Werkveld: Arbeid en sociale zekerheid
Alle jongeren een kans, ook in tijden van corona
Tijdens de coronacrisis neemt de kansenongelijkheid flink toe, met name onder jongeren. Het kabinet kondigt maatregelen aan om dit tegen te gaan. Kijkend naar onze projecten gericht op werk en inclusievraagstukken, lijkt een actief arbeidsmarktbeleid noodzakelijk om alle jongeren een mooie toekomst te kunnen bieden.
Kansen vergroten
De laatste jaren zijn er diverse maatregelen getroffen om een inclusieve(re) arbeidsmarkt te creëren waarin iedereen kans heeft op werk. Voor het vergroten van baankansen van mensen met een arbeidsbeperking zijn onder meer de Participatiewet ingevoerd en hebben werkgevers zich via de Wet banenafspraak gecommitteerd aan het creëren van extra banen voor deze doelgroep. Sinds de invoering van deze maatregelen hebben jonggehandicapten iets meer kans op een baan, blijkt uit onderzoek. Ook voor andere groepen zijn de laatste jaren initiatieven gelanceerd gericht op het vergroten van kansen voor iedereen op goed onderwijs en werk. Voorbeelden hiervan zijn de Gelijke Kansen Alliantie, waarin het ministerie van OCW samen met scholen, gemeenten en maatschappelijke partners werkt aan het tegengaan van kansenongelijkheid in het onderwijs, en het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, waarin specifiek het vergroten van maatschappelijke kansen van inwoners van Rotterdam Zuid wordt nagestreefd.
Toename kansenongelijkheid
Ondanks deze aandacht voor inclusiviteit en gelijke kansen dreigt met de intrede van de coronacrisis de kansenongelijkheid weer flink toe te nemen, met name onder jongeren. Zo schrijft de Onderwijsraad in het advies Vooruitzien voor jonge generaties dat de coronacrisis de bestaande verschillen vergroot en dat de kwetsbare jongeren nu extra hard geraakt worden. Ook de werkloosheidscijfers laten zien dat de werkloosheid met name onder jongeren in een rap tempo toeneemt. Het kabinet kondigt daarom in de miljoenennota een pakket aan maatregelen van 1,4 miljard euro aan om onder andere jeugdwerkloosheid te bestrijden. Speciale aandacht komt er ook voor mensen met een arbeidsbeperking. In het najaar zal daarvoor het wetsvoorstel Breed Offensief worden gelanceerd, waarmee het voor werkgevers makkelijker moet worden om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen.
Ons onderzoek
Uit verschillende van onze onderzoeken blijkt dat een actieve inzet op loopbaanontwikkeling, intensieve en doorlopende begeleiding en samenwerking met werkgevers belangrijke elementen zijn om jongeren aan het werk te krijgen en te houden. We volgen dan ook met interesse of de aangekondigde maatregelen van het kabinet voldoende mogelijkheden bieden voor het inrichten van een actief arbeidsmarktbeleid, waarin diverse partijen, waaronder werkgevers, overheid, onderwijs en de jongeren zelf in staat worden gesteld om gezamenlijk een mooie toekomst te bieden voor juist die groepen die een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Wij hopen dat onze projecten hier via het bieden van nieuwe inzichten een positieve bijdrage aan kunnen leveren.
Meer informatie?
Lees meer over de projecten die wij doen op de verschillende werkveldpagina’s of op de projectenpagina of neem contact op met Miranda of Sanne.
Week van de loopbaan: uitdaging voor praktijk en beleid
Vorige week was het de week van de loopbaan. Een week waarop we extra aandacht hebben voor het belang van een Leven Lang Ontwikkelen en voor alle vormen van loopbaanadvies. Dat is vandaag de dag geen overbodige luxe. Vooruitkijken is nodig en wenselijk, voor werkzoekenden, werknemers én werkgevers. Tegelijkertijd weten we dat dit in de praktijk niet altijd makkelijk is. Wij helpen daarom (onderwijs)instellingen, werkgevers en overheden om meer grip op loopbaanvraagstukken te krijgen.
