwacht haar promotieonderzoek binnenkort af te ronden. Op 1 september is ze daarnaast begonnen als onderzoeker bij Regioplan. “Ik vind het heerlijk om me in een onderwerp vast te bijten en via literatuuronderzoek, interviews en vragenlijsten te komen tot nieuwe inzichten. Tegelijkertijd wilde ik ook meer praktijkgericht onderzoek doen. Zo kwam ik terecht bij Regioplan, specifiek in het team Werk, Participatie & Sociale Zekerheid. De onderwerpen sluiten perfect aan op mijn interesses en op mijn promotieonderzoek.”

Andere dynamiek

De dynamiek is bij Regioplan wel anders dan binnen een promotietraject, constateert Rosanne. “Hier zit je veel minder op je eigen eilandje; je leest je razendsnel in op een nieuw onderwerp en spart met meerdere collega’s over de juiste aanpak. Erg leuk om – in overleg met de opdrachtgever – de onderzoeksvraag snel te vertalen naar een concrete onderzoeksaanpak.”

Kinderopvang

“Op dit moment ben ik onder meer betrokken bij een onderzoek voor de gemeente Amsterdam naar gesubsidieerde arbeid en bij een project in de kinderopvangsector. Naar aanleiding van de toeslagenaffaire zijn kinderopvangorganisaties sinds dit jaar verplicht om maandelijks gegevens aan te leveren over de genoten opvang. In het licht van deze ontwikkeling onderzoeken wij de knelpunten en ondersteuningsbehoeften van kinderopvangorganisaties in de bedrijfsvoering en financiële administratie.”

Bier en breien

Rosanne is naar eigen zeggen meteen lekker ‘in het diepe’ gegooid. Gelukkig is er óók tijd voor ontspanning. “Tijdens de coronaperiode heb ik samen met twee vriendinnen een bier & brei-club opgericht. Wat we precies doen? De naam zegt het al: we gaan lekker eten met een biertje erbij, daarna gaan we breien. Ik ben nog steeds bezig met mijn eerste sjaal.”

De rol van werk in de lokale, preventieve aanpak van ondermijning

Ondermijning door georganiseerde criminaliteit is de afgelopen jaren een centraal thema in het veiligheidsbeleid van politie, justitie en bestuurlijke partners geworden. Door het kabinet-Rutte III is bijvoorbeeld een Breed Offensief tegen Georganiseerde Criminaliteit (BOTOC) opgezet. Daarnaast biedt het ministerie van SZW met het Impulsprogramma Voorkomen van Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit SZW ondersteuning aan initiatieven door de integrale aanpak te versterken met werkgerichte invalshoeken.

In het verlengde hiervan onderzochten wij hoe gemeenten de samenwerking tussen de domeinen Veiligheid en Werk & Inkomen kunnen vormgeven, zodat werk een essentieel en substantieel onderdeel wordt van de preventieve aanpak van ondermijning. Daarvoor brachten we zowel belemmerende als stimulerende factoren in kaart. Dit resulteerde in concrete aanbevelingen voor de ministeries van SZW, JenV en voor gemeenten.

Nieuwsgierig geworden naar de bevindingen?

Download hier dan het onderzoeksrapport.

We voerden dit onderzoek uit in opdracht van het ministerie van SZW, in samenwerking met Jan Dirk de Jong.

Evaluatie Generieke Werkgeversvoorziening

Vanaf maart 2020 kunnen werkgevers aan de slag gaan met de Generieke Werkgeversvoorziening (GWV), waarmee zij werkplekken en -processen toegankelijk kunnen maken voor meerdere mensen met een structurele arbeidsbeperking. We onderzoeken voor UWV en het ministerie van SZW welke werkgevers gebruikmaken van deze werkplekgebonden voorziening en wat de ervaringen zijn met het aanvraagproces, de implementatie en het gebruik van de voorziening.

De GWV kent een innovatief karakter ten opzichte van andere vergoedingen voor werkplekaanpassingen. De GWV is namelijk niet persoons- maar werkplekgebonden. De voorziening is dus niet gericht op een individu, maar op groepen werkenden. Dit heeft als theoretische meerwaarde dat nieuwe doelgroepen met een beperking kunnen worden bereikt, werkzoekenden nog niet in beeld hoeven te zijn, en dat schaalvergroting optreedt omdat meerdere mensen van de werkplekaanpassing gebruik kunnen maken.

Wat gaan we doen?

Om te onderzoeken in hoeverre theorie en praktijk verschillen ondernemen we de volgende vier activiteiten:

1. Met deskresearch en input van sleutelfiguren stellen we een beleidstheorie op, waarin we de beoogde werking en effecten van de GWV beschrijven. Op basis van de beleidstheorie maken we een analysekader, waarmee we gericht informatie op kunnen halen.

2. We voeren een kwantitatieve analyse uit, waarin we de kenmerken van bedrijven die een aanvraag hebben gedaan analyseren. We vergelijken bedrijven aan wie de voorziening is toegekend met bedrijven waarvan de aanvraag is afgewezen. Ook onderzoeken we de ontwikkeling van arbeidsparticipatie na toekenning van de voorziening.

