Werkveld: Sociaal domein
Gender doet ertoe! Maar hoe doe ik aan gender?
Gender is één van de oorzaken van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). Wil je effectief handelen in je aanpak van HGKM, dan richt je je dus ook op de relevante genderaspecten. In de praktijk is dit niet voor elke professional even gemakkelijk. In dit artikel beschrijft Hanna Harthoorn enkele concrete acties om gendersensitiviteit in de praktijk te bevorderen.
Gender is de maatschappelijke betekenis die we aan man- en vrouwzijn geven. Het is één van de oorzaken voor het ontstaan én voortduren van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). Wil je effectief handelen in je aanpak van HGKM, dan richt je je dus ook op gender. Dit betekent nadrukkelijk niet: een aanpak die is gericht op het ondersteunen van vrouwelijke slachtoffers en het veroordelen van mannelijke plegers en die voorbijgaat aan het systemische karakter van HGKM. Het betekent wel: inzetten op het herkennen, erkennen, aanpakken en wegnemen van oorzaken van HGKM die samenhangen met gender. Dit doe je door expliciet te kijken naar patronen van macht, controle en afhankelijkheden en door aandacht te besteden aan de relatie daarvan met conflict en geweld in HGKM. Een aanpak die rekening houdt met gender noemen we gendersensitief.
Wat levert het op?
Een gendersensitieve aanpak draagt bij aan veiligheid. Het helpt professionals te zien of patronen van macht, controle en afhankelijkheden onveilige situaties veroorzaken. Daarnaast helpt gendersensitiviteit om onderliggende problemen op tafel te krijgen voor het creëren van stabiele veiligheid. Dus: tijdens het handelen om de onveiligheid te stoppen zal gendersensitief kijken je ondersteunen om de dynamiek en de ernst van het geweld steeds duidelijker te zien. Een gebrek aan gendersensitiviteit leidt ertoe dat we signalen van soms zeer ernstige dreiging niet op waarde schatten met soms de dood tot gevolg.
Samengevat: gendersensitief handelen in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling
Gender: de sociaal-culturele rollen die aan de twee (dominante) seksen man/vrouw gekoppeld zijn. Gendersensitiviteit is:
Meer lezen over de relatie tussen gender en HGKM? Lees onze analyse. |
Maar hoe dan?
De kern voor gendersensitief werken ligt in:
- het kunnen herkennen van de rol die gender in een casus speelt,
- de realisatie dat aandacht voor gender heel goed samengaat met aandacht voor het hele systeem van directbetrokkenen,
- bewustwording dat eigen opvattingen van professionals gendersensitiviteit in de weg kunnen staan.
In de praktijk blijkt gendersensitief handelen niet voor elke professional even gemakkelijk. Vaak wordt de rol van gender in een casus niet herkend, soms lijkt het of een werkwijze of protocol geen ruimte laat voor gendersensitiviteit en worden we begrensd door onze eigen genderopvattingen (vooroordelen en verwachtingen). In alle gevallen geldt echter: als je het niet weet, zie je het ook niet. Professionals die werken binnen de aanpak van HGKM moeten daarom beschikken over kennis over de relatie tussen gender en HGKM om gendersensitief te kunnen werken; en dus: om de uit gender voortvloeiende onveilige situaties en risicofactoren te herkennen, op waarde te schatten en weg te nemen.
Enkele concrete suggesties om te doen:
- Sta zelf (en met collega’s) stil bij de begrippen gender, sekse en gendersensitiviteit. Wat betekenen deze begrippen concreet en wat is de relatie met HGKM? Verdiep je in de samenhang tussen gender en geweld. En lees bijvoorbeeld deze analyse.
- Agendeer gendersensitiviteit in je organisatie. Zet het thema niet alleen op de agenda van een teambespreking, maar denk ook aan een overleg met ketenpartners. Bespreek bijvoorbeeld welke informatie je nodig hebt om zicht te krijgen op de veiligheidssituatie vanuit het uitgangspunt gender. En welke informatie moet jij doorgeven aan ketenpartners zodat zij ook voldoende zicht hebben op hoe de problematiek samenhangt met gender en geweld?
- Onderzoek met elkaar hoe je meer oog kunt hebben voor gender en je eigen gendervooroordelen en -verwachtingen in casuïstiek. Maak hiervoor bijvoorbeeld gebruik van voorbeeldcasussen in de Handreiking casuïstiekbespreking, maar probeer het ook toe te passen op eigen casuïstiek.
- Bevraag je eigen genderopvattingen; hierin is er geen goed of fout, maar ga na wat je eigen perspectief op gender is en bedenk hoe dat je handelen als hulpverlener beïnvloedt. Kijk met deze bril eens naar je eigen opvattingen over het gedrag van mannen en vrouwen. Je eigen vooroordelen kunnen maken dat je vastloopt in een casus.
- Veranker gendersensitiviteit in de aanpak. Bespreek met elkaar waar huidige instrumenten, werkwijzen of protocollen onvoldoende gendersensitief van aard zijn. Zoek hierin passende momenten om gendersensitiviteit expliciet te maken. Denk bijvoorbeeld aan de systeemgerichte aanpak: een gendersensitieve aanpak gaat uitstekend samen met een systeemgerichte aanpak, omdat gender één van de factoren is die de relatiedynamiek in het (gezins-)systeem beïnvloeden. Lees hier waarom gendersensitief werken binnen een systeemgerichte aanpak vanzelfsprekend is.
