Het Charter Diversiteit: Monitor 2020

In 2020 inventariseerden wij voor het derde jaar op een rij de resultaten van het Charter Diversiteit, in opdracht van SER Diversiteit in Bedrijf. De Charter Diversiteit beoogt meer diversiteit en inclusie te realiseren op de werkvloer. Deze inventarisatie laat zien dat Charterondertekenaars positieve veranderingen merken ten aanzien van het bevorderen van een inclusievere bedrijfssfeer en de instroom van medewerkers uit verschillende diversiteitsgroepen. De coronapandemie lijkt er niet toe hebben geleid dat er minder aandacht is voor diversiteit en inclusie, maar heeft wel impact op de activiteiten die Charterondertekenaars hiervoor kunnen inzetten.

Uitvoering

Arbeidsorganisaties kunnen de Charter Diversiteit ondertekenen om inclusie en diversiteit in hun organisatie te bevorderen. Vervolgens dienen zij een plan van aanpak in waarin zij beschrijven welke maatregelen zij hiervoor zullen ondernemen. Eind 2020 telt het Charter Diversiteit 251 ondertekenaars.

Charterondertekenaars hanteren twee hoofdstrategieën om te komen tot een diversere en inclusievere arbeidsorganisatie: 1) het creëren van bewustzijn en draagvlak voor diversiteit en inclusie en 2) het aanpassen van het personeelsbeleid. Succesvolle activiteiten die Charterondertekenaars hiervoor inzetten zijn onder andere het organiseren van (online) evenementen of trainingen en het stimuleren van de dialoog tussen medewerkers over diversiteit en inclusie.

Resultaten

Charterondertekenaars zijn overwegend positief over resultaten ten aanzien van het bevorderen van een inclusieve bedrijfssfeer. Zo zien ze een toename van respectvol gedrag tussen medewerkers. Ook zien Charterondertekenaars positieve veranderingen op het gebied van participatie van verschillende diversiteitsgroepen, bijvoorbeeld door het ondersteunen van medewerkersnetwerken. Tenslotte behaalden veel Charterondertekenaars positieve resultaten met betrekking tot de instroom van medewerkers met een arbeidsbeperking of chronische ziekte, met een migratieachtergrond, vrouwen en jongeren.

Impact van de coronapandemie

De coronapandemie heeft in 2020 niet geleid tot een afname van aandacht voor diversiteit en inclusie bij de Charterondertekenaars. Zo is de prioriteit voor het diversiteitsbeleid in 2020 gelijk gebleven of zelfs toegenomen. Wel heeft de coronapandemie invloed op de manier waarop Charterondertekenaars diversiteit en inclusie onder de aandacht brengen, bijvoorbeeld dat er minder trainingen of workshops aangeboden worden.

Succesfactoren

De volgende succesfactoren dragen bij aan het bevorderen van diversiteit en inclusie:

  • Betrokkenheid van het bestuur bij het diversiteitsbeleid
  • Het aanstellen van specifiek verantwoordelijke medewerker(s) voor de uitvoering van het diversiteitsbeleid
  • Voldoende budget en uren beschikbaar voor de uitvoering

Meer weten?

Lees meer over deze monitor op de projectpagina of neem voor meer informatie contact op met Jeanine. De monitoren over 2018 en 2019 zijn ook terug te vinden op onze website.

Het Charter Diversiteit: Monitor 2020

In 2020 inventariseerden wij voor het derde jaar op een rij de resultaten van het Charter Diversiteit, in opdracht van SER Diversiteit in Bedrijf. Arbeidsorganisaties kunnen de Charter Diversiteit ondertekenen om inclusie en diversiteit in hun organisatie te bevorderen. Vervolgens dienen zij een plan van aanpak in waarin zij beschrijven welke maatregelen zij hiervoor zullen ondernemen. Eind 2020 telt het Charter Diversiteit 251 ondertekenaars.