Het belang van een sterke start
In onze projecten zien we dat een sterke basis en extra aandacht voor schakelmogelijkheden de loopbaankansen van jonge werkenden en werkzoekenden vergroot. Uit de evaluatie die we deden naar loopbaanbegeleiding (LOB) in het po, vo en mbo blijkt bijvoorbeeld dat loopbaanbegeleiding jongeren helpt bij cruciale keuzemomenten op het gebied van opleiding en werk. Ook als onderzoekspartner van het Platform Jongeren en Werk zien we hoe belangrijk het is dat jongeren een goede plek op de arbeidsmarkt weten te bemachtigen.
Inzetbaar blijven tijdens het werkende leven
Daarnaast zien we dat het een hele uitdaging is om aan het werk te blijven en om transities op en buiten de arbeidsmarkt te kunnen maken. Dit zagen we bijvoorbeeld in de evaluatie van het actieplan perspectief voor vijftigplussers en het onderzoek naar de aanpak bijstandsgerechtigden van 45 jaar en ouder. Deze projecten illustreren dat mensen gedurende hun werkzame leven moeite kunnen hebben met het vinden en/of behouden van werk, maar ook dat er diverse maatregelen en initiatieven zijn om hen te helpen.
Begeleiding en ondersteuning: gedeelde verantwoordelijkheid nodig
Hoe kunnen we werkzoekenden, werknemers én werkgevers helpen bij de aanpak van loopbaanvraagstukken? Ons werk laat zien dat een gezamenlijk aanpak en verantwoordelijkheid van belang is voor de inzetbaarheid van werknemers. Zo blijkt dat inspanningen van verschillende partijen wenselijk zijn voor positieverbetering van langdurige flexwerkers, voor de duurzame inzetbaarheid van jonggehandicapten en voor het vergroten van zelfregie en inzetbaarheid. De rol van werkgevers is daarbij niet te onderschatten. Onze studies over verzuim en duurzame inzetbaarheid tonen aan hoe belangrijk het is dat werkgevers mogelijkheden scheppen voor werknemers om langdurig, gezond, gemotiveerd en deskundig aan het werk kunnen blijven. De inventarisatie van schoolvoorbeelden omtrent (langdurig) ziekteverzuim in het po laat bijvoorbeeld zien dat een laag verzuim is gebaseerd op het gedrag van schoolleiders, de werkgemeenschap en de praktische mogelijkheden die een prettig werkklimaat ondersteunen. Ook in projecten voor werkgeversverenigingen en werkgevers zien we hoe belangrijk de helpende hand van werkgevers is voor het faciliteren en stimuleren van duurzame inzetbaarheid en loopbaanontwikkeling van werkenden.
Uitdaging voor beleid en praktijk
Al met al zien we dat werken aan loopbanen en duurzame inzetbaarheid vraagt om visie, daadkracht en borging. Maar ook dat het sturen op loopbaanontwikkeling nauw luistert en oog voor context cruciaal is. Daarmee blijft het vormgeven en uitvoeren van duurzame inzetbaarheid en loopbaangerichte ontwikkeling nog een uitdaging voor beleid en praktijk. Met onze projecten dragen we graag bij aan een optimale vormgeving en uitvoering hiervan.
De klantreismethode in de schuldhulpverlening
Wat is het effect van meer aandacht en maatwerk in de schuldhulpverlening? De gemeente Den Haag is in 2017 gestart met het inzetten van de Klantreis. Kern van deze aanpak is een vaste klantbegeleider die gedurende het complete traject met de schuldenaar optrekt. Samen maken zij een plan en de klantbegeleider in te allen tijde aanspreekpunt. Uit onze maatschappelijke kosten-batenanalyse blijkt dat deze aanpak een gunstigere kosten-batenbalans heeft dan de reguliere aanpak in de schuldhulpverlening. Uit interviews met klanten blijkt dat ook zij de meer persoonlijk aanpak waarderen en positieve effecten ervaren.
Een klantreis in de schuldhulpverlening
In de schuldhulpverlening hebben mensen vaak wisselende contactpersonen. In Den Haag was het daarnaast zo dat schuldenaren tussen de verschillende stappen door vaak niets over de voortgang van hun aanvraag hoorden. Coaching kwam pas wanneer er een succesvolle schuldregeling was getroffen. Dit zorgde voor een hoge uitval aan de start van de trajecten. In de klantreis worden mensen met schulden vanaf het kennismakingsgesprek gekoppeld aan een vast contactpersoon (de klantbegeleider) met wie ze direct contact kunnen zoeken bij vragen.
