Werkveld: Onderwijs
Scenario’s vrijwillige ouderbijdrage po en vo
De huidige situatie roept discussie op tussen ouders en scholen. Hoewel de ouderbijdrage niet verplicht is, lezen we met regelmaat in de media dat er druk uitgeoefend wordt door een school op ouders om hen toch te laten betalen. Bijvoorbeeld door leerlingen waarvan de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet hebben betaald uit te sluiten van activiteiten. Op verzoek van het ministerie van OCW spraken we met vertegenwoordigers van het onderwijs, ouders en leerlingen over mogelijke alternatieven.
Onderzoek naar subsidie Internationalisering: bereik kan beter
Evaluatie van de subsidie ‘Internationalisering onderwijs in po en vo’; een gewaardeerde en beleidsmatig zinvolle subsidie, maar de bekendheid kan beter.
Het beleid rond internationalisering van het onderwijs wint aan belang. Jongeren groeien vandaag de dag immers op in een steeds internationalere wereld. Onder meer de Onderwijsraad vindt daarom dat scholen jongeren moeten helpen ‘internationaal competent’ te worden. Scholen die dat nastreven en hun onderwijs daarop willen aanpassen – bijvoorbeeld door tweetalig onderwijs of internationaliserende onderwijsconcepten in te voeren – kunnen daar subsidie voor aanvragen.
Subsidieregeling Internationalisering onderwijs
Een belangrijke subsidieregeling, de subsidieregeling ‘Internationalisering PO en VO’, loopt af na het schooljaar 2019-2020. Wij deden onderzoek naar het gebruik van die regeling, de opbrengsten en eventuele verbetering.
Bekend in beperkte kring
Er zijn ontwikkelingen om internationalisering via een algehele curriculumherziening in het onderwijs in te bedden. Tot het zover is lijkt het zinvol om, gezien het beleid om internationalisering in het onderwijs te stimuleren, de internationaliseringssubsidie de komende jaren te laten voortbestaan. De bekendheid van de subsidie moet dan wel beter. Daarbij kan ook extra aandacht worden geschonken aan groepen scholen die nu ondervertegenwoordigd zijn in het gebruik van de regeling.
Dataoplossing
In dit onderzoek hebben we, als aanvulling op bestandsanalyses en interviews, met behulp van webscraping bijna 6000 schoolgidsen verzameld. Via tekstmining hebben we vast kunnen stellen in welke mate scholen daarin iets melden over internationalisering.
Dit onderzoek past in onze rijke traditie aan evaluaties van (subsidie)projecten in het onderwijs.
Onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW. Meer details: Evaluatie subsidieregeling Internationalisering PO en VO.
Meer weten?
Neem contact op met Kees.
Evaluatie subsidieregeling Internationalisering PO en VO
Het ministerie van OCW heeft met een aantal opvolgende subsidieregelingen de Internationalisering in het primair en voortgezet onderwijs gestimuleerd. De huidige regeling loopt na het schooljaar 2019-2020 ten einde. In een kortlopend onderzoek brachten wij de kenmerken, het bereik en de opbrengsten van de laatste twee regelingen in kaart. Daarnaast gaven we inzicht in de ervaringen van de gebruikers/stakeholders en deden we aanbevelingen voor een vervolg van de regelingen.
Beleidsrelevant onderzoek
Het beleid rond internationalisering van het onderwijs wint aan belang. Jongeren groeien vandaag de dag immers op in een steeds internationalere wereld. Onder meer de Onderwijsraad vindt daarom dat scholen jongeren moeten helpen ‘internationaal competent’ te worden. Scholen die dat nastreven en hun onderwijs daarop willen aanpassen – bijvoorbeeld door tweetalig onderwijs of internationaliserende onderwijsconcepten in te voeren – kunnen daar subsidie voor aanvragen. Het onderzoek brengt het belang van deze aanpak in kaart.
Dataoplossing
In dit onderzoek hebben we, als aanvulling op bestandsanalyses en interviews, met behulp van webscraping bijna 6000 schoolgidsen verzameld. Via tekstmining hebben we vast kunnen stellen in welke mate scholen daarin iets melden over internationalisering.
