Toekomstverkenning bevoegdhedenstelsel vo

Voldoende en bekwaam onderwijspersoneel is één van de noodzakelijke – zo niet onmisbare – voorwaarden voor de kwaliteit van het onderwijs. De overheid stelt daarom diverse regels over de bevoegdheid en inzetbaarheid van leraren. Omdat deze regelgeving in de praktijk verschillende knelpunten oplevert, heeft het ministerie van OCW samen met de Landelijke Werkgroep Bevoegd – bestaande uit onder meer sociale partners en lerarenopleidingen – ons gevraagd om bouwstenen te verkennen voor een andere inrichting van het stelsel van bevoegdheden voortgezet onderwijs. Samen met CINOP-ecbo en Leeuwendaal hebben wij deze verkenning uitgevoerd.

De verkenning is uitgevoerd aan de hand van acht sessies: drie onderzoekssessies om het vraagstuk te verhelderen en issues te inventariseren, drie ontwerpsessies om tot suggesties en scenario’s voor het stelsel en bevoegdheidsdomeinen te komen en twee sessies om de resultaten verder door te ontwikkelen met opleidingsscholen. Naast deze acht sessies is een beknopte literatuurstudie uitgevoerd om het huidige stelsel in kaart te brengen, internationale lessen op te halen en van andere sectoren te leren. De resultaten zijn getoetst en doorontwikkeld met enkele experts.

De uitkomsten van de sessies zijn vertaald in vier te onderscheiden scenario’s:

  1. geen wijzigingen (huidige bevoegdheidsdomeinen voortgezet onderwijs blijven behouden);
  2. afschaffen van bevoegdheidsdomeinen voor het voortgezet onderwijs;
  3. inrichten van één bevoegdheidsdomein voor voortgezet onderwijs;
  4. inrichten van een stelsel met een combinatie van meerdere onderling te combineren bevoegdheidsdomeinen voor voortgezet onderwijs, bestaande uit (smallere) pedagogische component en (bredere) vakcomponent.

Verder zijn drie richtinggevende bouwstenen onderscheidden voor het bepalen van alternatieve bevoegdheidsdomeinen, te weten de ontwikkelingsfase van jongeren, de oriëntatie van leerlingen naar ondersteuningsbehoefte en meer praktische dan wel theoretische oriëntatie van de leerlingen en de vakinhoud en vakdidactiek. Combinaties van deze bevoegdheidsdomeinen maakt het mogelijk om flexibele opleidingstrajecten te organiseren voor verschillende typen leraren:

  • vakspecialisten (o.a. vergelijkbaar met huidige eerstegraders in de bovenbouw havo/vwo en leraren beroepsgericht in specifiek vak)
  • clusterexperts (o.a. verbreding ten opzichte van huidige mogelijkheden, deels vergelijkbaar met leraren die aanverwante vakken mogen geven)
  • breed pedagogische beroepsleerkracht (o.a. vergelijkbaar met pabo-gediplomeerde in het vmbo, met mogelijke verbreding naar 15-18 jaar, leercoaches).

Meer informatie?
Lees voor meer informatie het onderzoeksrapport of neem contact op Jos.

Oplossingen voor het lerarentekort

Vorige week was de landelijke staking in het onderwijs. Op vele plaatsen in het land waren demonstraties voor meer investeringen in het onderwijs om het tekort aan leraren tegen te gaan. Of er op korte termijn meer investeringen zijn te verwachten, die bovendien direct effect hebben op het lerarentekort, is de vraag. Het is dan ook van belang na te gaan wat scholen zelf nog kunnen doen. Om over die vraag na te denken, organiseerden wij een bijeenkomst voor schoolbestuurders, schoolleiders en HR-medewerkers van scholen in het primair onderwijs.