Uitvoering
Charterondertekenaars hanteren twee hoofdstrategieën om te komen tot een diversere en inclusievere arbeidsorganisatie: 1) het creëren van bewustzijn en draagvlak voor diversiteit en inclusie en 2) het aanpassen van het personeelsbeleid. Succesvolle activiteiten die Charterondertekenaars hiervoor inzetten zijn onder andere het organiseren van (online) evenementen of trainingen en het stimuleren van de dialoog tussen medewerkers over diversiteit en inclusie.

Resultaten
Charterondertekenaars zijn overwegend positief over resultaten ten aanzien van het bevorderen van een inclusieve bedrijfssfeer. Zo zien ze een toename van respectvol gedrag tussen medewerkers. Ook zien Charterondertekenaars positieve veranderingen op het gebied van participatie van verschillende diversiteitsgroepen, bijvoorbeeld door het ondersteunen van medewerkersnetwerken. Tenslotte behaalden veel Charterondertekenaars positieve resultaten met betrekking tot de instroom van medewerkers met een arbeidsbeperking of chronische ziekte, met een migratieachtergrond, vrouwen en jongeren.

Impact van de coronapandemie
De coronapandemie heeft in 2020 niet geleid tot een afname van aandacht voor diversiteit en inclusie bij de Charterondertekenaars. Zo is de prioriteit voor het diversiteitsbeleid in 2020 gelijk gebleven of zelfs toegenomen. Wel heeft de coronapandemie invloed op de manier waarop Charterondertekenaars diversiteit en inclusie onder de aandacht brengen, bijvoorbeeld dat er minder trainingen of workshops aangeboden worden.

Succesfactoren
De volgende succesfactoren dragen bij aan het bevorderen van diversiteit en inclusie:

  • Betrokkenheid van het bestuur bij het diversiteitsbeleid
  • Het aanstellen van specifiek verantwoordelijke medewerker(s) voor de uitvoering van het diversiteitsbeleid
  • Voldoende budget en uren beschikbaar voor de uitvoering

Meer informatie?
Neem contact op met Heleen.

Evaluatie van de Leerwerkloketten

In alle arbeidsmarktregio’s zijn leerwerkloketten actief die helpen en ondersteunen bij vragen op het gebied van leren en werken. Samen met CINOP-ECBO onderzochten we de meerwaarde van de leerwerkloketten en verbetermogelijkheden voor de toekomst.

Al ruim tien jaar spelen de Leerwerkloketten in de arbeidsmarktregio’s een verbindende rol op het terrein van leren en werken. Ze geven laagdrempelig informatie en advies over leer-en ontwikkelvragen aan werkzoekenden, werknemers, studenten/scholieren en werkgevers. Elk loket is een samenwerking tussen ROC, gemeente en UWV. Zij ontvangen hiervoor een structurele financiering van het ministerie van SZW, en vullen dit aan met cofinanciering.

Onze evaluatie
Na twee eerdere evaluaties in 2011 en 2015 voerden we in samenwerking met CINOP-ECBO in 2021 een nieuwe evaluatie uit. Deze omvatte onder andere een reeks casestudies bij leerwerkloketten, een gespreksronde langs landelijke stakeholders en bevraging van het landelijke team. Het evaluatieonderzoek is bedoeld om een beeld te krijgen van het huidige beleid: in welke mate voldoet het beleid en welke verbeteringen zijn eventueel wenselijk? In het rapport, dat in mei 2022 verscheen, tekenen we de onderstaande lessen op.

Meerdere functies van de loketten
Ons onderzoek laat zien dat de leerwerkloketten meerdere functies vervullen in de arbeidsmarktregio’s. Zo dragen ze als makelaar bij aan de aansluiting tussen de onderwijs en arbeidsmarkt, en vervullen ze een netwerkfunctie door partijen op regionaal niveau bij elkaar te brengen. Wel zien we dat de capaciteit van de leerwerkloketten beperkt is in verhouding tot hun opgave. Dit zien we met name terug in de loketfunctie richting de burger. De meeste burgers kennen de leerwerkloketten niet en in absolute zin wordt er een beperkt aantal burgers bereikt. Maar als de loketten bekender zouden worden, dan zouden zij de toestroom waarschijnlijk niet aankunnen.