- Benut bestaande instrumenten om in je aanpak goed rekening te houden met gender. In opdracht van het landelijke programma Geweld hoort nergens Thuis ontwikkelden wij daar verschillende tools voor. Deze zijn te vinden op de website van het landelijke programma.
De aanpak van femicide vraagt een scherpe focus op de daders
Er is veel te doen over femicide de laatste tijd. Daarbij speelt steeds de volgende definitie een rol: vrouwen worden vermoord omdat ze vrouw zijn. Maar die definitie is onduidelijk. Wat betekent ‘omdat ze vrouw zijn’ precies? En begrijpen we voldoende van de mechanismen die daar onder liggen? In dit artikel doen we een poging voor verdieping.
Vrouwen worden veel vaker slachtoffer van structureel geweld, ze worden veel vaker slachtoffer van (ex-)partnergeweld, en dat (ex-)partnergeweld leidt veel vaker tot moord op vrouwen. Het CBS schreef bij de presentatie van de meest recente moordcijfers: “Bij bijna 6 op de 10 vrouwen die in deze periode werden vermoord, was de vermoedelijke dader de partner of ex-partner. Huiselijke omstandigheden, zoals een echtelijke ruzie, waren het meest voorkomende motief. Vrouwen werden veelal in hun eigen woning met een steekwapen, door mishandeling of door wurging omgebracht.” De daders van dit geweld tegen vrouwen zijn meestal mannen.
De cruciale vraag is: waarom? ‘Dat ze vrouw zijn’ is daarop een veel te algemeen antwoord. Het waarom moet gezocht worden in hoe we als samenleving man- en vrouwzijn definiëren; wat we als gevolg daarvan van mannen en vrouwen verwachten; hoe we jongens en meisjes vanuit die verwachting opvoeden; en hoe we van daaruit niet adequaat handelen op signalen die wijzen op een risico op femicide. Oftewel: de oorzaak van femicide ligt in gender en in het onvoldoende gendersensitief zijn van de aanpak.
Het is belangrijk om hier gender duidelijk te onderscheiden van sekse. Sekse duidt op de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen. Gender betreft de rollen en verwachtingen die we als maatschappij aan die seksen koppelen: we verwachten andere dingen van mannen dan van vrouwen, en vanuit dat gender-denken hebben we ook moeite met alles wat niet in die tweedeling past: LHBTIQ. |
De relatie tussen gender en geweld tegen vrouwen hebben we elders uitgewerkt en is hier na te lezen.
Bij de aanpak van femicide is het belangrijk om niet alleen naar de slachtoffers te kijken, maar ook naar de daders. Wat maakt dat deze mannen vrouwen vermoorden? De aanname vanuit het genderperspectief is dat zij zijn gesocialiseerd in de overtuiging dat hun mannelijkheid samenhangt met macht en controle, ook in relaties. Als een relatie dan wordt verbroken of de partner zich in de relatie niet gedraagt zoals verwacht, leidt dat tot ervaren verlies van status, en geweld wordt gebruikt als middel om de controle terug te nemen. Die socialisatie maakt deze mannen natuurlijk niet onschuldig of onverantwoordelijk. Want waarom grijpt de ene man wel naar geweld in dit soort situaties, en de andere niet? Hoe hangt gender samen met omgevingsfactoren en individuele factoren? Hoe ontwikkelt zich vanuit die cocktail de moord op een vrouw? Hoe kunnen we die ontwikkeling tijdig signaleren en de moord voorkomen?De relatie tussen gender en geweld tegen vrouwen hebben we elders uitgewerkt en is hier na te lezen.
Om femicide beter te begrijpen als fenomeen en om er een passende aanpak op te ontwikkelen is het belangrijk dat we kennis over daders veel beter benutten in de aanpak. Hoe kunnen we naast sneller ingrijpen als vrouwen hulp vragen beter handelen op de signalen die daders afgeven? Wat zijn dan effectieve interventies? Waar liggen die nog meer, dan alleen bij de politie waar nu vooral in de aanpak van stalking naar gekeken wordt? Dus wel aandacht voor de daders; maar niet als de sympathieke man van wie nooit gedacht was dat hij zoiets zou of kon doen. Aandacht voor de daders als individu, als lid van een sociaal systeem en als lid van een maatschappij. Een maatschappij waarin vrouwen het onveiligst zijn in hun meest intieme relaties.
Meer weten?
Neem contact op met Katrien.
Veilige Steden: welke kennisproducten zijn er allemaal?
Programma Veilige Steden ondersteunt gemeenten om de openbare ruimte veiliger te maken voor vrouwen en meisjes. Om gemeenten en organisaties hierbij te helpen, heeft Regioplan verschillende kennisproducten ontwikkeld. Dit zijn bijvoorbeeld handreikingen en factsheets met kennis en tips voor gemeenten en organisaties die zich in willen zetten tegen geweld tegen vrouwen in de openbare ruimte.
Welke kennisproducten zijn er allemaal?