De deelnemers aan de bijeenkomst kwamen uit gemeenten rondom Amsterdam. In de G4 is het lerarentekort het hardst toegeslagen. De maatregelen die deze gemeenten (gaan) nemen, hebben ook effect op de omliggende gemeenten. Uit ons onderzoek naar de Amsterdamse woningmarkt en het lerarentekort blijkt namelijk dat een deel van de leerkrachten die werkzaam zijn in Amsterdam, in de omliggende gemeenten wonen. Met een grote-stedenbonus, zoals voorgesteld in het recente noodplan van Amsterdam, gaat de G4 de concurrentie aan met scholen in de omliggende gemeenten.

Tijdens de bijeenkomst werden de volgende oplossingen genoemd:

Belangrijkste oplossing: werk in teams

De oplossing met de meeste potentie voor de korte termijn lijkt het creëren van (zelfsturende) teams, waarin leerkrachten en onderwijsassistenten verantwoordelijk zijn voor, en ook lesgeven aan, meerdere groepen leerlingen. Ziekteverzuim kan makkelijker worden opgevangen binnen het team, het biedt onderwijspersoneel mogelijkheden zich te specialiseren (bv. in taal- of rekenlessen) en ook startende collega’s kunnen zo meters maken op hetgeen ze al goed kennen en kunnen. Het vraagt wel van leerkrachten dat ze hun “eigen klasje” opgeven en samen de verantwoordelijkheid nemen voor een grotere groep. Een aantal aanwezigen gaven aan dat dit in het begin voor veel leerkrachten wennen was, maar dat de meesten nu niet anders meer willen.

Aantrekken van een ander type leerkrachten

Het aantrekken van zij-instromers. Door een andere visie op onderwijs, kan de school ook een aantrekkelijke werkgever zijn voor zij-instromers. De opleiding zou volgens deelnemers wel beter kunnen aansluiten op deze potentiële doelgroep, bijvoorbeeld door meer rekening te houden met al eerder verworven competenties. Daarnaast zouden zij-instromers niet gelijk de gehele verantwoordelijkheid voor een klas moeten dragen, maar voor een deel van de lessen (bijvoorbeeld alleen taal of rekenen) voor meerdere klassen. Zij-instromers kunnen in (zelfsturende) teams makkelijker een bijdrage leveren en begeleid worden.

Behoud van huidige leerkrachten

  • Schoolleiders trainen in het vroeg kunnen herkennen van signalen van ziekte, om preventief verzuim te voorkomen.
  • Bieden van goede begeleiding voor startende leerkrachten.
  • Mogelijkheden tot ontwikkeling bieden voor leerkrachten. Bijvoorbeeld voor onderwijsassistenten mogelijk maken om via een EVC traject zich te laten omscholen tot leerkracht.
  • Goed contact behouden met personeel dat uitstroomt uit het onderwijs en werkzaam is in een andere baan. Dit biedt perspectief op eventueel terugkeer in het onderwijs.
  • Meer ervaren leerkrachten die overwegen om eerder te stoppen met werken, proberen in te zetten met een aanstelling als onderwijsassistent of invaller. De CAO biedt hiervoor ook mogelijkheden.

4-daagse schoolweek

Gedurende een afgebakende periode voor één groep leerlingen een 4-daagse schoolweek invoeren. Op deze manier blijft de kwaliteit van het onderwijs wel behouden en is voorspelbaar voor ouders wanneer hun kind wel of geen les krijgt. Voorwaarde is wel dat aan de 940 urennorm wordt voldaan.

Samenwerking vereist

Zoals in de sessie werd benadrukt, is het lerarentekort een veelkoppig monster dat niet zomaar door één partij is op te lossen. Meerdere deelnemers onderschreven het belang van samenwerking. Het gaat dan niet alleen om samenwerking binnen het team, maar juist ook met externe partijen, zoals andere onderwijsbesturen, de lerarenopleidingen en organisaties uit de wijk (bv. kinderopvang).

Ook meepraten?

Naar aanleiding van de bijeenkomst is een community in het leven geroepen. Hiermee bieden we bestuurders, schoolleiders en HR-medewerkers van scholen in het primair onderwijs die net buiten de G4 liggen een platform om onderling ideeën, kennis en ervaringen uit te wisselen over mogelijkheden om het lerarentekort tegen te gaan. Ook beleidsmedewerkers van deze gemeenten nodigen we van harte uit om aan te sluiten. Interesse? Stuur dan een mail aan Denise Bijman met uw functie en contactgegevens.