De Leerwerkloketten Plus
Binnen de pilot ‘leerwerkloketten plus’ hebben drie leerwerkloketten tijdelijk extra budget ontvangen van het ministerie, om te bezien of zij hiermee meer en betere ondersteuning konden bieden. Deze loketten zijn hierdoor in staat geweest om de dienstverlening te intensiveren en professionaliseren, toegankelijker en zichtbaarder te worden en de samenwerking in de regio te verstevigen. Wel geldt ook voor de plusloketten dat zij keuzes moeten maken in wat zij wel en niet oppakken.

Ondersteuning vanuit het landelijk team leerwerkloketten
De leerwerkloketten worden ondersteund door een landelijk team leerwerkloketten. Dit team draagt onder andere bij aan het ontwikkelen van een uniforme ‘merkuitstraling’ van de leerwerkloketten en de professionalisering en onderlinge kennisuitwisseling. De loketten zouden graag op nog meer vlakken ondersteund worden door het landelijk team, maar dit is niet altijd mogelijk vanwege beperkte capaciteit aldaar.

Aansturing op landelijk niveau
Een goed functioneren van het ‘stelsel’ van de leerwerkloketten op regionaal niveau vergt ook op landelijk niveau een goed samenspel van de betrokken actoren. We zien echter dat vooral UWV op landelijk niveau nauw betrokken is, terwijl de VNG, Divosa en de MBO Raad op landelijk niveau niet of nauwelijks betrokken zijn. Daarom adviseren we dat er een landelijke stuurgroep komt waarin alle betrokkenen meepraten over strategische keuzes. Ook is van belang dat de leerwerkloketten een duidelijke plek krijgen in initiatieven op gebied van een Leven Lang Ontwikkelen (LLO), zoals NL Leert Door en het STAP-budget. Dit is van belang om versnippering te voorkomen en te zorgen dat de leerwerkloketten hun relevantie in de arbeidsmarktregio’s behouden.

Meer informatie?
Neem contact op met Yannick.

Evaluatie Werkfittrajecten

In een inspanning om het aantal bijstandsontvangers te verminderen lanceerde de gemeente Den Haag in 2019 het Werkoffensief +500. Het doel hiervan is om gedurende vier jaar (2019-2022) jaarlijks 500 bijstandsgerechtigden extra aan het werk te helpen. Als onderdeel van het Werkoffensief zet de gemeente (onder andere) Werkfittrajecten in. Tijdens deze trajecten werken mensen die langdurig in de bijstand zitten aan hun werknemersvaardigheden, zelfredzaamheid en motivatie evenals het hanteerbaar maken van eventuele multiproblematiek. Dit doen ze gedurende drie maanden bij een zogenaamd ‘Werkfitbedrijf’, veelal sociale ondernemingen en stichtingen. Het doel is dat deelnemers na het Werkfittraject door kunnen stromen naar een volgend reïntegratietraject (zoals een STiP-traject, dat we eerder evalueerden) of indien mogelijk naar regulier werk.

In opdracht van de gemeente Den Haag evalueerden we de effectiviteit van de werkfittrajecten. Dit diende als input voor verdere besluitvorming over de continuering, vormgeving en borging van Werkfit. Ons onderzoek omvat gesprekken met uitvoerders, deelnemers en Werkfitbedrijven. Het eindrapport is niet openbaar.

Meer weten? Neem contact op met Yannick.

Onderzoek financiële kwetsbaarheid jonge senioren

Steeds meer ouderen tussen de 55 en 65 jaar bevinden zich in een financieel kwetsbare positie. Dat blijkt uit onderzoek dat we hebben gedaan in opdracht van de ouderenorganisaties KBO-PCOB, Koepel gepensioneerden, ANBO, FASv en NOOM.

