Werkveld: Arbeid en sociale zekerheid
Afschaffen of verruimen 24-weken-eis helpt asielzoekers op weg naar werk
Het afschaffen of aanzienlijk verruimen van de zogenoemde 24-weken-eis zou een zeer belangrijke stap zijn om de nu erg lastige toegang van asielzoekers tot de Nederlandse arbeidsmarkt te verbeteren. Dat is een centrale conclusie uit een onderzoek dat we recent uitvoerden naar de belangrijkste belemmeringen voor asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt. De minister van SZW heeft het rapport inmiddels naar de Tweede Kamer gestuurd en aangegeven dat er vóór de zomer een kabinetsreactie komt.
Asielzoekers mogen in Nederland werken, maar alleen onder bepaalde voorwaarden. De belangrijkste voorwaarde is de zogenoemde 24-weken-eis, die stelt dat asielzoekers binnen een tijdsbestek van 52 weken maximaal 24 weken betaald werk mogen uitvoeren. Tegelijkertijd stelt de Europese Opvangrichtlijn dat asielzoekers ‘effectieve toegang’ tot de arbeidsmarkt moet worden verleend.
Al jaren woedt er een discussie over de vraag of die effectieve toegang wel mogelijk is gezien de 24-weken-eis. In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben wij de afgelopen maanden uitgebreid onderzoek gedaan naar deze vraag. In hoeverre belemmert de 24-weken-eis de toetreding van asielzoekers tot de arbeidsmarkt? En: welk effect zou een eventuele aanpassing of afschaffing van deze maatregel hebben?
Veel belemmerende factoren
Uit ons onderzoek blijkt dat asielzoekers te maken krijgen met een veelheid aan uitdagingen en obstakels bij het betreden van de Nederlandse arbeidsmarkt. De belemmerende factoren die uit ons onderzoek naar voren kwamen hebben wij ondergebracht in drie categorieën: wet- en regelgeving, maatschappelijke contextfactoren en factoren op individueel niveau. Op elk van deze gebieden ondervinden asielzoekers flinke belemmeringen.
De belangrijkste belemmering op het gebied van wet- en regelgeving is de al genoemde 24-weken-eis. Deze eis vormt voornamelijk een drempel voor werkgevers, die meestal op zoek zijn naar personeel voor langere termijn. Dit gaat hand in hand met de verplichting voor werkgevers om een zogenoemde tewerkstellingsvergunning (TWV) aan te vragen als zij een asielzoeker in dienst willen nemen, waarbij wachttijden en onbekendheid met de procedures een rol spelen. Deze twee aspecten van wet- en regelgeving werken belemmerend voor de bereidheid van werkgevers om asielzoekers in dienst te nemen. Een derde belemmering is de Regeling Eigen Bijdrage (Reba). Volgens deze regeling moeten asielzoekers die inkomsten hebben uit arbeid aan het COA een vergoeding betalen voor de kosten van de opvang. Vooral voor gezinnen kunnen deze kosten oplopen. In combinatie met onzekerheid over de hoogte van de kosten en de inning achteraf, leidt dit tot financiële onzekerheid en schulden bij de asielzoeker.
De belangrijkste maatschappelijke contextfactoren die een belemmering vormen zijn – opnieuw in volgorde van urgentie – gebrek aan ondersteuning bij toeleiding naar arbeid, problemen bij het krijgen van een burgerservicenummer (BSN), en verlopen identiteitsbewijzen voor asielzoekers. Deze zogenoemde W-documenten zijn een jaar geldig, en hernieuwen kan enkele maanden in beslag nemen.
Wat betreft individuele factoren zijn de belangrijkste belemmeringen ten eerste een beperkte beheersing van de Nederlandse taal, ten tweede psychische problematiek gerelateerd aan de vluchtgeschiedenis, en als laatste moeilijkheden rond de aansluiting tussen de cultuur van de asielzoeker en de Nederlandse culturele context.
Belemmeringen versterken elkaar
Een belangrijke bevinding is dat de verschillende belemmeringen elkaar versterken. Ook voor de 24-weken-eis speelt dit. Ten eerste sluit deze beperking van de inzetbaarheid van asielzoekers niet goed aan bij de werkwijzen en prioriteiten van werkgevers. Het loont voor hen te weinig om zich te moeten verdiepen in de regels rondom aannemen van deze groep, om vervolgens medewerkers maar voor een beperkte tijd in te kunnen zetten.