- Factsheet feiten en cijfers: waar kun je bruikbare cijfers over geweld tegen vrouwen vinden, en wat zijn de voor- en nadelen van deze bronnen? Bekijk hier een overzicht van de beschikbare bronnen die te raadplegen zijn voor feiten en cijfers over (on)veiligheid van meisjes en vrouwen in de openbare ruimte, waar deze bronnen te vinden zijn, wetenswaardige punten voor agendering, monitoring en sturing bij het gebruik van deze cijfers, en hoe gemeenten deze cijfers zelf kunnen aanvullen met informatie op lokaal niveau. ·
- Handreiking preventieve aanpak: waar moet je in je beleid op focussen als het gaat om preventie van geweld tegen vrouwen? Wij bieden een overzicht van kaders en handvatten om de preventief beleid effectief in te richten en na te gaan of de beoogde gemeentelijke inzet kansrijk is. ·
- Handreiking impact meten: hoe kun je de impact van de uitvoering van jouw project in het kader van programma Veilige Steden meten en monitoren? In deze handreiking staat hoe je stapsgewijs te werk kan gaan en waar je op moet letten bij het zichtbaar maken van deze impact. ·
- Handreiking veiligheid in de studententijd: een aanzienlijk deel van de studenten heeft negatieve seksuele ervaringen hebben in hun studententijd. In deze handreiking geven we tips uit de (gemeente)praktijk die de veiligheid van studenten kan verbeteren. ·
- Handreiking aard en omvang: hoe breng je de aard en de omvang van geweld tegen vrouwen in beeld in jouw gemeente? Wat zijn de voor- en nadelen van elke methode, en waar moet je op letten als je slachtofferenquêtes gebruikt? Een overzicht hiervan vind je in deze handreiking. ·
- Inspiratiedocument 16 days of Action: wat zijn de 16 days of Action, welke activiteiten organiseren gemeenten en welke activiteiten worden er in het buitenland georganiseerd? Deze handreiking bevat (inter)nationale voorbeelden die ter inspiratie gebruikt kunnen worden tijdens de 16 dagen van actie. ·
- Handreiking jongens en mannen als deel van de oplossing: geweld tegen vrouwen wordt disproportioneel vaak gepleegd door mannen. Gelukkig zijn de meeste jongens en mannen geen plegers, maar bijvoorbeeld wel omstander of professional. In deze handreiking geven wij vuistregels en valkuilen waar gemeenten op kunnen letten in hun aandacht voor mannen in het beleid, en lichten we, in samenwerking met Emancipator, voorbeeldprojecten uit waar deze vuistregels in terugkomen.
- Visiedocument verbinding Veilige en Regenboogsteden: Regenboogsteden en Veilige Steden zijn twee programma’s die de ontwikkeling van lokaal beleid stimuleren. Beide programma’s geven gemeentes de ruimte om beleid in te richten, passend bij de lokale situatie, partners en lokale ontwikkelingen. Oftewel: hoe kunnen gemeenten de programma’s elkaar laten versterken en waar moet je dan op letten? In dit document delen we in samenwerking met Movisie onze visie hierop.
(Percepties van) slachtoffers van seksueel geweld
Er is in Nederland steeds meer aandacht voor seksueel geweld. Een belangrijk onderdeel daarvan is de empathische omgang met slachtoffers zodat zij zich daadwerkelijk gesteund voelen in de nasleep van hun slachtofferschap. Beleidsmakers en professionals spelen hier een belangrijke rol in. Vooraannames over hoe ‘legitieme’ slachtoffers en ‘echt’ (ernstig) seksueel geweld eruitziet leiden echter mogelijk tot reacties die niet aansluiten op de behoeften van slachtoffers of zelfs een negatieve impact hebben op hun verwerkingsproces. Op basis van mijn promotieonderzoek naar reacties op slachtoffers van seksueel geweld geef ik enkele aandachtspunten mee voor (de uitvoering van) lokaal beleid om recht te (blijven) doen aan slachtoffers.
Het ideale slachtoffer en verkrachtingsscripts
Het delen van een ervaring van seksueel geweld levert niet per definitie sympathieke reacties op, of zelfs een erkenning van slachtofferschap. De juridische definitie van slachtoffer mag dan berusten op het ondervinden van nadeel als gevolg van een misdrijf, voor de sociale erkenning van iemand als ‘legitiem’ of ‘onschuldig’ slachtoffer is vaak meer nodig.
Kritisch criminoloog Nils Christie gebruikte in 1986 de term ‘ideaal slachtoffer’ om te verwijzen naar een persoon of categorie personen die het meest kan rekenen op het label “slachtoffer” bij het meemaken van een misdrijf, en daarmee op bepaalde rechten, steun en empathie. Het ideale slachtoffer voldoet volgens Christie aan een aantal criteria. Hij beschrijft dat het ideale slachtoffer als iemand die zwak is en zich ten tijde van het misdrijf bezighoudt met een legitieme activiteit op een plek waar niemand haar van kan verwijten. Het slachtoffer vormt een sterk contrast met een sterke en kwaadaardige dader, die verder geen relatie tot het slachtoffer heeft. Hoewel het niet expliciet deel uitmaakt van Christies opsomming van criteria, beschrijft hij het ideale slachtoffer in de regel als een vrouw.