Bekend in beperkte kring
Er zijn ontwikkelingen om internationalisering via een algehele curriculumherziening in het onderwijs in te bedden. Tot het zover is lijkt het zinvol om, gezien het beleid om internationalisering in het onderwijs te stimuleren, de internationaliseringssubsidie de komende jaren te laten voortbestaan. De bekendheid van de subsidie moet dan wel beter. Daarbij kan ook extra aandacht worden geschonken aan groepen scholen die nu ondervertegenwoordigd zijn in het gebruik van de regeling.
Dit onderzoek past in onze rijke traditie aan evaluaties van (subsidie)projecten in het onderwijs.
Toekomstige vraag naar medisch specialisten
We maakten een prognose van de toekomstige vraag naar medisch specialisten, op basis van demografische bevolkingsontwikkeling.
Demografische ontwikkelingen
De prognose is dat de Nederlandse bevolking toeneemt van 17,2 miljoen in 2018 tot 18,3 miljoen in 2039, vanwege migratie en een stijgende levensduur. Voor deze periode wordt verwacht dat het aantal personen in de leeftijdscategorieën 0 tot 20 jaar en 20 tot 40 jaar ongeveer gelijk blijft, het aantal personen in de leeftijdscategorie 40 tot 60 jaar daalt en het aantal 60-plussers toeneemt.
Gevolgen voor behoefte aan medisch specialisten
Dit leidt ertoe dat de medisch specialisten die relatief veel oudere patiënten behandelen de hoogste capaciteitsgroei nodig hebben op grond van de demografische ontwikkelingen. De specialismen waarvoor de hoogste capaciteitsgroei is geraamd tot 2039 zijn klinische geriatrie, cardiologie, oogheelkunde, urologie en cardio-thoracale chirurgie.
De laagste capaciteitsgroei is geraamd voor beroepen die te maken hebben met een jongere patiëntenpopulatie. De specialismen waarvoor de laagste capaciteitsgroei is geraamd tot 2039 zijn mond-, kaak- en aangezichtschirurgie, obstetrie en gynaecologie, psychiatrie, sportgeneeskunde en plastische chirurgie.
Parameters ten behoeve van Capaciteitsplan
We voerden dit onderzoek uit in opdracht van het Capaciteitsorgaan. Zij gebruiken dit onderzoek ten behoeve van het rekenmodel voor het opstellen van het Capaciteitsplan voor de medisch specialisten en klinisch technologische beroepen.
Herziening van het landelijke curriculum voor het funderend onderwijs
Vandaag, donderdag 10 oktober 2019, presenteren de negen ontwikkelteams van Curriculum.nu hun adviezen over de herziening van het landelijke curriculum voor het funderend onderwijs aan minister Slob. De afgelopen anderhalf jaar hebben leraren en schoolleiders vanuit basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet onderwijs geïnventariseerd welke kennis en vaardigheden zij nodig achten voor het leergebied dat zij vertegenwoordigen.
In acht meerdaagse ontwikkelsessies hebben de teams toegewerkt naar een voorstel voor actualisatie van hun leergebied. Hierbij hebben ze gebruik gemaakt van de inbreng van collega-leraren, leerlingen, ontwikkelscholen, vakverenigingen, vervolgonderwijs, lerarenopleidingen, ouders en andere partijen. Bijvoorbeeld door feedback op de stukken van de ontwikkelteams te verzamelen in de tussentijdse consultatiefases.
Om het proces, waar nodig, tussentijds bij te kunnen sturen, hebben wij de leraren en schoolleiders van de negen ontwikkelteams na elke ontwikkelsessie bevraagd over hun ervaringen tijdens de ontwikkelsessie. De bevindingen daarvan presenteerden we in onze procesthermometer. De acht verslagen van de tussenmetingen kunt u vinden op de website van Curriculum.nu.
Bijzonder aan het ontwikkeltraject is de prominente rol die leraren en schoolleiders erin hebben gespeeld. In een aanvullend onderzoek hebben we de leden van de ontwikkelteams gevraagd hoe ze dit ervaren en wat deelname aan het ontwikkelteam heeft opgeleverd voor henzelf, het proces en de resultaten van het ontwikkeltraject. Ook van dit onderzoek kunt u het verslag vinden op de website van Curriculum.nu.
Meer informatie?
Voor meer informatie over ons onderzoek kunt u contact opnemen met Jacob van der Wel.