Maar het belemmerende effect van de eis wordt verder versterkt door bijvoorbeeld de inrichting van administratieve stappen die asielzoekers en hun werkgevers moeten doorlopen bij het aanvragen van een TWV. De administratieve eisen en wachttijden maken het aannemen van medewerkers uit deze groep nóg minder aantrekkelijk.
Gevolgen van afschaffen of aanpassen van de 24-weken-eis
Het is aannemelijk dat afschaffing van de 24-weken-eis, of een aanzienlijke verruiming van het aantal weken dat asielzoekers mogen werken, de drempel voor werkgevers om asielzoekers in dienst te nemen flink zou verlagen. Verder leidt het verruimen of afschaffen van de 24-weken-eis ertoe dat asielzoekers recht kunnen krijgen op een werkloosheidsuitkering, maar net als nu vervalt dat recht zodra de asielzoeker niet langer rechtmatig in Nederland verblijft.
Uit ons onderzoek blijkt verder dat de 24-weken-eis geen rol speelt in de keuze van asielzoekers om naar Nederland te komen. In nabijgelegen landen als België, Duitsland en Frankrijk gelden geen beperkingen voor wat betreft de periode dat asielzoekers betaald werk mogen verrichten. Een eventuele afschaffing van de 24-weken-eis zou Nederland daarmee op dit punt niet bijzonder aantrekkelijk maken in vergelijking met deze landen.
Afschaffen of verruimen 24-weken-eis belangrijk, maar niet voldoende
Het afschaffen of aanzienlijk verruimen van de 24-weken-eis zou al met al een zeer belangrijke stap zijn om de nu erg lastige toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt te verbeteren.
De veelheid en onderlinge verwevenheid van belemmeringen betekent dat het afschaffen of aanpassen van de 24-weken-eis weliswaar van groot belang zou zijn, maar waarschijnlijk pas werkelijk voor verschil kan zorgen als daarbij ook genoeg andere belemmerende factoren zouden worden aangepakt; zoals de problemen bij het krijgen van een burgerservicenummer en de moeilijkheden rondom de tewerkstellingsvergunning (TWV) die werkgevers aan moeten vragen.
Meer weten?
In ons uitgebreide eindrapport vind je alle onderzoeksresultaten en conclusies. Ook kun je voor meer informatie contact opnemen met Heleen of Marina.
Succesvolle pilot: ‘Sociaal juridische hulp om de hoek’
Waar kun je als burger met een sociaaljuridische vraag terecht als er in je directe omgeving geen hulp beschikbaar is? Inwoners van Heerenveen, Hengelo en Venray konden sinds begin 2021 – bij wijze van pilot – terecht bij een sociaaljuridisch spreekuur in de plaatselijke bibliotheek. En dat blijkt te werken, zo blijkt uit een evaluatie door Regioplan.
Vragen over werk, inkomen, een arbeidscontract of uitkeringen. Over trouwen, samenwonen of scheiden. Of over toeslagen, wonen, alimentatie en schulden. Wetten en regels zijn lang niet altijd even duidelijk voor iedereen, en voor veel burgers is het – zo blijkt uit onderzoek – in toenemende mate lastig geworden om mee te doen in de steeds complexer wordende samenleving.
Geen rechtsbijstand beschikbaar
Voor het aanpakken van sociaaljuridische problemen kunnen burgers een beroep doen op de rechtsbijstandsverlening (door Sociaal Raadslieden en door het Juridisch Loket), maar met name buiten de Randstad en in niet-stedelijke gebieden is deze eerstelijnsdiensverlening vaak niet beschikbaar in de directe omgeving. Ook weten veel burgers (maar ook veel vrijwilligers en professionals) vaak niet precies welke hulproutes ze zoal kunnen bewandelen, en met welke problematiek ze bij welke instantie terechtkunnen.