Wanneer we denken aan het ‘ideale slachtoffer van seksueel geweld’ geven verkrachtingsscripts en -mythes vorm aan de bovenstaande criteria. Het ‘real rape script’ beschrijft bijvoorbeeld het stereotiepe scenario dat mensen geneigd zijn zich in te beelden wanneer zij denken aan een ‘echte’ verkrachting. Het script omvat een jonge vrouw die slachtoffer wordt in de openbare ruimte, van een onbekende dader die haar onverwachts bespringt. De dader gebruikt of dreigt daarbij met excessief geweld terwijl het slachtoffer alsnog (onsuccesvol) weerstand probeert te bieden. Verkrachtingsmythes – wijdverspreide maar vaak valse overtuigingen – beperken sterk wat als echte verkrachting en echt slachtofferschap gezien wordt: vrouwen ‘vragen erom’ (en zijn dus niet volkomen onschuldige slachtoffers) wanneer zij schaars gekleed zijn, alcohol hebben gedronken, in eerste instantie bereid waren tot zoenen of andere seksuele handelingen, of een promiscue seksuele reputatie hebben. Daarnaast liegen zij vaak over seksueel geweld, bijvoorbeeld uit wraak of om hun eigen losbandigheid te verhullen. Mannen zijn per definitie geen ideale slachtoffers, en al helemaal geen ideale slachtoffers van seksueel geweld. Stereotypische mannelijkheid – wat gepaard gaat met associaties van kracht – is in strijd met ideaaltypisch slachtofferschap, wat gepaard gaat met zwakte. Daarnaast stellen verkrachtingsmythes over mannen dat zij altijd bereid zijn tot seks, en dat zij in staat zijn weerstand te bieden wanneer zij écht geen seks willen. Kortgezegd, ‘echte’ mannen kunnen niet verkracht worden. In deze verkrachtingsmythes zien we een duidelijk ‘gendered’ patroon: vrouwen zijn verantwoordelijk voor hun verkrachting en (‘echte’) mannen kunnen geen slachtoffer worden van seksueel geweld.
Gevolgen voor slachtoffers
Stereotypen en scripts doen de complexiteit van de werkelijkheid per definitie tekort. We weten allang uit onderzoek dat het overgrote merendeel van verkrachtingsslachtoffers de dader kende, dat ook mannen (en transgenders) seksueel geweld meemaken, dat veel slachtoffers bevriezen in plaats van vechten of rennen, dat valse aangiften naar verwachting een klein deel van het totaal uitmaken, en dat verkrachting daarnaast één van de meest ondergerapporteerde delicten is.
Toch zijn stereotypen en scripts hardnekkig. Een stereotype is een ‘vaststaand beeld’, waardoor de bewegingsruimte van degene die gestereotypeerd wordt zeer beperkt is. Het woord ‘script’ wordt veelal gebruikt in de film- en theaterwereld. Ook daar is het meestal niet de bedoeling dat acteurs veel van de voorgeschreven regels (tekst) afwijken. Het vasthouden aan stereotypen en scripts kan daarom verscheidene negatieve gevolgen hebben voor mensen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld.
Ten eerste kunnen mensen die een vorm van seksueel geweld meemaken zich meten aan de stereotypische maatstaven en besluiten dat de ervaring niet mag gelden als ‘echt’ (ernstig) seksueel geweld en/of dat zijzelf niet passen in de mal van legitiem slachtoffer. Een gevolg daarvan kan zijn dat zij geen hulp zoeken terwijl zij dat nodig hebben, en geen aangifte doen.
Ook wanneer slachtoffers van seksueel geweld zichzelf als zodanig herkennen, biedt dat geen garantie dat hun sociale omgeving er zo over denkt. De ontkenning van slachtofferschap is één mogelijke negatieve reactie van de sociale omgeving. Het verhaal van slachtofferschap kan door iemand anders bijvoorbeeld omgevormd worden tot een ongemakkelijke date, tot een geval van miscommunicatie tussen beide partijen, of zelfs tot een leugen van het slachtoffer. Andere reacties kunnen bestaan uit een aanvaarding van slachtofferschap, maar bijvoorbeeld toch de schuld neerleggen bij het slachtoffer – het zogenoemde ‘victim blaming’ –, afstand scheppen tot het slachtoffer, of het leed van het slachtoffer bagatelliseren. Verschillende experimentele onderzoeken tonen aan dat slachtoffers die niet aan de verwachting van het ideale slachtoffer (van seksueel geweld) voldoen, bijvoorbeeld omdat zij geen weerstand boden, de dader kennen en/of uit vrije wil mee naar huis gingen, alcohol dronken, of naderhand (bv. in de rechtszaal) boos reageren in plaats van verdrietig, te maken krijgen met negatievere reacties van derden dan slachtoffers die wel (of meer) aan het ideaaltype voldoen.
