Kernwoord: Onderwijsvernieuwing
In het onderwijs volgt de ene vernieuwing de andere op. Die vernieuwingen kunnen grootschalig zijn, maar ook kleinschalig en meer projectmatig. Op alle niveaus onderzoeken wij al jaren de introducties en effecten van onderwijsvernieuwingen. Bij het volgen van deze vernieuwingen worden alle mogelijke onderzoeksmethodieken toegepast: van diepte-interviews, het uitvoeren van audits en casestudies tot grootschalig longitudinale metingen onder alle betrokkenen. We onderzoeken de situatie voor de introductie van de vernieuwing, we helpen bij het opzetten en volgen het proces, we beoordelen de vernieuwing inhoudelijk, doen aanbevelingen voor bijsturing en verzorgen de evaluatie.
Effectmeting Voortgezet Leren 2021-2023
De VO-raad stimuleert onder vo-scholen en schoolbesturen integraal en duurzaam te werken aan onderwijs- en schoolontwikkeling door middel van de activiteiten van het programma Voortgezet Leren scholen. De VO-raad heeft behoefte aan een jaarlijkse monitor van de voortgang en heeft ons gevraagd een impactmeting uit te voeren, bestaande uit een meting in de herfst van 2021 en een meting in 2022.
Doelstelling programmaplan
Het doel van Voortgezet Leren is het integraal werken aan onderwijs- en schoolontwikkeling in de scholen te versnellen, te verbreden en te verduurzamen. Het programma kent daartoe drie strategische doelen:
- scholen werken duurzaam aan onderwijsontwikkeling ter versterking van de onderwijskwaliteit;
- scholen ontwikkelen zich duurzaam als professionele schoolorganisatie;
- het voortgezet onderwijs ontwikkelt zich verder als een lerende sector.
In 2019 en 2021 zijn al twee metingen uitgevoerd voor de eerste fase van het programma Voortgezet Leren 2019-2020. In de meting van 2021 is een aanvullende nulmeting gehouden naar de mate waarin de sector zich toegerust voelt om duurzaam en integraal te werken aan de schooleigen ambities. Concreet wil het programma binnen de termijn van drie jaar (2021-2023) de volgende effecten realiseren:
- Een toename van de mate waarin bestuurders en schoolleiders de meerwaarde ervaren en bijbehorende mogelijkheden kennen van de verschillende onderwerpen waarlangs zij integraal en duurzaam aan de slag kunnen met onderwijs- en schoolontwikkeling.
- Een toename van de mate waarin onderwijsprofessionals zich toegerust voelen om integraal en duurzaam te werken aan het realiseren van de schooleigen ambities ten aanzien van het onderwijs en de professionalisering van de schoolorganisatie.
- Een toename in het aantal scholen voortgezet onderwijs dat integraal en duurzaam werkt aan het realiseren van de schooleigen ambities ten aanzien van het onderwijs en de professionalisering van de schoolorganisatie.
Onderzoeksmethode
Om de voortgang van de impactdoelstelling te meten is gebruikgemaakt van een online enquête ten behoeve van de dataverzameling. De enquête is breed uitgezet in de sector en heeft geïnventariseerd in welke mate scholen duurzaam en integraal kunnen werken aan thema’s (schooleigen ambities) die verbonden zijn aan het programma Voortgezet Leren. Daarnaast zijn de bekendheid, deelname en de meerwaarde van de activiteiten van het programma Voortgezet Leren gemeten. Ook is de ondersteuningsbehoefte van deelnemers gepeild en de impact van de coronamaatregelen en corona-steungelden op de mate waarin men kon werken aan de schooleigen ambities.
Meer informatie? Neem contact op met Suna Duysak.