Inspiratiesessie Lerarentekort

Het tekort aan leraren in het primair onderwijs neemt landelijk toe. Scholen en gemeenten gaan op verschillende manieren om met het lerarentekort, maar een goed overzicht van concrete oplossingen en overwegingen hierin ontbreekt. Daarom organiseert Regioplan op 30 januari, tijdens de tweedaagse onderwijsstaking, een inspiratiesessie over het lerarentekort.

Tijdens de bijeenkomst bespreken we alternatieve oplossingen voor het tekort. Er zullen twee voorbeelden worden gepresenteerd van hoe scholen omgaan met het lerarentekort en hoe bijvoorbeeld een andere organisatie van het onderwijs hieraan bij kan dragen. Met elkaar gaan we in gesprek gaan over mogelijkheden binnen de eigen school. De opbrengsten van de sessie worden na afloop aan de deelnemers ter beschikking gesteld.

Deze sessie is specifiek gericht op bestuurders, schoolleiders en HR-medewerkers van scholen in het primair onderwijs uit gemeenten die tegen een gemeente uit de G4 aanliggen en in het bijzonder de Amsterdamse regio. Ook beleidsmedewerkers binnen deze gemeenten nodigen we harte uit. We kiezen bewust voor deze blik, omdat de G4 vaak meerdere maatregelen treft om leraren te werven. Aangezien onderzoek laat zien dat een groot deel van de Amsterdamse leraren in deze omliggende gemeenten woont, beïnvloeden dergelijke maatregelen deze vijver van leerkrachten.

Wilt u ook geïnspireerd worden? Meld u dan nu aan. Er zijn nog enkele plaatsen beschikbaar.

Om zoveel mogelijk diversiteit te hebben tijdens de discussies kunnen zich per schoolbestuur maximaal 2 personen aanmelden. Aan de sessie zijn geen kosten verbonden

Wat?
Inspiratiesessie lerarentekort

Wanneer?
30 januari van 17.00 – 19.00
(inloop vanaf 16.30)

Waar?
Op het kantoor van Regioplan, Jollemanhof 18 te Amsterdam

Waarom?
Om u te laten inspireren voor een (andere) aanpak van de lerarentekorten, ideeën uit te wisselen met collega’s, of om halverwege te genieten van een broodje en kom soep.

Aanmelden
Bent u geïnteresseerd in de inspiratiesessie? Dan kunt u zich hier aanmelden.

Kansrijk leren kiezen voor een goede toekomst

In het  Nationaal programma Rotterdam-Zuid (NPRZ) werken professionele partners samen met de bewoners van Rotterdam-Zuid aan een gezond toekomstperspectief voor Rotterdam-Zuid. Voor de onderwijscomponent van het NPRZ is in 2016 het driejarige project BRIDGE gestart. BRIDGE is gericht op het bevorderen van de arbeidsmarktkansen van schoolverlaters in Rotterdam-Zuid. Het programma omvat twintig interventies voor loopbaanoriëntatie- en begeleiding (LOB), waaronder de AanDeBak-garanties. Daarnaast is er aandacht voor ouderbetrokkenheid en professionalisering van leerkrachten.

In de periode 2017-2019 hebben wij samen met prof. dr. Marinka Kuijpers onderzoek gedaan naar de inzet van LOB op de scholen voor po, vo en mbo in Rotterdam-Zuid, naar de uitvoeringspraktijk van LOB op de scholen en naar de ervaren opbrengsten. Uit het onderzoek komt het belang naar voren van het ontwikkelen van loopbaancompetenties. Het onderzoek geeft handvatten om, ook in de toekomst, de doelstellingen van BRIDGE te kunnen behalen. Het gezamenlijk optrekken van het NPRZ met de scholen is daarbij belangrijk om de beoogde impact te maken: jongeren van Rotterdam-Zuid een goed toekomstperspectief bieden.

Meer informatie over het NPRZ en het uitvoeringsplan voor 2019-2022 vindt u op de website van  NPRZ.