Afgaand op het bovenstaande lijkt het of beantwoording aan het stereotype de gewenste uitkomst biedt. Toch levert dat ook niet altijd de door het slachtoffer gewenste reacties op van de sociale omgeving. Het label ‘slachtoffer’ wordt naast onschuld ook geassocieerd met zwakte: een kenmerk waar niet alle slachtoffers zich in herkennen of geassocieerd mee willen worden. Mede hierom is de term ‘survivor’ in het leven geroepen, wat de nadruk meer op kracht dient te leggen. Het stereotype kan ook op een andere manier belemmerend werken voor mensen die eraan voldoen. Van jonge vrouwen – in tegenstelling tot jonge mannen – wordt verwacht dat zij zich op manieren gedragen die het risico op verkrachting zoveel mogelijk beperken, juist omdat zij in grotere mate voldoen aan het beeld van het typische slachtoffer. Op die manier krijgen jonge vrouwen in sociale en seksuele situaties minder ruimte om (‘juist’) te handelen.
Het is, toegegeven, makkelijker gezegd dan gedaan, maar wanneer zowel het voldoen aan als het afwijken van een stereotype tot negatieve gevolgen kan leiden, is de beste oplossing waarschijnlijk om zoveel mogelijk van het stereotype af te stappen.
Wat betekent dit voor jouw aanpak?
Een zorgvuldige omgang met slachtoffers vraagt om een aanpak waarin ruimte is voor de werkelijke diversiteit onder slachtoffers in plaats van een aanpak ingericht op een stereotiep beeld van slachtoffers. Dat kun je onder meer doen door:
- na te gaan welke voorbeelden en welk taalgebruik je hanteert in beleidsnota’s over seksueel geweld, en te zorgen dat deze zo nodig inclusiever worden;
- te erkennen dat hulpbehoeften van slachtoffers kunnen verschillen, uit te vragen wat de hulpbehoefte is van diverse slachtoffers (bv. mannelijke slachtoffers) als je dit niet inzichtelijk hebt, en vervolgens na te gaan of het huidige hulpaanbod daaraan voldoet;
- trainingen te faciliteren voor professionals;
- data te verzamelen zodat beter inzicht mogelijk is in verschillende vormen (seksueel) slachtofferschap;
- informatiecampagnes te gebruiken waarin een breder beeld van mogelijke slachtoffers geschetst wordt, zodat meer slachtoffers zich aangesproken voelen en om hulp durven te vragen.
Tot slot duiden de bovenstaande bevindingen niet alleen op het belang van inzet op de curatieve kant (zorgvuldige omgang met slachtoffers) maar ook van inzet op de preventieve kant. Door onderwijs over onder meer gender, (seksueel) geweld, en beeldvorming, verbeteren we hopelijk niet alleen omgang met slachtoffers, maar bestrijden we ook seksueel geweld zelf.
Implementatietraject Impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling is gestart
Hoe kan kennis uit de Impactmonitor huiselijk geweld en kindermishandeling ingezet worden voor een effectievere aanpak HGKM? Regioplan biedt zowel beleid als praktijk van gemeenten, regio’s en hun ketenpartners ondersteuning in het gebruik van de Impactmonitor.
De Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (verder: Impactmonitor) is een middel dat draagt aan het verbeteren van de aanpak van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (HGKM). Het benutten van de beschikbare kennis bij agendering, aansturing, inrichting en uitvoering van de aanpak van HGKM helpt bij het komen tot een effectievere aanpak.
Per 1 september zijn wij gestart met het ondersteunen van Geweld hoort nergens Thuis-regio’s bij het werken met de Impactmonitor. Dit doen wij in opdracht van VWS, het programmateam GHNT en de VNG. Hierbij worden zowel beleid als praktijk van gemeenten, regio’s en hun ketenpartners betrokken in het gezamenlijk benutten van de impactmonitor. De ondersteuning is gericht op zowel kennisverspreiding over bestaan en inhoud van de Impactmonitor als het praktische gebruik (hoe vind ik welke cijfers?). Ook bieden wij ondersteuning bij de inzet van de cijfers voor ontwikkeling en evaluatie van beleid en voor het sturen op de uitvoering van de aanpak. Daarbij wordt ook informatie opgehaald om de monitor verder te ontwikkelen, waarbij wordt aangesloten bij lokale, regionale en andere actuele ontwikkelingen.
Gebruiken van de Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
Hoe kan kennis uit de Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling ingezet worden voor een effectievere aanpak HGKM? Regioplan ontwikkelde een aantal instrumenten die gemeenten, regio’s en hun ketenpartners daarbij helpen.
De Impactmonitor Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (verder: Impactmonitor) ontsluit data die gebruikt kunnen worden bij de agendering, aansturing, inrichting en uitvoering van de aanpak van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (HGKM) en beoogt zo bij te dragen aan de verbetering van de effectiviteit van die aanpak.
Regioplan ondersteunde in het najaar van 2021 en het voorjaar van 2022 regio’s bij het werken met de Impactmonitor. Daarbij werden beleid en uitvoeringspraktijk van gemeenten, regio’s en hun ketenpartners betrokken. De ondersteuning was gericht op zowel kennisverspreiding over het bestaan en de inhoud van de Impactmonitor als op het praktische gebruik ervan (hoe vind ik welke cijfers?). Ook bood Regioplan ondersteuning bij de inzet van de cijfers voor ontwikkeling en evaluatie van beleid en voor het sturen op de uitvoering van de aanpak. Daarbij werd ook informatie opgehaald om de monitor verder te ontwikkelen.