3. We interviewen verschillende werkgevers die een aanvraag hebben gedaan of hier over na hebben gedacht. We willen weten wat hun motieven waren om uiteindelijk een aanvraag te doen, of juist niet, en hoe zij het aanvraagproces ervoeren.

4. We bezoeken werkgevers om zicht te krijgen op de implementatie en de werking van de werkplekaanpassing en om de ervaring van alle betrokkenen, waaronder jobcoaches en arbeidsdeskundigen, in kaart te brengen.

Het eindrapport wordt begin volgend jaar verwacht.

Meer weten?

Neem dan contact op met projectleider Yannick Bleeker.

Regioplan gaat undercover: meer zicht op platformwerk

Via een app een taxi bestellen, boodschappen en maaltijden laten bezorgen of tijdelijk personeel inhuren: anno 2022 zijn online diensten niet meer weg te denken uit ons dagelijkse bestaan. Om te komen tot een goed onderbouwd Nederlands standpunt rondom dit zogenoemde platformwerk, gaat Regioplan de komende maanden ‘undercover’. Het doel: meer inzicht te krijgen in de meningen en ervaringen van taxichauffeurs, flitsbezorgers en andere platformwerkers over hun werk.

‘Je bepaalt zelf waar en wanneer je werkt.’ ‘Bepaal je eigen tarief.’ ‘Kies welke klus het best bij jou past.’ Veel platformdiensten werven personeel door de nadruk te leggen op de grote vrijheid die je als platformwerker hebt. Maar de praktijk is weerbarstiger, vertelt onderzoeker Rosanne Schaap. “Sommige platformwerkers krijgen te maken met specifieke uren waarbinnen ze mogen werken, of met een maximaal aantal uren. Ook kun je aangeboden opdrachten vaak niet zomaar weigeren. Zo blijft er van die veronderstelde vrijheid weinig over.”

Europese richtlijn

Onder de streep is er zo bij veel platformwerkers sprake van onduidelijkheid over de aard van hun arbeidsrelatie; zijn ze nu werknemer in loondienst, of toch zelfstandige zonder personeel (zzp’er)? En in hoeverre hebben zij recht op bescherming en inspraak die past bij hun feitelijke werksituatie?

Om een einde te maken aan deze onduidelijkheden werkt de Europese Commissie momenteel aan een richtlijn die moet zorgen voor de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie van platformwerkers. Het uiteindelijke doel: komen tot betere arbeidsvoorwaarden en een betere rechtsbescherming voor platformwerkers.

Nederlands standpunt

Als EU-lidstaat kan ook Nederland invloed uitoefenen op en onderhandelen over de uiteindelijke richtlijntekst. Om een Nederlands standpunt over de richtlijnteksten te formuleren, wordt input over het voorstel gevraagd van onder meer werknemers- en werkgeversorganisaties, de platformbedrijven en – misschien wel de belangrijkste groep – de platformwerkers zélf.

Interviews

Voor het onderzoek onder die laatste groep heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) Regioplan ingeschakeld, vertelt Rosanne. “De komende maanden gaan we zoveel mogelijk platformwerkers vragen naar hun ervaringen. Hoe ervaren ze hun werk en hun arbeidsrelatie? In hoeverre werken ze bewust en vrijwillig op een bepaald contract? Hebben ze voldoende inzicht in de algoritmes die hun werk mede bepalen? Is bijvoorbeeld duidelijk hoe tarieven worden vastgesteld of hoe het werk verdeeld wordt? En: wat vinden ze van de voorlopige richtlijntekst? Deze en andere onderzoeksvragen komen voorbij in de interviews die we gaan houden.”

Het veld in

Maar ja, waar vind je platformwerkers die hun ervaringen willen delen? Op de plek waar ze hun diensten verrichten natuurlijk, lacht Rosanne. “De komende maanden gaan we daarom in twee rondes ‘het veld in’: door bijvoorbeeld korte taxiritjes te boeken of door een kleine bestelling te plaatsen bij een flitsbezorger. We hopen de dienstdoende chauffeurs en bezorgers vervolgens zover te krijgen dat ze op een later tijdstip willen meewerken aan een kort interview. Op die manier kunnen we gerichte input verzamelen, zonder tussenkomst van de platforms waarvoor deze mensen werken.”

Goed onderbouwd standpunt

Daarnaast zijn er veel Facebook- en WhatsApp-groepen waarin platformwerkers shifts aanbieden en ervaringen uitwisselen, vertelt Rosanne. “Ook deze groepen gebruiken we om platformwerkers te werven die we kunnen vragen naar hun meningen, gevoelens en ervaringen. Met als uiteindelijk doel om het ministerie te voorzien van zoveel mogelijk ‘munitie’ voor een goed onderbouwd Nederlands standpunt rondom platformwerk.”

Meer weten?

Neem dan contact op met Bob.