Drie pilots
Per 1 januari 2021 ging daarom – op initiatief van Sociaal Werk Nederland en de Koninklijke Bibliotheek – de pilot ‘Sociaal juridische hulp om de hoek’ van start, gericht op het versterken van het aanbod van en de samenwerking tussen de dienstverleners aan de voorkant van het sociaaljuridische domein. Concreet ging het hierbij om drie min of meer vergelijkbare deelprojecten: in Hengelo, Venray, en in Heerenveen en omgeving.
In deze drie middelgrote gemeentes werden inloopspreekuren ingesteld in de bibliotheek, verzorgd door een sociaaljuridisch dienstverlener (SJD’er). Daarnaast was er tijd gereserveerd voor nazorg, zoals het contact opnemen met instanties, het opstellen van brieven, het opstarten van procedures en het uitzoeken van zaken.
Geen dienstverlening
Op verzoek van de initiatiefnemers evalueerde Regioplan de pilot. Vóórdat deze spreekuren werden ingesteld, was er nauwelijks sprake van sociaaljuridische dienstverlening in de drie betrokken plaatsen, schetst onderzoeker Frank Kriek. “Inwoners met hulpvragen met een juridisch aspect konden tot dan toe alleen gebruikmaken van de advocatuur of van het juridisch loket in een grotere plaats verderop. Het inloopspreekuur zou dit gat moeten opvullen, zo was de gedachte.”
Escalatie voorkomen
Na een ietwat langzame start werden de spreekuren uiteindelijk goed gevonden door inwoners en door andere hulpverleners. Cliënten voelen zich bovendien in hoge mate serieus genomen en waardeerden de persoonlijke aandacht en het luisterend oor, vertelt Frank. “Uit de vele gesprekken met cliënten en partners in het netwerk komt duidelijk naar voren dat de spreekuren bijdragen aan het voorkomen van de escalatie van problematiek. Zo vinden cliënten dat door de dienstverlening hun problemen overzichtelijk zijn geworden, zodat hieraan gewerkt kan worden en deze zich niet opstapelen. Ook kregen zij beter inzicht in hun financiële problematiek. Eén cliënt vertelde dat door de dienstverlening zijn schulden niet verder waren opgelopen en dat – doordat de terugvordering werd gepauzeerd – acute geldproblemen konden worden afgewend.”
Door de pilot ontstond er bovendien beter inzicht in het netwerk rond het juridisch spreekuur, vervolgt Frank. “Netwerkpartners zijn nu beter op de hoogte van het aanbod en verwijzen actief door.”
Netwerksamenwerking kan beter
Tegelijkertijd was het project ook gericht op het versterken van de samenwerking tussen de dienstverleners die actief zijn in het sociaaljuridisch domein. De resultaten hiervan kunnen nog beter en verschillen in hoge mate per pilot, schetst Frank. “Er liggen nog veel kansen om de samenwerking te optimaliseren en te versterken. Maatschappelijk werkers stellen in gesprekken dat er wel degelijk sprake is samenwerking is binnen het netwerk, maar dat die samenwerking zowel aan de voorkant (als het gaat om cliënten door te verwijzen naar de sociaaljuridische dienstverlening) als aan de achterkant (cliënten die geholpen zijn verder te begeleiden en te ondersteunen als zij dat nodig hebben) nog beter kan worden georganiseerd.”
Bibliotheek: geschikte plek
Al met al hebben de spreekuren op een innovatieve, laagdrempelige manier bijgedragen aan het duurzaam en kwalitatief oplossen van sociaaljuridische problemen, concluderen de onderzoekers. Frank: “Uit de pilot komt duidelijk naar voren dat de vraag naar sociaaljuridische hulp groot genoeg is om in een middelgrote gemeente vier uur per week een inloopspreekuur te organiseren. De bibliotheek blijkt verder een geschikte plek voor zo’n spreekuur; vanwege de zichtbaarheid en de korte lijnen met organisaties die aanpalende hulpverlening bieden.”
Voor burgers met een sociaaljuridische hulpvraag is dit alles goed nieuws, benadrukt Frank. “Nu is het aan de betrokken gemeenten om te beslissen in hoeverre ze deze laagdrempelige en kosteloze sociaaljuridische dienstverlening structureel willen aanbieden.”
Meer weten?