De contactpersoon ondersteunt en coacht vanaf de start, bijvoorbeeld bij het verzamelen van alle benodigde informatie en het brengen van overzicht in de inkomsten en uitgaven. Er wordt een plan van aanpak gemaakt in overleg met de klant. Wanneer in het plan van aanpak een schuldregeling is opgenomen, gaat een schuldregelaar aan de slag om de bemiddeling of het saneringskrediet op te zetten. Bij een gelukte regeling blijft de klantbegeleider beschikbaar voor vragen. Door met schuldenaren te werken aan financiële vaardigheden en kennis en daarnaast ook oog te hebben voor problemen op andere leefgebieden, werken klantbegeleiders aan duurzame verbetering.
Effect van de klantreis
Middels een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) hebben we de reguliere aanpak vergeleken met de klantreismethode. We bestudeerden 52 dossiers van klanten en keken o.a. naar de gevolgen voor uitkeringen, huisuitzettingen, afsluiting van gas/water/elektra en verleende psychische zorg. Uit de MKBA blijkt dat de klantreismethode een gunstiger kosten-batensaldo oplevert dan de reguliere dienstverlening, voornamelijk omdat er meer klanten de stabilisatieperiode met goed gevolg doorlopen.
In een MKBA kunnen enkel kwantificeerbare effecten worden meegenomen. Maar we weten dat schuldhulpverlening ook moeilijk kwantificeerbare effecten voor schuldernaren heeft. In interviews noemen zij dat de hulp van een klantbegeleider leidt tot betere financiële vaardigheden, een betere inkomenspositie, betere ervaren gezondheid en minder stress. Volgens de mensen met schulden komen die effecten voort uit de emotionele ondersteuning en een-op-eenbenadering die hun klantbegeleider biedt en de praktische oplossingen die hen worden aangeboden.
Meer informatie?
Lees meer over de resultaten in het onderzoeksrapport of neem contact op met Yannick Bleeker.
Op de Goede weg. Kosten, opbrengsten en verbetermogelijkheden van de Klantreis Financiële Hulpverlening
Als reactie op het stijgende aantal huishoudens met schulden, en kritische geluiden over de toegang en effectiviteit van schuldhulpverlening, werken gemeenten door het hele land al enkele jaren aan het verbeteren van hun ondersteuning.
De gemeente Den Haag is hier een duidelijk voorbeeld van. Naast innovaties binnen het Schuldenlab070, richtte de gemeente de Klantreis Financiële Hulpverlening in. Dit is een nieuwe vorm van ondersteuning waarin een klantbegeleider en een schuldenaar samen optrekken om schuldenproblematiek op te lossen. En hoewel er vanwege de complexiteit van de problemen vrijwel altijd hulp van andere professionals moet worden ingeschakeld, blijven de klantbegeleider en de schuldenaar altijd aan het roer staan.
Wij onderzochten de uitvoering van deze Klantreis en bekeken de maatschappelijke opbrengsten ervan.
Onderzoek naar mogelijk belemmerende aspecten bij de wendbaarheid in het mbo afgerond!
De omgeving waarin en waarvoor het mbo opleidt verandert continu. Dit vraagt van het mbo en van haar medewerkers het vermogen om te kunnen inspelen op relevante interne en externe veranderingen. De sociale partners in het mbo hebben daarom bij het opstellen van de cao mbo 2018-2020 vastgelegd dat er een onderzoek moest komen naar mogelijke aspecten in de cao, op scholen en bij medewerkers die de wendbaarheid van een mbo-school en/of medewerkers kunnen belemmeren.
In gesprek met vertegenwoordigers
Regioplan heeft dit onderzoek de afgelopen periode uitgevoerd. In een eerste fase zijn groepsgesprekken gehouden op zeven verschillende mbo-scholen met vertegenwoordigers van de directie, hr, or en financiën. Vervolgens zijn met negentien medewerkers aanvullende telefonische interviews gehouden.
Sociale partners bespreken uitkomsten
Het onderzoek is inmiddels afgerond. De cao partijen bespreken inhoudelijk met elkaar of de uitkomsten van het onderzoek en de opbrengsten van de experimenten wendbaarheid, die mbo scholen gedurende de afgelopen cao periode hebben uitgevoerd, vragen om een oplossing.