Profielwerkstukken in het vmbo
De huidige voorwaarden waaraan het profielwerkstuk in de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo moet voldoen laten veel ruimte voor een eigen invulling door vmbo-scholen. Vmbo-scholen maken ook gebruik maken van die ruimte: in het vmbo, maar ook binnen de leerwegen afzonderlijk, zien we een grote verscheidenheid in de manieren waarop het profielwerkstuk wordt ingevuld en de plaats die ze aan het profielwerkstuk geven
Evaluatie subsidieregeling Internationalisering PO en VO
Het ministerie van OCW heeft met een aantal opvolgende subsidieregelingen de Internationalisering in het primair en voortgezet onderwijs gestimuleerd. De huidige regeling loopt na het schooljaar 2019-2020 ten einde. In een kortlopend onderzoek brachten wij de kenmerken, het bereik en de opbrengsten van de laatste twee regelingen in kaart. Daarnaast gaven we inzicht in de ervaringen van de gebruikers/stakeholders en deden we aanbevelingen voor een vervolg van de regelingen.
Beleidsrelevant onderzoek
Het beleid rond internationalisering van het onderwijs wint aan belang. Jongeren groeien vandaag de dag immers op in een steeds internationalere wereld. Onder meer de Onderwijsraad vindt daarom dat scholen jongeren moeten helpen ‘internationaal competent’ te worden. Scholen die dat nastreven en hun onderwijs daarop willen aanpassen – bijvoorbeeld door tweetalig onderwijs of internationaliserende onderwijsconcepten in te voeren – kunnen daar subsidie voor aanvragen. Het onderzoek brengt het belang van deze aanpak in kaart.
Dataoplossing
In dit onderzoek hebben we, als aanvulling op bestandsanalyses en interviews, met behulp van webscraping bijna 6000 schoolgidsen verzameld. Via tekstmining hebben we vast kunnen stellen in welke mate scholen daarin iets melden over internationalisering.
Bekend in beperkte kring
Er zijn ontwikkelingen om internationalisering via een algehele curriculumherziening in het onderwijs in te bedden. Tot het zover is lijkt het zinvol om, gezien het beleid om internationalisering in het onderwijs te stimuleren, de internationaliseringssubsidie de komende jaren te laten voortbestaan. De bekendheid van de subsidie moet dan wel beter. Daarbij kan ook extra aandacht worden geschonken aan groepen scholen die nu ondervertegenwoordigd zijn in het gebruik van de regeling.
Dit onderzoek past in onze rijke traditie aan evaluaties van (subsidie)projecten in het onderwijs.
Inzicht besteding prestatieboxmiddelen po
De Regeling prestatiebox loopt na schooljaar 2019-2020 af. Mede op basis van ons onderzoek neemt de minister van OCW een beslissing over de toekomst van de middelen.
Voor dat besluit was inzicht nodig in de inzet van de prestatieboxmiddelen en in de eventuele gevolgen van een keuze voor een andere bestemming voor de middelen. Daarom analyseerden we jaarverslagen, zetten een vragenlijst uit bij bestuurders en hielden een aantal aanvullende interviews.
De meeste besturen hebben de middelen vooral ingezet voor talentontwikkeling (via bijvoorbeeld meer ICT-inzet, plusklassen en cultuureducatie) en voor verdere professionalisering. Ook is er, maar in wat mindere mate, ingezet op duurzame verbetering van de kwaliteitszorg, op gezondheid en beweging van kinderen en op doorgaande ontwikkellijnen po-vo. Een groot deel van de besturen geeft bovendien aan dat de middelen uit de prestatiebox worden ingezet voor structurele uitgaven en doorlopende verplichtingen. Het gaat dan met name om salaris van personeel en de afschrijving van ICT-hardware.
Nu bezuinigen op de middelen heeft gevolgen voor de ambities. Investeringen en activiteiten zullen dan worden verminderd en het proces van verbetering op de scholen wordt vertraagd. Bovendien zal een deel van de besturen bezuinigen op personeel. Het zou ten koste gaan van de onderwijskwaliteit en kunnen leiden tot een verhoging van de werkdruk. Het is daarom geen goed idee om de prestatieboxmiddelen nu heel anders te gaan bestemmen en over te hevelen naar andere doelen.
Evaluatie subsidieregeling internationalisering in primair en voortgezet onderwijs
Met een aantal opeenvolgende subsidieregelingen stimuleert het ministerie van Onderwijs scholen in het primair en voortgezet onderwijs om aandacht te besteden aan internationalisering.