Het project heeft geresulteerd in een rapportage waarin inzichten voor verbetering van het gebruik van de Impactmonitor gebundeld zijn, en die ook een advies bevat voor de verdere ontwikkeling van de Impactmonitor. Ook zijn verschillende instrumenten ontwikkeld om het gebruik te ondersteunen en daarmee het kennisgestuurd werken in regio’s te versterken.
Samenwerking in de eerstelijn van de rechtsbijstandsverlening
Een betere dienstverlening aan rechtzoekenden, die sneller een oplossing voor hun probleem wordt aangeboden. Dat is de opbrengst uit de pilot ‘Samenwerken in de eerstelijn’ waarin het Juridisch Loket, sociaal raadslieden en sociaal advocaten op lokaal niveau nauwer hebben samengewerkt, vaker overlegd en gezamenlijke piketdiensten hebben gedraaid. Wij evalueerden deze pilot.
De pilot ‘Samenwerken in de eerstelijn’
De pilot is uitgevoerd op initiatief van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) samen met de Raad voor Rechtsbijstand (RvR), het Juridisch Loket (hJL), Sociaal Werk Nederland (SWN) en de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) en is gefinancierd door het ministerie van Justitie en Veiligheid. In de pilot is voor een periode van negen maanden geëxperimenteerd met piketdiensten, signaleringsoverleggen en het ontwikkelen van best practices. De pilot is gelijktijdig gehouden op vijf locaties door Nederland, in een mix van dicht- en dunbevolkte gebieden.
In de pilot konden medewerkers van de eerstelijn via een piketdienst zaken overleggen met sociaal advocaten. Omgekeerd hadden de sociaal advocaten een aanspreekpunt bij de eerstelijnsmedewerkers. Door dit frequente contact werd het door hulpverleners makkelijker gevonden om problemen in samenhang aan te pakken. Daarnaast werd er op elke locatie regelmatig een signaleringsoverleg gehouden. In dit overleg konden medewerkers van het Juridisch Loket en sociaal raadslieden overleggen met sociaal advocaten over veelvoorkomende kwesties. Ook stelde dit overleg deelnemers in staat om opgehaalde ideeën te bespreken die zich lenen voor het ontwikkelen van best practices.
Beleidstheorie
De geleerde lessen zijn door de opdrachtgevers verder uitgewerkt tot voorstellen, die na de zomer van 2021 worden gepresenteerd aan de minister voor Rechtsbescherming en aan de Tweede Kamer. In het onderzoek is de relatie tussen pilotdoel en -middelen beschreven in een zogenaamde beleidstheorie, die de veronderstelde werking van de pilot beschrijft. Deze bestaat uit drie elementen:
- De pilots leiden tot intensivering en structurering van de samenwerking tussen partijen (piketdienst, signaleringsoverleg en best practices). Partijen leren elkaar beter kennen en kunnen elkaar gemakkelijker vinden.
- Deze verbeterde samenwerking leidt ertoe dat rechtzoekenden sneller een passende hulpaanbod wordt gedaan (betere diagnose en verwijzing).
- Dankzij het verbeterde hulpaanbod vinden rechtzoekenden sneller een passende oplossing.
De kern van het onderzoek bestond uit het toetsen van deze beleidstheorie. Daarvoor is het samenwerkingsproces geëvalueerd en is een pilotregistratie ingericht om bij te houden welke aantallen zaken in de piketdienst aan de orde zijn geweest en wat daarvan de belangrijkste kenmerken zijn. De procesevaluatie bestond voornamelijk uit twee series van interviews met de coördinatoren van de lokale pilots. Het pilotregistratiesysteem is ingericht met behulp van onze DRS-software. Hierin hebben medewerkers van het Juridisch loket, sociaal raadslieden en sociaal advocaten gegevens over cases vastgelegd. Met behulp van deze gegevens zijn kwantitatieve analyses gemakt. Het systeem kent ook een dashboardfunctie, dat real time een grafisch beeld schetst van de aantallen pilotzaken en de kenmerken ervan. Het instrument biedt daarmee de mogelijkheid om tijdens de uitvoering van de pilot lessen te trekken en bij te sturen.
Meer informatie?
Lees ons rapport of neem contact op met Bob van Waveren.
Evaluatie van de pilot ‘Samenwerking in de eerstelijn van de rechtsbijstandsverlening’
Een betere dienstverlening aan rechtzoekenden, die sneller een oplossing voor hun probleem wordt aangeboden. Dat is de opbrengst uit de pilot ‘Samenwerken in de eerstelijn’ waarin het Juridisch Loket, sociaal raadslieden en sociaal advocaten op lokaal niveau nauwer hebben samengewerkt, vaker overlegd en gezamenlijke piketdiensten hebben gedraaid. Wij evalueerden deze pilot.
De pilot ‘Samenwerken in de eerstelijn’
De pilot is uitgevoerd op initiatief van de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) samen met de Raad voor Rechtsbijstand (RvR), het Juridisch Loket (hJL), Sociaal Werk Nederland (SWN) en de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) en is gefinancierd door het ministerie van Justitie en Veiligheid. In de pilot is voor een periode van negen maanden geëxperimenteerd met piketdiensten, signaleringsoverleggen en het ontwikkelen van best practices. De pilot is gelijktijdig gehouden op vijf locaties door Nederland, in een mix van dicht- en dunbevolkte gebieden.