Neem dan contact op met Frank. Of lees ons uitgebreide eindrapport met alle bevindingen, conclusies en aanbevelingen.
Onderzoek: hoeveel tandartsen en mondhygiënisten zijn er in de toekomst nodig?
De komende vijf tot twintig jaar stroomt een aanzienlijk deel van de huidige generatie tandartsen en mondhygiënisten uit. Ook verwachten zowel tandartsen als mondhygiënisten over vijf jaar ongeveer twee uur per week minder te werken. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit een onderzoek dat we recent uitvoerden in opdracht van het Capaciteitsorgaan, dat de toekomstig benodigde capaciteit aan zorgprofessionals in kaart brengt.
In opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) werkte het Capaciteitsorgaan aan een raming voor de benodigde instroom in de opleidingen tot tandarts en mondhygiënist. Nu de vraag naar tandartsen en mondhygiënisten de komende jaren naar verwachting alleen maar verder zal toenemen (in lijn met de stijgende vraag naar andere zorgprofessionals), wilde het ministerie goed zicht hebben op het aantal mondzorgprofessionals dat nodig is om aan die groeiende vraag te kunnen voldoen.
Enquête
Voor een goede raming was onder meer inzicht nodig in het actuele zorgaanbod aan tandartsen en mondhygiënisten in Nederland. Om dit beter in kaart te brengen, namen we – in opdracht van het Capaciteitsorgaan – een enquête af onder deze twee beroepsgroepen. In deze enquête werd onder meer ingegaan op het aantal gewerkte uren, de verwachte arbeidstijdontwikkeling naar de toekomst, de uitstroomverwachting, het aandeel tijd voor patiëntenzorg, de aard van het werkverband, en de buitenlandse instroom. Daarnaast analyseerden we microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Belangrijkste conclusies
Uit deze inventarisatie blijkt onder meer het volgende.
• Over vijf jaar verwacht ongeveer 11 procent van de huidige mondhygiënisten uitgestroomd te zijn. Na tien jaar is dit 20 procent, na vijftien jaar 31 procent, en na twintig jaar 46 procent.
• Over vijf jaar verwacht ongeveer 26 procent van de huidige tandartsen uitgestroomd te zijn. Na tien jaar is dit 42 procent, na 15 jaar 52 procent, en na 20 jaar 63 procent.
• Dat de verwachte uitstroom onder tandartsen veel hoger ligt, kan komen doordat zij over het algemeen ouder zijn. Zo is 44 procent van de huidige tandartsen 50 jaar of ouder, tegenover 19 procent van de mondhygiënisten.
• Zowel tandartsen en mondhygiënisten verwachten over vijf jaar ongeveer twee uur per week minder te werken.
• Verder blijkt uit ons onderzoek dat ongeveer een op de vijf tandartsen zijn of haar opleiding in het buitenland heeft gevolgd. Dit komt neer op 2.300 tandartsen.
Toekomstige zorgvraag
Aan de hand van deze (en andere) onderzoeksresultaten kan het Capaciteitsorgaan beter inschatten hoeveel tandartsen en mondhygiënisten de komende jaren opgeleid moeten worden om aan de groeiende vraag te voldoen, vertelt onderzoeker Wiebe Korf. “Door gegevens van zorgprofessionals uit het verleden te combineren met hun verwachtingen voor de toekomst, zijn we tot een zo accuraat mogelijke inschatting gekomen van de verwachte uitstroom en het opleidingsrendement. Op deze manier hebben we niet alleen ingeschat hoeveel tandartsen en mondhygiënisten er werkzaam zullen zijn, maar ook hoe zij hun tijd zullen besteden. Dit heeft het voor het Capaciteitsorgaan mogelijk gemaakt om de opleidingscapaciteit zó in te schatten, dat er voldoende tandartsen en mondhygiënisten zullen zijn om te voldoen aan de toekomstige zorgvraag.”
Meer weten?
Lees dan ons eindrapport.