Op dit moment heeft iets meer dan 10% (meer dan 147 duizend huishoudens) in de leeftijdsgroep tussen 55 en 65 jaar een laag inkomen (in 2019 € 1090 netto per maand voor een alleenstaande en € 1530 voor een paar zonder kinderen). De meeste (bijna 82 duizend) zitten al jaren in deze situatie. Het gaat bijvoorbeeld om mensen met schulden, een lage opleiding of een niet-westerse migratieachtergrond. Het aandeel lage inkomenshuishoudens onder 55-65-jarigen is in de periode 2015-2019 gestegen van 9,4% naar 10,3%. Verder blijkt dat bijna een kwart (ca. 24%) van de jonge senioren een uitkering heeft. Dat is fors te noemen. Deze cijfers zijn afkomstig uit onze analyse waarbij we gebruik hebben gemaakt van openbare bronnen en statistieken, waaronder gegevens van het CBS, UWV, CPB en het SCP. De seniorenorganisaties voor wie wij dit onderzoek hebben uitgevoerd maken zich zorgen over de weinig rooskleurige perspectieven van jonge senioren die jarenlang van een gering inkomen moeten rondkomen.

Meer informatie?
Lees het onderzoeksrapport,  persbericht over ons onderzoek of het nieuwsartikel ‘Steeds meer 55-plussers koersen af op financiële nood’ dat naar aanleiding van het onderzoek verscheen in de Telegraaf.

Samen beter. Ziekteverzuim binnen gemeentelijke organisaties.

In de sector gemeenten ligt het ziekteverzuim boven het landelijke gemiddelde. Dit in combinatie met krapte op de arbeidsmarkt; een vergrijzend personeelsbestand en toenemende zorgkosten vraagt om het op de gemeentelijke agenda plaatsen en houden van (vermindering van) ziekteverzuim. Maar hoe doe je dat precies? Wij onderzochten dit en de uitkomsten zijn relevant voor beleidsmakers, HR-managers, leidinggevenden, bedrijfsartsen, arbeidsdeskundigen en anderen geïnteresseerd in de aanpak en preventie van ziekteverzuim. Het rapport geeft ook aanbevelingen op sectorniveau. De WSGO, het College voor Arbeidszaken, VNG Risicobeheer en het A&O fonds Gemeenten gaan daar de komende maanden aandacht aan besteden.

Inzichten en aangrijpingspunten voor de aanpak en preventie van verzuim
In opdracht van het College voor Arbeidszaken van de VNG (CvA), VNG Risicobeheer, Werkgeversvereniging Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (WSGO) en het A&O fonds Gemeenten voerden wij een diepgravend onderzoek uit om te komen tot aangrijpingspunten op lokaal en sectoraal niveau voor de aanpak en preventie van verzuim. Vier elementen blijken cruciaal binnen gemeentelijke organisaties:

  1. Hoe vervult de leidinggevende zijn/haar rol in contact met medewerkers?
  2. Krijgen leidinggevenden gevraagd en ongevraagd feedback van experts op verzuimcaseniveau?
  3. Is een kwalitatief goede bedrijfsarts aangehaakt (goede en duurzame samenwerking)?
  4. Is er sprake van een continue proces: is men bewust bekwaam en borgt men wat werkt?

Stimulansen om blijvend aandacht te hebben voor ziekteverzuim zijn voor HR-medewerkers vooral zicht hebben op de mogelijkheden van preventie en -op de oorzaken van ziekteverzuim. Een belemmering voor blijvende aandacht is hoge werkdruk. Van belang blijkt dat leidinggevenden en HR, waar nodig, stelling nemen richting bestuur en politiek. Want werkdruk is ook een belangrijke beïnvloedbare oorzaak van langdurig verzuim in gemeentelijke organisaties.

Integreren in een breder kader van duurzame inzetbaarheid
Dit onderzoek laat zien dat gemeentelijke organisaties behoefte hebben aan een meer integrale visie op duurzame inzetbaarheid en verzuim op sectorniveau en aan het uitwisselen van ervaringen tussen organisaties. Dus niet de aanpak van verzuim los agenderen, maar integreren in een breder kader van organisatiecultuur; werksituatie; loopbaan en vitaliteit. Dat vergroot het draagvlak en de handelingsmogelijkheden binnen gemeentelijke organisaties. Denk aan het investeren in een positief werkklimaat; in de stijl van leidinggeven en de switch van aanbodgerichte naar vraaggerichte interventies. De vervolgvraag is dan hoe medewerkers gestimuleerd kunnen worden om in sterkere mate de eigen verantwoordelijkheid voor inzetbaarheid en gezondheid te pakken. Het antwoord hierop ligt toch vooral in het, met regelmaat, in een sfeer van vertrouwen, gevoerde persoonlijke gesprek. Het gaat om leiderschap (de mens centraal), dat gaat verder dan managen (van cijfers).