De huidige subsidieregeling internationalisering primair en voortgezet onderwijs (IPV) loopt af na het schooljaar 2019-2020. Het ministerie wil daarom graag inzicht in de doelmatigheid en effectiviteit van de twee laatste regelingen, de IPV en de voorloper daarvan, de subsidie voor het verankeren van internationale oriëntatie en samenwerking in het primair en voortgezet onderwijs (VIOS).
Meer weten?
Neem contact op met Jacob.
Implementatie van Wetenschap & Technologie op Gelderse basisscholen
De provincie Gelderland wil samen met de Gelderse scholen de implementatie van Wetenschap & Technologie (W&T) in het primair onderwijs in Gelderland versnellen en versterken.
Techniek en technologie zijn belangrijk voor alle beroepen – nu en in de toekomst. De provincie Gelderland wil daarom bevorderen dat álle leerlingen in het Gelderse primair onderwijs met wetenschap & technologie in aanraking komen. Samen met de scholen wil de provincie de implementatie van W&T in het primair onderwijs in Gelderland versnellen en versterken.
Om inzicht te krijgen in hoe het met de implementatie van W&T op de Gelderse basisscholen staat, hebben we onderzocht wat de stand van zaken rond W&T in het Gelderse basisonderwijs is. Hoewel veel basisscholen al aandacht aan W&T besteden, lopen de scholen uiteen in de mate waarin zij dat doen. Scholen worstelen met een overladen onderwijsprogramma, een gebrek aan deskundigheid en de hoge kosten voor aanschaf van materiaal. Om de aandacht voor W&T op school te versterken hebben scholen behoefte aan scholing, coaching en inzicht in de bruikbaarheid van lesmaterialen.
Versterking van het W&T-onderwijs
Zowel landelijk als regionaal wordt al jarenlang door een groot aantal partijen gewerkt aan het versterken van het W&T-onderwijs. Sinds begin mei bundelt een aantal landelijke W&T-partijen (TechniekTalent.nu, PBT en Jet-Net & TechNet) hun krachten in het Platform Talent voor Technologie. De betrokken partijen willen met hun W&T-ondersteuningsaanbod zo goed mogelijk aansluiten op de vraag vanuit scholen. Op verzoek van de provincie Gelderland heeft het platform een onderzoek uitgezet waarin onderzocht wordt waar de implementatie van W&T op Gelderse basisscholen nu staat. Mede op basis van het onderzoek wordt een advies opgesteld voor vervolgstappen om alle basisschoolleerlingen in Gelderland op een zinvolle manier en passend bij de scholen met W&T in aanraking laten komen. De provincie streeft naar een provinciale en regionale krachtenbundeling en vraagt daarom alle betrokkenen bij W&T in Gelderland om input te geven en mee te denken over een aanpak die werkt.
Lange geschiedenis met W&T
Wij zijn op basis van onze expertise op het terrein van W&T gevraagd om dit onderzoek uit te voeren. Eerder deden wij onder meer een veldverkenning naar de stand van W&T in het primair onderwijs, het project W&T op de pabo’s en de duurzaamheid van de implementatie van W&T. Daarnaast waren we jarenlang intensief betrokken bij de monitoring van het programma Verbreding Techniek Basisonderwijs.
Lees het onderzoeksrapport voor meer informatie en/of de publicatie van het onderzoek door het Platform Talent voor Technologie. Ook belangstelling voor een inventarisatie of evaluatie? Of meer informatie over ons onderzoek naar Wetenschap en Technologie? Neem contact op met Jacob.
Digitale examens in de beroepsgerichte leerwegen vmbo
Vmbo-scholen met beroepsgerichte leerwegen kunnen voor de centrale eindexamens kiezen voor een digitale, flexibele afname of een papieren afname. Vrijwel alle scholen kozen de afgelopen jaren voor digitaal. Voor het ministerie van OCW onderzochten wij de consequenties van het volledig regulier maken van deze afnamevorm. We brachten daarvoor de voor- en nadelen van een keuze voor alleen digitale afname in beeld. Ons onderzoek maakt duidelijk dat er geen onoverkomelijk problemen zijn om deze vorm van afname regulier te maken. De digitale vorm is weliswaar iets duurder, maar heeft de voorkeur van de scholen. De voordelen wegen ruimschoots op tegen de nadelen.