“Erg leuk om eens een andere sector te leren kennen”
Het afgelopen jaar was onze collega Hedwig Rossing namens Regioplan gedetacheerd bij het Sectorinstituut Transport en Logistiek (STL). Daar coördineerde ze meerdere interne onderzoeksvragen rondom duurzame inzetbaarheid én leerde ze en passant een heel nieuwe sector kennen. “De coronacrisis heeft laten zien hoe belangrijk de sector Transport & Logistiek is.”
Het personeelstekort in de transport- en logistieksector is – net als in veel andere sectoren – al tijden nijpend. Een groeiend aantal ondernemers in transport en logistiek geeft aan te kampen met een groot tekort aan personeel; het aantal vacatures blijft hoog, terwijl ook de pensioenuitstroom verder toeneemt.
Duurzame inzetbaarheid
Het Sectorinstituut Transport en Logistiek (STL) is opgericht door de sociale partners in de sector om ervoor te zorgen de arbeidsmarkt in balans is. Duurzame inzetbaarheid is daarbij een belangrijk thema, vertelt Hedwig. “STL doet geregeld onderzoek naar hoe het oplopende personeelstekort in de sector kan worden aangepakt. Namens Regioplan was ik afgelopen jaar enkele dagen per week gedetacheerd bij STL om de incidentele onderzoeksvragen te coördineren en uit te zetten bij andere bureaus.”
Zes onderzoeken
In totaal ging het om zes onderzoeken. Daarbij ging het onder meer om een onderzoek naar de belangstelling van jongeren elders uit de EU om eventueel in Nederland als chauffeur te gaan werken. Andere onderzoeken richtten zich bijvoorbeeld op het imago van werken in de sector en op manieren om roosters beter aan te laten sluiten bij de wensen van werknemers.
Leerzaam traject
Nu deze onderzoeken goeddeels zijn afgerond, kijkt Hedwig zelf terug op een enorm leerzaam traject. “Waar ik me bij Regioplan met name bezighoud met beleidsonderzoek, ging het in dit detacheringstraject ook om bijvoorbeeld markt- en ontwerponderzoek. Erg interessant om het onderwerp duurzame inzetbaarheid – waar ik me bij Regioplan al vaker mee bezig heb gehouden – eens vanuit een andere hoek te benaderen.”

Andere dynamiek
“Verder is het sowieso interessant om een keer langere tijd bij een andere organisatie rond te lopen, met een andere omvang en een andere cultuur. De dynamiek bij een sectorinstituut – dat werkt aan concrete producten en diensten voor zowel werkgevers en werknemers – is toch anders dan bij een bureau als Regioplan, waar je doorgaans op een meer abstract niveau met beleid bezig bent. Ook in dat opzicht was dit een erg boeiende en leerzame opdracht.”
Trots
Eerder werkte Hedwig met name voor sectoren als de zorg en het onderwijs, vertelt ze. “De transport- en logistieksector kende ik niet echt. Wat dat betreft was het ook gewoon erg leuk om een keer bij een heel andere sector binnen te kijken, met andere typen mensen. Wat me daarbij vooral is opgevallen: de mensen in deze sector zijn vrijwel zonder uitzondering enorm trots op wat ze doen. Zeker sinds de coronacrisis is duidelijk geworden hoeveel maatschappelijke impact het heeft als aanvoerlijnen verstoord raken en er plotseling geen producten meer in de schappen liggen. Mooi om te zien hoe het besef steeds verder indaalt dat de wereld tot stilstand komt zonder transport en logistiek.”
Wat kunnen we leren van de arbeidsmarktintegratie van mensen uit Oekraïne?
Sinds de Russische inval in Oekraïne, in februari 2022, zijn tienduizenden mensen uit Oekraïne naar Nederland gevlucht. Op 1 november 2022 verbleven er circa 65 duizend Oekraïense vluchtelingen tussen de 15 en 65 jaar in Nederland. Volgens het CBS had 46 procent van hen op dat moment betaald werk als werknemer, en dit aandeel groeit naar verwachting nog steeds. Daarmee is de arbeidsparticipatie van Oekraïners hoog in vergelijking met andere groepen met een vluchtachtergrond.
De intrede van deze mensen op de arbeidsmarkt is dus een uitgelezen mogelijkheid om meer te leren over arbeidsmarktintegratie. Welke verschillen in wet- en regelgeving zijn er, en hoe stimuleren of belemmeren die verschillen de arbeidsparticipatie? Hoe kunnen we de bestaande kennis over werkzame mechanismen van arbeidstoeleiding aanvullen? En welke individuele kenmerken doen ertoe?
