Intensief klantmanagement voor 45-plussers in de bijstand

Werkt intensief klantmanagement om 45-plussers in de bijstand weer naar de arbeidsmarkt te helpen? Uit de eerste resultaten en een procesevaluatie van een experiment bij de gemeente Almere blijkt dat intensief klantmanagement kan leiden tot werk en activering. Het blijkt echter ook dat bij een aanzienlijk deel van de klanten de belastbaarheid beperkt en de stap naar werk groot is.

De opzet van het experiment

Van oktober 2017 tot en met maart 2019 liep er in de gemeente Almere een effectonderzoek met het doel om 45-plussers die langdurig in de bijstand zaten te ondersteunen bij het vinden van werk. Een groep van 199 klanten kreeg een klantmanager die hen intensieve begeleiding gaf (de experimentgroep). Een even grote groep bleef in het oude regime met weinig contact met de klantmanager (de controlegroep).

Een veranderende doelgroep

Deze aanpak was al enige tijd daarvoor gestart, in een tijd dat de arbeidsmarkt flink aantrok. Tegelijk zaten er behoorlijk wat 45-plussers in de bijstand die na talloze sollicitatiepogingen dachten niet meer aan het werk te komen. De klantmanagers merkten dat de intensieve begeleiding voor deze groep werkte: mensen die al jaren in de bijstand zaten, kwamen weer aan het werk.

Tegen de tijd dat het daadwerkelijke experiment startte, bleek echter dat de doelgroep inmiddels veranderd was. Veel mensen met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt hadden met of zonder ondersteuning werk gevonden, mede dankzij een steeds krapper wordende arbeidsmarkt. De klanten die nog in de bijstand zaten, bleken veelal een behoorlijke afstand te hebben tot de arbeidsmarkt. Het traject van intensief klantmanagement kreeg daardoor een andere inhoud en een langere duur dan verwacht.

Belastbaarheid

Bij een flink deel van de klanten is een belastbaarheidsonderzoek uitgevoerd: 29 procent van de klanten uit de experimentgroep is doorverwezen naar team Zorg (en werd niet verder naar werk begeleid gedurende het onderzoek) en van de overige 71 procent, die wel intensief begeleid is, heeft de helft een belastbaarheidsonderzoek gehad. In veel gevallen bleken deze klanten beperkt belastbaar. Dit maakte volledige uitstroom voor die klanten lastig te realiseren.

Aan het werk

Dat betekent niet dat er geen klanten aan het werk zijn gegaan. Uit de eerste resultaten blijkt dat 15 procent van de klanten uit de experimentgroep deeltijd of voltijd werk heeft gekregen. Naast de klanten die aan het werk zijn gegaan, heeft een ander deel van de klanten stappen gezet richting de arbeidsmarkt. 24 procent van de klanten uit de experimentgroep heeft een werkervaringsplek gedaan, is gestart met vrijwilligerswerk, is een opleiding begonnen of op een andere wijze geactiveerd. Binnenkort volgen de resultaten van de netto-effectiviteitsanalyse; daarbij wordt de kans op het vinden van betaald werk vergeleken voor de experimentgroep en de controlegroep.

Definitieve resultaten volgen

Momenteel bevindt het onderzoek zich in een afrondende fase. Het derde deelrapport verschijnt binnenkort, en nog deze winter wordt ook het eindrapport gepubliceerd. Eerder beschreven we al de beleidstheorie en de eerste procesevaluatie. De opgedane kennis en ervaringen worden gedeeld tijdens een minisymposium op 12 december. Houd voor meer informatie onze website in de gaten.

Dit onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het ZonMw-programma ‘Vakkundig aan het werk’.

Tweedeloopbaanbeleid bij de brandweer

We onderzochten de stand van zaken van het tweedeloopbaanbeleid van de brandweer. Dit beleid heeft als doel dat medewerkers maximaal twintig jaar in een bezwarende functie actief zijn.

Tweedeloopbaanbeleid

Sinds 2006 heeft de brandweer tweedeloopbaanbeleid voor brandweerlieden met een bezwarende functie. Dit zijn functies met een hoge belasting door het frequent draaien van piket- of roosterdiensten. Het doel van het tweedeloopbaanbeleid is dat medewerkers maximaal twintig jaar in een bezwarende functie actief zijn. Daarna starten zij een tweede loopbaan, intern of extern. Dit beleid heeft het functioneel leeftijdsontslag (FLO) vervangen en geldt voor medewerkers die vanaf 1 januari 2006 in dienst zijn. Het beleid is vastgelegd in CAR-UWO artikel 9a.