Bent u benieuwd naar de resultaten van het onderzoek? Meer informatie treft u hier of neem contact op met Miranda.

Evaluatie leren verbeteren

Het project Leren verbeteren biedt ondersteuning aan afdelingen van scholen in het voortgezet onderwijs die door de Inspectie van het Onderwijs zijn beoordeeld als ‘onvoldoende’ of ‘zeer zwak’. Ook scholen die een attendering van de Inspectie van het Onderwijs hebben ontvangen (‘risicoscholen’) kunnen ondersteuning vragen bij Leren verbeteren. Voor de evaluatie van dit project (die we uitvoerden voor het ministerie van OCW) spraken we met scholen die gebruik hebben gemaakt van ondersteuning door Leren verbeteren en met enkele adviseurs die deze ondersteuning uitvoeren.

Meer informatie?
Neem contact op met Jacob.

Profielwerkstukken in het vmbo

De huidige voorwaarden waaraan het profielwerkstuk in de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo moet voldoen laten veel ruimte voor een eigen invulling door vmbo-scholen. Vmbo-scholen maken ook gebruik maken van die ruimte: in het vmbo, maar ook binnen de leerwegen afzonderlijk, zien we een grote verscheidenheid in de manieren waarop het profielwerkstuk wordt ingevuld en de plaats die ze aan het profielwerkstuk geven

Vrijwillige ouderbijdrage: nu echt vrijwillig

Op dinsdag 17 december 2019 stemde bijna de hele Tweede Kamer in met het wetsvoorstel dat de Kamerleden Westerveld (GroenLinks) en Kwint (SP) over de vrijwillige ouderbijdrage indienden. Belangrijkste punt is dat leerlingen niet langer door de school mogen worden uitgesloten van activiteiten omdat hun ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet hebben betaald. Scholen mogen nog wel een ouderbijdrage vragen, maar moeten in de schoolgids expliciet benoemen dat deze vrijwillig is. Het wetsvoorstel moet nog door de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel kreeg in de media de nodige aandacht.

In ons onderzoek van 2018, waarin wij spraken met vertegenwoordigers van het onderwijs, ouders en leerlingen, bleek al dat iedereen het erover eens is dat geld nooit een rol mag spelen bij de toelating van een kind tot een school. Ook waren velen het erover eens dat een school leerlingen niet van activiteiten mag uitsluiten als hun ouders de ouderbijdrage niet betalen. Naar aanleiding van ons onderzoek vroeg minister Slob in zijn Kamerbrief van 7 maart het onderwijs om duidelijke(re) afspraken te maken om incidenten rond de ouderbijdrage te voorkomen. Het voorstel van de Tweede Kamer gaat nu nog een stap verder en legt de vrijwilligheid van de ouderbijdrage steviger vast in de wet.

Ondertussen zijn er al op diverse plaatsen initiatieven ondernomen om de ouderbijdrage verder aan banden te leggen. Zo wil de gemeente Amsterdam geen gemeentelijke subsidies meer geven aan basisscholen die een bijdrage van 225 euro of hoger vragen. Een Brabants schoolbestuur schafte onlangs de ouderbijdrage met ingang van volgend schooljaar zelfs helemaal af.

Meer informatie? Lees ons onderzoeksrapport of neem contact op met Jacob.

Scenario’s vrijwillige ouderbijdrage po en vo

De huidige situatie roept discussie op tussen ouders en scholen. Hoewel de ouderbijdrage niet verplicht is, lezen we met regelmaat in de media dat er druk uitgeoefend wordt door een school op ouders om hen toch te laten betalen. Bijvoorbeeld door leerlingen waarvan de ouders de vrijwillige ouderbijdrage niet hebben betaald uit te sluiten van activiteiten. Op verzoek van het ministerie van OCW spraken we met vertegenwoordigers van het onderwijs, ouders en leerlingen over mogelijke alternatieven.

Onderzoek naar subsidie Internationalisering: bereik kan beter

Evaluatie van de subsidie ‘Internationalisering onderwijs in po en vo’; een gewaardeerde en beleidsmatig zinvolle subsidie, maar de bekendheid kan beter.