Met subsidie van Instituut Gak doet Regioplan de komende maanden – samen met OpenEmbassy – onderzoek naar deze en andere vragen. Naast literatuuronderzoek en data-analyse bestaat het onderzoek uit interviews met vluchtelingen uit Oekraïne, werkgevers, beleidsmakers en andere professionals. Het uiteindelijke doel: goed zicht krijgen op de arbeidsmarktintegratie van mensen uit Oekraïne en de werkzame mechanismes, om daar lessen uit te kunnen trekken voor de arbeidsmarktintegratie van nieuwkomers in algemene zin.
Meer weten?
De arbeidsmarktintegratie van mensen uit Oekraïne
Sinds de Russische inval in Oekraïne, in februari 2022, zijn tienduizenden mensen uit Oekraïne naar Nederland gevlucht. Op 1 november 2022 verbleven er circa 65 duizend Oekraïense vluchtelingen tussen de 15 en 65 jaar in Nederland. Volgens het CBS had 46 procent van hen op dat moment betaald werk als werknemer, en dit aandeel groeit naar verwachting nog steeds. Daarmee is de arbeidsparticipatie van Oekraïners hoog in vergelijking met andere groepen met een vluchtachtergrond.
De intrede van deze mensen op de arbeidsmarkt is dus een uitgelezen mogelijkheid om meer te leren over arbeidsmarktintegratie. Welke verschillen in wet- en regelgeving zijn er, en hoe stimuleren of belemmeren die verschillen de arbeidsparticipatie? Hoe kunnen we de bestaande kennis over werkzame mechanismen van arbeidstoeleiding aanvullen? En welke individuele kenmerken doen ertoe?
Met subsidie van Instituut Gak doet Regioplan de komende maanden – samen met OpenEmbassy – onderzoek naar deze en andere vragen. Naast literatuuronderzoek en data-analyse bestaat het onderzoek uit interviews met vluchtelingen uit Oekraïne, werkgevers, beleidsmakers en andere professionals. Het uiteindelijke doel: goed zicht krijgen op de arbeidsmarktintegratie van mensen uit Oekraïne en de werkzame mechanismes, om daar lessen uit te kunnen trekken voor de arbeidsmarktintegratie van nieuwkomers in algemene zin.
Meer weten?
Neem dan contact op met Miranda Witvliet of Annemieke Mack.
Belemmeringen voor werkzoekende asielzoekers
Welke belemmeringen ervaren asielzoekers als ze willen toetreden tot de Nederlandse arbeidsmarkt? Dat is de centrale vraag in een onderzoek dat we uitvoeren in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
Binnen het onderzoek kijken we onder meer naar de zogenoemde 24 weken-eis, die bepaalt dat asielzoekers – als aan bepaalde aanvullende voorwaarden is voldaan – binnen een tijdsbestek van 52 weken maximaal 24 weken betaald mogen werken. In hoeverre belemmert deze eis de toetreding van asielzoekers tot de arbeidsmarkt? En: welk effect zou een eventuele aanpassing of afschaffing van deze maatregel hebben?
Voor het onderzoek analyseren we tal van data (waaronder een bestandanalyse van de tewerkstellingsvergunningen). Daarnaast interviewen we onder meer diverse experts en bevragen we asielzoekers en statushouders over hun ervaringen en ideeën. Voor de juridische analyse werken we samen met prof. mr. Lieneke Slingenberg, hoogleraar Migrants and the Rule of Law bij de VU.
Het eindrapport wordt in 2023 verwacht.
Meer weten?
Neem dan contact op met projectleider Heleen Schols.
Inge Otto MA
Mijn onderzoekswerk bij Regioplan biedt mij drie belangrijke zaken: samenwerking, verdieping, en maatschappelijke relevantie. Hier geniet ik dagelijks van. Ik werk graag aan projecten over onderwijs en arbeid(smarkt), maar ook veel andere thema’s boeien mij. In het verleden heb ik gewerkt bij hogescholen, universiteiten en bij adviesbureaus die gespecialiseerd zijn in hoger onderwijs en kwaliteitszorg. Binnen Regioplan werk ik onder meer mee aan onderzoeken over voortgezet onderwijs, duurzame inzetbaarheid, en cliëntenparticipatie.