Samen beter
Dit rapport mondt uit in een advies voor gemeentelijke organisaties en voor de sector. Daarbij wordt gereflecteerd op eerder onderzoek van AEF (2014) en wordt een model gepresenteerd met indicatoren voor een gezondheidswinstindex. Het model maakt op integrale wijze overzichtelijk wat op individueel, organisatie- en sectorniveau aanknopingspunten zijn om te komen tot concrete acties voor het reduceren van ziekteverzuim. Het rapport bevat daarmee alle ingrediënten voor een vliegende start bij het op de agenda plaatsen en houden van (vermindering) van ziekteverzuim binnen gemeentelijke organisaties: samen beter!

Webinar
In een webinar op 6 september 2022 ging Vera Haanstra in gesprek met Fieke Horsten over de resultaten van het onderzoek. Kijk het webinar terug op YouTube.

Meer informatie?
Neem contact op met Vera of Bjørn. Lees ook de nieuwsberichten van het A&O-fonds Gemeenten van de WSGO en van de VNG. Zie voor het eindrapport onderstaande link.

 

Krappe woningmarkt is belemmering voor werving leraren, politie en zorgpersoneel

In verschillende publieke sectoren is al voor een langere periode sprake van personeelstekorten, met alle gevolgen van dien. Onlangs werd het Witboek ‘Over de problemen en oplossingen van medewerkers in de publieke sector1 gepubliceerd, waarin dit probleem anekdotisch werd geschetst. Overvolle klassen in het onderwijs, politie en defensie die hun veiligheidstaken niet goed meer kunnen uitvoeren en fysieke en mentale gezondheidsklachten zijn een direct gevolg van de tekorten. Recent werd duidelijk dat een deel van de basisscholen in Amsterdam zelfs (gedeeltelijk) dreigt te sluiten komend schooljaar omdat er onvoldoende personeel beschikbaar is.

Hoewel de personeelstekorten een landelijk probleem zijn, kampen de grote steden met de meeste tekorten. Zo zijn de lerarentekorten het grootst in Amsterdam (12,5 procent), Rotterdam (12,7 procent), Den Haag (14,9 procent) en Almere (14,6 procent). Dit geldt ook voor andere publieke sectoren, zoals politie en (jeugd)zorg. De grote steden zien personeel trekken naar de randgemeenten. Dat roept de vraag op wat hiervan de oorzaak is. Wat maakt het minder aantrekkelijk om te werken in deze grote steden?

Uit onze diverse onderzoeken blijkt dat één van de oorzaken ligt bij de woningmarkt. Landelijk is er sprake van krapte op de woningmarkt: de huizenprijzen van koopwoningen stijgen als jaren op rij en ook de wachttijden voor sociale huurwoningen stijgen. Ook hierbij geldt dat de krapte nog sterker speelt in de grote steden. Zo betaal je in Amsterdam voor een koopwoning gemiddeld € 6.658 per vierkante meter en moeten inwoners gemiddeld dertien jaar wachten op een sociale huurwoning. Steeds meer mensen trekken weg uit de steden omdat ze hier geen betaalbare woning kunnen vinden, zo ook mogelijk personeel voor de publieke sector.

Woningmarkt, reistijd en bereikbaarheid
Uit onze onderzoeken onder Amsterdamse leerkrachten3, politieagentenen personeel in de (jeugd)zorg en kinderopvang5 blijkt dat de woningmarkt, naast salaris en tevredenheid over de werkomgeving, een belangrijke factor is in de overweging om wel of niet in Amsterdam te willen (blijven) werken. Voor politie en leerkrachten geldt dat 40% de woningmarkt als een (sterk) belemmerende factor ervaart bij het solliciteren op een functie in Amsterdam, voor personeel in de zorg is dat 30% en in de jeugdzorg en kinderopvang ongeveer 20%. Ook de reistijd en bereikbaarheid van de werkplek zijn belangrijke factoren in het willen (blijven) werken in Amsterdam. Voor leerkrachten, politieagenten en medewerkers in de jeugdzorg en kinderopvang die wel in Amsterdam willen werken, maar niet in Amsterdam willen wonen, is goede bereikbaarheid naar hun werk belangrijk om uitstroom naar banen elders te voorkomen.