App 8TING onderzocht op implementatie en effectiviteit in de schuldhulpverlening
8TING is een applicatie die met persoonlijke aandacht mensen in beweging krijgt. Mensen met schulden krijgen gerichte informatie over hun traject, coaching en begeleiding op maat en worden op een laagdrempelige manier herinnerd aan afspraken. Binnen de schuldhulpverlening blijkt 8ting echter niet effectief. Om effect te hebben moet er teruggegaan worden naar de tekentafel en dient er meer aandacht te zijn voor het implementatieproces. Stadsring51 gaat hiermee aan de slag. Het onderzoek vond plaats in gemeenten Amersfoort en Leusden waar Stadsring51 schuldhulpverlening biedt. In deze gemeenten is de app als pilot door Stadsring51 ingevoerd.
Positieve communicatie
Een van de belangrijkste elementen van de app is het inzetten op meer (positieve) communicatie met de klant. Deze extra aandacht zou moeten leiden tot meer begrip van de klant, meer eigenaarschap en uiteindelijke een grotere motivatie en betrokkenheid. Uit het effectiviteitsonderzoek blijkt dat dit niet het geval is. Klanten konden zelf ook een oordeel geven over de verschillende onderdelen van de app. Hieruit blijkt dat de onderdelen waarin afspraken gepland worden en het onderdeel waarin tips gedeeld worden met klanten positief beoordeeld te worden.
Gebruik bleef achter
De wijze van implementeren bleek een belangrijke invloed te hebben op het effect van de app. Er is echter reden om aan te nemen dat een aangepaste 8TING bij specifieke doelgroepen of onderdelen van de app wel meer effect zou kunnen sorteren. Het gebruik van de app bleef ook achter bij de verwachtingen. Het belangrijkste struikelblok bleek beperkte aansluiting op de huidige werkwijze van de professionals. Zo was er bijvoorbeeld maar een beperkte koppeling mogelijk tussen 8TING en andere bedrijfsapplicaties, wat door diverse betrokkenen als belemmerend voor het gebruik is ervaren. Ook is er, achteraf gezien, te weinig tijd geweest om de app in de beginfase te testen en de input van gebruikers te verwerken. Er is (te) snel gestart met het effectonderzoek.
Handvatten voor de toekomst
Aanbevelingen: betrek doelgroep en test!
De uitkomsten van dit onderzoek bieden input voor gemeenten en schuldhulpverleningsorganisaties die aan de slag willen met persoonlijke digitale dienstverlening. Een belangrijke aanbeveling daarbij is om voor een succesvolle ontwikkeling en implementatie nauw op te trekken met de (potentiele) gebruikers van de app en met hen dieper in te gaan op bijvoorbeeld verwachtingen ten aanzien van bruikbaarheid, gebruikersvriendelijkheid, toegankelijkheid en toepasbaarheid. Een belangrijke aanbeveling voor gemeenten is om voldoende testtijd in te bouwen voor de app en ruim tijd te besteden aan hoe de app geïntegreerd kan worden in het werkproces: bijvoorbeeld het maken van afspraken over wanneer de app geïntroduceerd wordt bij de klant en het inruimen van voldoende tijd voor de app tijdens de intake.
Voor meer informatie, lees ons rapport, bekijk de factsheet of neem contact op met Miranda.
We voerden dit onderzoek uit samen met de Hogeschool van Amsterdam in opdracht van Schouders Eronder uitvoerden.
Dit artikel verscheen eerder op Schouders Eronder.
Evaluatie STiP regeling gemeente Den Haag
De gemeente Den Haag biedt inwoners met een grote afstand tot de arbeidsmarkt de kans om aan de slag te gaan in een gesubsidieerde STiP-baan (Sociaal Traject in Perspectief). Wij onderzochten in hoeverre de STiP-regeling eraan bijdraagt dat deelnemers zich kunnen ontwikkelen en op termijn duurzaam kunnen uitstromen naar regulier werk.