Maatwerk en flexibiliteit vereist bij ondersteunen thuiszitters
De laatste jaren hebben de partners van het Thuiszitterspact en betrokken partijen de nodige inspanningen geleverd om tot een betere thuiszittersaanpak te komen. Dit zien we onder meer terug in het belang dat de partijen hechten aan dit thema en het gegeven dat het terugdringen van het aantal thuiszitters hoog op de agenda staat. Echter, stijging of daling van het aantal thuiszittende jongeren is niet zonder meer een succes- of faalfactor.
De (toegenomen) aandacht heeft onder meer geleid tot beter inzicht in het aantal thuiszitters en het met lokale partijen samen zoeken naar oplossingen voor thuiszittende jongeren. Hierin zit wel iets ‘dubbels’. Zo heeft het betere inzicht enerzijds bijgedragen aan meer geregistreerde thuiszitters en daarmee discussie over passend onderwijs, terwijl er anderzijds meer aandacht is gekomen voor thuiszittende leerlingen en het zoeken van een oplossing voor deze groep. Stijging of daling van het aantal thuiszittende jongeren is dan ook niet zonder meer een succes- of faalfactor.
In opdracht van de partners van het pact hebben wij onderzocht wat er aan landelijke ondersteuning geboden kan worden om het aantal thuiszitters terug te dringen en om de ambities van het Thuiszitterspact sneller te realiseren. Op basis van secundaire analyses van duo-data, web-enquêtes, groepsinterviews en een afsluitende interactieve sessie met vertegenwoordigers van gemeenten, zorg, onderwijs en ouders concluderen we dat het realiseren van een passend aanbod vaak (nog) een langere doorlooptijd dan drie maanden vraagt. Ook zien we dat de factoren die realisatie van een passend aanbod belemmeren dan wel bevorderen zeer divers zijn en samenhangen met de individuele en lokale situatie. Verder blijkt dat het voor betrokken partijen nog lastig is om gemaakte afspraken (in de sluitende aanpak) in de praktijk te brengen. Dit komt onder meer door diversiteit in de werkwijze en verantwoordelijkheden van de verschillende werkterreinen (onderwijs, gemeenten en zorg).
Aanbevelingen
Oplossingen voor een deel van de groep vereisen een hoge(re) mate van maatwerk en flexibiliteit. Een duurzame oplossing binnen drie maanden is niet altijd mogelijk. Dat hoeft geen probleem te zijn, zolang er vanaf het ontstaan van de (dreigende) thuiszitsituatie gewerkt wordt aan een oplossing en er op korte termijn zicht is op een oplossing. We bevelen de partners in het Thuiszitterspact aan zich het komende jaar te richten op:
- kind echt centraal zetten (wat verstaan we daaronder, wat mogen betrokkenen verwachten?);
- deskundigheidsbevordering en kennisuitwisseling (versterken van kennis over wet- en regelgeving, uitwisselen praktijkervaringen);
- elkaars taal spreken (meer uitwisseling tussen betrokken partijen en eenduidige communicatie);
- regelen van betrokken medewerkers met mandaat (zodat betrokken medewerkers daadwerkelijk beslissingen kunnen nemen);
- focus op preventie (vroegtijdige signalering door beter in beeld krijgen van en handelen op geoorloofd verzuim, vinger aan de pols houden);
- regio-indeling kritisch bekijken (regionale verantwoordelijkheid voor thuiszitters verhelderen).
Onze adviezen zijn verwerkt in een impulsagenda en in de acties die op dit moment reeds lopen.
Meer informatie?
Meer informatie over de uitkomsten van het onderzoek en onze aanpak zijn te lezen in ons onderzoeksrapport. Heeft u nog vragen? Neem contact op met Jos Lubberman.
Denise Bijman MSc
Kunnen bijdragen aan het maken van onderbouwde beleidskeuzes, dat spreekt mij aan in beleidsonderzoek. De combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden vind ik interessant: hoe kunnen die elkaar versterken? Ik ben werkzaam op verschillende onderwijsthema’s. De afgelopen jaren heb ik met name kennis en ervaring opgedaan in het mbo, nu wil ik me ook graag verdiepen in andere onderwijssectoren.
Inzicht besteding prestatieboxmiddelen po
De Regeling prestatiebox loopt na schooljaar 2019-2020 af. Mede op basis van ons onderzoek neemt de minister van OCW een beslissing over de toekomst van de middelen.
Voor dat besluit was inzicht nodig in de inzet van de prestatieboxmiddelen en in de eventuele gevolgen van een keuze voor een andere bestemming voor de middelen. Daarom analyseerden we jaarverslagen, zetten een vragenlijst uit bij bestuurders en hielden een aantal aanvullende interviews.