Nieuw: verkennend onderzoek naar cliëntenparticipatie
Hoe betrek je cliënten op een goede manier bij beleidsvorming? In opdracht van het ministerie van SZW gaat Regioplan de komende tijd onderzoek doen naar die vraag. Het doel: komen tot gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle cliëntenparticipatie.
Wet- en regelgeving (zoals de Participatiewet en de Wet SUWI) verplicht gemeenten en instanties als UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om cliënten bij de beleidsontwikkeling te betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van cliëntenraden en participatieraden. Naast deze formele vormen van cliëntenparticipatie gebruiken gemeenten en instanties ook informele vormen om burgers te betrekken, bijvoorbeeld in de vorm van wijktafels, panels en dialoogsessies.
Veel voordelen
Cliëntenparticipatie kent veel voordelen. Zo kan het leiden tot doeltreffender (en doelmatiger) beleid, dat optimaal aansluit bij de belevingswereld van de mensen voor wie het beleid bedoeld is. Ook zorgt cliëntenparticipatie voor meer draagvlak voor beleid, en daarmee voor een kleinere kloof tussen overheid en burgers. En verder zorgt cliëntenparticipatie vaak voor empowerment: cliënten voelen zich beter gehoord en leren en passant meer over de complexiteit van beleidsvorming.
Meer inzicht
Tegelijkertijd is cliëntenparticipatie geen eenduidig begrip; elke organisatie geeft er – binnen de wettelijke kaders – haar eigen invulling aan. In opdracht van het ministerie van SZW voert Regioplan de komende tijd daarom een verkennend onderzoek uit naar cliëntenparticipatie, vertelt projectleider Yannick Bleeker. “Het ministerie wil graag meer inzicht krijgen in alle beelden en verwachtingen rondom cliëntenparticipatie, als basis voor (eventuele) aanscherping van de wettelijke kaders. Een bijkomend doel van het onderzoek is om de huidige organisatie en uitvoering van cliëntenparticipatie in de praktijk in kaart te brengen.”
“De komende maanden gaan we in gesprek met burgers, cliëntenraden en bestuurders over hoe de cliëntenparticipatie momenteel is ingericht én over hoe deze volgens hen ingericht zou moeten worden. Hopelijk kunnen we zo bijdragen aan meer inzicht en aan gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle cliëntenparticipatie.”
Meer weten?
“De beleidspraktijk vooruit helpen: dáár doen we het voor”
In de tien jaar dat hij nu bij Regioplan werkt, zag directeur Yannick Bleeker (33) het onderzoek steeds dichter tegen de samenleving aankruipen. Binnen het veld van Werk, Participatie en Sociale Zekerheid valt er volgens hem nog veel interessant werk te verzetten. “We doen dit werk omdat we iets voor de praktijk willen betekenen.”
Tijdens zijn studie Sociologie werd Yannicks belangstelling voor onderzoek echt aangewakkerd, vertelt hij. “Sociologie bleek een heel mooie studie, die je in staat stelt om latente structuren in de samenleving zichtbaar te maken. In mijn eerste jaar deden we onderzoek naar factoren die crimineel gedrag beïnvloeden. Het was voor mij een openbaring hoeveel je wel niet te weten kunt komen met een doordachte vragenlijst en voldoende goede data. Het gevoel van verwondering tijdens dat eerste onderzoek is altijd een drijfveer gebleven.”
Spannend en leerzaam
Sinds begin 2022 is Yannick een van de vier nieuwe directeuren van Regioplan. Het was een spannend en leerzaam jaar, vertelt hij. “Tot twee jaar geleden had ik niet per se gedacht dat zo’n functie iets voor mij zou zijn, maar het bevalt uitstekend. We praten veel met collega’s over hun professionele ontwikkeling en over hoe ze het beste uit zichzelf kunnen halen. Het allermooiste is als je ziet dat mensen hun talent verder weten te ontplooien en je ze ziet groeien. Dat is denk ik wel het allermooiste aan deze rol: onderzoekers de kansen geven waar ik zelf eerder ook zo van geprofiteerd heb.”