STiP staat voor ‘Sociaal Traject in Perspectief’, en geeft deelnemers de kans om aan de slag te gaan in een gesubsidieerde, additionele baan bij een reguliere werkgever. STiP-deelnemers hebben een arbeidsovereenkomst en ontvangen een salaris. Tijdens de STiP-baan kunnen de deelnemers zich verder ontwikkelen en later mogelijk uitstromen naar een reguliere baan, zo is de gedachte. Deelnemers worden tijdens het traject begeleid en geschoold door medewerkers van het Werkgeversservicepunt, zodat ze hun arbeidsmarktkansen kunnen verbeteren.
Inmiddels wordt de STiP-regeling ruim drie jaar uitgevoerd, en heeft de gemeente Den Haag ons gevraagd om deze te evalueren. Hiervoor spreken we met zowel deelnemers, werkgevers als met uitvoerders. Wie zijn er met de regeling bereikt, en wat heeft hun STiP-baan voor hen betekend? Hoe verloopt het uitvoeringsproces en wat kan hierin mogelijk verbeterd worden? Daarnaast hebben we op basis van CBS-data de uitkomsten van de STiP-trajecten in kaart gebracht: in hoeverre stromen deelnemers na deelname aan hun STiP-baan door naar regulier werk?
De resultaten laten zien dat ruim de helft (55%) van de deelnemers van wie de STiP-baan is beëindigd, er slaagt om binnen zes maanden een reguliere baan te vinden. Van degenen die hierin slagen, is 30 procent regulier in dienst genomen door dezelfde werkgever. STiP leidt voor veel deelnemers niet alleen tot een reguliere baan, maar draagt ook positief bij aan het zelfvertrouwen en de maatschappelijke participatie van de kandidaat. Ook werkgevers geven aan dat de subsidiëring essentieel is om deze doelgroep in dienst te nemen.
Ons rapport bevat ook een aantal adviezen voor de gemeente Den Haag, zoals: verminder kwaliteitsverschillen door in te zetten op professionalisering en vakmanschap, wees realistisch over het scholingsaanbod en heb eerder en structureler aandacht voor doorbemiddeling naar regulier werk. De komende periode zal de gemeente deze adviezen implementeren in de regeling en de dienstverlening.
Verspreidings- en Implementatie-impuls (VIMP) geleerde lessen over arbeidstoeleiding van statushouders
Sinds de grote instroom van asielzoekers in 2015 zijn door gemeenten en maatschappelijke organisaties aanpakken ontwikkeld om statushouders sneller en duurzamer te begeleiden richting de arbeidsmarkt. Acht van deze initiatieven zijn met subsidie vanuit het ZonMw-programma ‘Vakkundig aan het Werk’ door verschillende onderzoeksinstellingen onderzocht. Regioplan en het Verwey-Jonker Instituut bundelden deze kennis en destilleerden de belangrijkste inzichten over werkzame aanpakken.
De kennissynthese van werkzame elementen beoogt bij te dragen aan meer evidence based werken door gemeenten en andere organisaties die betrokken zijn bij de arbeidstoeleiding van statushouders. Naast de bundeling van de kennis uit de acht onderzoeken in een kennissynthese, ontwikkelden wij ook een handreiking voor de praktijk voor uitvoerend professionals en beleidsmakers om met elkaar het gesprek aan te gaan met behulp van gesprekskaarten over de inzichten uit de studies en de implicaties daarvan voor de inrichting van de begeleiding van statushouders in de praktijk.
Uit de studies zijn lessen te trekken over de algemene inrichting van de begeleiding zoals het belang van een integrale aanpak, waarbij aandacht is voor de verschillende kansen en belemmeringen die de statushouders op andere leefdomeinen ervaren; het benaderen van gezondheidsvraagstukken vanuit de invalshoek van positieve gezondheid; de rol en begeleidingsstijlen van de professional; en randvoorwaarden voor de inrichting van een effectieve begeleiding.
Naast algemene lessen over de begeleiding van statushouders naar werk zijn ook per fase in het toeleidingsproces – vanaf de intake tot nazorg na plaatsing bij een werkgever – de belangrijkste aandachtpunten en werkzame elementen gebundeld. In onderstaand figuur staan de belangrijkste inzichten waarover in de kennissynthese meer te lezen is, weergegeven.