Rol gemeente
Om potentiële uitval te voorkomen, zouden gemeentes enerzijds een rol kunnen nemen in het beschikbaar maken van huurwoningen voor medewerkers. In de gemeente Amsterdam geldt al een dergelijke regeling voor leerkrachten en zorgpersoneel: zij krijgen voorrang op sociale – en middeldure huurwoningen. Op dit moment ligt er, naar aanleiding van ons onderzoek ‘woon en werkoverwegingen politie Amsterdam’, een voorstel van het college van B&W om ook politieagenten voorrang te geven op een woning. Ook andere gemeenten werken met dergelijke regelingen. Uit ons onderzoek blijkt dat niet alleen het beschikbaar stellen van huurwoningen een bijdrage kan leveren aan het personeelstekort, maar ook het verbeteren van de parkeermogelijkheden. Samen met andere investeringen, zoals een hoger salaris en het vergroten van de zij-instroom, kan worden bijgedragen aan werving en behoud van personeel. Dat is belangrijk om ervoor te zorgen dat de publieke sector zijn werk goed kan blijven doen.

[1] Hoffer, J. & Debie, J. (2021). Witboek. Over de problemen en oplossingen van de medewerkers in de publieke sector. Utrecht: ACOP FNV. 
[2] Van der Aa, E. & Hielkema, D. (2021). Lerarentekort: Amsterdams scholen dreigen na de vakantie niet meer open te kunnen. Amsterdam: Het Parool.
[3] Groot, J., Leemans, A., Lubberman, J., & Rossing, H. (2018). Een eigen huis.. Een onderzoek naar de relatie tussen de Amsterdamse woningmarkt en het lerarentekort. Amsterdam: Regioplan.
[4] Bijman, D. & Lubberman, J. (2020). Woon – en werkoverwegingen politie Amsterdam. Een onderzoek naar de invloed van de Amsterdamse woningmarkt op de in – en uitstroom van politiemedewerkers. Amsterdam: Regioplan.
[5] Groot, J., Rossing, H., & Lubberman, J. (2018). Woon – en werkoverwegingen kinderopvang en (jeugd)zorg. Onderzoek naar de Amsterdamse woningmarkt en tekorten in kinderopvang, zorg en jeugdzorg. Amsterdam: Regioplan.

Aanzienlijke verschillen in behoefte en invulling zij-instroom po, vo en mbo

Het ministerie van OCW heeft een groot kwalitatief evaluatieonderzoek laten uitvoeren naar zij-instroom in het lerarenberoep. De resultaten worden gebruikt om de routes voor mensen die vanuit een andere studie of beroepsloopbaan willen overstappen naar een lerarenbaan verder te verbeteren en te moderniseren.

Het onderzoek dat we samen met ECBO uitvoerden richtte zich op drie groepen zij-instromers:

  • zij-instromers die een verkorte of flexibele deeltijdopleiding volgen aan een lerarenopleiding;
  • zij-instromers die via het leren en werken-traject Zij-instroom in het Beroep een bevoegdheid halen om als docent les te geven in het po, vo en mbo (ZiB’ers); en
  • zij-instromers die via datzelfde traject een pedagogisch-didactisch getuigschrift (PDG) halen om (praktijkvak)docent in het mbo te worden (PDG’ers).