In de pilot konden medewerkers van de eerstelijn via een piketdienst zaken overleggen met sociaal advocaten. Omgekeerd hadden de sociaal advocaten een aanspreekpunt bij de eerstelijnsmedewerkers. Door dit frequente contact werd het door hulpverleners makkelijker gevonden om problemen in samenhang aan te pakken. Daarnaast werd er op elke locatie regelmatig een signaleringsoverleg gehouden. In dit overleg konden medewerkers van het Juridisch Loket en sociaal raadslieden overleggen met sociaal advocaten over veelvoorkomende kwesties. Ook stelde dit overleg deelnemers in staat om opgehaalde ideeën te bespreken die zich lenen voor het ontwikkelen van best practices.
Beleidstheorie
De geleerde lessen zijn door de opdrachtgevers verder uitgewerkt tot voorstellen, die na de zomer van 2021 worden gepresenteerd aan de minister voor Rechtsbescherming en aan de Tweede Kamer. In het onderzoek is de relatie tussen pilotdoel en -middelen beschreven in een zogenaamde beleidstheorie, die de veronderstelde werking van de pilot beschrijft. Deze bestaat uit drie elementen:
- De pilots leiden tot intensivering en structurering van de samenwerking tussen partijen (piketdienst, signaleringsoverleg en best practices). Partijen leren elkaar beter kennen en kunnen elkaar gemakkelijker vinden.
- Deze verbeterde samenwerking leidt ertoe dat rechtzoekenden sneller een passende hulpaanbod wordt gedaan (betere diagnose en verwijzing).
- Dankzij het verbeterde hulpaanbod vinden rechtzoekenden sneller een passende oplossing.
De kern van het onderzoek bestond uit het toetsen van deze beleidstheorie. Daarvoor is het samenwerkingsproces geëvalueerd en is een pilotregistratie ingericht om bij te houden welke aantallen zaken in de piketdienst aan de orde zijn geweest en wat daarvan de belangrijkste kenmerken zijn. De procesevaluatie bestond voornamelijk uit twee series van interviews met de coördinatoren van de lokale pilots. Het pilotregistratiesysteem is ingericht met behulp van onze DRS-software. Hierin hebben medewerkers van het Juridisch loket, sociaal raadslieden en sociaal advocaten gegevens over cases vastgelegd. Met behulp van deze gegevens zijn kwantitatieve analyses gemakt. Het systeem kent ook een dashboardfunctie, dat real time een grafisch beeld schetst van de aantallen pilotzaken en de kenmerken ervan. Het instrument biedt daarmee de mogelijkheid om tijdens de uitvoering van de pilot lessen te trekken en bij te sturen.
Meer informatie?
In Sociaal Bestek verscheen een artikel over dit project van de hand van onder meer Bob van Waveren en Annemieke Mack.
Meer informatie over het onderzoek is verder te vinden op de website van de Raad van Rechtsbijstand. Of neem contact op met Bob van Waveren.
Huiselijk geweld in coronatijd: naar een ‘coronaproof’ aanpak voor de gemeente Arnhem
De coronacrisis en bijbehorende maatregelen hebben grote impact op de manier hoe we in Nederland werken, wonen en leven. Dit levert vragen en zorgen op over het effect van de coronacrisis op de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). Ook de gemeente Arnhem kampt met deze vragen. Zij wilden graag zicht op de prevalentie van HGKM in 2020 en of de Arnhemse aanpak bijsturing vraagt in én na de tijd vol coronamaatregelen. Wij deden onderzoek naar de HGKM-problematiek en aanpak in 2020 in Arnhem.
Onderzoek naar de impact van de coronacrisis
De aandacht voor HGKM en mogelijke gevolgen van de coronacrisis op deze problematiek is groot. Zowel wereldwijd als in Nederland is er op landelijk en lokaal niveau aandacht voor de signalering en aanpak van HGKM. Ook zijn er in het afgelopen jaar meerdere onderzoeken geweest naar de impact van de coronacrisis op HGKM. Deze onderzoeken geven echter nog geen eenduidig beeld over de prevalentie van HGKM. In verschillende landen is een stijging van het aantal HGKM-gevallen geconstateerd en verschillende hulporganisaties zien het aantal berichten of telefoontjes toenemen. Maar hoe zit dat in Arnhem? Welke gevolgen hebben de coronamaatregelen zoals de avondklok, de sluiting van de scholen en het thuiswerken voor de veiligheid in relaties en gezinnen? Leidt de lockdown waarin we als maatschappij meer binnen zijn gaan leven, en gezinnen meer ‘op elkaars lip’ zitten tot meer onveiligheid? En welke impact hebben de maatregelen op de aanpak? Is de problematiek minder zichtbaar geworden voor professionals? Hoe maak je als professional veiligheidsinschattingen vanuit je eigen huis? En welke impact hebben de maatregelen op de ketensamenwerking?