Meer informatie?
Neem contact op met Bjørn.
Effecten meer en beter bewegingsonderwijs
In 2018 heeft de SP een wetsvoorstel voor meer en beter bewegingsonderwijs ingediend. Volgens het voorstel zou drie uur gym per week de norm moeten worden voor alle basisscholen. Bovendien dienen alle gymlessen enkel door vakleerkrachten te worden verzorgd. Het wetsvoorstel voorziet tevens in een werkdrukverlaging voor groepsleerkrachten: de tijd die zij momenteel steken in het geven van gymnastiek kunnen zij gaan besteden aan (de voorbereiding van) het reguliere onderwijs.
De SP heeft ons gevraagd om te bezien of er wetenschappelijk onderbouwd bewijs bestaat voor de aanwezigheid van opbrengsten van de initiatiefwet op het gebied van gezondheid, leerprestaties en eventuele overige maatschappelijke baten. Tevens zijn we gevraagd om te onderzoeken of de (financiële) omvang van deze baten in kaart kan worden gebracht en of een afweging tussen investeringen en opbrengsten mogelijk is.
Uit ons onderzoek blijkt dat er overtuigend bewijs is voor de gezondheidsvoordelen van sporten en bewegen en dat door meer gymlesminuten de fitheid van kinderen kan verbeteren. De vakleerkracht heeft hierbij een toegevoegde waarde. Er zijn (steeds meer) aanwijzingen dat (extra) beweging op school de schoolprestaties kan begunstigen, maar vooralsnog is er onvoldoende wetenschappelijk bewijs waarmee een positieve causale relatie kan worden bevestigd.
Meer informatie?
Neem contact op met Kees.
Welke factoren dragen bij aan een gering aandeel zittenblijvers?
Zittenblijven heeft voor de meeste leerlingen geen positief effect. De VO-Raad wilde daarom graag van scholen met een laag aandeel zittenblijvers weten welke strategieën zij hanteren om het zittenblijversaandeel laag te houden. Wij hebben dit via een bestandsanalyse, een enquête onder scholen met een laag aandeel zittenblijvers en verdiepende interviews in kaart gebracht. De VO-Raad heeft de uitkomsten van het onderzoek verwerkt in de handreiking ‘Aan de slag om zittenblijven te voorkomen’.
Meer informatie?
Neem contact op met Miranda.
Evaluatie promotiebeurzen voor leraren
Het ministerie van OCW wil meer divers samengestelde lerarenteams; ook leraren op master- of op doctorsniveau. Naast een kwaliteitsverbetering van lerarenteams en daarmee van het onderwijs, biedt dit nieuwe uitdagingen en mogelijkheden voor leraren zelf. Er zijn momenteel vijf promotiebeurzen die speciaal zijn bedoeld voor promotie- (of post-doc-)trajecten voor leraren.
Eigen ontwikkeling belangrijkste doel
Van deze beurzen is de Promotiebeurs voor Leraren het grootst: sinds 2011 heeft de beurs 345 leraren in staat gesteld om aan een promotietraject te beginnen. Leraren die deze beurzen aanvragen doen dit veelal om zichzelf verder te kunnen ontwikkelen. Onder de laureaten van de Promotiebeurs voor Leraren zien we relatief veel vrouwen. Het merendeel van de laureaten van deze beurs werkt in het hbo. De vier kleinere beurzen trekken voornamelijk leraren uit het voortgezet onderwijs.
Onderzoeksmethodiek
Voor de evaluatie hebben we de verschillende beurzen met elkaar vergeleken en hebben we gesproken met de uitvoerders. Ook spraken we met docent-onderzoekers aan wie een beurs is toegekend en met onderwijsinstellingen waarvoor zij werken.
Meer informatie?
Lees ons rapport of neem contact op met Kees.