Duidelijk is dat er bij de scholen in zowel po, vo als mbo behoefte is aan zij-instromers, maar ook dat de omvang en de achtergrond van die behoefte verschilt tussen de sectoren. In het mbo is die behoefte door de aard van de sector structureel. In het po is die behoefte sterk gestegen vanwege de lerarentekorten. In het vo is de behoefte relatief gezien lager. Het is echter de vraag hoe bestendig met name de vraag naar ZiB’ers in sectoren po en vo blijft als tekorten verdwijnen. Schoolbesturen geven namelijk aan dat zij een voorkeur hebben voor regulier opgeleide leraren.

In het rapport gaan we per sector in op de verschillen in de routes voor zij-stromers, op de motieven van zij-instromers en scholen om met elkaar in zee te gaan, de succesfactoren en belemmeringen in de verschillende fases van de trajecten en de redenen voor uitval. Ook gaan we in op het effect van de toename van zij-instroom op de opleidingen en scholen en op de kwaliteit van het onderwijs.

De vraag in hoeverre het wenselijk is dat Zij-instroom in het Beroep meer onderdeel wordt van de reguliere opleiding is sterk sectorafhankelijk. Met name voor het PDG-traject in het mbo bestaat een sterke behoefte om de huidige situatie te laten zoals die is. In ons onderzoek zien met name de betrokken lerarenopleidingen mogelijkheden om ZiB-trajecten en verkorte en flexibele deeltijdopleidingen meer bij elkaar te brengen. Het uitgangspunt daarbij is meer aandacht voor wat de zij-instromer al kan (assessment) en een passender, op maat gesneden, opleidingsaanbod.

Meer weten? Lees het onderzoeksrapport of neem contact op met Bjørn Dekker.

Zij-instroom in het po, vo en mbo

Het ministerie van OCW heeft een groot kwalitatief evaluatieonderzoek laten uitvoeren naar zij-instroom in het lerarenberoep. De resultaten worden gebruikt om de routes voor mensen die vanuit een andere studie of beroepsloopbaan willen overstappen naar een lerarenbaan verder te verbeteren en te moderniseren.

Deze kwalitatieve evaluatie had niet alleen betrekking op het traject Zij-instroom in het Beroep, waarvoor een speciale subsidieregeling beschikbaar is, maar ook op andere zij-instroomtrajecten , zoals verkorte en flexibele deeltijdopleidingen.

In de uitvoering van dit onderzoek werkten we samen met ECBO. Gezamenlijk hebben we een desk-research uitgevoerd en in totaal ruim 120 mensen gesproken over zij-instroom. Uit de gesprekken hebben we vanuit verschillende perspectieven (de zij-instromer, de schoolbesturen en de lerarenopleidingen) een beeld gekregen van motieven, ervaringen, ontwikkelingen en van dingen die goed lopen en die beter kunnen. Het rapport geeft inzicht in alle fases van het traject en in de verschillen die er zijn tussen de verschillende sectoren po, vo en mbo.

Werkt u bij een gemeente aan prostitutiebeleid? Vul dan deze enquête in!

In opdracht van het WODC doet Regioplan momenteel onderzoek naar de Nederlandse seksbranche. Dit onderzoek richt zich op de aard en omvang van de seksbranche, het gemeentelijk beleid en op de organisatie en resultaten van toezicht en handhaving. Het onderzoek dient mede als nulmeting voor de komende, mogelijke Wet regulering sekswerk.

Een cruciaal onderdeel van het onderzoek is een online enquête onder alle gemeenten in Nederland. De inbreng van gemeenten is onmisbaar om zicht te houden op de seksbranche en effecten van toekomstige wetgeving te achterhalen. Houdt u zich binnen uw gemeente bezig met prostitutiebeleid? Klik dan op de onderstaande link en vul de enquête in.

U kunt de enquête hier vinden.

Alvast vriendelijk dank voor uw medewerking. We waarderen het zeer als u de enquête deelt binnen uw relevante netwerk. De enquête is tot 30 september in te vullen.

Heeft u vragen of opmerkingen over deze enquête?
Twijfel dan niet om contact op te nemen met onderzoeker Gianni van den Braak via gianni.van.den.braak@regioplan.nl of +31 20 531 5336. Bij afwezigheid van Gianni van den Braak kunt u contact opnemen met projectleider Yannick Bleeker (yannick.bleeker@regioplan.nl).