De prevalentie in Arnhem
Door middel van een analyse van Veilig Thuismeldingen en data van hulpverleningsorganisatie Moviera hebben we inzicht verschaft in de prevalentie van HGKM in 2020 en mogelijke veranderingen ten opzichte van 2019. Uit verschillende onderzoeken weten we welke risicofactoren er zijn voor het ontstaan van geweldssituaties. Tijdens de coronacrisis is het risico van een aantal van deze factoren nog groter. Op basis hiervan kan een toename van geweld verwacht worden. Dit zien we echter niet terug in de data van Veilig Thuis. Naast de daling van het aantal adviezen en meldingen constateren we dat ouderenmishandeling steeds meer uit beeld lijkt te verdwijnen.
De Arnhemse aanpak
De gemeente Arnhem heeft op verschillende manieren (chatfunctie, campagnes, intensiveren contact ketenpartners) gedurende de coronacrisis extra inzet gepleegd ten behoeve van de aanpak HGKM. De (gedeeltelijke) digitalisering van de uitvoering van de hulpverlening is de grootste aanpassing. Dit lijkt enkel een aanpassing in vorm, maar heeft wel degelijk een effect op de effectiviteit van de HGKM-aanpak: een beperktere signalering van (nieuw of opgelaaid) geweld, het ontstaan van nieuwe kwetsbare groepen en professionals die behoefte hebben aan gemeentelijke kaders en ondersteuning om in coronatijden veilig voor henzelf en cliënten te handelen.
Is de lokale HGKM-aanpak coronaproof?
In ons rapport is te lezen hoe we op basis van Veilig Thuismeldingen en data van Moviera de prevalentie in de gemeente Arnhem inzichtelijk hebben gemaakt. En hoe we met behulp van een analyse van risicofactoren, een literatuurstudie, interviews met landelijke en lokale professionals en reflectiesessie met ervaringsdeskundigen zicht hebben gekregen op de aanpak in coronatijd en de ervaringen, behoeftes, en best practices hebben meegenomen in een advies voor een meer ‘coronaproof’ aanpak. Het rapport biedt ook voor andere gemeenten een checklist van aandachtspunten voor bijsturing van de lokale HGKM-aanpak in coronatijd, zowel voor de gemeente als voor de professionals.
Enkele belangrijke aanknopingspunten voor een ‘coronaproof’ HGKM-aanpak zijn:
- Er is een versterkt bewustzijn over HGKM onder professionals, maar met name voor kinderen. Zet in op kennis en bewustwording bij professionals over de risico’s van de coronacrisis met extra aandacht voor signalering van en hulpverlening bij partnergeweld en ouderenmishandeling. -Vooral ouderenmishandeling dreigt buiten beeld te raken.
- Agendeer bij professionals de aandacht voor het ontstaan van nieuwe risicogroepen en kwetsbare situaties: bijvoorbeeld jongeren, mensen met een licht verstandelijke beperking, mantelzorgers, cliënten die niet digitaal vaardig zijn of de apparaten niet hebben, en ouders die een omgangsregeling hebben.
- Zet in op een risico-gestuurde aanpak: een deel van de HGKM-problematiek is verborgen. Daarom is het van belang om in de aanpak te sturen op ondersteuning van de nog verborgen problematiek, o.a. door risicofactoren voor HGKM een duidelijkere plek in die aanpak te geven. Kijk hierbij specifiek welke risicofactoren in verhoogde mate gelden in de betreffende regio of gemeente en verbind de lokale HGKM-aanpak hieraan.
- De digitalisering van de hulpverlening biedt kansen, maar creëert ook risico’s zowel voor cliënten als professionals. Er zijn nieuwe mogelijkheden om hulp te vragen (chatfunctie) en hulpverlening doorgang te laten vinden via beeldbellen ontstaan en die worden ook breed ingezet en gebruikt. Tegelijkertijd geven professionals en ervaringsdeskundigen aan dat het signaleren van (nieuwe) onveiligheid via digitale wegen zeer lastig is. Onveilige situaties kunnen hierdoor gemist worden, met mogelijke escalatie tot gevolg.
- Faciliteer lokale en regionale afstemming over richtlijnen, handvatten en werkwijzen. Stuur bijvoorbeeld actief op het behouden van de mogelijkheid om veilig fysieke afspraken en hulpverlening door gang te laten vinden.
Meer weten over dit onderzoek of wat wij voor jou kunnen betekenen? Lees het onderzoeksrapport.
Huiselijk geweld ten tijde van Corona
De coronacrisis en bijbehorende maatregelen hebben grote impact op de manier hoe we in Nederland werken, wonen en leven. Dit levert vragen en zorgen op over het effect van de coronacrisis op de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling (HGKM). Ook de gemeente Arnhem kampt met deze vragen. Zij wilden graag zicht op de prevalentie van HGKM in 2020 en of de Arnhemse aanpak bijsturing behoeft. Wij deden onderzoek naar de HGKM-problematiek en aanpak in 2020 in Arnhem.
Met behulp van een analyse van risicofactoren, een literatuurstudie, interviews met landelijke en lokale professionals en reflectiesessie met ervaringsdeskundigen zicht hebben gekregen op de aanpak in coronatijd en de ervaringen, behoeftes, en best practices hebben meegenomen in een advies voor een meer coronaproof aanpak. Het rapport biedt ook voor andere gemeenten een checklist van aandachtspunten voor bijsturing van de lokale HGKM-aanpak in coronatijd, zowel voor de gemeente als voor de professionals.