Procesevaluatie Stichting Nieuw Thuis Rotterdam
Het SNTR-programma
Stichting Nieuw Thuis Rotterdam (SNTR) is in 2016 opgericht door Stichting de Verre Bergen om tweehonderd Syrische vluchtelingengezinnen te helpen om snel te integreren in de Rotterdamse samenleving. Daartoe biedt SNTR de deelnemende gezinnen een huurwoning en een intensief integratieprogramma, bestaande uit maatschappelijke begeleiding, taallessen en loopbaanbegeleiding. Het SNTR-programma is daarmee uniek in zijn soort. Deelnemers krijgen bijvoorbeeld vier dagdelen per week taalles en worden regelmatig thuis bezocht voor hulp met praktische zaken en het vergroten van de zelfredzaamheid. De ambitie is dat de gezinnen zo beter de Nederlandse taal leren, zelfredzamer worden en zich thuis gaan voelen in Rotterdam.
Onderzoek: het BRIDGE-project
De Erasmus Universiteit voert in opdracht van Stichting De Verre Bergen een meerjarig onderzoek uit naar de werking en effectiviteit van het SNTR-programma. Dit zogenoemde BRIDGE-project omvat meerdere onderzoeken, te weten een procesevaluatie, een monitor van de uitkomsten, een effectevaluatie en een onderzoek naar de kinderen en jongeren van het SNTR-programma. De procesevaluatie wordt in samenwerking uitgevoerd door Regioplan en de EUR.
De procesevaluatie
Het doel van de procesevaluatie is te laten zien in hoeverre de SNTR-aanpak in de praktijk zo wordt uitgevoerd als beoogd en op welke wijze dit volgens de betrokkenen bijdraagt aan de beoogde doelen. Hiertoe zijn in 2019 onder meer interviews gevoerd met uitvoerders en deelnemers en zijn huisbezoeken en coachingsgesprekken geobserveerd. De resultaten zijn beschreven in een rapport genaamd ‘Alles onder één dak: De uitvoering van het SNTR-programma voor Rotterdamse statushouders in beeld’.
In 2020 is er een vervolg op de procesevaluatie uitgevoerd, waarin een nieuwe ronde interviews is gedaan langs de betrokken uitvoerders en samenwerkingspartners. Het voornaamste doel hiervan was om recente ontwikkelingen in het SNTR-programma sinds 2019 in kaart te brengen. Daarnaast is naar enkele thema’s verdiepend onderzoek gedaan, en is extra aandacht besteed aan de rol van de context op de uitvoering en ervaren bijdrage van het SNTR-programma. De bevindingen hiervan zijn samen met die uit de andere deelonderzoeken uit het BRIDGE-project verwerkt in de overkoepelende eindrapportage, genaamd ‘Met alles opnieuw starten‘.
Bevindingen procesevaluatie
Kijkend naar de verschillende onderdelen van het SNTR-programma, zien we dat de maatschappelijke begeleiding statushouders intensief ondersteunt bij het nemen van allerlei bureaucratische hobbels en bijdraagt aan het oplossen van veel praktische problemen (‘brandjes blussen’). Tegelijkertijd constateren we dat het mede hierdoor niet altijd lukt om systematisch te werken aan de zelfredzaamheid van de deelnemers. Verder zien we dat deelnemers gemotiveerd en begeleid worden om zich te oriënteren op (een vorm van) werk, en worden ondersteund bij het ontwikkelen van hun vaardigheden en zelfvertrouwen. Dit onderdeel van het programma kan nog beter worden uitgewerkt, onder andere door de samenwerking met de gemeente Rotterdam te versterken. De SNTR-aanpak kenmerkt zich tevens door een intensief taalprogramma. Voor sommige deelnemers draagt dit duidelijk bij aan een snellere taalverwerving, maar er zijn ook deelnemers voor wie het intensieve programma te snel gaat. Ook blijkt het taalprogramma moeilijk te combineren met (een vorm van) werk.