Het beleid rond internationalisering van het onderwijs wint aan belang. Jongeren groeien vandaag de dag immers op in een steeds internationalere wereld. Onder meer de Onderwijsraad vindt daarom dat scholen jongeren moeten helpen ‘internationaal competent’ te worden. Scholen die dat nastreven en hun onderwijs daarop willen aanpassen – bijvoorbeeld door tweetalig onderwijs of internationaliserende onderwijsconcepten in te voeren – kunnen daar subsidie voor aanvragen.

Subsidieregeling Internationalisering onderwijs

Een belangrijke subsidieregeling, de subsidieregeling ‘Internationalisering PO en VO’, loopt af na het schooljaar 2019-2020. Wij deden onderzoek naar het gebruik van die regeling, de opbrengsten en eventuele verbetering.

Bekend in beperkte kring

Er zijn ontwikkelingen om internationalisering via een algehele curriculumherziening in het onderwijs in te bedden. Tot het zover is lijkt het zinvol om, gezien het beleid om internationalisering in het onderwijs te stimuleren, de internationaliseringssubsidie de komende jaren te laten voortbestaan. De bekendheid van de subsidie moet dan wel beter. Daarbij kan ook extra aandacht worden geschonken aan groepen scholen die nu ondervertegenwoordigd zijn in het gebruik van de regeling.

Dataoplossing

In dit onderzoek hebben we, als aanvulling op bestandsanalyses en interviews, met behulp van webscraping bijna 6000 schoolgidsen verzameld. Via tekstmining hebben we vast kunnen stellen in welke mate scholen daarin iets melden over internationalisering.

Dit onderzoek past in onze rijke traditie aan evaluaties van (subsidie)projecten in het onderwijs.

Onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW. Meer details: Evaluatie subsidieregeling Internationalisering PO en VO.

Meer weten?
Neem contact op met Kees.

Evaluatie subsidieregeling Internationalisering PO en VO

Het ministerie van OCW heeft met een aantal opvolgende subsidieregelingen de Internationalisering in het primair en voortgezet onderwijs gestimuleerd. De huidige regeling loopt na het schooljaar 2019-2020 ten einde. In een kortlopend onderzoek brachten wij de kenmerken, het bereik en de opbrengsten van de laatste twee regelingen in kaart. Daarnaast gaven we inzicht in de ervaringen van de gebruikers/stakeholders en deden we aanbevelingen voor een vervolg van de regelingen.

Beleidsrelevant onderzoek

Het beleid rond internationalisering van het onderwijs wint aan belang. Jongeren groeien vandaag de dag immers op in een steeds internationalere wereld. Onder meer de Onderwijsraad vindt daarom dat scholen jongeren moeten helpen ‘internationaal competent’ te worden. Scholen die dat nastreven en hun onderwijs daarop willen aanpassen – bijvoorbeeld door tweetalig onderwijs of internationaliserende onderwijsconcepten in te voeren – kunnen daar subsidie voor aanvragen. Het onderzoek brengt het belang van deze aanpak in kaart.

Dataoplossing

In dit onderzoek hebben we, als aanvulling op bestandsanalyses en interviews, met behulp van webscraping bijna 6000 schoolgidsen verzameld. Via tekstmining hebben we vast kunnen stellen in welke mate scholen daarin iets melden over internationalisering.

Bekend in beperkte kring

Er zijn ontwikkelingen om internationalisering via een algehele curriculumherziening in het onderwijs in te bedden. Tot het zover is lijkt het zinvol om, gezien het beleid om internationalisering in het onderwijs te stimuleren, de internationaliseringssubsidie de komende jaren te laten voortbestaan. De bekendheid van de subsidie moet dan wel beter. Daarbij kan ook extra aandacht worden geschonken aan groepen scholen die nu ondervertegenwoordigd zijn in het gebruik van de regeling.

Dit onderzoek past in onze rijke traditie aan evaluaties van (subsidie)projecten in het onderwijs.