De meeste besturen hebben de middelen vooral ingezet voor talentontwikkeling (via bijvoorbeeld meer ICT-inzet, plusklassen en cultuureducatie) en voor verdere professionalisering. Ook is er, maar in wat mindere mate, ingezet op duurzame verbetering van de kwaliteitszorg, op gezondheid en beweging van kinderen en op doorgaande ontwikkellijnen po-vo. Een groot deel van de besturen geeft bovendien aan dat de middelen uit de prestatiebox worden ingezet voor structurele uitgaven en doorlopende verplichtingen. Het gaat dan met name om salaris van personeel en de afschrijving van ICT-hardware.
Nu bezuinigen op de middelen heeft gevolgen voor de ambities. Investeringen en activiteiten zullen dan worden verminderd en het proces van verbetering op de scholen wordt vertraagd. Bovendien zal een deel van de besturen bezuinigen op personeel. Het zou ten koste gaan van de onderwijskwaliteit en kunnen leiden tot een verhoging van de werkdruk. Het is daarom geen goed idee om de prestatieboxmiddelen nu heel anders te gaan bestemmen en over te hevelen naar andere doelen.
Herijking gemeentefonds
Gemeenten hebben dezelfde wettelijke taken, maar de omstandigheden waaronder zij die moeten uitvoeren lopen sterk uiteen. Ontwikkelingen in de laatste jaren hebben de vraag opgeworpen of de verdeling van het huidige gemeentefonds nog wel voldoende aansluit bij de kosten die gemeenten moeten maken.
Bij de verdeling van de 30 miljard euro van het gemeentefonds over gemeenten dient zo goed mogelijk rekening te worden gehouden met uiteenlopende omstandigheden. Verdeelmodellen dienen gebaseerd te zijn op objectieve structuurkenmerken van gemeenten.
Verdeelvoorstellen voor Klassieke clusters
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties laat onderzoeken hoe de verdeling van het gemeentefonds het beste kan worden herijkt. Cebeon en Regioplan stellen voor de zogenaamde Klassieke clusters verdeelvoorstellen op. De Klassieke clusters omvatten onder andere veiligheid, onderwijs, infrastructuur en gebiedsontwikkeling, sport en cultuur.
Communicatie over nieuwe verdeling gemeentefonds
Over de nieuwe verdeling wordt in de meicirculaire 2020 gecommuniceerd. Gemeenten zullen naar verwachting begin 2020 al worden geïnformeerd.
Meer weten over dit onderzoek? Neem contact op met Coen van Rij of lees de Samenvatting Herijking gemeentefonds, met hierin informatie over de uitgangspunten van het onderzoek, hoe het onderzoek er in vogelvlucht uit ziet en hoe de planning eruit ziet.
Herijking gemeentefonds
Gemeenten hebben dezelfde wettelijke taken, maar de omstandigheden waaronder zij die moeten uitvoeren lopen sterk uiteen. Ontwikkelingen in de laatste jaren hebben de vraag opgeworpen of de verdeling van het huidige gemeentefonds nog wel voldoende aansluit bij de kosten die gemeenten moeten maken.
Bij de verdeling van de 30 miljard euro van het gemeentefonds over gemeenten dient zo goed mogelijk rekening te worden gehouden met uiteenlopende omstandigheden. Verdeelmodellen dienen gebaseerd te zijn op objectieve structuurkenmerken van gemeenten.
Verdeelvoorstellen voor Klassieke clusters
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties laat onderzoeken hoe de verdeling van het gemeentefonds het beste kan worden herijkt. Cebeon en Regioplan stellen voor de zogenaamde Klassieke clusters verdeelvoorstellen op. De Klassieke clusters omvatten onder andere veiligheid, onderwijs, infrastructuur en gebiedsontwikkeling, sport en cultuur.
Communicatie over nieuwe verdeling gemeentefonds
Over de nieuwe verdeling wordt in de meicirculaire 2020 gecommuniceerd. Gemeenten zullen naar verwachting begin 2020 al worden geïnformeerd.
Meer weten over dit onderzoek? Neem contact op met Coen van Rij of lees de Samenvatting Herijking gemeentefonds, met hierin informatie over de uitgangspunten van het onderzoek, hoe het onderzoek er in vogelvlucht uit ziet en hoe de planning eruit ziet.