Overkoepelende bevindingen EUR Bridge project
De overkoepelende eindrapportage ‘Met alles opnieuw starten’ trekt op basis van de verschillende deelonderzoeken van het EUR Bridge project een algehele conclusie over de werking en de effectiviteit van het SNTR-programma. Centraal hierbij staat een effectmeting die is uitgevoerd op basis van een longitudinale panelsurvey, waarbij SNTR-deelnemers zijn vergeleken met een controlegroep van statushouders die door de gemeente zijn begeleid. De resultaten laten zien dat de SNTR-deelnemers op zowel taalverwerving, zelfredzaamheid als participatie niet significant beter scoren dan de vergelijkingsgroep. Hiervoor zijn meerdere potentiële verklaringen te geven. Zo kan de invloed van beleid beperkt zijn in verhouding tot andere factoren, en hebben weerbarstigheden in de uitvoering van het programma wellicht betere resultaten in de weg gestaan. Ook kan het zijn dat de effecten van het SNTR-programma pas op een later moment zichtbaar zullen worden. Daarom is een derde veldwerkronde van de survey afgenomen, waarover later gepubliceerd zal worden.
Meer informatie
Neem contact op met Yannick.
Evaluatie Wet Pensioencommunicatie
Om burgers beter in staat stellen om hun oude dag financieel te plannen is in 2015 een nieuwe set van informatieverplichtingen voor de pensioenuitvoerders vastgelegd in de Wet Pensioencommunicatie. Wij evalueerden de werking en resultaten van deze wet en concludeerde dat er verbetering is bereikt, maar dat er ook nog veel te verbeteren valt. Over dit onderzoek verscheen in juli 2020 een artikel in het Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken.
Wet Pensioencommunicatie
De Wet pensioencommunicatie is in 2015 gefaseerd in werking getreden en heeft de informatieverplichtingen voor pensioenuitvoerders vernieuwd. De instrumenten in de wet moeten burgers 1. inzicht geven in de hoogte van de (verwachte) pensioenopbouw, 2. inzicht geven in of dat voldoende is, 3. bewust maken van de risico’s en 4. keuzemogelijkheden tonen. Tezamen moet dit burgers beter in staat stellen om te sturen op de opbouw van pensioen. Wij onderzochten of deze wetsdoelen zijn bereikt als gevolg van de inzet van nieuwe instrumenten.
Wisselend bereik van de informatiedoelstellingen
De vier doelstellingen zijn in beperkte en wisselende mate bereikt. Het inzicht geven in de verwachte pensioenopbouw blijkt beter gerealiseerd dan de andere doelen. De bijdrage aan het doelbereik door de wettelijke instrumenten is eveneens wisselend en beperkt: mijnpensioenoverzicht.nl (MPO) scoort relatief goed, gevolgd door het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) maar het Pensioen 1-2-3 (P123) speelt geen betekenisvolle rol. Ook bovenwettelijke instrumenten leveren een bijdrage aan het doelbereik. De beperkte kennis van deelnemers over het eigen pensioen is niet bepaald door de kwaliteit van de informatiebronnen. Het komt ook doordat het verwerven van kennis vooral een leeftijds- en levensfasegebonden zaak is.
Van informatieoverdracht naar gedragsverandering
De informatiedoelstellingen worden breed gedragen door pensioenuitvoerders als ambities voor communicatie met en informatieverstrekking aan deelnemers. Gezien de beperkte bijdrage van de wettelijke instrumenten aan de wetsdoelen geven pensioenuitvoerders er de voorkeur aan de informatieverstrekking meer vormvrij te maken. De informatieverstrekking zou bovendien minder gericht moeten zijn op informatieoverdracht en meer op gedragsverandering. Deelnemers, pensioenuitvoerders en andere stakeholders hebben hier aanbevelingen voor gedaan.
Disbalans in uitvoeringskosten en doelbereik
Een meerderheid van de pensioenuitvoerders ervaart dat de uitvoeringskosten zijn toegenomen sinds de inwerkingtreding van de Wet Pensioencommunicatie. Zij menen dat de stijging van de uitvoeringskosten niet in balans is met de mate waarin het wettelijk instrumentarium bijdraagt aan het bereik van de wetsdoelen. Pensioenuitvoerders wijzen daarbij op het belang van persoonsgericht informeren om te sturen op gedrag. Dit is ook de reden dat zij veel investeren in andere, volgens hen belangrijker bovenwettelijke informatieverstrekking.
We hebben het onderzoek uitgevoerd in samenwerking met Swalef Pensioenjuristen Academie en met marktonderzoeksbureau DirectResearch, in opdracht van het ministerie van SZW. Lees meer over de resultaten in het onderzoeksrapport en/of lees de beleidsreactie van de minister.