Zowel werkgevers als werknemers betrokken

Om de uitvoering van het tweedeloopbaanbeleid zowel te belichten vanuit het perspectief van de werkgever als de betrokken werknemers, hebben de HR-verantwoordelijken van de veiligheidsregio’s een vragenlijst ingevuld. Vervolgens is deze vragenlijst aan de ondernemingsraden voorgelegd met de vraag of zij zich konden vinden in het geschetste beeld. Daarnaast zijn bij vier regio’s casestudies uitgevoerd om meer zicht te krijgen op de achtergrond van het beleid.

 

We hebben dit onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Landelijk Overleg Brandweer specifieke Arbeidsvoorwaarden (LOBA), dat is ingesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het onderzoeksrapport is niet openbaar. Meer weten over dit onderzoek? Neem contact op met Hetty.

Tweedeloopbaanbeleid bij de brandweer

We onderzochten de stand van zaken van het tweedeloopbaanbeleid van de brandweer. Dit beleid heeft als doel dat medewerkers maximaal twintig jaar in een bezwarende functie actief zijn.

Tweedeloopbaanbeleid

Sinds 2006 heeft de brandweer tweedeloopbaanbeleid voor brandweerlieden met een bezwarende functie. Dit zijn functies met een hoge belasting door het frequent draaien van piket- of roosterdiensten. Het doel van het tweedeloopbaanbeleid is dat medewerkers maximaal twintig jaar in een bezwarende functie actief zijn. Daarna starten zij een tweede loopbaan, intern of extern. Dit beleid heeft het functioneel leeftijdsontslag (FLO) vervangen en geldt voor medewerkers die vanaf 1 januari 2006 in dienst zijn. Het beleid is vastgelegd in CAR-UWO artikel 9a.

Zowel werkgevers als werknemers betrokken

Om de uitvoering van het tweedeloopbaanbeleid zowel te belichten vanuit het perspectief van de werkgever als de betrokken werknemers, hebben de HR-verantwoordelijken van de veiligheidsregio’s een vragenlijst ingevuld. Vervolgens is deze vragenlijst aan de ondernemingsraden voorgelegd met de vraag of zij zich konden vinden in het geschetste beeld. Daarnaast zijn bij vier regio’s casestudies uitgevoerd om meer zicht te krijgen op de achtergrond van het beleid.

 
We hebben dit onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Landelijk Overleg Brandweer specifieke Arbeidsvoorwaarden (LOBA), dat is ingesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het onderzoeksrapport is niet openbaar.

Toekomstige vraag naar medisch specialisten

We maakten een prognose van de toekomstige vraag naar medisch specialisten, op basis van demografische bevolkingsontwikkeling.

Demografische ontwikkelingen

De prognose is dat de Nederlandse bevolking toeneemt van 17,2 miljoen in 2018 tot 18,3 miljoen in 2039, vanwege migratie en een stijgende levensduur. Voor deze periode wordt verwacht dat het aantal personen in de leeftijdscategorieën 0 tot 20 jaar en 20 tot 40 jaar ongeveer gelijk blijft, het aantal personen in de leeftijdscategorie 40 tot 60 jaar daalt en het aantal 60-plussers toeneemt.

Gevolgen voor behoefte aan medisch specialisten

Dit leidt ertoe dat de medisch specialisten die relatief veel oudere patiënten behandelen de hoogste capaciteitsgroei nodig hebben op grond van de demografische ontwikkelingen. De specialismen waarvoor de hoogste capaciteitsgroei is geraamd tot 2039 zijn klinische geriatrie, cardiologie, oogheelkunde, urologie en cardio-thoracale chirurgie.
De laagste capaciteitsgroei is geraamd voor beroepen die te maken hebben met een jongere patiëntenpopulatie. De specialismen waarvoor de laagste capaciteitsgroei is geraamd tot 2039 zijn mond-, kaak- en aangezichtschirurgie, obstetrie en gynaecologie, psychiatrie, sportgeneeskunde en plastische chirurgie.

Parameters ten behoeve van Capaciteitsplan

We voerden dit onderzoek uit in opdracht van het Capaciteitsorgaan. Zij gebruiken dit onderzoek ten behoeve van het rekenmodel voor het opstellen van het Capaciteitsplan voor de medisch specialisten en klinisch technologische beroepen.

Nederlandse ArbeidsmarktDag 2019: Groeiende ongelijkheden

Donderdag 10 oktober vond de zesde editie van de Nederlandse ArbeidsmarktDag (NAD) plaats. Wij kijken terug om een geslaagde en inspirerende dag!