Nieuw onderzoek naar belemmeringen voor werkzoekende asielzoekers

Welke belemmeringen ervaren asielzoekers als ze willen toetreden tot de Nederlandse arbeidsmarkt? Dat is de centrale vraag in een onderzoek dat we de komende maanden uitvoeren in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Binnen het onderzoek kijken we onder meer naar de zogenoemde 24 weken-eis, die bepaalt dat asielzoekers – als aan bepaalde aanvullende voorwaarden is voldaan – binnen een tijdsbestek van 52 weken maximaal 24 weken betaald mogen werken. In hoeverre belemmert deze eis de toetreding van asielzoekers tot de arbeidsmarkt? En: welk effect zou een eventuele aanpassing of afschaffing van deze maatregel hebben?

Voor het onderzoek analyseren we de komende maanden tal van data (waaronder een bestandanalyse van de tewerkstellingsvergunningen). Daarnaast interviewen we onder meer diverse experts en bevragen we asielzoekers en statushouders over hun ervaringen en ideeën. Voor de juridische analyse werken we samen met prof. mr. Lieneke Slingenberg, hoogleraar Migrants and the Rule of Law bij de VU.

Het eindrapport wordt begin volgend jaar verwacht.

Meer weten?
Neem dan contact op met projectleider Heleen Schols.

Advies: sta kleinschalige prostitutie toe in Utrecht

Focus minder op grootschalige raamprostitutie, sta sekswerk toe vanuit huis of kleinschalige locaties, en onderzoek de gevolgen in een proeftuin. Dat is de kern van het recente advies van de commissie-Sorgdrager, die onderzoek deed naar de toekomst van sekswerk in de gemeente Utrecht. De commissie – waarin ook onze collega Yannick Bleeker zitting had – overhandigde haar bevindingen gisteren aan wethouder Eelco Eerenberg.

In Utrecht zijn naar schatting zo’n vier- tot vijfhonderd prostituees actief. De meesten van hen werken vanuit huis; dat is op dit moment weliswaar niet toegestaan, maar het gebeurt wél op grote schaal. Nu veel afspraken online worden gemaakt, neemt de behoefte aan locatiegebonden sekswerk (zoals grootschalige raam- en straatprostitutie) af.

De gemeente Utrecht worstelt sowieso al jaren – onder meer sinds de sluiting van de raamprostitutie en het verdwijnen van de gemeentelijke tippelzone – met dit onderwerp. Nieuwe sekswerklocaties komen steeds niet van de grond.

Veilige werkplekken

Op verzoek van de gemeente deed een commissie onder leiding van oud-minister van Justitie Winnie Sorgdrager daarom het afgelopen halfjaar onderzoek naar de toekomst van sekswerk in de stad. Het doel: komen tot ‘een vernieuwd en modern sekswerkbeleid’, dat zorgt voor ‘veilige werkplekken voor sekswerkers’.

Legaal thuiswerken

De sekswerkbrache is diverser, vluchtiger en ongrijpbaarder geworden. De commissie adviseert de gemeente dan ook onder meer om minder te focussen op locatiegebonden sekswerk, en om te onderzoeken op welke manier onder meer thuiswerken voor sekswerkers op een legale manier mogelijk is. Maak het bijvoorbeeld mogelijk dat één sekswerker of een groepje sekswerkers in een woning klanten kunnen ontvangen.

Kleinschalige locaties

In het verlengde hiervan pleit de commissie voor kleinschalige, makkelijk te controleren locaties in de binnenstad of aan de randen van woonwijken. Probeer met proeftuinen uit wat werkt en krijg zo meer zicht op geschikte plekken.

De gemeente Utrecht staat voor een flinke uitdaging, benadrukt Yannick. ‘Een gemeente die meer goede werkplekken wil, gaat een roerige tijd tegemoet en loopt voorop in Nederland. We wensen de gemeente veel succes met het oppakken van het advies.’

Ruime expertise

Regioplan verrichtte de afgelopen jaren uiteenlopend onderzoek naar de seksbranche en de positie van sekswerkers daarbinnen. Meer weten? Neem dan contact op met Yannick.

dr. Rosanne Schaap

In mijn werk als onderzoeker wil ik graag bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken op het gebied van werk, participatie en sociale zekerheid. Thema’s die ik interessant vind zijn kwetsbare doelgroepen, duurzame inzetbaarheid, arbeidsmarktvraagstukken en re-integratie. Ik haal veel energie uit het doen van onderzoek met een gerichte toepassing voor de praktijk. Hierbij combineer ik graag kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden, waarbij ik het belangrijk vind om inzichten vanuit verschillende invalshoeken samen te voegen.

De Nederlandse ArbeidsmarktDag – Werken in een Duurzame Economie

De Nederlandse ArbeidsmarktDag staat dit jaar in het teken van Werken in een Duurzame Economie. Een dag lang interessante presentaties en workshops over actuele arbeidsmarktgerelateerde thema’s. Met een keynote van Marjolein ten Hoonte (directeur Randstad Nederland) en een gesproken column van Donald Pols (directeur Milieudefensie). Dat wil je niet missen! Meld je nu aan via www.arbeidsmarktdag.nl. 6 oktober 2022 in Hotel Casa Amsterdam!