Met de voeten in de praktijk
In de afgelopen tien jaar zag Yannick bij Regioplan veel veranderen. “We creëren nog steeds nieuwe kennis. Tegelijkertijd proberen we op nieuwe manieren die kennis een plek in de praktijk te geven. Wij willen kennis van invloed laten zijn op beleidsontwikkeling. Alleen goed onderzoek is dan niet altijd genoeg. Het vraagt van onderzoekers dat ze meedenken en meedoen én dat ze een beetje macht uit handen geven. Zelf vind ik dat een mooie ontwikkeling; om vanuit nieuwe kennis, gelijkwaardig met burgers, professionals en bestuurders, na te denken over betere ondersteuning en nieuw beleid.”
Voorbeeld: UWV
Yannick noemt als voorbeeld het actieonderzoek dat Regioplan momenteel uitvoert voor uitkeringsinstantie UWV, met als doel om nieuwe handelingsperspectieven voor professionals te ontwikkelen. “In dat onderzoek zijn we begonnen met een intensieve analysefase. We spraken veel uitkeringsgerechtigden en observeerden gesprekken tussen uitkeringsgerechtigden en professionals. Vervolgens hebben we nieuwe handelingsperspectieven voor professionals ontworpen. Dat hebben we gedaan samen met de TU Delft en Centerdata én met professionals en burgers.”
“Ik ben ervan overtuigd dat de interactie tussen de professional en de klant de plek is waar het moet gebeuren. Het beleid en de organisatie moeten daarop gericht zijn. Daarom betrekken we ook mensen uit de organisatie van UWV bij de ontwikkeling van de handelingsperspectieven.”
Handhaving in sociale zekerheid
Een ander interessant onderzoek richt zich op de vraag hoe andere landen omgaan met handhaving in de sociale zekerheid, vertelt Yannick. “De toeslagenaffaire ligt natuurlijk nog vers in het geheugen. Hoe tragisch ook, die affaire heeft wél een interessante – en voor veel burgers relevante – discussie in gang gezet. Hoe kunnen we er enerzijds voor zorgen dat mensen geen misbruik maken van sociale voorzieningen, terwijl we tegelijkertijd de menselijkheid niet uit het oog verliezen? Een heel actueel en relevant thema, en het is mooi om in het hart van die discussie onderzoek te doen.”
In het onderzoek is veel aandacht voor hoe andere landen met dit dilemma omgaan. “Daar kan de Nederlandse overheid wellicht van leren. Zo is het Verenigd Koninkrijk een interessant voorbeeld. Daar heeft de overheid de afgelopen tien jaar hard gewerkt aan het vereenvoudigen van het socialezekerheidsstelsel, door zeven regelingen te vervangen door één heldere regeling voor de burger. In combinatie met een vereenvoudigd aanvraagproces heeft dat in elk geval geleid tot flinke bureaucratische besparingen. Of de burger onder de streep ook écht beter af is, is de volgende vraag – maar het is wel een interessante ontwikkeling waar we in Nederland wellicht ook iets mee kunnen.”
Cliëntenparticipatie
Onlangs werd er een nieuw project opgestart waar Yannick en zijn team veel zin in hebben. “Voor het ministerie van SZW gaan we nu een verkennend onderzoek uitvoeren naar cliëntparticipatie. Daartoe gaan we het komend jaar in gesprek met burgers, cliëntenraden en bestuurders over hoe cliëntenparticipatie ingericht zou moeten worden. Hopelijk kunnen we zo bijdragen aan gelijkwaardige, volwaardige en betekenisvolle participatie, door cliënten wat meer macht in beleidsontwikkeling te geven.”
De toekomst
Onderzoek kan volgens Yannick veel betekenen in het verbeteren van de beleidspraktijk. “Mensen zijn veerkrachtig en kunnen heel veel zelf oplossen. Maar goed beleid en goede ondersteuning kunnen echt het verschil maken. Ik kijk ernaar uit om daar met Regioplan een bijdrage aan te blijven leveren.”