Groeiende ongelijkheden

Dit jaar stond het thema ‘groeiende ongelijkheden’ centraal. Ondanks de hoogconjunctuur groeit de ongelijkheid op de arbeidsmarkt. Die ongelijkheid doet zich voor op het vlak van inkomen en andere arbeidsvoorwaarden, werkzekerheid, toegang tot volwaardig werk, arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden, etc. Dat wordt (voor Nederland) geconstateerd door vele partijen: door organisaties als OECD, ILO, WRR, maar ook door vele wetenschappelijke en beleidsonderzoekers.

Inspirerende presentaties op NAD

De openingsspeech werd verzorgd door Prof. Duncan Gallie van het Nuffield College van de Universiteit van Oxford. Hij hield een pleidooi voor meer aandacht voor de intrinsieke aspecten van werk. Ook pleitte hij voor meer samenwerking tussen de verschillende sociologische stromingen in het zoeken naar de verschijningsvormen en achtergronden van en oplossingen voor ongelijkheid op de arbeidsmarkt.
Na meer dan 50 paperpresentaties sloot Prof. Monique Kremer (UvA en WRR) de dag af met een inkijkje in het aanstaande advies van de WRR over de Toekomst van werk. Ook zij pleitte voor (hernieuwd) meer aandacht voor de kwaliteit van werk.
Al met al hopen we dat de dag genoeg inspiratie voor studenten, onderzoekers en beleidsmakers heeft opgeleverd om op basis van de juiste vragen inspirerend en zinvol arbeidsmarktonderzoek te ondernemen.

Winnaar jongerenprijs

Deze editie is de jongerenprijs uitgereikt aan Lucille Matthijssen (VU) voor haar paper Choosing Wisely? The impact of educational specificity on school leavers’ career outcomes.

Noteer alvast: oktober 2021 is er weer een Nederlandse ArbeidsmarktDag!

De arbeidsmarkt van het sociaal domein

De arbeidsmarkt van het sociaal domein heeft de afgelopen jaren te maken gehad met grote veranderingen in de manier waarop het sociaal domein is georganiseerd. We onderzochten, samen met onze zusterorganisatie Cebeon, welke gevolgen deze veranderingen hebben gehad.

Hierbij beantwoordden we de volgende drie onderzoeksvragen:

  1. Hoe heeft het sociaal domein zich de afgelopen jaren ontwikkeld?
  2. Hoe ziet het sociaal domein er nu uit?
  3. Wat zijn de gevolgen van de verschillende inrichtingsvormen voor de arbeidsmarkt?

Het rapport en een samenvattende factsheet vindt u op de website van het AZW-programma.

AZW rapport ‘De arbeidsmarkt van het sociaal domein’ openbaar

De arbeidsmarkt van het sociaal domein heeft de afgelopen jaren te maken gehad met grote veranderingen in de manier waarop het sociaal domein is georganiseerd. We onderzochten, samen met onze zusterorganisatie Cebeon, welke gevolgen deze veranderingen hebben gehad.

Hierbij beantwoordden we de volgende drie onderzoeksvragen:

  1. Hoe heeft het sociaal domein zich de afgelopen jaren ontwikkeld?
  2. Hoe ziet het sociaal domein er nu uit?
  3. Wat zijn de gevolgen van de verschillende inrichtingsvormen voor de arbeidsmarkt?

In het onderstaande filmpje licht projectleider Jos Mevissen de uitkomsten van het onderzoek toe.

Het rapport en een samenvattende factsheet vindt u op de website van het AZW-programma. De komende weken publiceren we in een drieluik op onze website de antwoorden van de centrale onderzoeksvragen, welke uiteraard ook te lezen zijn in het rapport (eerste hoofdstuk).

TedxSalon Sekswerk en Stigma

Sekswerk en prostitutiebeleid staat de laatste tijd nadrukkelijk in de publieke aandacht. Politici en deskundigen buitelen over elkaar heen om te vertellen hoe het beter kan. In de discussie gaat het echter bijna uitsluitend over misstanden in de seksbranche. Dat is jammer. Want ook normalisering en destigmatisering zouden een belangrijke rol kunnen spelen van het verbeteren van de positie van sekswerkers in Nederland. Om zelf een steentje bij te dragen organiseren we op 31 oktober een avond over sekswerk en stigma. Wat is stigma? Welke impact heeft stigma op het dagelijks leven van sekswerkers? Deze avond zijn sekswerkers zelf aan het woord. Ze vertellen hun eigen verhaal.

31 oktober 2019
19.30 uur
Pay as you like
Met muziek van Teake Damstra
Reserveren kan via de website van Pakhuis de Zwijger

TedXSalon Sekswerk en Stigma Pakhuis de Zwijger

ESF subsidie: de sturende rol van verantwoordingseisen

Met behulp van Europese subsidie ESF Actieve Inclusie helpen gemeenten, scholen, UWV en het ministerie van JenV personen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar werk. Uit onze evaluatie komt naar voren dat de precieze inzet van de subsidie sterk afhankelijk is van eisen omtrent administratie en verantwoording.

ESF Actieve Inclusie

Regioplan voert jaarlijks een verdiepend onderzoek uit naar de inhoud en effecten van de subsidieregeling. De huidige ESF-periode, die liep van 2014 tot 2020, is bijna ten einde. Achter de schermen wordt inmiddels gewerkt aan een nieuwe regeling ‘ESF-plus’ vanaf 2021. Daarom heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ons gevraagd om in ons meest recente onderzoek nader te kijken naar de samenhang tussen administratie en verantwoording en de uitgevoerde activiteiten.

De sturende rol van verantwoordingseisen

Aanvragers van ESF-subsidie moeten hun activiteiten zorgvuldig registreren en verantwoorden richting het ministerie . Het onderzoek laat zien dat deze verantwoordingseisen een grote rol spelen in hun keuze voor welke activiteiten zij financieren met ESF. Aanvragers kiezen hun activiteiten zodanig dat de administratieve lasten en eventuele risico’s op correcties minimaal blijven. Met het oog op de volgende ESF periode zijn meerdere suggesties gedaan voor vereenvoudiging van de verantwoordingseisen.

Beoogde resultaten grotendeels behaald

Verder laat ons meest recente onderzoek zien dat er mede met behulp van ESF-subsidie meer leerlingen van vso- en pro-scholen werk hebben gevonden dan werd verwacht. Ook voor jongeren in civiel- en strafrechtelijke instellingen is het beoogde doel ruimschoots behaald. Alleen voor (ex)gedetineerden geldt dat zij nog niet vaak genoeg de weg naar werk weten te vinden, ondanks inspanningen vanuit ESF.

Meer informatie evaluatie ESF Actieve Inclusie

Het recent verschenen vierde verdiepende onderzoek is hier te vinden. Meer informatie over de evaluatie van ESF Actieve Inclusie? Neem contact op met Adriaan Oostveen.

VIA-pilot Spoor

In een van de VIA-pilots is geëxperimenteerd met het werken in co-creatie . De pilot richt zich op de re-integratie van statushouders in de spoorsector en op het leren werken in co-creatie. De evaluatie leert dat het werken in co-creatie ontegenzeggelijk sterke punten kent – denk aan draagvlak en netwerkvorming – maar ook grote afbreukrisico’s kent. De belangrijkste lessen: onderschat niet de moeilijkheidsgraad van deze werkvorm, manage de verwachtingen van de deelnemers en misschien wel vooral: regel vooraf de regie en beleg die bij een individuele (en sterke) partij en niet bij een collectief van partijen.

Vanuit het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is in 2018 het programma ‘Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt’ (VIA) gestart. Het VIA-programma is gericht op het versterken van de arbeidsmarktpositie van niet-westerse migranten, waaronder statushouders, en Nederlanders met een migratieachtergrond door het achterhalen van werkzame elementen in de arbeidsre-integratie van mensen met een niet-westerse migratieachtergrond.

VIA bestaat uit acht thema’s, waarvan ‘Leren en Werken’ er één is. Hierbinnen valt ook de pilot ‘Duurzame arbeidsmarkt op de rails’ van een aantal werkgevers in de sector Spoor. Het doel van deze pilot is om leer-werkplekken (verder: werkplekken) te bieden aan dertig statushouders, om hen duurzaam te laten uitstromen in de spoorsector. Wat bijzonder is aan deze pilot dat is dat de werkplekken moeten ontstaan door een samenwerking in co-creatie tussen bedrijven in de spoorsector en gemeenten. Het proces van co-creatie wordt ondersteund door een bureau voor procesbegeleiding, dat onder meer verkennende gesprekken voert, een projectplan opstelt, kennisdeling stimuleert, bijeenkomsten organiseert en faciliteert en het proces monitort. Centraal in het projectplan staat dat de gemeenten en werkgevers het proces zo veel mogelijk samen vormgeven en uit de opgedane ervaringen lessen trekken, die in de toekomst door andere partijen gebruikt kunnen worden.

Het onderzoek is gebaseerd op een literatuurstudie over co-creatie, observaties van pilotbijeenkomsten, interviews met pilotdeelnemers (gemeenten, werkgevers en overige betrokken partijen), interviews met klantmanagers van gemeenten en met statushouders. Het onderzoek richt zich vooral op het optekenen van ervaringen met het werken in co-creatie en de lessen die daaruit te trekken zijn.

Meer informatie? Over het onderzoek is een artikel verschenen in Sociaal Bestek. Neem voor meer informatie over het onderzoek contact op met Bob.